zondag 5 juli 2020

Gustave Flaubert • 6 juli 1852

• De Franse schrijver Gustave Flaubert (1821-1880) aan zijn minnares, de Franse dichteres Louise Colet (1810-1876). Hij spreekt zich uit over haar ontluikende affaire met de flamboyante dichter Alfred de Musset. Uit: De kluizenaar en zijn muze. Brieven aan Louise Colet [vertaald door Edu Borger].

Croisset, dinsdag 6 juli 1852 
Ik heb in mijn eentje en op mijn gemak je laatste lange brief met het verhaal van je uitstapje in de maneschijn herlezen. [...] Je zou me verkeerd begrijpen als je meende dat ik je iets verweet. – Je kunt je daden meester zijn, maar je gevoelens nooit. Ik vind alleen dat je er verkeerd aan gedaan hebt nog een keer met hem uit rijden te gaan. Je hebt dat in alle onschuld gedaan, dat wil ik best geloven. Maar als ik in zijn schoenen stond, zou ik het je niet vergeven. Hij zou je voor een flirt kunnen aanzien. – Het is nu eenmaal een conventie dat je niet met een man een ritje in een rijtuig maakt om de maan te bewonderen. En het heerschap Musset is allemachtig conventioneel. – Zijn ijdelheid is van burgerlijke komaf. Ik denk niet (wat jij denkt) dat hij vooral gevoel voor kunst had. – Hij had het meeste gevoel voor zijn eigen hartstochten. Musset is meer dichter dan kunstenaar, en op dit moment meer mens dan dichter – en een armzalig mens. Musset heeft de kunst nooit gescheiden van de sensaties waarvan zij het complement vormt. Muziek is naar zijn idee geschapen voor serenades, de schilderkunst voor het portret en de poëzie om de harten te vertroosten. Wanneer je zo de zon in je broek wilt stoppen, verbrand je je broek en pis je op de zon. En dat is hem overkomen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten