vrijdag 31 juli 2015

Lady Dorothy Kennard -- 31 juli 1916

• Lady Dorothy Katherine Barclay Kennard verbleef in de jaren 1915-1917 in Roemenië en schreef over die periode een dagboek.

July 1916. — A month has passed and we are still here, still neutral, still on tenterhooks. There is no news from Russia, but troops are said to have crossed the Danube.
All the ladies have been requested to report themselves at the Headquarters of the Rou- manian Red Cross. We Englishwomen can go and work where we like, and I have offered myself to one of the big military hospitals. I was asked whether I had ever done any nursing, and was obliged to give a negative reply. But I was told that it "did not matter," my hands would be useful. I work there feverishly every day trying to accumu- late as much knowledge and nursing informa- tion as is possible. Nurses are even more completely non-existent than I had realised. There is not a woman in the place who knows the first principles of hospital training such as we have in England, and I feel just as com- petent as are any of the others to use lavish quantities of disinfectants and to do exactly as I am told. The doctor who is to be my immediate chief is a very clever man; he knows how to teach me my job, and now it is only a question of time.
The days fly past. Each evening the conflagration seems inevitable within the next twenty-four hours, every morning sees us sunk in apathy and summer stupor. And the heat is indescribable. We avoid meeting peo- ple ; where 's the use ? They know now more than we do ourselves, and talking about the situation only aggravates the tension.

woensdag 29 juli 2015

Wolfgang Herrndorf -- 30 juli 2010

Wolfgang Herrndorf (1965-2013) was een Duitse schilder en schrijver. Nadat bij hem in 2010 een hersentumor geconstateerd werd, begon hij een online dagboek dat hij bijhield tot aan zijn dood. Het is daarna ook in boekvorm gepubliceerd.

30.7. 2010 23:11
Werde wieder etwas besser beim Fußball. Ich bin fitter, das Hirn baut Subroutinen um den Sichtfeldausfall rum. Leider haben die Leibchen genau die Farbe, die ich mit dem einen Auge nicht mehr sehen kann.
Die Bewegung tut dem Körper gut, trotzdem heute wieder den ganzen Tag in Gedanken. Dann ist es nur eine Armlänge bis zum Wahnsinn und noch zwei Fingerbreit zum Nichts. Ich muß nur die Hand ausstrecken. Es wundert mich, daß es den anderen nicht so geht.

31.7. 2010 23:44
Fahrradtour nach Rahnsdorf zu Lentz’ Sommerfest, wie jedes Jahr. Zwischendurch Baden im Müggelsee. Das Wasser so schwarz und unheimlich, fast traue ich mich nicht hinein. Erst als mich davon überzeugt habe, daß es nur Wasser ist, nur ein See. Nach den glücklichen Tagen zuletzt ein ziemlicher Rückschlag.
Auf dem Fest der Herbert-Grönemeyer-Doppelgänger entpuppt sich als Herbert Grönemeyer. Herta Müller und Kehlmann sitzen an einem Tisch. Wenn es ein Gegenteil von Aura gibt, schwebt es strahlend um Kehlmann herum. Ich bleibe den ganzen Tag abseits, schaffe keinen Smalltalk mit niemandem. Erst als X. sich zu mir hockt, bei der sie jüngst Morbus Bechterew diagnostiziert haben, kommt eine Unterhaltung zustande.

dinsdag 28 juli 2015

Edward Linley Sambourne -- 29 juli 1882

Edward Linley Sambourne (1844-1910) was een Britse cartoonist (voor Punch), tekenaar en fotograaf. Zijn dagboeken zijn te lezen op de site van 18 Stafford Terrace, ooit het huis waar Sambourne woonde.

Friday July 28
Woke with stiff neck. Waited all day for Frank's letter. Began Warpath at 1.0pm. Finished at 8.30. Did not go out.

Saturday July 29
Midge's baby born at 9.0pm. Rode to look at instruments & phos. After went with M to F.Gordon's garden party. Harford, à Becketts, Bedfords, Archer etc etc. Home late & tired. Midge's baby came, 'Dora'.

Sunday July 30
Hot day. Went to see Punch clipped. His tail. Lunched at home. Knocked baby down with cushions etc etc. Lawn Tennis. The S.J's dined with us. Good dinner.

Monday July 31
Worked on salmon. At 4.30 went to meet Tenniel & Burnand. Rode thro' Holloway etc to Tottenham. Seven Sisters Road etc etc to Forest Hotel Chingford. Dined. Billiards. Bed.

maandag 27 juli 2015

Marion Sambourne -- 28 juli 1882

Marion Sambourne (1851-1914) was de echtgenote van de Britse cartoonist, tekenaar en fotograaf Edward Linley Sambourne. Ze hield vele jaren een dagboek bij, waarin ze vooral huishoudelijke zaken neerschreef.

Friday 28 July.
Bacon, ½ haddock etc. Hashed mutton, whiting, mackerel, gooseberry tart etc. White soup, fish, steak, tomatoes, cauliflower, chocolate blancmange, cheese straws. Ham came in. Last day of Mrs Breffitt. Go with Tilda to Stores, took Baby. Jessie ill at 1 o/c in night.

Saturday 29 July.
Bacon, 2 new laid eggs, jam etc. Roast leg og mutton, rice, cutlets, tomatoes, cold mutton. Mrs F.Gordon's garden party 3-8. Went with a'Becketts, v. jolly. Jessie's Baby Girl born at 6 o/c in evg, called there on way home.

Sunday 30 July.
Bacon, buttered eggs etc. Steak, cold mutton & fowl, plum tarts & chocolate shapes. Soup, cold fowl, tomato salad, roast beef, vegetable marrow, greengage tart, blancmange, cheese straws.

Monday 31 July.
Bacon, boiled eggs. Cold beef, pancakes. Potato soup, rissoles. Lovely day. Went to see Baby, very pretty little thing, dark. Went to “Home” about cook. Lin goes with Burnand & Tenniel to Epping Forest. V. hot. Go shopping in carriage with Tilda, took Maud & baby.

zondag 26 juli 2015

Fernando Pessoa -- 25 juli 1907

Fernando Pessoa (1888-1935) was een Portugese dichter en schrijver. In Mijn droom is van mij (vertaling Harry Lemmens) zijn ook dagboekfragmenten van hem opgenomen.

25 juli 1907
Ik ben het moe op mezelf te vertrouwen, mezelf te beklagen, medelijden met mezelf te hebben, huilend en wel om mijn eigen ik. Heb net een soort scène gehad met tante Rita over F. Coelho. Aan het eind daarvan voelde ik opnieuw een van die symptomen die steeds duidelijker en steeds erger in mij worden: een morele duizeligheid. Bij een fysieke duizeligheid tolt de innerlijke wereld rond. Ik heb de indruk dat ik een paar tellen het gevoel verlies voor de ware relatie tussen de dingen, het begrip verlies, in een afgrond van geestelijke verbijstering val. Dat is een afgrijselijk gevoel, je geschokt voelen door een ongeordende angst. Die gevoelens worden langzaam aan gewoon, lijken een pad voor me te banen naar een nieuw geestelijk leven, dat uitloopt op waanzin. In mijn familie is er geen enkel begrip voor mijn geestesgesteldheid, nee, totaal geen. Ze lachen me uit, drijven de spot met me, geloven me niet. Ze zeggen dat ik wil doen of ik een uitzonderlijk iemand ben. Nadenken over waar het verlangen vandaan komt om uitzonderlijk te willen zijn, doen ze niet. Ze kunnen niet begrijpen dat er tussen uitzonderlijk zijn en uitzonderlijk wénsen te zijn alleen het verschil van het bewustzijn bestaat, gevoegd bij het feit dat men uitzonderlijk wil zijn. Het is hetzelfde als met mij gebeurde bij het spelen met tinnen soldaatjes op mijn zevende en op mijn veertiende. In het eerste geval waren de soldaatjes dingen voor mij, en in het tweede geval dingen en speelgoed tegelijk; niettemin bleef de drang om te spelen bestaan en dat was de werkelijke, wezenlijke geestestoestand.
Ik heb niemand die ik in vertrouwen kan nemen. Thuis begrijpen ze niets. Mijn vrienden kan ik niet lastig vallen met die dingen. Ik heb geen echte naaste vrienden en zelfs die die ik, in de gebruikelijke zin van het woord, zo zou kunnen noemen, zijn niet intiem in de zin van wat ik onder intimiteit versta. Ik ben verlegen en walg ervan mijn angsten prijs te geven. Een intieme vriend is een van mijn idealen, een van mijn dagelijkse dromen, ofschoon het zeker is dat ik nooit een echt intieme vriend zal hebben. Geen enkele geaardheid past zich aan aan de mijne. Er is op de hele wereld niet één karakter te vinden dat zelfs maar líjkt te benaderen wat ik denk dat een intieme vriend moet zijn. Laten we hiermee ophouden. Een minnares of verloofde heb ik niet; dat is een ander ideaal van mij, ofschoon ik in het hart van dat ideaal alleen maar leegte vind, hoezeer ik ook zoek. Wat ik droom is onmogelijk! Wee mij! Arme Alastor! O Shelley, hoe goed begrijp ik jou! Zou ik mijn moeder in vertrouwen kunnen nemen? Wat zou ik haar nu graag bij mij hebben! Op haar hoef ik ook niet te rekenen, maar haar aanwezigheid zou mijn pijn wat verlicht hebben. Ik voel mij verlaten als een schipbreukeling op volle zee. En wat ben ik anders dan een schipbreukeling? Daarom kan ik alleen op mezelf rekenen. Op mijzelf? Wat voor vertrouwen kan ik hebben in deze regels? Helemaal geen. Als ik ze herlees, lijdt mijn geest, omdat die inziet hoe pretentieus, hoe literair-dagboekachtig ze zijn! Sommige heb ik zelfs gestileerd. De waarheid is echter dat ik lijd. Je kunt net zo goed lijden in een zijden pak als in een zak of kapotte deken gehuld. Meer niet.

vrijdag 24 juli 2015

Alma Mahler -- 24 juli 1901

Alma Mahler was in het begin van de twintigste eeuw de it-girl van Wenen. Haar dagboeken over die tijd zijn verschenen als Het is een vloek een meisje te zijn.

Woensdag 24.7
's Ochtends B. Hij zei me dat hij de regen had getrotseerd om nog met me te praten voordat de anderen arriveerden. Daarna waren alle Molls er. Ik speelde quatre-mains met Rudolf - hield de kinderen zoet door hun snoepjes te geven, maakte grapjes, was spraakzaam, kortom - een voorbeeldige meid. Maar nu de keerzijde!
Gretl, Wilhelm en ik gingen wandelen. B. kwam achterop, en bracht me naar huis. We waren alleen... Hij begon lief tegen me te doen. Ik weerde beslist af, ging op de vensterbank zitten. Zei hem dat zijn ogen berekenend, boosaardig en geniepig waren. Dat vergaf hij me niet. 'Ik pas er wel voor op iets uit uw ogen af te lezen. Dan zou misschien nog wel iets ergers aan het licht treden.' [...]
Ik moet zeggen, ik zou zijn vriendschap deerlijk missen. Ik hou niet van hem, zal dat ook nooit doen! Maar zijn aanwezigheid windt me op. Ik zou er veel voor geven als ik het weer in de juiste banen kon leiden. Ik moet tegenover mezelf erkennen dat ik er helemaal alleen voor verantwoordelijk ben dat onze verhouding niet meer zo onschuldig is als tevoren - ik helemaal alleen! Ik heb hem verliefde blikken toegeworpen, liet mijn hand langer dan nodig in de zijne. Kortom, gaf hem te kennen: treed nader. En nu hij nauwer contact met me zoekt, voeg ik hem toe: loop naar de hel. Ik heb er enorm veel spijt van - ik kan het alleen maar herhalen. Waarom ben ik ook zo mateloos zinnelijk? -
Ik hunker naar verkrachting! - Wie het ook is!
B. ben ik kwijt! Hij had een koude, doorborende blik in zijn ogen. Zijn stem was rauw. O - laat dat niet gebeuren! Als Alex het te weten kwam! Ik zou me dood moeten schamen. Hoezeer hou ik ondanks alles van je. Ik voel me onteerd, mijn lichaam is geschonden. In zijn ogen moet ik nu wel een hoer lijken. Kon ik me maar op een of andere manier rehabiliteren!-?



B. = theaterdirecteur Max Burckhard
Alex = de componist Alexander von Zemlinsky, met wie ze toen een verhouding had. Gustav Mahler zou ze drie maanden later pas leren kennen. Ze besloten vrijwel onmiddellijk tot een huwelijk.

donderdag 23 juli 2015

Joannes Veltkamp -- 23 juli 1760

• Joannes Veltkamp (1733-1818) maakte als scheepschirurgijn in 1759-1764 vier reizen voor de admiraliteit van Amsterdam. Zijn reisjournalen zijn in boekvorm uitgegeven.

CADIZ
De 23e juli kwamen wij in de baai van Cadiz. Cadiz is een aanzienlijke stad in Spanje en ligt aan de Spaanse zee, en is zeer volkrijk. Het heeft twee poorten naast elkander, naar de zeekant. De ene poort is voor de ingaande en de andere voor de uitgaande, zodat men in de poorten elkander niet tegenloopt, en allen die geen officieren zijn, worden gevisiteerd. Wie de inkomende poort inkomt, wordt onderzocht of hij ook snuif- en rooktabak bij zich heeft, zelfs als de dozen vol zijn of wat teveel is, dat wordt eruit genomen, en daar wordt maar een klein gedeelte voor gebruik ingelaten. En in de poort voor de uitgangers worden zij onderzocht of zij ook goud, zilver of geld van waarde bij zich hebben, en wie boven de waarde bij zich heeft, dat wordt hem afgenomen en wie veel bij zich heeft wordt dan nog daarbij als een sluiker naar de bastilie gebracht. In die poorten zijn verscheidene picaroens die dat uitvoeren. Zelfs de ezels die het vuilnis uit de stad dragen worden door hen gevisiteerd. Zij steken de manden of zakken met priemen door of zij er ook iets in voelen, dat aan tol onderhevig is. Alles wat er uitgaat, daar moet vijf procent over betaald worden. Deze stad heeft veel schone kloosters en kerken waarvan sommige zeer kostelijk van binnen zijn. Zij zijn hier nog aan het bouwen aan een kerk, waar zij al over de twintig jaar mee doende zijn geweest (zoals mij onderricht is) en ze zouden nog ruim zo lang werk hebben, voor zij klaar zijn, niettegenstaande zij machines daarbij hebben, zoals kranen waarin kerels lopen, om de materialen naar boven te draaien. En daar zijn ook gegraven putten waar zij het water uitpompen. De gehele kerk wordt van binnen en buiten van wit marmer, en de licht- of luchtgaten van binnen met fraai lof- en traliewerk, zeer kunstig van koper gemaakt.
Het koor was bijna klaar, en had van voren in zijn front zeven pilaren die zeer kostelijk waren. De voetstukken waren van zwart marmer met gulden aren vermengd, de schachten van rood marmer met witte aren, en het bovenstuk van wit albast, alles zo kunstig glad gemaakt als een spiegel, naar de Romeinse bouworde. Al deze pilaren waren, een half voet van dezelve af, met een halve stenen muur ommetseld, tegen het beschadigen. Daarin waren deuren en venstertjes gemaakt, om het te kunnen bezichtigen. Een altaar dat achterin het koor stond was ook zeer kostelijk, en zeker de twee pilaren die aan weerszijden daarvoor stonden, die wel tien a twaalf voet hoog waren. Toen ik die van ver zag, meende ik dat die van glas waren, waar enig vocht of water in was, waar wolken in dreven. Maar toen ik daar naderbij kwam en dezelve betastte zag en voelde ik wel dat het kostelijk agaat was.

Op deze ree kregen wij een zeer harde wind, zo, dat er verscheidene schepen naar zee dreven. Een schip raakte tegen de Porco (een klip die opzij van de baai ligt) vast en viel geheel overzij. Het volk salveerde zich met de sloep naar de stad. Toen de kapitein met zijn volk in de stad was, raakte het schip wederom los, en dreef naar de overkant tegen de wal. Het volk met de kapitein trok er met een bark wederom naartoe. Deze wind die dan uit het oosten waait, wordt daar Lavanto genoemd.De kleding van de vrouwen is hier op een andere manier dan in Malaga. Zij gaan hier op de straat meer bedekt en kunnen hun klederen of hulsel zo om hun gezicht toe trekken, dat men hen in 't geheel niet herkennen kan. Dat kleed bestaat uit een zwarte zijden rok met het hulsel daaraan vast, dat zij als zij uitgaan maar over alles heentrekken. Zo ook de mannen met hun mantels die zij om hun gezicht slaan, zodat niets dan de ogen vrij blijven, en dan een grote ronde hoed op hun hoofd, zodat zij met u op straat kunnen spreken, zonder dat men hen herkennen kan.

dinsdag 21 juli 2015

Gerrit de Veer -- 22 juli 1597

Gerrit de Veer (ca. 1570 - na 1598) was een bemanningslid van de expeditie onder leiding van Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz, die vastraakte in het poolijs en moest overwinteren op Nova Zembla. Zij reisjournalen werden gepubliceerd als Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort (1598).

22 juli
We kwamen bij Capo de Cant en gingen daar aan land om vogels en eieren te zoeken. We vonden niets en zeilden dus verder. Maar rond half elf zagen we een rots die vol vogels zat. We zeilden erheen en gooiden stenen naar de vogels. Zo vingen we 22 vogels en vonden we vijftien eieren. Als we nog wat langer waren gebleven, hadden we wel honderd of tweehonderd vogels kunnen krijgen, maar de schipper wachtte op ons en we wilden geen moment van die gunstige wind verliezen, daarom zeilden we snel verder.
Om één uur kwamen we weer bij een rots vol vogels. We vingen er wel 125, die we gewoon van hun nest tilden of met een steen in het water gooiden. Waarschijnlijk hadden ze nog nooit mensen gezien, anders waren ze wel weggevlogen. Om zich te beschermen tegen vossen en andere wilde dieren hadden ze hun nest op een hoge steile rots gemaakt, en nu waren ze zorgeloos; ze verwachtten geen vijanden. Eerlijk gezegd was die klip voor ons haast ook te gevaarlijk om te beklimmen. Vooral bij het afdalen moesten we heel voorzichtig zijn om niet onze armen en benen te breken.
Iedere vogel had maar één ei in het nest. Dat ei lag op de kale grond, zonder stro of ander zacht materiaal. Het is een wonder dat ze dat ei in die kou kunnen uitbroeden, maar waarschijnlijk is dat ook de reden waarom ze maar één ei hebben. Zo gaat alle warmte naar dat ene ei, in plaats van over vele eieren verdeeld te worden. We raapten veel eieren, maar de meeste waren rot.
Toen we wilden vertrekken stak er een krachtige n.w. wind op. De zee zat vol ijs en we probeerden er voorbij te komen, maar dat lukte niet. Door al het laveren werden we uiteindelijk ingesloten door het ijs, maar toen zagen we een opening naar het land toe, waar we doorheen voeren. De schipper, die met de sloep verder van het land af was gebleven, dacht dat we verloren waren, maar toen hij zag dat we verder het ijs in voeren, vermoedde hij dat we een opening hadden gezien en kwam hij achter ons aan.
Bij het vasteland vonden we een goede ankerplaats, beschut tegen bijna alle winden. De schipper arriveerde daar twee uur na ons. We vonden aan land wat eieren en raapten hout om vuur te maken. Toen kookten we de vogels die we hadden gevangen. De wind was n.w. met mottig weer.

maandag 20 juli 2015

Calamity Jane -- 21 juli 1893

• Van Calamity Jane (Martha Jane Canary, 1852-1903) zijn enige brieven en dagboekfragmenten bewaard gebleven (waarvan de echtheid niet vaststaat). Het dagboek was gericht aan haar dochter Janey (Jean Irene O'Neil), die ze na haar geboorte afstond voor adoptie, en die ze nooit heeft teruggezien.

July 1893
I experienced the worst hailstorm today that I ever saw in this country and never expect to see another one like it if I live to be a hundred. I was driving the stage. Hailstones as large as a coffee cup struck the top of the coach and split it like a knife I was near an abandoned shack with an old shed nearby so I hurried the horses into the shed it helped a little but the rear end of the coach had to stand in the storm. I wasn't soon enough getting in to the shed for when it was over I noticed one of the horses had been struck hard enough with a hail stone to put out one of his eyes. The Indians as well as the whites suffered losses. I saw hundreds of cattle and horses floating down the river. l had a letter today from Bill Cody asking me to go with his Wild West Show. The next time I write in this I will be a long ways from here.

zondag 19 juli 2015

Søren Kierkegaard -- 20 juli 1837

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.

20 juli
Zoals er voor iemand met zwakke zenuwen ogenblikken zijn waarin zijn oogzenuwen zo microscopisch scherp worden dat hij de lucht kan zien, zodat die voor hem* niet langer een medium is, zo zijn er ook in geestelijk opzicht extatische momenten, waarin het hele bestaan zo poëtisch lijkt, zo open en doorzichtig voor contemplatie, dat de kleinste kleinigheid van de gewoonste haastwerk- en routineprodukten van de snode oneindigheid de diepste waarheden schijnen weer te geven, allegorisch tenminste, ja, ze schijnen hun realiteit alleen maar te bezitten voor zover ze zulke allegorieën zijn en daardoor en daarin hun bestaan te vinden.

[In de marge]* Dit is trouwens iets dat de hele meer recente ontwikkeling karakteriseert, namelijk dat die zich voortdurend bewust is van het medium, wat welhaast in gekte moet eindigen net alsof iemand iedere keer dat hij de zon, de sterren, enzovoort zag, zich bewust werd dat de aarde draait.

Zonder datum
Dat ik ongelukkig ben met het heden komt omdat ik jaloux ben op het verleden.

Ralph Tuijn -- 19 juli 2007

Ralph Tuijn roeide in 2007 in 281 dagen de Stille Oceaan over. Zijn reisdagboek is gepubliceerd als Zes miljoen slagen.

19 juli - Er komt snel een enorme, zwarte wolkenmassa aanzetten. Dit is niet zomaar een bui, het zal een sombere dag worden. Net als ik begin te roeien, barst het los, zeldzaam hard. Een vreselijk harde wind, die aanvoelt als windkracht 10, steekt op. De golven worden afgevlakt en de regen slaat hard en pijnlijk horizontaal op mijn huid. Ik houd mijn hoofd naar beneden. Een half uur lang roei ik met een gemiddelde snelheid van 4,5 knopen, daarna neemt de wind wat af, maar het blijft hozen. Snel pak ik twee pannetjes, een deksel, een emmer en twee kopjes en ik zet een trechter op een jerrycan. Ik roei verder met mijn mond open en lik geregeld het zoete water van mijn schouders en bovenarmen. Na 45 minuten stopt de harde regen. Ik kijk in mijn mok, die in die korte tijd bijna helemaal is gevuld. Dat betekent dat er ongeveer acht centimeter regen is gevallen. Ik doe het water in de jerrycans en heb zo'n twaalf liter. Geweldig, ik hoef vandaag niet drie uur te pompen, want ik heb voor twee dagen water.
In de middag draait de wind naar zuidoost en neemt toe tot kracht acht. Onregelmatige golven zorgen ervoor dat de boot moeilijk op koers te houden is. Ik kan alleen de golfrichting volgen en die duwt me regelrecht naar het eiland Starbuck. Eén grote watervlakte, een piepklein eiland met flinke brekende golven eromheen, waarom word ik dan precies naar die kant gegooid? De golven worden vijf meter hoog en beginnen om te slaan.
En dan gebeurt er een klein wonder. Na het plassen wil ik de plasfles omspoelen. Een golf slaat hem uit mijn handen en ik geef de moed meteen op. Er flitsen beelden door mijn hoofd van een uitgehongerd Indiaas zwerfkind, dat met de 35 euro die deze fles opgebracht zou hebben, had kunnen overleven en dan... waait de harde wind de fles zó terug de boot in!
Het lukt me niet meer om de Zeeman Challenger recht op de golven te houden en ik kom overdwars te liggen, waardoor de klappen een stuk heviger worden en de kans groter wordt dat ik omsla. Met geen mogelijkheid krijg ik hem weer recht. Ik gooi een zeeanker uit. Daarmee kan ik mijn boot in een veiliger positie ten opzichte van de golven brengen en de drift richting Starbuck enigszins remmen. Ik sluit mezelf op in de kajuit, waar ik flink heen en weer wordt gehost. Enorme golven slaan over het dek. Als dit twee dagen duurt, ben ik kansloos. Verbitterd wacht ik af. De harde wind houdt een uur of vier aan, dan neemt hij iets af en trekt de richting weer bij, zodat ik al snel op een mooie, veilige koers zit.
De avond wordt even opgevrolijkt door een stormvogel die aan boord komt, een roodpootgent. Hij is prachtig en heeft een spanwijdte van wel anderhalve meter. Voortdurend stijgt hij tegen de wind in op. Eenmaal op hoogte draait hij naar links en zet een ruime cirkel in, waarna hij aan de andere kant weer komt aanzetten om op de meest onlogische plekken te landen: op de reserve-riemen, op het toplicht of op de Inmarsatkoepel. Moeizaam balancerend staat hij daar dan een beetje te fladderen als een jonge vogel die met zijn eerste vlieglessen bezig is. Wanneer hij uit evenwicht raakt, zakt hij onderuit op zijn zitvlak en glijdt dan zo het water in. Vervolgens begint het rondjes vliegen opnieuw.
Ik ga naast hem zitten en kan hem zonder probleem over zijn rug en vleugels aaien. Ik scheur een pakje Sultana open en houd het voor zijn prachtige, circa tien centimeter lange snavel. Hij neemt een hap en spuugt het onmiddellijk weer uit. Even later doet hij het weer en blijft dat doen tot het pakje leeg is en de boot bezaaid ligt met Sultana. Ik word een beetje nerveus van zijn zenuwachtige gedrag, pak hem op en zet hem op de stabielere piepschuimverpakking van de watermaker. Hij begint wat te kletsen: 'Kak, kak.' Hij klinkt een beetje als een slome kip. Ik pak de filmcamera en begin hem te filmen. Hij draait heel schattig zijn hoofd met een vragende blik richting de lens en dan hoor ik 'pffffff'. Zoals je kunt verwachten van een vogel met een spanwijdte van anderhalve meter knalt uit zijn achterwerk een enorme witte drab, over het kussentje van het roeizitje. Daarna stijgt hij af en toe op en komt hij weer terug. Uiteindelijk is het helemaal donker, waardoor hij de boot waarschijnlijk niet meer kan vinden en voorgoed verdwenen is.
Ik maak het zitje schoon en ga weer roeien. Bij de derde slag donder ik achterover. Het is gebeurd met de tweede schoen die ik nu los aan mijn voet heb hangen. Zo valt er écht niet meer te roeien, dus ga ik op zoek naar nieuwe schoenen. Even later kom ik uit de voorkajuit met een paar Adidas. Er zat een ander merk roeischoenen op de universele Adidasbevestigingsplaten, waarop vreemd genoeg de nieuwe Adidasschoenen niet passen, zodat ik een uur lang met mijn handboortje een paar nieuwe gaten probeer te maken.
Ik kan weer verder roeien, maar de schoenen zitten vreselijk. Mijn tenen krijgen geen lucht meer en schuren bij elke slag, zodat zich weer snel blaren vormen.
Ook heb ik alweer een tijdje last van mijn billen, waarop zich flinke puisten hebben gevormd. Alles heb ik geprobeerd. Ik besluit mijn geheime wapen in te zetten: de siliconen borstimplantaten. Een paar weken geleden doken ze op toen ik de wasabi en de sojasaus zocht. Eergisteren was ik op zoek naar de touwen voor de eis en kwam toen eindelijk de soja en de wasabi tegen, zo-t nu alles op de boot weer terecht is. Het is wel even wennen, roeien op implantaten. Het lijkt wel alsof ik op een skippybal zit. Maar ze ontlasten de billen het zit ook nog eens lekker. Langzaam verdwijnen de bulten zelfs.

vrijdag 17 juli 2015

Harry S. Truman -- 17 juli 1945

Harry S. Truman (1884-1972) was president van de Verenigde Staten van 1945-1953. Meteen aan het begin van zijn ambtstermijn moest hij een beslissing nemen over het inzetten van de atoombom tegen Japan. Hij hield in die periode een dagboek bij.

7/17/45 Diary Entry:
"I told Stalin that I am no diplomat but usually said yes & no to questions after hearing all the argument. It pleased him. I asked him if he had the agenda for the meeting. He said he had and that he had some more questions to present. I told him to fire away. He did and it is dynamite - but I have some dynamite too which I'm not exploding now."
"He'll [Stalin and Russia] be in the Jap War on August 15th. Fini Japs when that comes about."
[Did this mean that Truman thought Russia would be the final element in bringing Japan's defeat? Or Russia plus the atomic bomb? Truman did not receive word of when the first atomic bomb would be ready for use on Japan until July 22nd.]

[7/18/45: Truman received another brief message confirming the success of the a-bomb test. Later that day he wrote his wife a letter.]

7/18/45 Letter to Bess Truman:
"...I've gotten what I came for - Stalin goes to war [against Japan] August 15 with no strings on it. He wanted a Chinese settlement [in return for entering the Pacific war, China would give Russia some land and other concessions] - and it is practically made - in a better form than I expected. [Chinese Foreign Minister] Soong did better than I asked him. I'll say that we'll end the war a year sooner now, and think of the kids who won't be killed! That is the important thing."

7/18/45 Diary Entry:
"P.M. [Prime Minister Winston Churchill] & I ate alone. Discussed Manhattan [atomic bomb] (it is a success). Decided to tell Stalin about it. Stalin had told P.M. of telegram from Jap Emperor asking for peace. Stalin also read his answer to me. It was satisfactory. Believe Japs will fold up before Russia comes in. I am sure they will when Manhattan appears over their homeland. I shall inform Stalin about it at an opportune time." [The closest Truman came to doing that was on 7/24/45 when "I casually mentioned to Stalin that we had a new weapon of unusual destructive force." (Harry Truman, "Memoirs, 1945", pg. 416). No mention was made by Truman that the weapon was an atomic bomb.]

[A positive response or inquiry to Japan regarding their request for peace was avoided on the grounds that the purpose of Japan's request was not "clear", as Stalin put it. For the request, see U.S. Dept. of State, "Foreign Relations of the U.S., The Conference of Berlin (Potsdam) 1945, vol. 1", pg. 875-876 and 879-880. For Stalin's response to Japan, see U.S. Dept. of State, "Foreign Relations of the U.S., The Conference of Berlin (Potsdam) 1945, vol. 2", pg. 1250-1251 and 1587-1588.]

[The following diary entry is not found in "Off the Record". It appears to refer to the meeting between Truman and Stalin on 7/17/45 at the Potsdam Conference. It may have been written by Truman in the Fall of 1951 for his aide Eben Ayers (Gar Alperovitz, "The Decision to Use the Atomic Bomb", pg. 558-559).]

7/19/45 Diary Entry:
"Stalin was a day late in arriving. It was reported that he was not feeling up to par. He called on me as soon as he arrived. It was about 11 A.M. He, Molotov, Vishinski and Pavlov stayed for lunch. We had a most pleasant conference and Stalin assured me that Russia intended to carry out the Yalta agreements and to enter the war against Japan in August." (William Hillman, "Harry S. Truman: In His Own Words", pg. 123).

7/20/45 Letter to Bess Truman:
"I have to make it perfectly plain to them [Russia and Great Britain] at least once a day that so far as this President is concerned Santa Claus is dead and that my first interest is U.S.A., then I want the Jap war won and I want 'em both in it. Then I want peace - world peace and will do what can be done by us to get it."

dinsdag 14 juli 2015

Isaak Babel -- 15 juli 1920

Isaak Babel (1896-1940) was een Russische schrijver. Zijn Dagboek 1920 is in het Nederlands vertaald door Peter Zeeman.

Beljov, 15.7.20
Verhoor van overlopers. Ze laten onze pamfletten zien. Groot is hun kracht, de pamfletten helpen de Kozakken.
We hebben een interessante commissaris: Bachtoerov,* strijdlustig, dik, scheldt en vloekt, is altijd in de stellingen te vinden.
Het beroep van oorlogscorrespondent beschrijven, wat is een oorlogscorrespondent?
Operationele berichten moet ik bij Lepin halen, dat is een crime. De staf is ondergebracht in het huis van een gedoopte jood.
De ordonnansen staan 's nachts bij het gebouw van de staf. Er wordt met maaien begonnen. Ik leer gewassen te onderscheiden. Morgen is mijn zuster jarig.*
Beschrijving van Wolhynië. Stuitend, zoals de boeren leven, smerig, we eten, de lyrische Matjazj, een rokkenjager, zelfs wanneer hij met een oudere vrouw praat is zijn stem slepender.
Lepin flirt met de dienstmeid.
Onze eenheden staan op anderhalve kilometer van Loetsk. Het leger bereidt een offensief van de cavalerie voor, concentreert de troepen voor een aanval op Lwów, de aanvoer gaat via Loetsk.
We hebben een oproep van Pilsudski* opgevangen: Strijders van de Rzeczpospolita.*
Een aangrijpende oproep. Onze graven zien wit van de beenderen van vijf generaties strijders, onze idealen, ons Polen, ons lichtende huis, het vaderland kijkt naar jullie, ze wankelt, onze jonge vrijheid, nog één krachtsinspanning, we denken aan jullie, alles voor jullie, soldaten van de Rzeczpospolita.
Aangrijpend, treurig, geen staalharde bolsjewistische argumenten, geen toezeggingen, en de sleutelwoorden zijn orde, idealen, leven in vrijheid. Onze zaak zal zegevieren!


* Bachtoerov - Pavel V. Bachtoerov (1889-1920), van november 1919 tot aan zijn dood in augustus 1920 commissaris van de 6de cavaleriedivisie onder divisiecommandant Timosjenko; officieren van het Rode Leger, met inbegrip van legercommandant Boedjonny, werden terzijde gestaan door politiek commissarissen, die er onder andere op moesten toezien dat de doelstellingen van de communistische partij ook in het leger werden nagestreefd.
* Morgen is mijn zuster jarig - Babels zuster Maria werd op 16 juli 1899 in Nikolajev geboren en heeft samen met haar man in Brussel gewoond.
* Pilsudski - Jozef Pilsudski (1867-1935), Pools militair en politicus, vanaf 1920 opperbevelhebber van de Poolse strijdkrachten; stond na een staatsgreep in 1926 aan het hoofd van een militaire dictatuur. * Rzeczpospolita - Pools voor republiek.

maandag 13 juli 2015

Tuuk de Bie -- 14 juli 1920

• Uit een vakantiedagboekje van ene Tuuk de Bie, in facsimile uitgegeven door het Nederlands Dagboekarchief.

Kort Verhaal van de groote Vacantie 1920
Deel l Hasselt

Deze groote vacantie zouden we naar Lochem gaan en Maandag de 14de Juli trokken we naar Lochem op. We reisden met Vader, Moeder, Juf, Janna en zeven kinderen. In Woerden kwamen tante Annetje en oom Gerard met Hansje aan den trein. In Utrecht stapten de meesten over in een trein naar Zutphen maar Jet en ik bleven zitten omdat we samen naar Hasselt gingen.
In Zwolle haalde oom Jan Roijer ons met de drie Loeffjes af en in een rijtuig reden we naar het stationnetje van den trein naar Hasselt. Tante Tops haalde ons af en toen hebben we heel gezellig theegedronken, Het was nu nog prettiger dan de vier vorige keren omdat de Imminkjes nu ook in Hasselt woonden. We hadden een rooversbende opgericht van vijf roovers, maar nu de Imminkjes er bij kwamen zijn die ook lid geworden maar dat waren maar bijroovers, want ze zijn vreselijk lacherig en wild. 's Middags werkten de Loeffjes 1 1/2 uur en wij, Jet en ik, hielpen tante Tops, Daarna gingen we spelen en mochten Karel en Willy ook komen. We mochten dan ieder 20 kruisbessen eten. 's Middags speelden we den heelen tijd en na 't eten ook. Woensdag hebben we na 't eten s middags heerlijk gezwommen in een inham van 't Zwarte Water en hebben aan boord theegedronken. De Loeffjes konden nog niet zwemmen. We moesten ook veel oefenen want Zaterdagavond zouden we een groot feest hebben. We maakten een vaandel en daar hadden we "Trouw tot in den dood" op geschreven. Al de toeschouwers zaten in de serre. De voorstellingen lukten niet erg goed. Het hol hadden we met oranje lampions versierd. We hebben toen allemaal wedstrijden gedaan zooals; zakloopen, met gebonden benen loopen en touwtrekken. Het was een heerlijke avond. De volgende dag zouden we gaan picnicen met de jol. Het was gelukkig heerlijk weer en direct na de koffie gingen we naar de boot toe. We zeilden zoowat tot bij Genemuiden en gingen toen maar terug omdat er zoo weinig wind was. Onderweg naar Hasselt zagen we snoezige waterhoentjes die in 't riet heen en weer zwommen.
Een eindje voorbij Hasselt zijn we bij een krib stil gaan liggen en hebben we in de boot heerlijk gegeten. Toen mochten we nog ieder een eind roeien in de roeiboot. Jetje Loeff en ik samen en Lous, Jet en Bé samen. Toen was het al weer voorbij want de volgende morgen moesten we weg.

zondag 12 juli 2015

Richard Grayson -- 13 juli 2004

• De Amerikaanse schrijver Richard Grayson (1951) stelde zich in 2004 kandidaat voor het Amerikaanse House of Congress. Hij hield over die periode een dagboek bij: Diary of a congressional candidate in Florida's fourth congressional district

Tuesday, July 13
Every day now I get mail from companies that make money off political candidates. Some examples:

1. A video titled Reach the People and Win, from Duplication Factory, CD/video marketing specialists, that tells me, “Many politicians are still making the mistake of giving only ‘the facts’ and missing the emotional element that video can provide.”

2. A postcard from Mid State Screen Graphics, trying to sell me a sign printed on Colorplast™ corrugated plastic, “the most weatherproof and durable sign material you can use in Florida’s sunny/windy/rainy/hot/humid environment.”

3. A packet from Magnet Street, with samples showing me how I can increase my name recognition as a candidate by placing magnets with my name on them inside voters’ homes.

4. A letter from Imprint Promotions that begins, “Dear Richard, I know you are busy, I will make this quick. First, I wanted to thank you for your commitment to making our nation a better place,” before going on to tell me about the bumper stickers, buttons, and banners I can purchase from them.

5. A leaflet from The Almanac of Federal PACs: 2004-05, a volume that contains contacts for every political action committee that contributed at least $25,000 to candidates in the 2002 election. (“When you’re hunting for PAC money, it helps to have a map!”)

6. A brochure from Outdoor Mobile Media touting their billboards as the best way of “maximizing those 2.3 seconds you’ve got to reach those undecided voters!”

7. A letter from Fiberhaus Consulting (“Value. Empathy. Passion. Interaction.”) telling me about PoliticalAssist, a line of software that will reduce time spent on such activities as volunteer training, data entry, and voter outreach by 40 percent. Its CodeFleet program enables campaign workers to “immediately record results from volunteers who make personal contact with voters who make personal contact with voters using bar codes and scanners.”

Wednesday, July 14
Last night I threw out all my candidate junk mail but couldn’t bear to give up my favorite: the glossy catalog from Donahue Campaign & Election Products, featuring a cornucopia of useful merchandise.
They offer items like a 7-foot-by-10-foot hot-air balloon with my slogan on it for $650 and a fan printed in red and blue on white six-ply cardboard, coated on one side. The illustration fan says, “I’m a Fan of Shelly Kelb Price for Webster County Clerk.”
Donahue’s biggest seller is “The Winningest Sign,” available “in brilliant colors and featuring a no-show-thru material, totally weatherproof, printed both sides with non-fading ink.” A thousand of these Winningest signs in two colors, 26 feet by 16 feet, would set me back $1942. Eager for bipartisan sales, Donahue illustrates this item with samples that say “Bush/Cheney” and “Tom Daschle for South Dakota.”
I can also buy custom-design litterbags (1000 for $155); book matches with my logo ($90 for one case); rulers and yardsticks; “fun flyers” (Frisbee must be a trademark); suede coasters; super-soaker sponges (“Rise Up and Elect McLin State Senator”); seed packets (“Sow the Seeds of Victory for Keith for Circuit Judge”); golf tees; wooden nickels; sewing kits; unbreakable plasti-clip ad-combs; emery boards; fly swatters; magic-grip jar openers; doorknob hangers; and fortune cookies.
Another item on sale is a bookmark featuring my campaign slogan and my choice of a calendar, a list of the Presidents, or the Serenity Prayer, 500 for $135.
God grant me the PAC contributions to pay for all this stuff.

Jean Cocteau -- 12 juli 1952

Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar.

11 juli 1952
Herlees Proust. Zijn snobisme ergert me, zelfs als hij de mondaine wereld op de hak neemt. Hij maakt de mensen alleen belachelijk als onwaardig voor de naam die ze dragen. Hij redt alles door de manier waarop hij vertelt. Op dezelfde manier is de seksualiteit bij Proust irritant. In het Hotel de Balbec lijken de bedienden hem meer bezig te houden dan de beroemde en bizarre bloeiende meisjes. Overigens dwingt een gêne hem om, als hij Charlus begint te bestuderen, na het woord losbandigheid tussen haakjes toe te voegen: (of wat men per abuis zo noemt).

12 juli 1952
Na herlezing van het eerste deel van Sodome et Gomorrhe, heb ik zojuist met verbijstering de eerste honderdvijftig bladzijden van het tweede deel gelezen. Was Marcel niet meer ziek, werd hij afgeleid door de talloze brieven, door de talloze 'uitzonderlijke bezoekers', door zijn nachtelijke wandelingen? Ongeacht welke romancier zou het op zijn brood hebben gekregen. Het is onleesbaar. En ik heb woord voor woord herlezen. Een verspilling van slecht geschreven zinnen, van tussenzinnen waarna zijn zinnen in het luchtledige blijven hangen, van platvloerse lolbroekerij, van personages die vergeten waren en weer zo maar opduiken.

Kortom deze honderdtwaalf bladzijden zijn een slechte schets van wat ze hadden kunnen zijn. Ze werpen een zware smet op de rest en ik hoop dat ik niet weer zoiets tegenkom als ik alles herlees. Dit soort zwakke plekken kom je nooit tegen bij Stendhal, noch bij Balzac, noch bij Gobineau. Het is een ramp en geeft aanleiding tot een grondige herziening van mijn oordeel over het geheel.

[...]

Sylvia Plath -- 11 juli 1950

Sylvia Plath (1932-1963) was een Amerikaanse dichteres. Onderstaand de eerste drie 'dagen' uit haar dagboek. Meer hier.

11.
Emile. There it is; his name. And what can I say? I can say he called for me at nine Saturday night, that I was still weak from having two wisdom teeth out that morning. I can say that we went on a double date dancing at Ten Acres, that I drank five glasses, in the course of the evening, to the bottom, of sparkling tawny gingerale, while the others drank beer. But that's not it. Not at all. This is how it was. I dressed slowly, smoothing, perfuming, powdering. I sat upstairs in the moist gray twilight, with the rain trickling down outside, while the family talked and laughed with company down on the porch. This is I, I thought, the American virgin, dressed to seduce. I know I'm in for an evening of sexual pleasure. We go on dates, we play around, and if we're nice girls, we demure at a certain point. And so it goes. We walked into the bar and sat down, two by two. E. and I had the initial strangeness to rub off. We began to talk - about the funeral he went to this morning, about his twenty year old cousin who broke his back and is paralyzed for life, about his sister who died of pneumonia at twelve years. "Good lord, we're morbid tonight," he shuddered. And then, "You know something I've always liked ... I mean wanted to like? Dark eyes and blonde hair." So we talked about little things, how words lose their meaning when you repeat them over and over; how all people of the Negro race look alike until you get to know them individually; how we always liked the age we were at best. "I pity Warrie," he said, nodding at the other boy. "He's twenty-two, out of Amherst, and he has to work the rest of his life. When I figure ... only two more years of college."

"I know, I've always dreaded birthdays."
"You don't look as young as you are."
"I don't see," I said, "how people stand being old. Your insides all dry up. When you're young you're so self-reliant. You don't even need much religion."
"You're not by any chance a Catholic?" He asked as if it were quite unlikely.
"No. You?"
"Yes." He said it very low.

There was more small talk, more laughing, sidelong glances, more of the unspoken physical friction that makes each new conquest so delightful. In the air was the strong smell of masculinity which creates the ideal medium for me to exist in. There was something in Emile tonight, a touch of seriousness, a chemical magnetism, that met my mood the way two pieces of a child's puzzle fit together. He has a fine face, dark hair, and eyes with enormous black pupils; a straight nose, a one-sided flashing grin, a clean-cut chin. He is neatly made, with small, sensitive hands. I knew it would be the way it was. On the dance floor he held me close to him, the hard line of his penis taut against my stomach, my breasts aching firm against his chest. And it was like warm wine flooding through me, a sleepy, electric drowsiness. He nuzzled his face in my hair; kissed my cheek. "Don't look at me," he said. "I've just come out of a swimming pool, hot and wet." (God, I knew it would be like this.) He was looking at me intently, searchingly, and our eyes met. I went under twice; I was drowning; and he flicked his gaze away. On the way to Warrie's at midnight, Emile kissed me in the car, his mouth wet and gentle on mine. At Warrie's, more gingerale, more beer, and dancing with the dim light from the porch, Emile's body warm and firm against mine, rocking back and forth to the soft, erotic music. (Dancing is the normal prelude to intercourse. All the dancing classes when we are too young to understand, and then this.) "You know," Emile looked at me, "we ought to sit down." I shook my head. "No?" he said. "How about some water, then. Feel all right?" (Feel all right. Oh, yes. Yes, thank you.) He steered me out to the kitchen, cool, smelling of linoleum, with the sound of the rain falling outside. I sat and sipped the water he brought me, while he stood looking down, his features strange in the half-light. I put the glass down. "That was quick," he said. "Should I have taken longer?" I stood up and his face moved in, his arms about me. After a while I pushed him away. "The rain's rather nice. It makes you feel good inside, elemental, just to listen." I was backed against the sink; Emile was close, warm, his eyes glittering, his mouth sensuous and lovely. "You," I said deliberately, "don't give a damn about me except physically." Any boy would deny that; any gallant boy; any gallant lier. But Emile shook me, his voice was urgent, "You know, you shouldn't have said that. You know? You know? The truth always hurts." (Even clich*s can come in handy.) He grinned, "Don't be bitter; I'm not. Come away from the sink, and watch." He stepped back, drawing me toward him, slapping my stomach away, he kissed me long and sweetly. At last he let go. "There," he said with a quiet smile. "The truth doesn't always hurt, does it?" And so we left. It was pouring rain. In the car he put his arm around me, his head against mine, and we watched the streetlights coming at us, blurred and fluid in the watery dark. As we ran up the walk in the rain, as he came in and had a drink of water, as he kissed me goodnight, I knew that something in me wanted him, for what I'm not sure: He drinks, he smokes, he's Catholic, he runs around with one girl after another, and yet ... I wanted him. "I don't have to tell you it's been nice," I said at the door. "It's been marvelous," he smiled. "I'll call you. Take care." And he was gone. So the rain comes down hard outside my room, and like Eddie Cohen, I say, "... fifteen thousand years - of what? We're still nothing but animals." Somewhere, in his room, Emile lies, about to sleep, listening to the rain. God only knows what he's thinking.

donderdag 9 juli 2015

W.N.P. Barbellion -- 10 juli 1913

W.N.P. Barbellion (1989-1919) was het pseudoniem van Bruce Frederick Cummings, een Britse natuurvorser. Hij overleed aan multiple sclerose. Zijn dagboeken worden nog steeds gelezen.

10 juli
Doe helemaal niets... Ik zit bewegingloos in mijn stoel en trommel nerveus met mijn duimen op tafel en denk, denk, denk, uur na uur in hetzelfde gruwelijke cirkeltje. Ik ben niet in staat te werken. Ik mis er de moed voor. Ik heb de kracht niet meer.
Keer om vijf uur terug naar ‘huis’ naar het pension en word wanhopiger.
Aan het avondmaal zaten vanavond twee oude vrijsters, een Duitse jongeling (een wellustig, bombastisch, hersenloos schepsel), een typiste (die naar ze zeggen aan de verdovende middelen is), een alcoholist (die maandelijks aanvallen heeft. H. droeg hem gisteren naar boven en stopte hem in bed), twee verwijfde violisten die spelen in het orkest van Covent Garden, en een koloniale dame in een slaapkameraffaire verwikkeld met een man die bij mij aan tafel zit. Wat betekenen deze mensen voor mij? Ik haat ze allemaal. Ze weten het en zijn beledigd.
Na het avondmaal mijn hoed opgezet en in den blinde naar buiten gestormd om te ontsnappen. Liep naar het einde van de straat, niet wetende waarheen ik ging of wat ik deed.
Hield stil en staarde met starre ogen naar het verkeer op Kensington Road, weifelend over wat ik met mezelf moest aanvangen en niet in staat om tot een beslissing te komen (wilsverlamming). Draaide me om, liep naar huis, en ging om negen uur ’s avonds rechtstreeks naar bed, verlangend uitziend naar morgenavond wanneer ik weer naar haar toe ga, maar me tegelijkertijd afvragend hoe ter wereld ik morgen door mijn dagelijkse ronde heen moet komen voordat de avond aanbreekt... Ik leef van dag tot dag. Mijn eigen innerlijk leven verzengt elke interesse voor de buitenwereld. De zoölogie lijkt een merkwaardig voorwerp in een Bagdadse bazaar. Ik zit op mijn kamer in het b.m. en speel ermee; ik laat het door mijn vingers sijpelen en wegrollen als een kind dat met kwikzilver speelt

dinsdag 7 juli 2015

Mart Smeets -- 8 juli 2012

Mart Smeets (1947) is sportverslaggever en -commentator. In 2012 schreef hij Dagboek van een sportgek. Foto: Iris vetter.

Zondag 8 juli
's Avonds komt, via via, het bericht door dat Taeke Taekema voor de tweede maal de deur is gewezen is door de coach van de nationale mannenhockeyploeg, Paul van Ass. Ik schrik als ik het lees. Hoewel volger op afstand ben ik licht op de hand van Taekema, een kerel die ik zeer acht. Of hij nou een hockeyspeler of strafcorner-inrammer is, daar ben ik nooit uitgekomen. Ik vond zijn robuuste optreden vaak sympathiek overkomen.
Hoe was het ook alweer? Hij was buiten de deur gezet met die andere veteraan, Teun de Nooijer. Van Ass had ze vergeleken met hoge bomen die ervoor zorgen dat de 'lagere struikgewassen en plantjes' te weinig zon krijgen. Daar kon ik Van Ass nog wel in volgen, hoewel zijn woordkeus komisch was. Ik vroeg daarna aan twee bevriende kenners of Taekema in de Indian Summer van zijn loopbaan was of al in zijn late herfst. Beiden twijfelden. Eerder Indian Summer, meenden ze. Ik vroeg: meenemen naar de Spelen? Beiden zeiden: voor de strafcorner, ja. Maar over de verdediger Taekema hadden ze twijfels. Een moeilijke beslissing dus. Op zeker moment vroeg Van Ass Teuntje en Taeke weer terug. Beiden trainden weer mee. De rimpelingen leken uit de vijver, niemand gooide nog steentjes.
Maar nu, vier weken voor het begin van de Spelen in Londen, mietert Van Ass alsnog Taekema eruit en houdt hij vast aan Teuntje. Ik zit in de Tour en lees de tekst van Taeke. Hij heeft lang getwijfeld of hij zijn gevoel in een soort persbericht moest neerleggen. Hij is boos en zegt in best nette taal wat hij van dit alles vindt. Hij laat het belang van het team voorgaan.
Wie heeft hier gelijk, of bestaat er geen gelijk in zo'n situatie?Ik vind dat de coach soeverein moet kunnen beslissen over zijn selectie. Bij de eerste verwijdering uit de selectie vond ik Van Ass' redenering verkeerd geformuleerd. Ik was best blij toen de twee mastodonten terug konden komen in de trainingsgroep.
Dat Van Ass Taeke er nu weer uit gooit omdat hij 'toch niet in het speltype' past, is moeilijker te begrijpen. Deze selectie speelt al twee jaar op deze manier hockey. Was Taekema wellicht vervelend binnen de ploeg? Had hij sterallures? Zat hij in zijn eentje hamburgers te eten, terwijl de rest van de ploeg aan tafel zat? Was hij asociaal? Nee toch? Of was hij niet meer in staat gaten in de verdediging dicht te lopen of snel op te komen op de zwakke zijde van de tegenstander? Of wil Van Ass de selectie wakker schudden met deze actie? Ik noem maar wat.
Ik heb er ambivalente gevoelens over. Ik vind het niet chique gedaan. Zo ga je niet met mensen om en zeker niet met (voormalige) grote steunpilaren van de nationale ploeg. Maar de coach heeft gekozen en rightly so. Dat is namelijk zijn pakkie-an. Van Ass zal straks in Londen moeten bewijzen dat dit speltactisch de juiste beslissing is geweest.
Ik kijk op een betaalkanaal in mijn hotel naar Federer tegen Murray en zie de Zwitser soeverein winnen. Murray huilt zijn verlies weg. In de koers wint de jonge Fransman Thibaut Pinot. De Franse commentatoren schreeuwen zich een weg naar de finish, 's Avonds zitten Marianne Vos en Annemiek van Vleuten aan tafel. Van Vleuten heeft net haar sleutelbeen gebroken. Vos is als winnares van de Giro voor vrouwen op doorreis naar huis. Voor beiden lonkt Londen. Voor Murray en Federer ook, voor Van Ass evenzo. Voor Taekema dus niet. Dat idee knelt omdat ik niet weet waarom Van Ass zo heeft gehandeld.

maandag 6 juli 2015

Salvador Dali -- 7 juli 1952

Salvador Dali was een Spaanse schilder (1904-1989). In Mijn leven als genie (vertaald door Gerrit Komrij), zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.

de 7de [juli 1952]
Gala is nog mooier!

Ik heb een uitnodiging ontvangen om het mysteriespel van Elche (stadje in de provincie Alicante] bij te wonen, op de 14de augustus. De koepel van de kerk zal mechanisch geopend worden en engelen zullen de Heilige Maagd naar de hemel dragen. Misschien gaan we. Vanuit New York draagt men mij op een artikel te schrijven over de Vrouwe van Elche [zandstenen borstbeeld, gevonden in de negentiende eeuw bij opgravingen in Fenisische ruïnes]. Alles wat belangrijk is valt samen: dit kleine dorpje met zijn unieke Vrouwe en het unieke mysteriespel van de Hemelvaart, dat men eerst geprobeerd had te verbieden, maar dat nog net op tijd door de paus tot dogma was verklaard. Ook voor mij valt alles samen, en maakt de betekenis van al mijn dagen zwaarder en ernstiger. Ik ontving tegelijkertijd mijn tekst over de Maria-Hemelvaart, die zal verschijnen in de Etudes Carmélitaines. Pater Bruno draagt het tijdschrift aan mij op. Ik herlees mijn eigen woorden en ik moet toegeven dat ik enorm op deze pagina's gesteld ben. Denkend aan het bloed uit mijn kloofje zeg ik tegen mezelf: 'Beloofd en gehouden.'
De Maria-Hemelvaart is het hoogtepunt van Nietzsches vrouwelijke wil tot macht, de Über-vrouw die naar de hemel opstijgt door de mannelijke kracht van haar eigen antiprotonen!

zondag 5 juli 2015

Virginie Loveling -- 6 juli 1916

Virginie Loveling (1836-1923), zus van schrijfster Rosalie Loveling en nicht van schrijver Cyriel Buysse, was een Vlaamse schrijfster en dichteres. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield ze een Oorlogsdagboek bij.

Donderdag 6 juli '16.
Hoe langer hoe moeielijker wordt het verkrijgen van een pasport. De vrees voor spioneering heeft zijn climax bereikt.
Het is ongehoord, wat er niet al verteld wordt en geloofd: Lord Kitchener is niet dood en verblijft met heel zijn staf in Rusland. De vijand heeft moedwillig het bericht van zijn overlijden uitgestrooid. Soldaten hebben hier ondereen gevochten. Er zijn veertig dooden en dergelijke praatjes. De hertog van Würtemberg heeft in Gent vernacht met den keizerlijken prins Joachim. Er zou een groot feestmaal te hunner eer hebben plaats gehad. Streng is het toezicht op het smokkelen van levensmiddelen en even groot het bedrog. Elk, die naar buiten trekt om vleesch, eieren, boter en wat niet al, vindt middel om de waakzaamheid te ontgaan: er wordt verborgen in het koren, in holle wilgetronken, achter houtmijten en alles er uitgehaald bij duisternis.
Een jonge werkvrouw van hier wier echtgenoot aan 't front is, ging te voet naar Eecloo, vijf uur ver. Het gelukte haar ginder twee kilog. boter te kunnen koopen. Hoe die te verheimelijken? Ze verdeelde ze in twee pakken en stak ze op haar borst onder de bloese. Aldus toegetakeld trad ze moedig den terugweg aan.
Bij het voorbijgaan aan een standplaats waar ze hare eenzelvigheidskaart toonen moest, werd de guitenstreek haar te sterk, en een onbedwingbare, schalksche uitdrukking verscheen op haar mond en blonk in haar oog. De wangen gloeiden peperrood.
De wachtpost keek haar bevreemd-belangstellend aan. En ook zijn gelaat verhelderde heelemaal:
‘Dikke, ge lacht,’ maakte hij minzaam de opmerking en liet haar doorgaan zonder onderzoek.
Een andere vond geraden eenige kilog. boter op haar rug vast te binden. Toen ze na een tocht in den zonneschijn aan het oord harer bestemming kwam, was de bochel op meer dan de helft verminderd...
Wie in Interlaken verblijft en bij heel heet zomerweder 's namiddags de heerlijke, bochtige laan van den Abendberg opwandelt, onder de schaduw der Kathedraalkolommen-hooge beukestammen, staat de eerste maal hier en daar stil en luistert verrast: ‘Brrr... boem!’ gaat het met een doffen slag en een korte wijle nogmaals brrr... boem! en aldus altijd door:
‘Wat mag dat wezen?
Hij moet het vragen aan den eersten besten voorbijganger.
‘Het zijn sneeuwlawinen, die van de Jungfrau afstorten,’ zegt men hem.
Sneeuwlawinen! En zoo gaat het hier, indien er bergen waren op afstand, bergen met sneeuw bedekt, zoudt ge kunnen wanen, dat het ver gedommel, waarvan de ruiten reutelen, sneeuwafstortingen zijn...
Helaas!
't Is menschenwerk; het is op menschenvleesch, dat schroot en kogels worden afgevuurd.

Henry David Thoreau -- 5 juli 1845

• Henry David Thoreau (1817-1862) was een Amerikaans essayist, leraar, sociaal filosoof, natuuronderzoeker en dichter. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn hier te lezen. Meer hier.

5 July 1845 (origineel)
Saturday. Walden.—Yesterday I came here to live. My house makes me think of some mountain houses I have seen, which seemed to have a fresher auroral atmosphere about them, as I fancy of the halls of Olympus. I lodged at the house of a saw-miller last summer, on the Caatskill Mountains, high up as Pine Orchard, in the blueberry and raspberry region, where the quiet and cleanliness and coolness seemed to be all one,—which had their ambrosial character. He was the miller of the Kaaterskill Falls. They were a clean and wholesome family, inside and out, like their house. The latter was not plastered, only lathed, and the inner doors were not hung. The house seemed high-placed, airy, and perfumed, fit to entertain a traveling god. It was so high, indeed, that all the music, the broken strains, the waifs and accompaniments of tunes, that swept over the Caatskills, passed through its aisles. Could not man be man in such an abode? And would he ever find out this groveling life. It was the very light and atmosphere in which the works of Grecian art were composed, and in which they rest. They have appropriated to themselves a loftier hall than mortals ever occupy, at least on a level with the mountain-brows of the world. There was wanting a little of the glare of the lower vales, and in its place a pure twilight as became the precincts of heaven. Yet so equable and calm was the season there that you could not tell whether it was morning or noon or evening. Always there was the sound of the morning cricket.

7 July 1845
I am glad to remember to-night, as I sit by my door, that I too am at least a remote descendant of that heroic race of men of whom there is tradition. I too sit here on the shore of my Ithaca, a fellow-wanderer and survivor of Ulysses. How symbolical, significant of I know not what, the pitch pine stands here before my door! Unlike any glyph I have seen sculptured or painted yet, one of Nature’s later designs, yet perfect as her Grecian art. There it is, a done tree. Who can mend it? And now where is the generation of heroes whose lives are to pass amid these our northern pines, whose exploits shall appear to posterity pictured amid these strong and shaggy forms? Shall there be only arrows and bows to go with these pines on some pipe-stone quarry at length? There is something more respectable than railroads in these simple relics of the Indian race. What hieroglyphs shall we add to the pipe-stone quarry?

Elizabeth Drinker -- 4 juli 1806

Elizabeth Sandwith Drinker (1735-1807) was een Amerikaanse huisvrouw. Ze hield een groot deel van haar leven een dagboek bij.

July 2. There has been much talk for a week or two of a poisonous worm, that 'tïs said breeds in the Lombardy poplar trees. We have heard of a man, a boy, a dog and a cat killed by one. It is mentioned in this day's paper as follows:
"This tree which has become an ornament to the city, we are sorry to learn is suspected of a worm of the most poisonous description. The subject we think requires the most serious examination, and for the purpose of inviting to it, those who are best qualified by particular study or experience, we state the following fact which has been communicated to us by respectable citizens. "On Monday morning at 10 o'clock, an experiment was made in Southwark, in the presence of several gentlemen, with a view of ascertaining the efTects of the bite or sting of one of these reptiles. A worm found in a Lombardy poplar was placed before a Cat, rather more than half grown. In attempting to smell, she was stung in the nose. In about fifteen minutes she fainted away, and remained apparently lifeless for five minutes; after which she exhibited marks of violent internal pains, and in 45 minutes died. "The worm is of a pale,chocolate color, has a fork at the extremity of the tail, having from ten to fourteen feet. They vary in size, some being but an inch, others four inches long. They are extremely strong and animated. Arsenic, vitriol, and aqua-fortis have been applied to them, without producing instant death. Some of these worms, we understand, have been left with Mr Peale, at the Museum, for examination. A gentleman who has made some observations on the subject, remarks that they seldom appear in moist situations. They have been fouud on fences in the neighborhood of the poplar. He suggests trying the effects of hot ley; poured on the root of the tree."
There is another piece in Poulson's paper, much to the same effect, signed Humanitas.
That a man or boy has been killed by those worms is all flummery.

July 4. The thirtieth year of Independence — great doings today — but very quiet up our way. Nancy Skyrin and her daughter Elizabeth were here after dinner. They did not stay to tea, wishing to be at home before night, as it is a night of hubbub, or may be so. Notwithstanding, W. D. and self went between 8 and 9 o'clock to Jacob Downing's — a hubbub there with black Harry — I wish he was in Guinea.
They are making a rumpus in New York about ye poplar worm. Some have cut down their trees, others think little or nothing of it. They talk of some one being killed by one, but no names are mentioned.
Joseph Parish, a young physician, has by experiment, set this matter in a light, that seems to do it all away. He, and many others I believe, are under no concern about ye poplar worm.

donderdag 2 juli 2015

Alexandra Radius -- 3 juli 1981

Alexandra Radius (1942) is een Nederlandse ballerina. Begin juli 1981 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands dagboek' bij.

Vrijdag
10.00 u. Opgestaan. Voel me lekker. Ontbijten samen, maar Joop (Stokvis) is er alweer vandoor. Wat die jongen in de afgelopen maanden heeft gepresteerd is onvoorstelbaar. Hij is onze chef kostuum-atelier en had de organisatie van de 190 kostuums voor Sleeping Beauty. Heeft het vlekkeloos gedaan. 12.00 u. Les. Daarna alle bloemen met Han in vazen gezet. Begin toch aardig af te knappen. Toch even naar de fysiotherapeut Richard Smith gegaan, die de reddende engel voor mijn voet is geweest. Zonder hem had ik geen Beauty kunnen dansen. 18.00 u. Even geslapen. Han gaat naar theater om de groep hun 'barre' te geven. Kom hem rond 20.00 u. ophalen. Wens Maria Aradi en Francis Sinceretti die het vanavond dansen, veel toi-toi en plezier. We gaan heerlijk samen eten bij Le Rève, vroeg naar bed. Dit jaar geen verjaardagsfeest, moet morgen wéér Beauty dansen.

Zaterdag
10.00 u. De poezen willen eten, moet mijn bed uit. 11.00 u. Emmy Huf brengt heerlijke vissoep. 13.00 u. Les. Heb toch nog even iets gerepeteerd. Vind het altijd prettig om op de dag van de voorstelling bepaalde stukken nog even door te nemen. Even geslapen. Voel me bloedeloos vandaag. Eten smaakt me. 18.00 u. Ga een stuk rustiger naar theater vergeleken bij de premièredag. 23.45 u. Hadden een heerlijke zaal met balletfans. Was weer heel anders dan de première-avond. Ga tevreden naar huis. Een vriendin uit Londen is overgekomen, de ballet-pedagoge Eileen Ward van het Royal Ballet, een van de laatste echte pedagogen. Gelukkig heb ik de soep van Emmy! 2.00 u. 's Nachts. Praten over ballet wordt me nu toch echt te veel. Ben blij als Han Eileen naar haar hotel brengt. 3.00 u. ga ik doodmoe slapen.

Zondag
10.00 u. Opgestaan. 12.00 u. Toch weer een les gedaan. Ben doodop, 's Middags heerlijk naar onze tuin aan de Vecht; bessen en aardbeien geplukt, rustig gegeten, heerlijk geluierd, de weekbladen en kranten eindelijk weer eens doorgenomen. Wordt toch weer te laat.

Siegfried Sassoon -- 2 juli 1916

Siegfried Sassoon (1886-1967) was een Britse dichter-schrijver die vooral bekend is geworden door zijn anti-oorlogspoëzie. Hij hield als soldaat in Frankrijk in WO 1 een dagboek bij.

July 2 11.15 a.m.
A quiet night. Fine sunny morning. Nothing happening at present. Fricourt and Rose Trench to be attacked again to-day. Everything all right on rest of XV Corps front. Greaves and I are to remain in Kingston Rond.
2.30 p.m. Adjutant just been up hcre, excited, optimistic and unshaven. Fricourt and Rose Trench have been occupied without resistance (there was no bombardment). Over two thousand prisoners taken by Seventh Division alone First R.W.F. took over two hundred. Germans have gone back to their second line.
I am lying out in front of uur trench in the long grass, basking in sunshine where yesterday morning one couldn't show a fïnger. The Germans are shelling our new front line. Fricourt is full of British soldiers seeking souvenirs. The place was a ruin before; now it is a dust-heap. Everywhere the news seems good: I only hope it will last.
A gunner Forward Observation Officer just been along with a Hun helmet; says the Huns in Fricourt were cut off and their trenches demolished. Many dead lying about — he saw one dead officer lying across a smashed machine-gun with his head smashed in - 'a fine looking chap' he said (with some emotion).
Next thing is to hang on to the country we've taken. We move up to-night. Seventh Division has at any rate done all that was asked of it and reached the ground just short of Mametz Wood; the Second Queens are said to have legged it as usual when the Bosche made a poorish counter-attack.