• Joannes Veltkamp (1733-1818) maakte als scheepschirurgijn in 1759-1764 vier reizen voor de admiraliteit van Amsterdam. Zijn reisjournalen zijn in boekvorm uitgegeven.
CADIZ
De 23e juli kwamen wij in de baai van Cadiz. Cadiz is een aanzienlijke stad in Spanje en ligt aan de Spaanse zee, en is zeer volkrijk. Het heeft twee poorten naast elkander, naar de zeekant. De ene poort is voor de ingaande en de andere voor de uitgaande, zodat men in de poorten elkander niet tegenloopt, en allen die geen officieren zijn, worden gevisiteerd. Wie de inkomende poort inkomt, wordt onderzocht of hij ook snuif- en rooktabak bij zich heeft, zelfs als de dozen vol zijn of wat teveel is, dat wordt eruit genomen, en daar wordt maar een klein gedeelte voor gebruik ingelaten. En in de poort voor de uitgangers worden zij onderzocht of zij ook goud, zilver of geld van waarde bij zich hebben, en wie boven de waarde bij zich heeft, dat wordt hem afgenomen en wie veel bij zich heeft wordt dan nog daarbij als een sluiker naar de bastilie gebracht. In die poorten zijn verscheidene picaroens die dat uitvoeren. Zelfs de ezels die het vuilnis uit de stad dragen worden door hen gevisiteerd. Zij steken de manden of zakken met priemen door of zij er ook iets in voelen, dat aan tol onderhevig is. Alles wat er uitgaat, daar moet vijf procent over betaald worden. Deze stad heeft veel schone kloosters en kerken waarvan sommige zeer kostelijk van binnen zijn. Zij zijn hier nog aan het bouwen aan een kerk, waar zij al over de twintig jaar mee doende zijn geweest (zoals mij onderricht is) en ze zouden nog ruim zo lang werk hebben, voor zij klaar zijn, niettegenstaande zij machines daarbij hebben, zoals kranen waarin kerels lopen, om de materialen naar boven te draaien. En daar zijn ook gegraven putten waar zij het water uitpompen. De gehele kerk wordt van binnen en buiten van wit marmer, en de licht- of luchtgaten van binnen met fraai lof- en traliewerk, zeer kunstig van koper gemaakt.
Het koor was bijna klaar, en had van voren in zijn front zeven pilaren die zeer kostelijk waren. De voetstukken waren van zwart marmer met gulden aren vermengd, de schachten van rood marmer met witte aren, en het bovenstuk van wit albast, alles zo kunstig glad gemaakt als een spiegel, naar de Romeinse bouworde. Al deze pilaren waren, een half voet van dezelve af, met een halve stenen muur ommetseld, tegen het beschadigen. Daarin waren deuren en venstertjes gemaakt, om het te kunnen bezichtigen. Een altaar dat achterin het koor stond was ook zeer kostelijk, en zeker de twee pilaren die aan weerszijden daarvoor stonden, die wel tien a twaalf voet hoog waren. Toen ik die van ver zag, meende ik dat die van glas waren, waar enig vocht of water in was, waar wolken in dreven. Maar toen ik daar naderbij kwam en dezelve betastte zag en voelde ik wel dat het kostelijk agaat was.
Op deze ree kregen wij een zeer harde wind, zo, dat er verscheidene schepen naar zee dreven. Een schip raakte tegen de Porco (een klip die opzij van de baai ligt) vast en viel geheel overzij. Het volk salveerde zich met de sloep naar de stad. Toen de kapitein met zijn volk in de stad was, raakte het schip wederom los, en dreef naar de overkant tegen de wal. Het volk met de kapitein trok er met een bark wederom naartoe. Deze wind die dan uit het oosten waait, wordt daar Lavanto genoemd.De kleding van de vrouwen is hier op een andere manier dan in Malaga. Zij gaan hier op de straat meer bedekt en kunnen hun klederen of hulsel zo om hun gezicht toe trekken, dat men hen in 't geheel niet herkennen kan. Dat kleed bestaat uit een zwarte zijden rok met het hulsel daaraan vast, dat zij als zij uitgaan maar over alles heentrekken. Zo ook de mannen met hun mantels die zij om hun gezicht slaan, zodat niets dan de ogen vrij blijven, en dan een grote ronde hoed op hun hoofd, zodat zij met u op straat kunnen spreken, zonder dat men hen herkennen kan.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten