• De Nederlandse dichter Hans Lodeizen (1924-1950) studeerde twee jaar in de VS, waar hij bevriend raakte met en verliefd werd op Seldon James. Hij schreef erover in Mijn vriend Seldon.
11 November 1948
Mijn leven is voorbijgegaan via Seldon; net zo goed als ik voor hem niet geleefd heb, zo ben ik opgehouden met leven nadat ik afscheid van hem nam, dat is vandaag precies een maand geleden. Toen ik op die regenachtige middag eind September 1946 in Amherst aankwam lag er in de donkere lucht al een vreemd geheim dat ik later nog veel sterker terugvond in Seldons ogen, in Seldons haar. Ook was er een zekerheid in de lucht, een zekerheid dat ik verliefd zou raken, een zekerheid dat het zou blijven regenen, een zekerheid dat alles hier buiten steeds ongeluk zou zijn. En nu weet ik dat er buiten die regen en Seldons donkere handen geen geluk is geweest, geen geluk mogelijk. Dat geluk waarvan ik droomde schrijvend aan de Taal der Dieren wat een ander geluk was dat. De donkerte die in de schoolmiddagen was, wat een andere, lange donkerte was dat. En de zekerheid was een veroordeling, een veroordeling van mijn leven en van de mogelijkheid tot geluk. ‘Dit is alles maar onzin’ kletste de regen van toen, vele uren, vele middagen aaneen. Het vuurwerk dat ik vond was een ander. En nog weer anders was het plezier der avonden, zoals ik mijn eigen lichaam ontdekte en erin woonde als in een stad, lopend en hongerlijdend. Dikwijls uitgeput. Maar hierover niet.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten