• Jeanne Meeter-Endt (1880-1971) was een Nederlandse huisvrouw die ten tijde van de slag om Arnhem een dagboek bijhield.
Oosterbeek, 17 september 1944.
Wat een geluksdag vandaag! Het begin van de bevrijding! Hoe is het mogelijk dat ik dat juist in
Oosterbeek meemaak? ’t Ging als volgt toe:
Vanmorgen (Zondag) omstreeks 11 uur cirkelden er eenige vliegtuigen boven ons hoofd, die
voortdurend bleven inspecteren. Van alle kanten knetterde ’t Duitsche afweervuur; raketbommen
vielen neer en in minder dan geen tijd was ’t een lawaai van geweld. ’t Huis schudde en kraakte, wij
vluchtten naar het trapgat, de kinderen doodsangstig en, eerlijk gezegd, wij ook, want van zoo dichtbij
hadden wij nog geen oorlogsgeweld meegemaakt. Bovendien was Friso naar de Kochs, pension
Waldfriede, gegaan en daar zaten wij over in onrust, want Waltfriede ligt vlabij het station en het zat er
vol soldaten; ’t leek wel een fort, gisteren, toen wij er waren ter eere van de Zilveren Bruiloft van de
Kochs.
Het bleek al gauw, dat wat we meegemaakt hadden, een Engelsch voorbereidingsbombardement
geweest was; eenige bommen waren bij ons in de buurt, in de wei achter het kerkje, terecht gekomen,
andere naast de bruggen.
Toen we een beetje van de schrik bekomen waren, kwam er een nieuw schouwspel (Friso was
thuisgekomen, heelhuids): een massa Engelsche vliegtuigen kwamen er over de Betuwe aanzetten en
gingen in Noordelijke richting; zeker wel duizend! Ze draaiden om Wolfeze heen. Vreemde, grote types
waren erbij, waarvan we zagen dat ze door een gewoon type aan een kabel voortgetrokken werden;
boven de bosschen van Wolfheze daalden ze langzaam neer: grote zweefvliegtuigen waren het,
“gliders”, die massa’s Tommies transporteerden. O, dit heeft wel een uur geduurd, al meer en meer!
Kort daarna zagen we grote rookkolommen boven Wolfeze opstijgen en stond alles daar in lichterlaaie.
Dit alles vanuit ons huis te zien, omdat we zoo’n vrij uitzicht in die richting hadden. Wat het te beduiden
had, wisten we toen nog weinig, maar we voelden dat er iets groots gebeurde, en na de benauwdheid
die ons ’s morgens bevangen had, kwam er een gevoel van opluchting, van bevrijding over ons.
Dit merkwaardige schouwspel duurde wel tot een uur of drie. Toen merkten we dat al die moffen die in
Oosterbeek lagen ingekwartierd, zich zenuwachtig klaar maakten om met wagens en tanks te
vertrekken. Het terrein om Vôute en Brevée heen, stroomde leeg, nadat het eerst nogeens flink
beschadigd werd door het aftrekken van takken voor camouflage. Van de politie, buurman Nieboer,
hoorden we dat er wel veel brand in Wolfeze en omtrek was, maar dat het de Engelschen gelukt was,
het dorp te bezetten en dat ook Ede al bevrijd was. Wat een enthousiasme toen door je heen voer is
niet te beschrijven! Je juichte en lachte en holde, ondanks granaatscherven-gevaar, naar diverse buren
die nog niets gezien of gehoord hadden doordat ze in de kelder zaten en geen vrij uitzicht hadden, o.a.
de Brevée’s. En iedereen werd aangestoken door het enthousiasme en wist van gekheid niet wat je
doen of laten moest. Een of andere hooge oome, die op de Tafelberg zat, was ook verdwenen. Alle
moffen weg: ’t was een ongekende rust! Maar in de lucht was ’t nog lang niet rustig. Telkens hoorde je
bommen vallen, maar afweer was er niet meer: of weggebracht of weggebombardeerd. We hoorden dat
Arnhem het ook erg te kwaad had gehad: Café Royal, eenige huizen op de Oude Kraan en op het Nieuwe
Plein. De elektriciteit ging niet meer, maar wat deed dát er toe; we waren bevrijd en eerder dan
Holland! Wat een beleving!
Een paar uur later
“ Daar zijn ze, daar zijn de Tommies!” werd er buiten geroepen. En waarachtig daar liepen een heele
troep Tommies ongehinderd over de Benedendorpsche weg! Wij holden er heen, lieten alles in de steek,
ook de aardappelkoek die desnoods maar aan moest branden, en waren half gek van vreugde net als de
andere dorpelingen die er samenstroomden. Men schreeuwde hoera, men danste, men juichte, men
“shook hands” met de Tommies en men verwelkomde ze met appels, peren, tomaten en jenever. Die
jeneverflesch van de kroegbaas ging van mond tot mond en op een gek oogenblik zag ‘k zelfs Ditha er
aan lurken. Iedereen had plotseling oranje aan; Rie Chits voorzag ons van strikjes en bloemetjes, Ditha
haalde een groote oranje kwast tevoorschijn; Friso stak de vlag van de Chitsen op een schoffel naar
buiten, en op een goed oogenblik werd zelfs een vlag uit de kerktoren gestoken! En voortdurend meer
Tommies en steeds grooter gejuich! De Brevée’s werden gewaarschuwd en werkelijk verscheen opa
dokter ook zelf met zijn grappige gezicht tussen de menigte. Ik holde naar de Schadé’s, die nota bene
nog netjes, plichtsgetrouw, aan hun koffietafeltje zaten, en eigenlijk te bang waren om uit hun huis te
komen. Ze geloofden ’t niet, dat ’t Benedendorp vol Engelschen zat, maar aangemoedigd door mij,
trokken we met z’n vieren gearmd naar de Weg en ook zij werden door ’t enthousiasme aangestoken.
Hun hondje moest natuurlijk ook mee en was niet te houden van opwinding. Ampat, de terriër van de
Chitsen, keft de Engelschen ook aan één stuk aan, tot hun groot plezier. Sietske en Onno huppelden ook
nog tusschen de menigte en riepen “Good bye, good luck!” tegen de Tommies, die “Good bye,
sweetheart” terugriepen. ’t Waren zulke goeie, flinke gezichten, groot verschil met die moffenkoppen.
’t Was één onophoudelijke bejubeling, en ’t bleef maar Tommies met kleine tanks en fietsen en karretjes
met munitie en houwitsers stroomen, alles naar Arnhem.
We dachten ons al geheel bevrijd, maar och, wat waren we onnoozel. Achteraf beschouwd was ’t heel
gevaarlijk wat we deden, want in ’t Benedendorp waren ze al in een strijd gewikkeld, en toen we
eenmaal thuis waren om 7 uur en aan tafel zaten, brak de verdediging pas goed los: ontzettend lawaai
van geschut en bommen en mitrailleurs en grote explosies. De brug over de Rijn was ’s morgens
gesprongen. We vlogen allemaal angstig naar het trapgat, de kinderen huilend, Rie nerveus, en Ampat
de eenige die zich van de herrie niets aantrok, en per se de tuin in wilde. Zoo bleef het tot donker
aanhouden; gelukkig deed de electriciteit het weer, ook gas en water bleven we houden. De kinderen
die doodop van opwinding waren, hebben we toen op matrasjes in de zitkamer te slapen gelegd en Friso
ging bij hen zitten. Ditha is naar boven gegaan en ik ben bij de Chitsen gaan zitten, waar we ter
kalmeering een spelletje gerummied hebben, waar later ook Friso, die eigenlijk wat koortsig en
asthmatisch was, aan deelnam. Onze vlag was allang binnengehaald en we merkten eigenlijk nú pas, hoe
hachelijk de heele toestand was. Een vreemd contrast: ’t Benedendorp een vrijheidsfeest en ’t
Bovendorp in oorlog!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten