• Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
Zutphen, 15 Sept.
Warschau nog niet gevallen; de Fransen beginnen in Duits gebied door te dringen. Welke betekenis dit alles heeft, kan men nog niet overzien, maar er is een treffende tegenstelling tussen de snelle oorlog in Polen met grote reclame erbij, en de langzame oorlog aan de Saar zonder enige reclame. Wij hebben in de loop van de laatste jaren echter zoveel vertrouwen in de reclame gekregen, dat het laatste ons nog steeds geen vertrouwen inboezemt. Ik hoop ten onrechte. Het belang van deze legerbewegingen blijft voor mij overigens volkomen abstract; de enige reden, waarom oorlog oorlog is, is te zoeken in het drama van het individu, dat voor de toekomst vecht zonder te weten of het toekomst heeft; de rest is schaakprobleem, anecdote... zij het dan ook, dat deze schaakproblemen en anecdoten over onze toekomst zullen beslissen, als wij er een hebben.
Politicus zonder Partij dezer dagen weer eens doorgebladerd. Op mij maakt de toon, evenals op Marsman, nu de indruk van overmoedig en zelfs arrogant, al zou ik er geen woord van willen terugnemen, en al geloof ik, dat het boek tot mijn best geschrevene behoort. Maar ik schreef het op een leeftijd, die misschien de beste is om overmoedig te zijn; op de leeftijd, dat ik mijn jeugd werkelijk achter de rug had en in de volwassenheid malgré tout nog iets van bereiktheid en onsterfelijkheid voelde. Ook leek mij de intelligentie nog zozeer een spel, waardoor men alleen maar kan winnen, dat het niet in mij opkwam, dat deze gemakkelijke vernietiging van wrakke begrippen mij eens zou doen stuiten op de absolute ‘silence des espaces infinies’, waarvoor ook de honnête homme vervluchtigt, waarvoor iedere doelstelling vervluchtigt. Men noemt dat generaliserend ‘depressie’, maar het woord deugt niet, althans niet voor de toestanden, die ik als ‘leegte’ heb leren kennen. Pol. z.P. is het boek van iemand, die uit overvloed van vitaliteit nog niet werkelijk aan de ‘leegte’ gelooft, al schrijft hij erover naar aanleiding van de Buytendijks, die er voortijdig voor op de loop zijn gegaan.
Nergens in mijn werk is de invloed van Nietzsche sterker en toch beter verwerkt, op een afstand gebracht. De oneindige dankbaarheid jegens Nietzsche, die mij nog altijd beheerst, heeft zich hier omgezet in een geluksgevoel, dat ik waarschijnlijk met deze kracht niet meer zal beleven. Het geluksgevoel na de ‘depressies’ is avondlijker, sceptischer, misschien ‘dieper’, maar veel minder uitbundig en zelfverzekerd. Het woord van Nietzsche, dat de denkers van thans broze machines zijn, die gemakkelijk kunnen breken, voor de schrijver van Pol. z.P. nog een ongerijmdheid. De zekerheid en gemakkelijkheid, waarmee ik nu kan formuleren en denken, geeft mij nu hoogstens nog het aangename gevoel van goed gekleed te gaan, bij tijd en wijle, maar belemmert mij in het doordenken en concipiëren, omdat onmiddellijk de talloze andere mogelijkheden, die er ook zijn, zich aan mij opdringen. Ik kan mij nu bijzonder goed voorstellen, waarom iemand als Jakob Burckhardt na zijn veertigste jaar niet meer tot groot werk kwam, maar zich opzettelijk hield aan het kleinere ‘vakwerk’ en verder nog wat zon trachtte op te vangen, zolang de zon nog scheen. Iedere leeftijd heeft zijn eigen volmaaktheid. Uit mijn reactie op Pol. z.P. in 1939 maak ik op, dat ik niet meer de leeftijd heb van dat boek. Of ik voor mijzelf nog een andere volmaaktheid zou kunnen onder woorden brengen, betwijfel ik meer en meer.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten