• Anne Frank (1929-1945) was een Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek (Het achterhuis) dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam.
Woensdag, 2 September 1942
Lieve Kitty,
Mijnheer en mevrouw Van Daan hebben erge ruzie gehad, ik heb zo iets nog nooit meegemaakt, daar vader en moeder er niet aan zouden denken zo tegen elkaar te schreeuwen. De aanleiding was zo nietig, dat het niet de moeite waard was om er één woord over vuil te maken. Maar ja, ieder zijn meug. Het is natuurlijk erg onaangenaam voor Peter, die er toch ook maar tussen moet zitten. Ook wordt hij door niemand au sérieux genomen, daar hij verschrikkelijk kleinzerig en lui is. Gisteren was hij danig ongerust, omdat hij een blauwe in plaats van een rode tong gekregen had; dit zeldzame verschijnsel verdween evenwel net zo gauw als het gekomen was. Vandaag loopt hij met een sjaal om zijn nek, daar deze stijf is en verder klaagt mijnheer over spit in de rug. Pijnen tussen hart, nier en long zijn hem ook niet vreemd, hij is een echte hypochonder (dat noem je toch zo, hè?)! Tussen moeder en mevrouw Van Daan botert het niet zo erg; aanleidingen tot onaangenaamheden zijn er genoeg. Om een klein voorbeeld te noemen wil ik je vertellen dat mevrouw uit de gemeenschappelijke linnenkast op drie na al haar lakens weggehaald heeft. Zij neemt natuurlijk aan, dat moeders goed voor de hele familie gebruikt kan worden. Zal haar wel lelijk tegenvallen als ze merkt dat moeder het goede voorbeeld gevolgd heeft.
Verder heeft mevrouw er erg de pé over in, dat ons servies niet, maar het hare wèl in gebruik is. Ze probeert steeds te weten te komen, waar wij onze borden wel naar toe gedaan hebben; ze zijn dichter bij dan ze denkt, want ze staan op zolder in cartonnen dozen, achter een heleboel reclamemateriaal. Gedurende onze onderduiktijd zijn de borden onbereikbaar en dat is maar goed ook. Mij gebeuren altijd ongelukken; gisteren smeet ik een soepbord van mevrouws servies aan stukken. ‘O!’ riep ze woedend uit, ‘wil je wel eens voorzichtig zijn, dit is het enige, dat ik nog heb’.
Mijnheer Van Daan is de laatste tijd poeslief tegen mij. Laat hem maar. Mama heeft vanochtend weer zo ellendig gepreekt; dat kan ik niet uitstaan. Onze opvattingen staan precies lijnrecht tegenover elkaar. Papa is een dot, al is hij wel eens 5 minuten kwaad op me.
Verleden week hadden we een kleine interruptie in ons zo eentonige leven: het kwam door een boek over vrouwen, - en Peter. Je moet namelijk weten, dat Margot en Peter haast alle boeken, die mijnheer Koophuis ons leent, mogen lezen, maar dit bijzondere boek over een vrouwenonderwerp hielden de volwassenen toch maar liever in eigen handen. Dat prikkelde dadelijk de nieuwsgierigheid van Peter. Wat zou er wel voor verbodens in dat boek staan? Stiekem pakte hij het van zijn moeder weg, terwijl zij beneden aan het praten was, en ging met zijn buit naar de vliering. Dat ging een paar dagen goed. Mevrouw Van Daan wist al lang wat hij deed, maar verklapte niets, totdat mijnheer er achter kwam. Die werd kwaad, pakte het boek af en dacht, dat daarmee de zaak afgelopen zou zijn. Hij had echter buiten de nieuwsgierigheid van zijn zoon gerekend, die door het kordate optreden van papa geenszins van zijn stuk gebracht was. Peter zon op mogelijkheden om dit meer dan interessante boek toch uit te lezen. Mevrouw had intussen bij moeder geïnformeerd wat zij van de kwestie dacht. Moeder vond dit boek niet goed voor Margot, maar in de meeste andere boeken zag ze geen kwaad.
‘Er is een groot verschil, mevrouw Van Daan’, zei moeder, ‘tussen Margot en Peter, ten eerste is Margot een meisje, en meisjes zijn altijd rijper dan jongens, ten tweede heeft Margot al meer serieuze boeken gelezen en zoekt niet naar dingen die voor haar verboden zijn, ten derde is Margot veel ontwikkelder en verstandiger, wat haar vier H.B.S.- jaren meebrengen’. Mevrouw stemde daarmee in, maar vond het toch in principe verkeerd jonge kinderen boeken voor volwassenen te laten lezen. Intussen had Peter de geschikte tijd gevonden, waarin niemand naar het boek of naar hem omkeek. 's Avonds om half 8, toen de hele familie in het privé-kantoor naar de radio luisterde, nam hij zijn schat weer mee naar de vliering. Om half 9 had hij weer beneden moeten zijn, maar daar het boek zo spannend was, vergat hij de tijd en kwam net de zoldertrap af, toen zijn vader de kamer binnenkwam. Wat volgde is begrijpelijk! Een tik, een klap, een ruk, het boek lag op tafel en Peter zat op de vliering. Zo stonden de zaken toen de familie ten eten kwam. Peter bleef boven, niemand bekommerde zich om hem, hij moest zonder eten naar bed. Vrolijk keuvelend zetten wij onze maaltijd voort, toen er opeens een doordringend gefluit tot ons doordrong, allen legden de vorken neer en ieder keek de ander met bleek en verschrikt gezicht aan. Dan hoorden we Peters stem, die door de kachelpijp riep: ‘Ik kom toch niet naar beneden, hoor’. Mijnheer Van Daan sprong op, zijn servet viel op de grond, met vuurrood hoofd schreeuwde hij: ‘Maar nu is het genoeg’.
Vader pakte hem bij de arm, daar hij erge dingen vreesde en samen gingen de twee heren naar de zolder. Na veel tegenstribbelen en trappen belandde Peter in zijn kamer, de deur ging dicht en wij aten door. Mevrouw wou een boterham voor zoonlief overlaten, mijnheer was onverbiddelijk. ‘Als hij niet dadelijk excuus vraagt, moet hij op de vliering slapen’.
Wij protesteerden en vonden ‘zonder eten’ al straf genoeg. Peter mocht eens verkouden worden en dan zou er geen dokter aan te pas kunnen komen. Peter vroeg geen excuus, hij zat alweer op de vliering. Mijnheer Van Daan bemoeide zich er niet meer mee, maar bemerkte 's morgens dat Peters bed wel beslapen was. Om 7 uur zat Peter alweer op zolder, maar werd toch door de vriendschappelijke woorden van vader genoopt naar beneden te komen. Drie dagen norse gezichten, hardnekkig zwijgen en toen liep alles weer in gewone banen.
Je Anne.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten