donderdag 15 maart 2018

George Orwell -- 16 maart 1936

George Orwell (1903-1950) was een Britse schrijver en journalist. Van 1941-1943 werkte hij voor de op India gerichte Eastern Service van de BBC, waardoor hij de politieke en militaire ontwikkelingen op het vasteland op de voet volgde. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als Diaries. gedeeltes eruit zijn hier te lezen. De Nederlandse vertaling (van Nelleke van Maaren) is gepubliceerd in de reeks Privé Domein.

16.3.36. Gisteravond Mosley [leider van de British Union of Fascists] horen spreken in de Public Hall, die gebouwd is als een theater. Het was behoorlijk vol – zo’n 700 mensen schat ik. Ook 100 zwarthemden van dienst, op een paar uitzonderingen na slungelige types, en meisjes die de Action [partijblad] enz. verkochten. Mosley sprak anderhalf uur lang en leek tot mijn ontzetting de meerderheid van het publiek mee te hebben. In het begin werd er boe geroepen, maar aan het eind was er luid applaus. Een paar mannen, die in het begin tussendoor vragen wilden stellen, werden eruit gegooid, en een van hen – die voor zover ik kon zien alleen antwoord op zijn vraag probeerde te krijgen – met volkomen onnodig geweld, waarbij verscheidene zwarthemden zich op hem wierpen en vuistslagen op hem neer lieten regenen, terwijl hij nog gewoon in zijn stoel zat en geen enkele poging tot geweld had ondernomen. M. is een uitstekend spreker. Zijn verhaal was de gebruikelijke bombast – vrijhandel in het Empire, weg met de joden en de buitenlanders, hogere lonen en een kortere werkweek voor iedereen enz. enz. Na het aanvankelijke boegeroep liet het publiek (voornamelijk arbeiders) zich moeiteloos in de luren leggen door M., die als het ware vanuit een socialistisch perspectief sprak en het verraad van achtereenvolgende regeringen jegens de arbeiders veroordeelde. De schuld voor alles werd gelegd bij geheimzinnige internationale bendes joden, die naar verluidt onder meer de Britse Labour Party en de Sovjet zouden financieren. M.’s verklaring inzake de internationale situatie: ‘We hebben eerder tegen Duitsland gevochten in een Britse ruzie, we gaan nu niet tegen ze vechten in een joodse ruzie’ werd met luid applaus ontvangen. Daarna waren er als gewoonlijk vragen, en het viel me op hoe gemakkelijk het is een weinig ontwikkeld publiek in de luren te leggen wanneer je van tevoren een reeks antwoorden hebt voorbereid om lastige vragen te ontwijken. Bijvoorbeeld: M. bleef Italië en Duitsland de hemel in prijzen, maar antwoordde op vragen over concentratiekampen enz. altijd: ‘Wij hebben geen buitenlandse modellen; wat in Duitsland gebeurt, hoeft hier niet te gebeuren.’ Op de vraag: ‘Hoe weet je dat je eigen geld niet gebruikt wordt om goedkope buitenlandse arbeidskrachten te financieren?’ (M. had de joodse financiers aan de kaak gesteld die dit zouden doen), antwoordde M.: ‘Al mijn geld is in Engeland geïnvesteerd’, en ik vermoed dat maar weinigen in het publiek beseften dat dit helemaal niets betekent.
Aan het begin zei M. dat ieder die eruit gegooid werd, zou worden aangeklaagd wegens inbreuk op de wet op openbare bijeenkomsten. Ik weet niet of dat werkelijk is gebeurd, maar blijkbaar bestaat de mogelijkheid dat te doen. In verband hiermee is het feit dat er geen politie aanwezig is bínnen het gebouw van groot belang. Ieder die het betoog onderbreekt, kan worden aangevallen en eruit gegooid en dan bovendien nog worden aangeklaagd, en natuurlijk zijn de ordebewaarders van dienst, d.w.z. M. zelf, de beoordelaars van wat een interruptie is. Bijgevolg bestaat de mogelijkheid dat je zowel een aframmeling als een boete krijgt omdat je een vraag stelt die M. moeilijk te beantwoorden vindt.
Na afloop van de bijeenkomst ontstond er buiten een grote oploop, omdat er wat publieke verontwaardiging was ontstaan over de mannen die verwijderd waren. Ik wachtte lang in de menigte om te kijken wat er zou gebeuren, maar M. en zijn groep verschenen niet. Toen slaagde de politie erin de menigte uiteen te drijven en ik stond plotseling vooraan, waarop een agent me beval weg te gaan, maar heel beleefd. Ik liep weer naar de achterste rijen en wachtte opnieuw, maar M. verscheen nog steeds niet. Ik concludeerde dat hij door een achterdeur was weggesluisd en ging naar huis. Maar de volgende ochtend hoorde ik in het kantoor van de Chronicle dat er met stenen was gegooid en dat er twee mannen waren gearresteerd en in voorlopige hechtenis zaten.
G. is vanochtend overgegaan naar de vroege ochtendploeg. Hij staat om 3.45 uur op en moet om 6 uur op zijn werk, d.w.z. bij de koolwand zijn. Hij komt thuis tegen 14.30 uur. Zijn vrouw staat niet op om zijn ontbijt te maken en hij zegt dat weinig mijnwerkers het goed vinden dat hun vrouw dat doet. Ook dat er nog sommige mijnwerkers zijn die, als ze op weg naar hun werk een vrouw tegenkomen, zich omdraaien en terug naar huis gaan. Een vrouw zien voor je naar je werk gaat brengt ongeluk, zo geloven ze. Ik neem aan dat dit alleen geldt voor de vroege ochtendploeg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten