maandag 6 juli 2020

Friedrich Nietzsche • 7 juli 1862

• Je staat er niet zo bij stil, maar ook Friedrich Nietszsche (1844-1900) was ooit jong. Deze brief schreef hij op 17-jarige leeftijd aan zijn zus Elisabeth. Uit: Afgemat als een eendagsvlieg bij avond. Een selectie uit de brieven 1858-1879 (vertaald door Hans Driessen).

Gorenzen, 7 juli 1862
Met mij gaat het trouwens, net als met jou mag ik hopen, buitengewoon goed. Ik heb de eerste drie dagen van mijn vakantie in Naumburg doorgebracht, ben in het circus Hinné geweest, ben dan vrijdag naar Gorenzen doorgereisd en heb daar heel prettige dagen gehad. Gisteren ben ik naar een feest op slot Rammelsburg geweest. In de slotzaal werd een concert gegeven; de freule zong heel aardig, een gouvernante piepte heel jammerlijk door de genade-aria heen; over het geheel genomen echt dilettantisch. Het werd half zeven; er stonden zwarte wolken aan de hemel. In een fabrieksgebouw waarin we toevlucht hadden gezocht, werden we verrast door een geweldig onweer, met bliksem, onweer en bakken regen; toen dit voorbij was gingen we (mama en ik) weer op weg en baggerden door een vreselijke modder en verveelden ons, totdat we plotseling door een nieuw onweer werden overvallen en arm in arm, door de felste bliksem belicht, door en door nat werden. We zagen er echt belachelijk uit; de hele geschiedenis was trouwens niet van alle levensgevaar gespeend, hetgeen me toch weer goede zin gaf. Mama zal je de rest wel vertellen. [...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten