• De Nederlandse schrijver en psychiater Frederik van Eeden (1860-1932), hield naast een uitgebreid dagboek ook een dromenboek bij.
12 oktober 1904
Een heldere droom veel mooier en gelukkiger dan de laatsten tijd. Ik zag een landschap, met blauwe lucht en boomen. Ik was gelukkig en dankte. Maar er blijft altijd iets angstigs, en dat schuilt in het idee dat dit den doods toestand is. Een zekere vrees voor het sterven is in die heldere droomen.
Ik zag Truida diep onder me. Ik riep haar en er kwam een ander boven.
Ik zag een menigte schimmen. Allen gestorvenen. Ik vroeg wanneer ze gestorven waren. In 1897 hoorde ik. Ik vroeg ‘zijn er ook krankzinnigen onder?’ omdat ik mij bizonder interesseer voor den staat van krankzinnigen na den dood. Ik kreeg geen duidelijke aanwijzing, maar 't antwoord was bevestigend.
6 november 1904
Gister, vroeg in den nacht, een korte, mooie heldere droom. De slaap was niet bizonder aangenaam, en ik werd terstond na den droom wakker, in diepe nacht. Het was een stadsgezicht, met zonneschijn en blauwe lucht. Mooi en blij. Ik zag de Westertoren van Amsterdam, zeer duidelijk, hij leek er werkelijk op. En toen kwam vóór de toren een ander, die vrij nauwkeurig op die van Dordrecht geleek, òf Rotterdam. De torens waren door de zon beschenen en zeer duidelijk.
17 november 1904
Gister droomde ik dat ik praatte tegen Marie Offermans, onze vroegere huishoudster. Ik zeide nadrukkelijk dat ik nu tegen haar sprak in den droom, en ik bedoelde daarmee dat het zou worden geconstateerd als een bewijs van echtheid. Ik verwachtte dat zij het waarnemen zou. [Zij was min of meer clairvoyant, en ik heb in jaren niet van haar gehoord]
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten