• Edmond de Goncourt (1822-1896), Franse schrijver, criticus en uitgever, hield samen met zijn broer Jules (1830-1870) (en na diens dood alleen) een beroemd geworden dagboek bij.
Woensdag 2 april 1884
Zézé Daudet is vandaag met zijn vader meegekomen.
Hij wilde de goudvissen met een tuinschaar doormidden knippen, probeerde zonder dat iemand het zag alle knoppen van de rododendrons af te rukken en deed zijn best overal vernielingen aan te richten waar zijn kleine handjes maar bij konden; en als hij iets gebroken of vernield had, straalde zijn gezicht van geluk. Die vernietigingsdrift, en misschien nog wel in een woestere, meer onmenselijke, meer fanatieke vorm, ben ik al eerder tegengekomen bij een even knap en intelligent kind als Zézé, namelijk de kleine Béhaine, die aan een hersenvliesontsteking is gestorven... Bij dat kind had het gevoel van triomf over dingen die kapot waren gemaakt iets van een duivels plezier. Die merkwaardige lust om voorwerpen te vernielen had ik al eerder bij een ander kind geconstateerd, namelijk bij het zoontje van Pierre Gavarni. Maar deze laatste, die braaf, ordelijk en rustig van aard was, vroeg heel vriendelijk toestemming om iets stuk te maken. Met zijn allerliefste stemmetje vroeg hij dan aan Pélagie: ‘Zeg, Mevrouw, mag dat kapot?... En dat?’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten