• Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Hij hield in het begin van de Eerste Wereldoorlog een dagboek bij.
17 December.
Afschrikking: wij hooren weer het kanon.
Wij wisten wel dat er daar aan de Yser nieuwe bedrijvigheid moest heerschen: ook al hadden de bladen er ons niets van gemeld, de voorbijrijdende treinen, die uit
Vlaanderen kwamen, of, beladen met materiaal en soldaten - er zijn er van alle soorten - naar Vlaanderen gaan, zeggen ons dat nieuwe, meer-verwoede, misschien beslissende gevechten aan den gang zouden zijn. Over den boulevard zagen wij nieuwe manschappen loopen: echte reuzen, eerbiedwekkend zoo door de uitdrukking van het strenge gelaat als door de gestalte. ‘Na de witte Kentauren, de donkere Lapithen’, zegt mij een helleniseerende vriend. En wij denken aan de legendarische strijder uit Thessalië. Toen ronkten de verre dalen van de rollende rotsblokken: als rollende rotsblokken hooren wij in de verte 't kanon.
En zoowaar, na zoo'n langen tijd, is het als eene verademing, den oorlog met onze zintuigen gewaar te worden, en niet langer meer met ons vernuft. Het verre geschut is eene opwekking: wij ontwaken uit onze dorre, bedisselende gissingen, aanleiding tot onvruchtbaar twisten. Het kanon spreekt: wij zwijgen en luisteren naar ons bonzend hart.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten