9/11/2001 was one of those rare days where sloth was rewarded. I know several people who are still alive today because they were late to work that morning, or stopped to get coffee to help them feel a little less groggy.
I got woken up in my apartment on 12th Street and 4th Avenue by a phone call from my friend Jen.
“Look out your window,” Jen said.
That is when I saw the smoke from the first plane.
I called my husband’s office first thing. I couldn’t see his building from our apartment, but I could see the building ACROSS from his, which was the Trade Center, and black smoke was billowing out of it.
“What was happening?” I wondered.
Jen didn’t know. No one knew.
Was he all right? I knew he worked on a really high floor, and it looked as if whatever had happened to that tower across from his, it had to be happening right in front of his office window.
I couldn’t get through to him. I couldn’t make any outgoing calls from my phone that day. For some reason, people could call me, but I couldn’t call anyone else.
It turned out this was due to the massive volume of calls going on in my part of the city that day.
But I didn’t know that then.
Sirens started up. It was the engine from the firehouse across the street from my apartment building. It was a very small firehouse. All the guys used to sit outside it on folding chairs on nice days, joshing with the neighbors who were walking their dogs, and with my doormen. The old ladies on my street always brought them cookies.
9/11/01 was a very, very nice day. The sky was a very pure blue and it was warm outside.
Now all the firemen from the station across from my apartment building were rushing out to the fire downtown.
Every last one of them would be dead in an hour. But none of us knew that then.
178-2015>
[lees verder]
Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT
11 september 2001 was zo’n zeldzame dag waarop luiheid werd beloond. Ik ken meerdere mensen die vandaag de dag nog leven omdat ze die ochtend te laat naar hun werk gingen, of stopten om koffie te halen om wat minder suf te zijn.
Ik werd wakker gebeld in mijn appartement aan de 12th Street en 4th Avenue door mijn vriendin Jen.
“Kijk uit je raam,” zei Jen.
Toen zag ik de rook van het eerste vliegtuig.
Ik belde meteen het kantoor van mijn man. Ik kon zijn gebouw niet zien vanuit ons appartement, maar wel het gebouw ertegenover: het World Trade Center, waar dikke zwarte rook uit omhoog kringelde.
“Wat was er aan de hand?” vroeg ik me af.
Jen wist het niet. Niemand wist het.
Ging het goed met hem? Ik wist dat hij op een heel hoge verdieping werkte, en het leek erop dat wat er ook met die toren tegenover zijn gebouw was gebeurd, het zich precies voor zijn kantoorraam moest afspelen.
Ik kon hem niet bereiken. Ik kon die dag geen uitgaande telefoongesprekken voeren. Om een of andere reden konden mensen míj wel bellen, maar ik niemand anders.
Later bleek dat dit kwam door het enorme aantal telefoongesprekken dat op dat moment in mijn deel van de stad werd gepleegd.
Maar dat wist ik toen nog niet.
Sirenes begonnen te loeien. Het was de brandweerwagen van de kazerne recht tegenover mijn appartement. Het was een heel kleine brandweerkazerne. Op mooie dagen zaten de mannen altijd buiten op klapstoeltjes, grappen makend met de buren die hun honden uitlieten, en met mijn portiers. De oude dames uit mijn straat brachten hun altijd koekjes.
11 september 2001 was een prachtige dag. De lucht was diepblauw en het was warm buiten.
Nu snelden alle brandweermannen van de kazerne tegenover mijn appartement uit naar de brand in het centrum.
Binnen een uur zouden ze allemaal dood zijn. Maar dat wist niemand van ons toen.
[lees verder]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten