woensdag 29 juli 2020

Anne Brontë • 30 juli 1841

• Een brief van de Britse schrijfster Anne Brontë (1820-1849). Uit: Verwoeste levens. Een selectie uit de brieven van de gezusters Brontë (vertaald door Ria Loohuizen).

Thorpe Green, 30 juli a.d. 1841
Emily is vandaag jarig. Ze is aan het einde van haar drieëntwintigste jaar en is, voorzover ik weet, thuis. Charlotte is gouvernante bij het gezin van Mr. White. Branwell werkt als beambte op het spoorwegstation van Luddenden Foot, en ik ben gouvernante in het gezin van Mr. Robinson. Ik vind het hier niet prettig en zou graag van werkkring veranderen. Ik ben nu in Scarborough. Mijn leerlingen zijn naar bed en ik haast me om dit af te maken voordat ik hun voorbeeld volg.
We denken erover een eigen school op te zetten, maar het staat nog niet helemaal vast en we weten niet of het zal lukken of niet. Ik hoop van wel. En ik vraag me af hoe het met ons zal gaan en hoe of waar we allemaal zullen zijn op deze dag over vier jaar, de datum waarop, als alles goed gaat, ik vijfentwintig jaar en zes maanden oud zal zijn, Emily zevenentwintig jaar, Branwell achtentwintig jaar en een maand, en Charlotte negenentwintig en een kwart jaar. We zijn nu allemaal van elkaar gescheiden en het is niet waarschijnlijk dat we elkaar weer zullen zien eer er vele vermoeiende weken verstreken zijn, maar voor zover ik weet is niemand van ons ziek en we doen allemaal iets om in ons eigen onderhoud te voorzien, behalve Emily, die het echter net zo druk heeft als wij en in werkelijkheid haar eten en kleding evenzeer verdient als wij.
Wat weten we toch weinig van wat we zijn
Nog minder zelfs van wat we zullen worden!
Vier jaar geleden zat ik op school. Sindsdien ben ik gouvernante geweest op Blake Hall, ging daar weg, kwam op Thorpe Green en heb ik de zee gezien en York Minster. Emily heeft lesgegeven op de school van Miss Patchet en is daar nu weg. Charlotte is bij Miss Woolers school weggegaan, is gouvernante geweest bij Mrs. Sidgwick, is bij haar weggegaan en naar Mrs. White gegaan. Branwell heeft het schilderen opgegeven, heeft privé-lessen gegeven in Cumberland, is daar weggegaan en werkt nu als beambte bij de spoorwegen. Tabby is bij ons weg. Martha Brown heeft haar plaats ingenomen. We hebben Keeper, hadden een lief klein poesje, maar dat zijn we kwijt, en we hebben ook een havik. Hadden een wilde gans die is weggevlogen en drie tamme, waarvan er een dood is. Al deze verschillende dingen, en nog veel meer, hadden we niet verwacht of voorspeld in juli 1837. Wat zullen de volgende vier jaar ons brengen? Dat weet alleen de Voorzienigheid. Maar wijzelf zijn weinig veranderd sinds die tijd. Ik heb dezelfde gebreken die ik toen had, alleen ben ik wat wijzer geworden en heb ik wat meer ervaring, en een beetje meer zelfbeheersing dan toen. Hoe zal het zijn wanneer we dit briefje openmaken en dat van Emily? Ik vraag me af of het dan nog steeds goed zal gaan met de Gondalanders en hoe hun omstandigheden zullen zijn. Ik ben nu bezig het vierde deel van Solala Vemon's Life te schrijven.
Enige tijd al beschouw ik vijfentwintig als een soort mijlpaal in mijn bestaan. Het kan een echt voorgevoel blijken te zijn, of misschien is het slechts een bijgelovig idee; het laatste is het meest waarschijnlijk, maar de tijd zal het leren.
Anne B.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten