• Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.
3 Juni
Ik heb vandaag een pijnlijke, tevens diep-aandoenlijke plechtigheid bijgewoond: de huwelijksinzegening van een verminkt soldaat. Zulke huwelijken zijn in den laatsten tijd geen zeldzaamheid: de jongens, ongeschikt voor verderen dienst, en die daardoor weer den vaderlandschen grond mogen betreden, vinden de trouwe meisjes terug die zich door een arm of een been minder niet laten afschrikken. Beter: de geleden verminking wordt wel eens aanleiding tot het aanknoopen van teedere betrekkingen en de wettelijke bezegeling ervan; onze dochters geven er blijk van, dat sentimentaliteit nog geenszins de wereld uit is, wat men ook mocht meenen; en zijn het de dochters niet, dan zijn het de moeders die zich, met al den invloed waar zij over beschikken, een verminderd maar roemvol schoonzoon aanschaffen; want zoo niet meer van onzen, dan is sentimentaliteit in elk geval een kenmerk van hààr tijd.
- In hoeverre zulke huwelijken aan te moedigen zijn, moge hier buiten beschouwing blijven. De meeste menschen zien hier alleen het romaneske van, ik beken, er ter wettiging niets anders in te vinden. Een geluk dat op een belooning gelijkt eenerzijds, eene opoffering anderdeels die ook iets als vaderlandsliefde wil zijn: of zij in zich de macht-der-bestendiging hebben die, in het huwelijksleven, het abnormale van een dergelijken echt kan vergeten doen: ik weet het niet. En wil er ook niet verder over redeneeren, - waar ik ieder op aarde, vooral in dezen tijd, gaarne de illusie gun die hem een oogenblik gelukkig kan maken. Opperde ik mogelijke bezwaren, dan alleen om te komen tot vermelding van het feit, dat een Werk zich speciaal bezighoudt met verminkte verloofden, en hun huwelijk bespoedigt en mogelijk maakt door het schenken van meubelen, linnen, wat weet ik al. Dit ‘Aide au Mariage’ is een nieuwe onderafdeeling van het comité ‘Aide et apprentissage aux Invalides de la Guerre’: nieuw voedsel voor de weldadigheidskoorts die de Brusselsche burgerij heeft aangegrepen, die wel eens niets anders is dan een ijdelheidsverschijnsel, maar waar de schoone zijde niet minder alle waardeering van verdient. - Of die ‘Aide au Mariage’ het, met het oog op de toekomst van het ras of zelfs maar het geluk, het gezonde en stevige geluk der echtelingen, niet mis heeft, laat ik dus buiten bespreking: ik heb gezien hoe de dames het er van ganscher harte op aanleggen om den jonggehuwden dan toch één dag vreugde te bezorgen, en verder dan toch déze verzekering: een vriendelijk en gezellig thuis. Het was ontroerend te zien hoe ijvervol zij in de kerk haar best deden om het feestelijke van den dag te verhoogen. En zij slaagden er dan ook wel in.
Anders was het huwelijk, zooals ik zei, wel eenigszins pijnlijk, hoe ontroerend ook. Bij vaderlandsche orgelmuziek die stoet, geopend door vier invalides die lastig liepen; waarna onbeholpen witte maagdekens met bloemen; en daarna het bleeke, zorgelijk-schijnende bruidje en de opgetogen, maar op zijn stok zwaar-leunende bruidegom en de heerige getuigen: er was de tragiek in, die de romantici zochten in het abnormale, het wanstaltige. - Misschien ben ik de eenige die het aldus heeft gevoeld? Ik hoop het van harte, want ik word niet gaarne een vreugdestoorder. Moge dit huwelijk dan ook gezegend wezen! Maar ik zal naar geen trouw van verminkten meer gaan zien...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten