• Het verkoolde alfabet. Dagboek 1990-1991 van de Vlaamse schrijver Paul de Wispelaere (1928-2016) volgt gedurende een jaar met een soort zigzag-beweging het leven van de auteur, die er allerlei episoden en gebeurtenissen uit de actualiteit en het verleden associatief met elkaar in verbindt.
De galeriehouder, die mij twee prachtige beeldjes van Chadwick op ziet nemen om ze tegen het licht te houden: ‘Mooi hè, maar die kunt u niet betalen, meneer.’
’Dat weet ik,’ zeg ik, ‘daar denk ik ook niet over. Maar hoeveel kosten ze dan?’
’Achthonderdduizend het stuk,’ zegt hij. ‘Weet u, vroeger waren dokters, advocaten, notarissen, hoogleraren, magistraten en zo mijn beste klanten. Mensen met smaak en verstand, van kunst, echte liefhebbers, maar die hebben geen geld meer. Weet u wie tegenwoordig mijn beste klanten zijn?’
Ik kijk hem hoofdschuddend aan. Hij knijpt zijn ogen half dicht achter zijn brilleglazen en perst smalend zijn lippen op elkaar. ‘Een fabrikant van plastic vuilniszakken en een groothandelaar in vis,’ zegt hij. ‘Die kijken niet op een paar miljoen. Zwart geld, dat nog een stuiver op moet brengen. Verder interesseert het ze geen moer. Maar zij hebben de poen.’
En omdat ik hem zwijgend aan blijf kijken: ‘Misschien kun je het zo bekijken,’ zegt hij, ‘die dokters en zo, die lui die gestudeerd hebben, vroeger hadden die alles, geld en prestige, maar het eerste zijn ze kwijt.’
Ik sta voor hem, als een levende weegschaal, met een beeldje van Chadwick op de palm van elke hand.
’En eigenlijk niet,’ verbetert hij zichzelf ‘prestige hebben ze ook niet meer.’
Voorzichtig zet ik de beeldjes weer terug en streel ze met een verliefde vingertop. ‘Ze zijn gereserveerd,’ zegt hij.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten