• Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.
zondag 3 juni
1e Pinxterdag. Slecht weer. Ik ben weer aan 't niezen door hooi-katarrh.
Gister kwam de lange brief van Else Otten. Zij springt raar met mij om. Voor weken heeft zij ‘de Zendeling’ al van Kahane terug en de Broeders van Frisch. En nu vraagt ze mij of ze de Zendeling aan Halm mag geven, en de Broeders aan Kahane. Terwijl ik al vier maanden zit te wachten op het oordeel van Kahane over de Broeders. Dat is om tureluursch te worden. Ze vertaalt goed, maar heeft geen begrip van nauwgezette samenwerking.
Ondanks die slechte tijdingen sliep ik heerlijk. Soms voel ik alsof die Berlijnsche tijd mijn gemoedsrust verstoord heeft en of ik gelukkiger was zonder die grootere aspiraties. Vooral het gevoel dat ik iets nog veel voortreffelijkers moet geven om te bereiken wat ik wil, en dat er in die succesvolle tooneel werken een zekere deugd zit die ik niet bemerk en die ikzelf niet heb, dat werkt hinderlijk. Ik zie volstrekt het superieure niet van de stukken van Ibsen, ook zelfs niet van Maeterlink. Een stuk als Monna Vanna laat mij koud als een steen. Waarom hun werk boven het mijne staat, weet ik niet. Het publiek zegt het, maar de vraag is: Is er in Ibsen en Maeterlink iets moois dat ik niet zie, of is er in 't mijne iets wat ik wel zie maar het publiek nooit kan zien? ▫ Het is onmogelijk zich toe te leggen op het mooi van anderen, omdat het publiek dat wil. Ik kan mij alleen toeleggen op een zekere tooneel-geschiktheid, die ik tot nog toe verwaarloosde.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten