• Schrijver J.J. Voskuil (1926-2008) hield zijn leven lang een dagboek bij, dat nu in delen wordt uitgegeven door Van Oorschot. Het onderstaande fragment komt uit het deel Martelaarschap, over de jaren 1965-1974.
dinsdag 21 mei. Naast me, op de Dam, staan een Amerikaan en zijn vrouw voor het stoplicht te wachten. `Say, what is this, Rotterdam or Amsterdam?' vraagt de man.
vrijdag 31 mei. Met de trein naar Dordrecht, met de bus naar de Kop van 't Land. Bij de halte waren twee of drie huisjes. Op de weg stonden een paar mensen te praten. Langs de Dordtsche Kil, eerst langs een smalle weg onder zwatelende populieren, daarna over een dijkje langs de rand van de Zuidhollandse Biesbosch. Onwezenlijk stil. Alleen een enkele boer en tegen het eind van de middag groepjes tenensnijders die uit de Biesbosch kwamen en met hun bundeltjes opzij in ganzepas voor ons uit over het dijkje naar de weg liepen. De Kil verbreedde zich tot het Hollandsch Diep. We liepen een eind langs een smal pad de Biesbosch in. Links het vlakke, drooggelopen slik met kleine donkergroene pollen en vogels, rechts een ondoordringbare wildernis van wilgen, slik, modder, donkere kreken Een bruine kiekendief, jagend boven het weiland. Hoog, wuivend gras. Een stralende, wolkeloze hemel met een stevige noordoostenwind. Over het water een zomerse stilte. Af en toe een boot. We liepen door naar Dubbeldam en namen de bus naar Dordrecht. Gegeten in de stationsrestauratie en daarna tot zonsondergang op het Groothoofd gezeten. Schuin voor ons zat een man op een bank. De zon kwam onder de dubbele rij bomen door. Het licht werd roodachtig. Op het water de bedrijvigheid van schepen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten