• Gerrit de Veer (ca. 1570 - na 1598) was een bemanningslid van de expeditie onder leiding van Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz, die vastraakte in het poolijs en moest overwinteren op Nova Zembla. Zij reisjournalen werden gepubliceerd als Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort (1598).
22 juli
We kwamen bij Capo de Cant en gingen daar aan land om vogels en eieren te zoeken. We vonden niets en zeilden dus verder. Maar rond half elf zagen we een rots die vol vogels zat. We zeilden erheen en gooiden stenen naar de vogels. Zo vingen we 22 vogels en vonden we vijftien eieren. Als we nog wat langer waren gebleven, hadden we wel honderd of tweehonderd vogels kunnen krijgen, maar de schipper wachtte op ons en we wilden geen moment van die gunstige wind verliezen, daarom zeilden we snel verder.
Om één uur kwamen we weer bij een rots vol vogels. We vingen er wel 125, die we gewoon van hun nest tilden of met een steen in het water gooiden. Waarschijnlijk hadden ze nog nooit mensen gezien, anders waren ze wel weggevlogen. Om zich te beschermen tegen vossen en andere wilde dieren hadden ze hun nest op een hoge steile rots gemaakt, en nu waren ze zorgeloos; ze verwachtten geen vijanden. Eerlijk gezegd was die klip voor ons haast ook te gevaarlijk om te beklimmen. Vooral bij het afdalen moesten we heel voorzichtig zijn om niet onze armen en benen te breken.
Iedere vogel had maar één ei in het nest. Dat ei lag op de kale grond, zonder stro of ander zacht materiaal. Het is een wonder dat ze dat ei in die kou kunnen uitbroeden, maar waarschijnlijk is dat ook de reden waarom ze maar één ei hebben. Zo gaat alle warmte naar dat ene ei, in plaats van over vele eieren verdeeld te worden. We raapten veel eieren, maar de meeste waren rot.
Toen we wilden vertrekken stak er een krachtige n.w. wind op. De zee zat vol ijs en we probeerden er voorbij te komen, maar dat lukte niet. Door al het laveren werden we uiteindelijk ingesloten door het ijs, maar toen zagen we een opening naar het land toe, waar we doorheen voeren. De schipper, die met de sloep verder van het land af was gebleven, dacht dat we verloren waren, maar toen hij zag dat we verder het ijs in voeren, vermoedde hij dat we een opening hadden gezien en kwam hij achter ons aan.
Bij het vasteland vonden we een goede ankerplaats, beschut tegen bijna alle winden. De schipper arriveerde daar twee uur na ons. We vonden aan land wat eieren en raapten hout om vuur te maken. Toen kookten we de vogels die we hadden gevangen. De wind was n.w. met mottig weer.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten