woensdag 14 juni 2023

Roel van Duyn • 15 juni 1971

Roel van Duyn (1943) was in 1971 gemeenteraadslid in Amsterdam voor de Kabouterpartij, nadat hij eerder al een van de trekkers van de Provo-beweging was. Panies dagboek verscheen eind 1971.

dinsdagochtend 15 juni
Ik liep vastberaden naar de bruine beuk toe en begon om zijn stam onder zijn gewelf van takken en bladeren in het rond te lopen, ik dacht aan mijn dode vader zoals hij gedurende enige dagen na zijn overlijden opgebaard lag bij ons thuis in de grote achterkamer. De uitdrukking van zijn gelaat straalde een onkwetsbare schoonheid uit. Niet een toevallige schoonheid was hetsmaar een schoonheid die onmiddellijk voortkwam uit de gevoelens die er tussen mijn vader en ons tijdens zijn gang door de gouden poort werden uitgewisseld.
Ik trok een blad van de boom en stak het in mijn mond om de smaak van de dood te proeven. De dood is het begin van een terugreis naar het punt van voor de geboorte. Dat weet ik nu. Zien mensen die bijna sterven maar het overleven niet vaak een film van hun leven in hun hersens razendsnel achterstevoren afdraaien? De dood is de terugkeer van de tak naar de kern van de stam. Maar na zijn dood blijft het wezen van de tak, want het was er al voor zijn geboorte. De eerste wet van de thermodynamika zegt: energie kan noch worden geschapen noch worden vernietigd. De kern van de stam is daar waar hij noch levend noch dood is.
Angst voor de dood is evengoed als angst voor het leven, een poging je van de werkelijkheid van het bestaan en van al het bestaande te isoleren.
Langzamerhand ben ik mijn lichaam als instrument voor kommunikatie met de boom gaan gebruiken. Ik maak hoge en lage, hese en scherpe geluiden. Ik trommel met mijn handen op mijn ribbenkastje en benen. Ik maak gekke sprongetjes, stoot met mijn schouders tegen zijn stam en zuig met mijn adem zijn aanblik naar binnen. Ik kijk van onderen naar het ontspringen van de wereld van zijn takken. Ik zie de groene bladeren aan de binnenste gedeelten van de takken en de bruine bladeren aan de buitenste delen van de kroon. Het licht dat door de kroon naar binnen dringt! Het is een beeld waarvan ik merk dat ik het ervaar om het ervaren, en niet om het te beschrijven, want dat kan ik niet.
Op een pad enige tientallen meters verderop zie ik hoe twee mensen, die denken dat ik gek ben, naar me staan te kijken. Ik ren onder de boom vandaan over het grasveld. Daar draai ik me om en zie de boom in zijn volle verschijning. Het groene gras glanst in de regen en probeert de boom te omcirkelen. Maar de bruine beuk laat zich niet omcirkelen. Hij is en blijft het middelpunt, ik zie in één blik de kontoeren van zijn kroon prachtig tegen de hemel afsteken.
Ik ben één met het beeld van de boom. Heb je henna in je rossige bladeren gesmeerd? Ik huppel naar je stam toe en zie dat je takken geweldig lange tepels zijn die uit talloze borsten ontspringen. Laag aan je stam zitten een paar magere, knoestige borsten waarvan de takken afgezaagd zijn. Daarom kan ik niet in je klimmen en tussen je eindeloze tepels zitten. Dat hebben, ze expres gedaan! Ik druk me tegen, het ronde van je stam en zie het welven en kruipen van zo veel buiken tussen de borsten van de takken over je stam. Ik ren naar de uiteinden van een laaghangende tak en beweeg die op en neer. Ik voel dat de borst van de tak aan de stam door mijn bewegingen gestreeld wordt.
Drijfnat loop ik naar huis. Daar kruip ik lekker tussen de warme dekens. ïk ben vervuld van de beuk met de henna-kleurige bladeren. Ik noem haar Bella. Ineens wordt Bella hol en word ik een boom in haar. Lieve, goeiege Bella.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten