• Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.
4 juni — E. is een Adagio van Benedetto Marcello aan het instuderen. Een eigenaardig stuk, zei ik. 'Je kunt eraan horen dat het muziek van een dilettant is. Muziek van iemand die aan andere dingen dacht terwijl die muziek in zijn achterhoofd speelde en zich ten slotte een uitweg baande, geen muziek waarop volgens de regels van de kunst is gewerkt.' Dat beviel hem niet. 'Jij noemt het eigenaardig, en ik vind het prachtig. 'Eigenaardig betekent niet dat ik het niet mooi vind. lk vind het mooi, maar eigenaardig, apart, met niets anders te vergelijken. ''Dat komt dan doordat ik het nog niet goed speel.' 'Nee, dat komt doordat ik die muziek eigenaardig vind.'
Hij gooide het over een andere boeg en vocht mijn notie van 'dilettant' aan. Benedetto Marcello, zei hij, was advocaat geweest, of notaris, in elk geval geen zakenman, zoals ik dacht. Ik zag niet in dat dat verschil maakte. Om zo'n Adagio van Marcello te schrijven, zei hij, is veel minder tijd nodig dan voor een Toccata of een Fuga van Bach met hun ingewikkelde structuur. Ik sprak het niet tegen. Wat de muziek van Marcello onderscheidt, zei hij vervolgens, is de melodische fantasie, die alle Duitse componisten ontbreekt en waarop alle Duitse componisten jaloers zijn; niet voor niets ontleende Bach melodieën aan Vivaldi en Marcello. Op dit punt zei ik 'nu word ik kwaad'. Ik was een ogenblik ook echt kwaad, omdat hij me alleen uit vooropgezette argwaan tegengesproken had en me nu op een gratuite insinuatie tracteerde, maar een paar honderd meter verder (we liepen op straat) maakte ik het alweer goed.
Het huis was dit keer toen ik thuiskwam een smeerboel. Erger dan ooit. Lilina was al een maand weg, E. is een maand lang alleen thuis geweest en leefde de laatste twee weken daarvan in onzekerheid wanneer ik nu thuis zou komen. Dat zal hem de lust om er iets aan te doen wel benomen hebben. De bak van de poes was zo smerig, dat hij ernaast poepte en daar groot gelijk in had, op die bak kon hij niet gaan. E. sprak het tegen. 'Ik had zijn bak pas nog schoongemaakt: je zou hem er met zijn gezicht in kunnen duwen en dan zou hij nog volhouden dat die bak schoon was.
Enfin. Mijn voorstel om samen een dag of wat met vakantie te gaan is er nog steeds, al is het gezien de omstandigheden wel een uitvlucht geworden. Het zou eind volgende week kunnen, want dan heeft hij een vrije dag.
Ik vertelde aan Michiel dat ik Stefanini een pepermolentje heb gegeven. Ik had er peperkorrels die we van Alvise gekregen hebben in gedaan; dat is extra lekkere peper, die Alvise van een oom die op Venezuela vaart krijgt. 'Als de peper op is,' zei ik tegen Stefanini, 'dan zeg je het maar, dan geef ik je nieuwe.' 'Nou zeg!' zei E. verontwaardigd, 'zo veel van die peper hebben we niet!' Michiel proestte het uit. Die schaamteloze verwendheid van E. vindt hij prachtig.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten