• Ruth Andreas-Friedrich (1901-1977) zat in de Tweede Wereldoorlog in het Duitse verzet. Haar dagboek uit die tijd is vertaald (door B. Mackenzie) als Berlijns dagboek 1938-1948.
Maandag, 28 augustus 1939
De troepen gaan naar het oosten. [...] Geen mens gelooft nog aan het behoud van de vrede.
Woensdag, 30 augustus 1939
De teerling is geworpen! Uit elke stap, die Hitler sinds gisteren onderneemt, blijkt zijn bedoeling om, koste wat kost, Polen binnen te marcheren. [...] De Führer verlangt'niet alleen de teruggave van Danzig, maar ook de inlijving van de Poolse corridor. [...]
Donderdag, 31 augustus 1939
Gisternacht heeft zich tussen Henderson en Ribbentrop een farce afgespeeld, die zijn weerga niet heeft in de wereldgeschiedenis. Om twaalf uur 's nachts werd de Britse ambassadeur zeer koel ontvangen door de minister van Buitenlandse Zaken. Ribbentrop opent zijn documentenmap, haalt een stuk te voorschijn en leest de inhoud binnensmonds en haastig voor. Sir Neville Henderson verstaat de helft maar. En ook die helft niet helemaal. 'Mag ik om een afschrift voor mijn regering verzoeken?' vraagt hij hoffelijk na het beëindigen van de lezing. - 'Te laat,' zegt Ribbentrop geprikkeld en gooit het geschrift op tafel. - Sinds vanmiddag twee uur zijn de onderhandelingen met Engeland afgebroken. Het Duitse leger marcheert. [...]
Vrijdag, 1 september 1939
Om 4 uur 45 hebben Duitse troepen over een breed front de Poolse grenzen overschreden. De regering komt met een vloed van nieuwe verordeningen op de proppen. Verduisteringsplicht wat betreft straten, winkels en woonhuizen. Luchtbeschermingsplicht. Vanaf heden is het luisteren naar buitenlandse zenders verboden. Er zijn zware straffen op gezet. Drie maal hebben we al 'gezondigd'. Met een deken over de radio, achter gesloten deuren. Frankrijk en Engeland mobiliseren. Italië verklaart zich neutraal.
's Middags zijn we bij dr. Flamm op de thee gevraagd. Sedert de nazi's hem wegens politieke onbetrouwbaarheid als rechter van de arrondissementsrechtbank met pensioen gestuurd hebben, voorziet hij in zijn levensonderhoud als juridisch repetitor, waarbij hij voorzichtig en met wijsheid tracht zijn leerlingen omtrent de dwaalleren van het nazidom voor te lichten. Andrik waardeert hem als zijn intelligentste vriend. We vinden hem, balancerend op een ladder, bezig de ramen met donkerbruin pakpapier dicht te spijkeren. 'Duitser, verduister!' begroet hij ons en slaat de laatste spijker in zijn raam.
We zitten om de tafel en roeren in onze theekopjes. 'Dat wordt een langzame oorlog,' zegt Flamm terneergeslagen. 'De hemel mag weten, wie er aan het eind nog in leven zal zijn.' - 'Herr Hitler zeker niet!' - Hij trekt een grimas. 'Wat baat ons Hitlers dood, wanneer wij eerst in het zand moeten bijten!'
Buiten loeit een merkwaardig geluid. Een langgerekt op en neer. Andrik springt op. 'Luchtalarm!' We kijken elkaar aan en weten niet goed wat te doen. 'Naar de kelder gaan,' raadt Flamm. Op de een of andere manier generen we ons een beetje. Komen onszelf als lafaards voor. Als we beneden komen, hebben zich daar de overige huurders al verzameld. Gasmasker voor het gezicht. Luchtbeschermingstas volgens voorschrift over de schouder. 'Walgelijk!' bromt Andrik. Boven ons zoemt een eenzame vlieger. Gespannen slaan we hem gade door het open kelderraam. Na twintig minuten is het spookbeeld voorbij. Weer klinkt een ongewoon geluid. Een doordringend lang-aangehouden zoemen. 'Veilig' noemen de deskundigen dit signaal. Knopen hun gasmaskers af en aanvaarden voldaan de terugtocht.
Op de terugweg naar huis zien we de sterren boven Berlijn, klaar en ongewoon helder. De maan werpt een melkachtige schijn over de platte en puntige daken. Geen enkel straaltje kunstlicht dringt door tot op straat. 'De grote stad keert terug tot de natuur,' glimlacht Andrik. 'Je zou er romantisch van worden.' Hij haakt bij me in en drukt mijn arm.
Wat hou ik toch veel van hem! denk ik innig.
woensdag 31 augustus 2016
dinsdag 30 augustus 2016
Sonja Paardekooper -- 31 augustus 1944
• Sonja Paardekooper (1930-2009) hield als jong meisje een dagboek bij van haar tijd in het interneringskamp Ambarawa. Dat dagboek is gepubliceerd als Achter het gedek.
31 Augustus Koninginnedag. Waar zou ze zitten? Zou ze in Holland zijn? Zou er feest gevierd worden? Ik gun haar zoo'n prettige verjaardag. Hier mogen we geen feest vieren. Hier is kamppa 't hele kamp rondgeweest om te kijken of we geen oranje droegen en of we geen feest vierden. Nee, dat hebben we deze dag niet gedaan, tenminste niet uiterlijk. Maar onze goede mevrouw Beylart heeft wel voor een feestmaaltijd gezorgd. We hebben nassi koening met seroendeng gekregen, een goede portie. En vanavond mochten Suus en ik de rijstebrijdrum uitschrapen. Vroeger kregen meisjes van 12 tot 17 altijd, als er wat over was, een eetlepel extra. Meisjesextra. Maar daar is een aanmerking op gemaakt. Toen kregen wij en de jongens een pollepel djagoengpap. Ook daar is een aanmerking op gemaakt. Nu wordt de djagoeng in 't eten verwerkt, wat ook wel 't beste is. En nu mogen wij de drum uitschrapen, als we hem afwassen. Vanavond waren er tien porties tekort, dus was de drum al bijna leeg. Alleen de korst zat er nog in. En na veel schrapen hebben wij er nog vrij veel uitgekregen, al zijn 't korsten. Suus en ik waren pikzwart en ik heb direct gebaad. Maar 't was toch echt leuk. Alleen .... een paar dames, die voorbijkwamen en ons zagen, hebben ook daar een aanmerking op gemaakt. Ook dat misgunnen ze ons. Maar toen de dames de korsten zagen en mevrouw Beylart zei dat ze dat konden krijgen, mits ze hem afwasten, toen bedankten ze. Misselijk hè. Toch was het Koninginnedag. En volgend jaar in Holland met Oma, Pappie natuurlijk en tante Truus.
2 September Wat een gezellige Zondag was dit. En wat waren deze twee dagen goed. We hebben suiker gekregen en katjang waar we pindakaas van hebben gemaakt. Nu is er een bosbrand op de berg. 't Is guur, de lucht is donkergrijs, wordt naarmate het later wordt bijna zwart. En tegen de donkere bergen tekent zich een rode acht van de brand. Kon ik dat maar tekenen. Zo mooi. Zo wonderlijk trouwens, vuur is altijd mooi, ook als je in de keuken komt en als de drum (er) dan afgezet is, zodat de vlammen zich vrij kunnen bewegen. Vurige tongen zijn 't, die vernietigen. Een heksenketel lijkt 't. Ja, ik houd van 't vuur.
4 September Vandaag was *t bonkarren, klapperraspen en de kleine pretjes van pindakaas op 't brood, dat zo klef en ongaar was vandaag, dat nipponmeel zo misschien nog lekkerder is. En dan de weelde van suiker. We hebben ongeveer 2 ons gekregen en nu hebben Mams en ik afgesproken, dat we 4 schepjes suiker per dag mogen gebruiken. Verder hebben we vanavond bami gekregen. Hm hm. Ik heb maar met een theelepel gegeten, dan leek 't meer. Maar nu word ik sarcastisch, dus niet over eten denken. O ja, de nieuwste voorspelling zegt, dat de eerste transporten tussen de achtste en de twintigste gaan. Maar volgend jaar zitten we hier nog wel.
5 September Dit is een dag om te danken, zo fijn. Allereerst ben ik vanochtend naar buiten geweest. En 't was weer zoo mooi, zo rustig. En dan word je al dankbaar om die mooie bergen, om die schoonheid van een klapperboom, om alles. En dan is er vanmiddag (weer) suiker binnengekomen. Weet je wanneer mensen dol worden van blijdschap, wanneer 't hele kamp davert van 't gejoel: Als er suiker binnenkomt, 's Avonds laat nog moesten we brood halen, omdat de toko ontruimd moest worden voor de suiker. Ongelooflijk he? Terwijl we voor gister in geen zeven weken suiker hebben gezien.
En vanavond zijn we allemaal samen geweest en Vem heeft de Padvindsterswet uitgelegd. Gehoorzaam, gehoorzaam aan je eigen innerlijk. O, als ik dat naga, ontbreekt er erg veel aan me. Maar ik wil toch proberen liever te zijn en ik dank voor deze dag.
31 Augustus Koninginnedag. Waar zou ze zitten? Zou ze in Holland zijn? Zou er feest gevierd worden? Ik gun haar zoo'n prettige verjaardag. Hier mogen we geen feest vieren. Hier is kamppa 't hele kamp rondgeweest om te kijken of we geen oranje droegen en of we geen feest vierden. Nee, dat hebben we deze dag niet gedaan, tenminste niet uiterlijk. Maar onze goede mevrouw Beylart heeft wel voor een feestmaaltijd gezorgd. We hebben nassi koening met seroendeng gekregen, een goede portie. En vanavond mochten Suus en ik de rijstebrijdrum uitschrapen. Vroeger kregen meisjes van 12 tot 17 altijd, als er wat over was, een eetlepel extra. Meisjesextra. Maar daar is een aanmerking op gemaakt. Toen kregen wij en de jongens een pollepel djagoengpap. Ook daar is een aanmerking op gemaakt. Nu wordt de djagoeng in 't eten verwerkt, wat ook wel 't beste is. En nu mogen wij de drum uitschrapen, als we hem afwassen. Vanavond waren er tien porties tekort, dus was de drum al bijna leeg. Alleen de korst zat er nog in. En na veel schrapen hebben wij er nog vrij veel uitgekregen, al zijn 't korsten. Suus en ik waren pikzwart en ik heb direct gebaad. Maar 't was toch echt leuk. Alleen .... een paar dames, die voorbijkwamen en ons zagen, hebben ook daar een aanmerking op gemaakt. Ook dat misgunnen ze ons. Maar toen de dames de korsten zagen en mevrouw Beylart zei dat ze dat konden krijgen, mits ze hem afwasten, toen bedankten ze. Misselijk hè. Toch was het Koninginnedag. En volgend jaar in Holland met Oma, Pappie natuurlijk en tante Truus.
2 September Wat een gezellige Zondag was dit. En wat waren deze twee dagen goed. We hebben suiker gekregen en katjang waar we pindakaas van hebben gemaakt. Nu is er een bosbrand op de berg. 't Is guur, de lucht is donkergrijs, wordt naarmate het later wordt bijna zwart. En tegen de donkere bergen tekent zich een rode acht van de brand. Kon ik dat maar tekenen. Zo mooi. Zo wonderlijk trouwens, vuur is altijd mooi, ook als je in de keuken komt en als de drum (er) dan afgezet is, zodat de vlammen zich vrij kunnen bewegen. Vurige tongen zijn 't, die vernietigen. Een heksenketel lijkt 't. Ja, ik houd van 't vuur.
4 September Vandaag was *t bonkarren, klapperraspen en de kleine pretjes van pindakaas op 't brood, dat zo klef en ongaar was vandaag, dat nipponmeel zo misschien nog lekkerder is. En dan de weelde van suiker. We hebben ongeveer 2 ons gekregen en nu hebben Mams en ik afgesproken, dat we 4 schepjes suiker per dag mogen gebruiken. Verder hebben we vanavond bami gekregen. Hm hm. Ik heb maar met een theelepel gegeten, dan leek 't meer. Maar nu word ik sarcastisch, dus niet over eten denken. O ja, de nieuwste voorspelling zegt, dat de eerste transporten tussen de achtste en de twintigste gaan. Maar volgend jaar zitten we hier nog wel.
5 September Dit is een dag om te danken, zo fijn. Allereerst ben ik vanochtend naar buiten geweest. En 't was weer zoo mooi, zo rustig. En dan word je al dankbaar om die mooie bergen, om die schoonheid van een klapperboom, om alles. En dan is er vanmiddag (weer) suiker binnengekomen. Weet je wanneer mensen dol worden van blijdschap, wanneer 't hele kamp davert van 't gejoel: Als er suiker binnenkomt, 's Avonds laat nog moesten we brood halen, omdat de toko ontruimd moest worden voor de suiker. Ongelooflijk he? Terwijl we voor gister in geen zeven weken suiker hebben gezien.
En vanavond zijn we allemaal samen geweest en Vem heeft de Padvindsterswet uitgelegd. Gehoorzaam, gehoorzaam aan je eigen innerlijk. O, als ik dat naga, ontbreekt er erg veel aan me. Maar ik wil toch proberen liever te zijn en ik dank voor deze dag.
maandag 29 augustus 2016
Grete Lainer (?) -- 30 augustus 19??
• Het onderstaande fragment is afkomstig uit het anonieme
Tagebuch eines halbwüchsigen Mädchens (Engelse vertaling: A Young Girl's Diary), dat in 1919 (met een voorwoord van Sigmund Freud) werd uitgegeven. Het dagboek wordt wel toegeschreven aan ene Grete Lainer. In het onderstaande fragment is ze een jaar of elf, twaalf.
Engelse vertaling onderaan.
29. August: Gotteswillen, es ist mir etwas Gräßliches passiert. Ich habe Seite 30 bis 34 verloren vom Tagebuch. Ich muß es entweder im Garten oder auf der Louisenhöhe liegen gelassen haben. Das ist furchtbar. Wenn das wer findet. Und ich weiß nicht einmal genau, was gerade auf diesen Seiten steht. Ich bin rein zum Unglück geboren. Wenn ich nicht der Hella geschworen hätte, alle Tage Tagebuch zu schreiben, so tät ich am liebsten ganz aufhören. Wenn die Mama oder gar der Papa etwas erfährt. Und heute regnet es so greulich, daß ich nicht einmal in den Garten gehen kann, und auf die Louisenhöhe schon gar nicht, überhaupt nicht allein. Ich muß es vorgestern verloren haben, denn gestern und vorgestern habe ich nicht geschrieben. Wenn es nur niemand findet, das wäre gräßlich. Ich bin so aufgeregt, daß ich zu Mittag gar nichts essen konnte, obwohl wir meine Leibspeise Moor im Hemd hatten. Und ich bin auch so unglücklich, denn der Papa war so besorgt und die Mama auch und sie fragten in einer Tour, was mir fehlt und ich konnte kaum das Weinen verbeißen vor allen Leuten. Wir waren nämlich heute im Hotel, weil die Resi für 2 Tage weggefahren ist. Und dann im Zimmer bei den Eltern durfte ich auch nicht weinen, weil ich mich sonst verraten hätte. Ich habe nur eine Hoffnung, daß niemand weiß, daß die Blätter von mir sind, weil wir die Hella und ich im Tagebuch steil schreiben, erstens, damit niemand unsere Schrift erkennt und zweitens weil man mehr Papier erspart als beim gewöhnlichen Schreiben. Wenn es nur morgen schön wäre, daß ich gleich in der Frühe in den Garten suchen gehen könnte. Heute freut mich gar nichts und ich habe mich nicht einmal sehr geärgert, wie die Inspee sagte: O, vielleicht einen Streit gehabt mit dem Herrn Bräutigam?
30. August: Im Garten ist es nicht. Ich habe die Mama gebeten, daß wir nachmittag unbedingt zur Louisenhütte gehen. Die Mama war furchtbar lieb und fragte, warum ich so aufgeregt bin, ob mir etwas geschehen ist. Und da konnte ich mich nicht mehr zurückhalten und weinte gräßlich. Und sagte der Mama, ich habe etwas verloren, was mir schrecklich ist. Die Mama glaubte den Brief der Hella, den sie mir am Dienstag schickte und da sagte ich: Nein etwas viel Ärgeres, mein Tagebuch. Da sagte die Mama: Nun das ist doch hoffentlich nicht so arg und das wird doch niemanden interessieren. O ja, sage ich, weil alles vom R. seinem Verein drin steht. Und da sagt die Mama: Schau Gretel, weil du schon vom R. sprichst; ich sehe wirklich nicht gern, daß du immer bei Warth bist; sie passen wirklich nicht zu uns und der R. ist keine Gesellschaft für dich; du bist jetzt, wo du ins Lyzeum kommst, kein kleines Kind. Versprich mir, daß du nicht ewig mit ihnen bist. – »Ja Mama, ich werde mich unauffällig zurückziehen.« Da hat sie furchtbar gelacht und mich auf beide Wangen geküßt und hat mir versprochen, daß sie der Inspee nichts sagt vom Tagebuch, denn die braucht nicht alles wissen. Gott die Mama ist so entzückend. Noch 3 Stunden und vielleicht liegen die Blätter noch dort. Am Abend: Gott sei Dank! Vor der Hütte lagen 2 Blätter ganz zerweicht vom Regen und verwischt und ein Blatt lag auf dem Fußboden, das war ganz zerrissen. Da muß einer mit dem Absatz darauf gestanden sein und 2 Blätter waren zu einem Fidibuß gerollt und etwas verbrannt. Also hat niemand etwas gelesen. Ich bin so glücklich und beim Nachtessen sagte der Papa: nun was leuchten denn deine Augen so überglücklich? Hast du das große Los gezogen? und da habe ich die Mama auf den Fuß getreten, daß sie mich nicht verrät und der Papa hat furchtbar gelacht und gesagt: So, mir scheint, da wird in meinem eigenen Hause eine Verschwörung angezettelt und ich sag schnell: Wir sind zum Glück nicht im eigenen Haus, sondern im Hotel und alle lachen und jetzt ist Gott sei dank alles vorüber. Aber durch Schaden wird man klug. Das passiert mir kein zweitesmal.
August 29th. O dear, such an awful thing has happened. I have lost pages 30 to 34 from my diary. I must have left them in the garden, or else on the Louisenhohe. It's positively fiendish. If anyone was to find them. And I don't know exactly what there was on those pages. I was born to ill luck. If I hadn't promised Hella to write my diary every day I should like to give up the whole thing. Fancy if Mother were to get hold of it, or even Father. And it's raining so fearfully to-day that I can't even go into the garden and still less on the Louisenhohe above all not alone. I must have lost it the day before yesterday, for I didn't write anything yesterday or the day before. It would be dreadful if anyone were to find it. I am so much upset that I couldn't eat anything at dinner, although we had my favourite chocolate cream cake. And I'm so unhappy for Father was quite anxious and Mother too and they both asked what was the matter with me and I nearly burst out crying before everyone. We had dinner in the hotel to-day because Resi had gone away for 2 days. But I couldn't cry in the room before Father and Mother for that would have given the show away. My only hope is that no one will recognise my writing, for Hella and I use upright writing for our diary, first of all so that no one may recognise our writing and secondly because upright writing doesn't use up so much paper as ordinary writing. I do hope it will be fine to-morrow so that I can hunt in the garden very early. I have been utterly in the dumps all day so that I didn't even get cross when Inspee said: "Have you been quarrelling with your future husband?"
August 30th. It's not in the garden. I begged Mother to let us go to Louisenhutte this afternoon. Mother was awfully nice and asked what I was so worried about, and whether anything had happened. Then I couldn't keep it in any longer and burst out crying. Mother said I must have lost something, and this gave me an awful fright. Mother thought it was Hella's letter, the one which came on Tuesday, so I said: No, much worse than that, my diary. Mother said: Oh well, that's not such a terrible loss, and will be of no interest to anyone. Oh yes, I said, for there are all sorts of things written in it about R. and his society. Look here, Gretel, said Mother, I don't like this way you talk about R.; I really don't like you to spend all your time with the Warths; they're really not our sort and R. is not a fit companion for you; now that you are going to the high school you are not a little girl any longer. Promise me that you'll not be eternally with the Warths.—All right, Mother, I will break it off gradually so that nobody will notice. She burst out laughing and kissed me on both cheeks and promised me to say nothing to Inspee about the diary for she needn't know everything. Mother is such a dear. Still 3 hours and perhaps the pages are still there. Evening. Thank goodness! In front of the shelter I found 2 pages all pulped by the rain and the writing all run and one page was in the footpath quite torn. Someone must have trodden on it with the heel of his boot and 2 pages had been rolled into a spill and partly burned. So no one had read anything. I am so happy. And at supper Father said: I say, why are your eyes shining with delight? Have you won the big prize in the lottery? and I pressed Mother's foot with mine to remind her not to give me away and Father laughed like anything and said: Seems to me there's a conspiracy against me in my own house. And I said in a great hurry: Luckily we're not in our own house but in a hotel, and everyone laughed and now thank goodness it's all over. Live and learn. I won't let that happen again.
Engelse vertaling onderaan.
29. August: Gotteswillen, es ist mir etwas Gräßliches passiert. Ich habe Seite 30 bis 34 verloren vom Tagebuch. Ich muß es entweder im Garten oder auf der Louisenhöhe liegen gelassen haben. Das ist furchtbar. Wenn das wer findet. Und ich weiß nicht einmal genau, was gerade auf diesen Seiten steht. Ich bin rein zum Unglück geboren. Wenn ich nicht der Hella geschworen hätte, alle Tage Tagebuch zu schreiben, so tät ich am liebsten ganz aufhören. Wenn die Mama oder gar der Papa etwas erfährt. Und heute regnet es so greulich, daß ich nicht einmal in den Garten gehen kann, und auf die Louisenhöhe schon gar nicht, überhaupt nicht allein. Ich muß es vorgestern verloren haben, denn gestern und vorgestern habe ich nicht geschrieben. Wenn es nur niemand findet, das wäre gräßlich. Ich bin so aufgeregt, daß ich zu Mittag gar nichts essen konnte, obwohl wir meine Leibspeise Moor im Hemd hatten. Und ich bin auch so unglücklich, denn der Papa war so besorgt und die Mama auch und sie fragten in einer Tour, was mir fehlt und ich konnte kaum das Weinen verbeißen vor allen Leuten. Wir waren nämlich heute im Hotel, weil die Resi für 2 Tage weggefahren ist. Und dann im Zimmer bei den Eltern durfte ich auch nicht weinen, weil ich mich sonst verraten hätte. Ich habe nur eine Hoffnung, daß niemand weiß, daß die Blätter von mir sind, weil wir die Hella und ich im Tagebuch steil schreiben, erstens, damit niemand unsere Schrift erkennt und zweitens weil man mehr Papier erspart als beim gewöhnlichen Schreiben. Wenn es nur morgen schön wäre, daß ich gleich in der Frühe in den Garten suchen gehen könnte. Heute freut mich gar nichts und ich habe mich nicht einmal sehr geärgert, wie die Inspee sagte: O, vielleicht einen Streit gehabt mit dem Herrn Bräutigam?
30. August: Im Garten ist es nicht. Ich habe die Mama gebeten, daß wir nachmittag unbedingt zur Louisenhütte gehen. Die Mama war furchtbar lieb und fragte, warum ich so aufgeregt bin, ob mir etwas geschehen ist. Und da konnte ich mich nicht mehr zurückhalten und weinte gräßlich. Und sagte der Mama, ich habe etwas verloren, was mir schrecklich ist. Die Mama glaubte den Brief der Hella, den sie mir am Dienstag schickte und da sagte ich: Nein etwas viel Ärgeres, mein Tagebuch. Da sagte die Mama: Nun das ist doch hoffentlich nicht so arg und das wird doch niemanden interessieren. O ja, sage ich, weil alles vom R. seinem Verein drin steht. Und da sagt die Mama: Schau Gretel, weil du schon vom R. sprichst; ich sehe wirklich nicht gern, daß du immer bei Warth bist; sie passen wirklich nicht zu uns und der R. ist keine Gesellschaft für dich; du bist jetzt, wo du ins Lyzeum kommst, kein kleines Kind. Versprich mir, daß du nicht ewig mit ihnen bist. – »Ja Mama, ich werde mich unauffällig zurückziehen.« Da hat sie furchtbar gelacht und mich auf beide Wangen geküßt und hat mir versprochen, daß sie der Inspee nichts sagt vom Tagebuch, denn die braucht nicht alles wissen. Gott die Mama ist so entzückend. Noch 3 Stunden und vielleicht liegen die Blätter noch dort. Am Abend: Gott sei Dank! Vor der Hütte lagen 2 Blätter ganz zerweicht vom Regen und verwischt und ein Blatt lag auf dem Fußboden, das war ganz zerrissen. Da muß einer mit dem Absatz darauf gestanden sein und 2 Blätter waren zu einem Fidibuß gerollt und etwas verbrannt. Also hat niemand etwas gelesen. Ich bin so glücklich und beim Nachtessen sagte der Papa: nun was leuchten denn deine Augen so überglücklich? Hast du das große Los gezogen? und da habe ich die Mama auf den Fuß getreten, daß sie mich nicht verrät und der Papa hat furchtbar gelacht und gesagt: So, mir scheint, da wird in meinem eigenen Hause eine Verschwörung angezettelt und ich sag schnell: Wir sind zum Glück nicht im eigenen Haus, sondern im Hotel und alle lachen und jetzt ist Gott sei dank alles vorüber. Aber durch Schaden wird man klug. Das passiert mir kein zweitesmal.
August 29th. O dear, such an awful thing has happened. I have lost pages 30 to 34 from my diary. I must have left them in the garden, or else on the Louisenhohe. It's positively fiendish. If anyone was to find them. And I don't know exactly what there was on those pages. I was born to ill luck. If I hadn't promised Hella to write my diary every day I should like to give up the whole thing. Fancy if Mother were to get hold of it, or even Father. And it's raining so fearfully to-day that I can't even go into the garden and still less on the Louisenhohe above all not alone. I must have lost it the day before yesterday, for I didn't write anything yesterday or the day before. It would be dreadful if anyone were to find it. I am so much upset that I couldn't eat anything at dinner, although we had my favourite chocolate cream cake. And I'm so unhappy for Father was quite anxious and Mother too and they both asked what was the matter with me and I nearly burst out crying before everyone. We had dinner in the hotel to-day because Resi had gone away for 2 days. But I couldn't cry in the room before Father and Mother for that would have given the show away. My only hope is that no one will recognise my writing, for Hella and I use upright writing for our diary, first of all so that no one may recognise our writing and secondly because upright writing doesn't use up so much paper as ordinary writing. I do hope it will be fine to-morrow so that I can hunt in the garden very early. I have been utterly in the dumps all day so that I didn't even get cross when Inspee said: "Have you been quarrelling with your future husband?"
August 30th. It's not in the garden. I begged Mother to let us go to Louisenhutte this afternoon. Mother was awfully nice and asked what I was so worried about, and whether anything had happened. Then I couldn't keep it in any longer and burst out crying. Mother said I must have lost something, and this gave me an awful fright. Mother thought it was Hella's letter, the one which came on Tuesday, so I said: No, much worse than that, my diary. Mother said: Oh well, that's not such a terrible loss, and will be of no interest to anyone. Oh yes, I said, for there are all sorts of things written in it about R. and his society. Look here, Gretel, said Mother, I don't like this way you talk about R.; I really don't like you to spend all your time with the Warths; they're really not our sort and R. is not a fit companion for you; now that you are going to the high school you are not a little girl any longer. Promise me that you'll not be eternally with the Warths.—All right, Mother, I will break it off gradually so that nobody will notice. She burst out laughing and kissed me on both cheeks and promised me to say nothing to Inspee about the diary for she needn't know everything. Mother is such a dear. Still 3 hours and perhaps the pages are still there. Evening. Thank goodness! In front of the shelter I found 2 pages all pulped by the rain and the writing all run and one page was in the footpath quite torn. Someone must have trodden on it with the heel of his boot and 2 pages had been rolled into a spill and partly burned. So no one had read anything. I am so happy. And at supper Father said: I say, why are your eyes shining with delight? Have you won the big prize in the lottery? and I pressed Mother's foot with mine to remind her not to give me away and Father laughed like anything and said: Seems to me there's a conspiracy against me in my own house. And I said in a great hurry: Luckily we're not in our own house but in a hotel, and everyone laughed and now thank goodness it's all over. Live and learn. I won't let that happen again.
zondag 28 augustus 2016
Willem Hendrik de Beaufort -- 29 augustus 1914
• Willem Hendrik de Beaufort (1845-1918)) was een Nederlands staatsman. Zijn dagboeken zijn te lezen bij Historici.nl.
Zaterdag. Er zijn nu Duitsche berichten die van een groote nederlaag der Engelschen bij St. Quentin spreken en die melden dat de beslissing ten nadeele van Frankrijk gevallen is. De overwinning der Duitschers wordt gelijkgesteld met die van 1813 te Leipzig. Zal Parijs nu belegerd worden of is ten gevolge van het Duitsche veldgeschut de belegering een zaak geworden van een paar dagen of weken? Na de verovering van Parijs zal dan deze veldtocht in Midden- en Zuid- Frankrijk moeten worden voortgezet indien Frankrijk niet de vredesvoorwaarden aanneemt die Duitschland zal stellen en die zeer zacht zullen zijn - naar verhaald wordt.
Intusschen is reeds een nieuw ministerie in Frankrijk opgetreden, althans een gewijzigd, met Delcassé als minister van Buitenlandsche Zaken. Is dit een bewijs dat men tot het laatste wil doorzetten ofwel dat men een ander minister dan die de oorlog begon de oorlog door vrede wil doen beëindigen. Persoonlijk geloof ik niet aan een vrede, tenzij de Franschen nog een overwinning mochten behalen. Zij weten trouwens dat indien zij vrede sluiten, Rusland zwaar geslagen zal worden en Engeland zal den oorlog zoo spoedig niet opgeven omdat het doel dat Engeland met deze oorlog wil bereiken alleen door een langdurigen strijd kan worden bereikt. Men wil de handelsbetrekkingen tusschen Duitschland en de overige, vooral de niet-Europeesche, landen verbreken en door Engelschen laten aanknoopen. Iedereen begrijpt dat hiervoor veel tijd noodig is, men moet de artikelen vervaardigen die Duitschland uitvoert en daarop moet de nijverheid zich inrichten.
De Duitschers hebben de stad Leuven geheel en al verwoest. Men zegt dat het stadhuis gered is, ging dit verloren dan zoude het verlies onherstelbaar zijn, het prachtigste stadhuis van België! De kerken, de universiteitsgebouwen met de geheele bibliotheek en de verdere stad, die 45.000 inwoners telt, zouden geheel vernietigd zijn door het vuur. Laat ons hopen dat er eenige overdrijving in het eerste bericht is. Volgens de Duitschers heeft de bevolking op de Duitsche soldaten geschoten, volgens de Belgen zijn de Duitsche soldaten die van het gevecht van Mechelen terugkeerden door hunne makkers in Leuven voor Belgen aange zien, wat tot schieten aanleiding gaf. De binnentrekkenden dachten dat die schoten door de Leuvenaars werden gelost en besloten toen de stad te verdelgen. Dit verhaal lijkt mij wel wat vreemd, een misverstand zooals dit wordt snel opgehelderd wanneer men beleidvolle officieren heeft en die zijn in het Duitsche leger zeker aanwezig. Al hebben enkele Leuvenaars geschoten, dan is dit echter nog geen reden om een geheele stad, vooral een stad met zoovele kostbaarheden als Leuven, eenvoudigweg met vuur te verdelgen. Men kon de schuldigen straffen, desnoods met de kogel, maar het is zeer onbillijk om de dwaze daden van enkele bewoners eener stad te wreken op haren geheele bevolking. Intusschen bestaat ook de mogelijkheid dat de Duitsche soldaten dronken zijn geweest. Men deelde mij mede op grond van berichten uit België dat de regimenten van Rhijnlanders, Hanseaten, Hanovranen en Mecklenburgers zich zeer behoorlijk gedroegen, maar dat een paar regimenten uit Pommeren en uit Berlijn zich voortdurend te buiten gingen aan den drank en als beesten woedden.
Zaterdag. Er zijn nu Duitsche berichten die van een groote nederlaag der Engelschen bij St. Quentin spreken en die melden dat de beslissing ten nadeele van Frankrijk gevallen is. De overwinning der Duitschers wordt gelijkgesteld met die van 1813 te Leipzig. Zal Parijs nu belegerd worden of is ten gevolge van het Duitsche veldgeschut de belegering een zaak geworden van een paar dagen of weken? Na de verovering van Parijs zal dan deze veldtocht in Midden- en Zuid- Frankrijk moeten worden voortgezet indien Frankrijk niet de vredesvoorwaarden aanneemt die Duitschland zal stellen en die zeer zacht zullen zijn - naar verhaald wordt.
Intusschen is reeds een nieuw ministerie in Frankrijk opgetreden, althans een gewijzigd, met Delcassé als minister van Buitenlandsche Zaken. Is dit een bewijs dat men tot het laatste wil doorzetten ofwel dat men een ander minister dan die de oorlog begon de oorlog door vrede wil doen beëindigen. Persoonlijk geloof ik niet aan een vrede, tenzij de Franschen nog een overwinning mochten behalen. Zij weten trouwens dat indien zij vrede sluiten, Rusland zwaar geslagen zal worden en Engeland zal den oorlog zoo spoedig niet opgeven omdat het doel dat Engeland met deze oorlog wil bereiken alleen door een langdurigen strijd kan worden bereikt. Men wil de handelsbetrekkingen tusschen Duitschland en de overige, vooral de niet-Europeesche, landen verbreken en door Engelschen laten aanknoopen. Iedereen begrijpt dat hiervoor veel tijd noodig is, men moet de artikelen vervaardigen die Duitschland uitvoert en daarop moet de nijverheid zich inrichten.
De Duitschers hebben de stad Leuven geheel en al verwoest. Men zegt dat het stadhuis gered is, ging dit verloren dan zoude het verlies onherstelbaar zijn, het prachtigste stadhuis van België! De kerken, de universiteitsgebouwen met de geheele bibliotheek en de verdere stad, die 45.000 inwoners telt, zouden geheel vernietigd zijn door het vuur. Laat ons hopen dat er eenige overdrijving in het eerste bericht is. Volgens de Duitschers heeft de bevolking op de Duitsche soldaten geschoten, volgens de Belgen zijn de Duitsche soldaten die van het gevecht van Mechelen terugkeerden door hunne makkers in Leuven voor Belgen aange zien, wat tot schieten aanleiding gaf. De binnentrekkenden dachten dat die schoten door de Leuvenaars werden gelost en besloten toen de stad te verdelgen. Dit verhaal lijkt mij wel wat vreemd, een misverstand zooals dit wordt snel opgehelderd wanneer men beleidvolle officieren heeft en die zijn in het Duitsche leger zeker aanwezig. Al hebben enkele Leuvenaars geschoten, dan is dit echter nog geen reden om een geheele stad, vooral een stad met zoovele kostbaarheden als Leuven, eenvoudigweg met vuur te verdelgen. Men kon de schuldigen straffen, desnoods met de kogel, maar het is zeer onbillijk om de dwaze daden van enkele bewoners eener stad te wreken op haren geheele bevolking. Intusschen bestaat ook de mogelijkheid dat de Duitsche soldaten dronken zijn geweest. Men deelde mij mede op grond van berichten uit België dat de regimenten van Rhijnlanders, Hanseaten, Hanovranen en Mecklenburgers zich zeer behoorlijk gedroegen, maar dat een paar regimenten uit Pommeren en uit Berlijn zich voortdurend te buiten gingen aan den drank en als beesten woedden.
donderdag 25 augustus 2016
Erich Mühsam -- 26 augustus 1914
• Erich Mühsam (1878-1934) was een schrijver en beeldbepalende anarchist en activist tegen het nationaalsocialisme. Zijn dagboeken 1910-1912 staan hier.
München, Mittwoch, d. 26. August 1914
Vom ostpreußischen Kriegsgebiet nichts neues. Die Entscheidung war in Steins Communiqué als unmittelbar bevorstehend bezeichnet worden. Sie ist also noch nicht – wenigstens nicht im günstigen Sinne – gefallen, und die Nervosität hält an. Insterburg liegt an 60 km von der Grenze und in der Mitte zwischen Eydtkuhnen und Königsberg. Dorthin scheinen die Russen also auf dem Anmarsch zu sein. Zu denken, daß die Stadt – Jenny darin – einer Belagerung und Beschießung ausgesetzt sein kann, ist gräßlich. – Die Österreicher melden einen großen Sieg über die Russen bei Kraßnick-Lublin. Hoffentlich ist die Botschaft nicht übertrieben.
Mir bietet sich vielleicht eine Verdienstmöglichkeit. Der frühere Direktor des Züricher Cabarets „Grauer Esel“, jetzt hier Besitzer eines Lokals in der Göthestrasse „Grüner Heinrich“ will ein „Kriegskabaret“ machen und mich hinter den Kulissen als künstlerischen Leiter haben. Ich weiß noch nicht, ob das gehn wird, ohne daß ich meinem sozialen und kriegsfeindlichen Gewissen etwas vergebe. Aber der Mann ist Schweizer und wenn sich meine Tätigkeit auf Empfehlung von Künstlern und Prüfung des vorzutragenden neutralen Materials beschränkt, dann sehe ich keinen Grund, die Gelegenheit Geld zu verdienen auszuschlagen.
Gestern wurden die ersten erbeuteten französischen Geschütze nach München gebracht, 11 Stück, von denen 10 auf dem Odeonsplatz vor der Feldherrenhalle aufgestellt wurden. Ich stand im Gedränge der Menschen und sah einiges von der Zeremonie: Reiter und Fußvolk, Eichengewinde und Bajonette. Von den grauen Geschützen konnte ich nur hier und da einen Protzkasten oder ein Rad erspähen. Nachher waren die Trophäen umlagert von Menschen, die draufsaßen, dran herumkrochen und alles genau visitierten. Noch nachts um 1 Uhr, als ich mit Dr. Rosenthal und Friedenthal von der Torggelstube aus dort vorbeikam, waren hunderte um die Kanonen versammelt, und einer war immer sachverständiger als der andre. Wie denn auch jeder seinen eignen Kriegsplan hat und nach jeder Depesche genau recht behält.
Jenny hat sich noch immer nicht direkt bei mir gemeldet. Und von der armen Lotte habe ich nichts Veränderndes mehr erfahren.
München, Mittwoch, d. 26. August 1914
Vom ostpreußischen Kriegsgebiet nichts neues. Die Entscheidung war in Steins Communiqué als unmittelbar bevorstehend bezeichnet worden. Sie ist also noch nicht – wenigstens nicht im günstigen Sinne – gefallen, und die Nervosität hält an. Insterburg liegt an 60 km von der Grenze und in der Mitte zwischen Eydtkuhnen und Königsberg. Dorthin scheinen die Russen also auf dem Anmarsch zu sein. Zu denken, daß die Stadt – Jenny darin – einer Belagerung und Beschießung ausgesetzt sein kann, ist gräßlich. – Die Österreicher melden einen großen Sieg über die Russen bei Kraßnick-Lublin. Hoffentlich ist die Botschaft nicht übertrieben.
Mir bietet sich vielleicht eine Verdienstmöglichkeit. Der frühere Direktor des Züricher Cabarets „Grauer Esel“, jetzt hier Besitzer eines Lokals in der Göthestrasse „Grüner Heinrich“ will ein „Kriegskabaret“ machen und mich hinter den Kulissen als künstlerischen Leiter haben. Ich weiß noch nicht, ob das gehn wird, ohne daß ich meinem sozialen und kriegsfeindlichen Gewissen etwas vergebe. Aber der Mann ist Schweizer und wenn sich meine Tätigkeit auf Empfehlung von Künstlern und Prüfung des vorzutragenden neutralen Materials beschränkt, dann sehe ich keinen Grund, die Gelegenheit Geld zu verdienen auszuschlagen.
Gestern wurden die ersten erbeuteten französischen Geschütze nach München gebracht, 11 Stück, von denen 10 auf dem Odeonsplatz vor der Feldherrenhalle aufgestellt wurden. Ich stand im Gedränge der Menschen und sah einiges von der Zeremonie: Reiter und Fußvolk, Eichengewinde und Bajonette. Von den grauen Geschützen konnte ich nur hier und da einen Protzkasten oder ein Rad erspähen. Nachher waren die Trophäen umlagert von Menschen, die draufsaßen, dran herumkrochen und alles genau visitierten. Noch nachts um 1 Uhr, als ich mit Dr. Rosenthal und Friedenthal von der Torggelstube aus dort vorbeikam, waren hunderte um die Kanonen versammelt, und einer war immer sachverständiger als der andre. Wie denn auch jeder seinen eignen Kriegsplan hat und nach jeder Depesche genau recht behält.
Jenny hat sich noch immer nicht direkt bei mir gemeldet. Und von der armen Lotte habe ich nichts Veränderndes mehr erfahren.
woensdag 24 augustus 2016
Helen Roseveare -- 25 augustus 1964
• De Engelse Helen Roseveare (1925) was van 1953-1973 als arts en missionaris werkzaam in het zeer onrustige Congo. Haar dagboek over een zeer roerige periode in 1964 is gepubliceerd als Dokter onder rebellen (vertaling T.B. van Houten).
Kruitdamp
Dinsdag 25 augustus. Om halfvijf vanmiddag kwam de Griek uit Maika weer met zijn vrouw. Het leek mij toe dat het haast tijd was voor de bevalling, en ik zei dat zij 's avonds moest terugkomen met haar spullen. Alles scheen nu tegelijk te beginnen! Wagens reden voorbij — soldaten — "jeunesse" — rumoer, 7.50 uur. Ik had een bad genomen. Er hield een vrachtwagen stil, geschreeuw en drukte. Ik hoorde Susan met hen praten. Zij kwamen bij onze voordeur. Elaine sprak bij een klein lichtje met hen door een gesloten venster — tot hun spijt. Ik haastte mij naar haar toe. Op de veranda stonden twee mannen; de één was een jongen van een jaar of zestien, de ander was gekleed in de woeste dracht van tegenwoordig en droeg een speer; de jongste noemde hem "chef". Zij hadden het wat over mijn auto en zo, en eisten dat onze chauffeur hen naar Paulis zou brengen. Ik hield vol dat er geen benzine was en de motor het niet redden zou, en dat ik in elk geval zelf de chauffeur was. Ineens een geweerschot, vlak bij huis.
Ik sprong naar buiten, en vroeg wie dorst te schieten bij Gods huis, onder Gods mensen. Mijn bloed kookte, zo woedend was ik (ik kan slechts hopen en bidden dat het gerechtvaardigde verontwaardiging was). Ik zag mensen ronddraven bij het huis van mijn kok, waar vijf kinderen. zijn. Ik rende naar hen toe met de vraag, wat er gaande was. Een aanmatigende, domme jongen uit de buurt, als soldaat gekleed, kwam met een nog dampend geweer uit. Aunzo's huis, waar hij het meisje had gezocht op wie hij had geschoten. God moge mij vergeven — ik brieste van boosheid en onderdrukte razernij —, en vroeg hun wat zij zich verbeeldden met mijn familie (Gods familie) in beroering te brengen. Eindelijk gingen zij weg — het leek wel uren' geduurd te hebben. Daarop hoorden wij het verhaal, en wij schreiden. De soldaat had Susan (onze jonge hoofdverpleegster, mijn lieve vriendin) lastig gevallen;, hij dwong haar zich uit te kleden en wilde haar aanranden, maar zij vluchtte naakt door het huis van. Aunzo, de achterdeur uit, over de palissade, door de tuinen, om met grote schrammen en kneuzingen, diep geschokt en ontzet een woning in het dorp binnen te kruipen om bescherming en kleding. De negenjarige Samuel was ook op de vlucht geslagen: Uit zijn slaap gewekt door het geweerschot, zag hij Susan door het huis vliegen, en dodelijk verschrikt vloog hij haar achterna. Na een poos waren allen weer terecht, gekalmeerd en verzorgd.
Een uur later kwam de Griek terug, met zijn vrouw Katerina en de bovengenoemde "chef". "Zij" hadden hen op de weg onder bedreiging tot stilstaan gedwongen en eisten de wagen op. Zodra de Grieken met hun bagage uitgestapt waren, draaide de wagen en moest de chauffeur deze man en anderen naar Ibambi brengen. Daar klopten zij aan bij Soli; zij verlangden luidruchtig en. grof de autosleutels enz. — tot zij ten slotte Soli's vrachtwagen en chauffeur Elisa te hunner beschikking kregen voor de reis naar Paulis. (Elisa is nog niet terug — het duurt nu al twee dagen — wij zitten erg over hem in).
Kruitdamp
Dinsdag 25 augustus. Om halfvijf vanmiddag kwam de Griek uit Maika weer met zijn vrouw. Het leek mij toe dat het haast tijd was voor de bevalling, en ik zei dat zij 's avonds moest terugkomen met haar spullen. Alles scheen nu tegelijk te beginnen! Wagens reden voorbij — soldaten — "jeunesse" — rumoer, 7.50 uur. Ik had een bad genomen. Er hield een vrachtwagen stil, geschreeuw en drukte. Ik hoorde Susan met hen praten. Zij kwamen bij onze voordeur. Elaine sprak bij een klein lichtje met hen door een gesloten venster — tot hun spijt. Ik haastte mij naar haar toe. Op de veranda stonden twee mannen; de één was een jongen van een jaar of zestien, de ander was gekleed in de woeste dracht van tegenwoordig en droeg een speer; de jongste noemde hem "chef". Zij hadden het wat over mijn auto en zo, en eisten dat onze chauffeur hen naar Paulis zou brengen. Ik hield vol dat er geen benzine was en de motor het niet redden zou, en dat ik in elk geval zelf de chauffeur was. Ineens een geweerschot, vlak bij huis.
Ik sprong naar buiten, en vroeg wie dorst te schieten bij Gods huis, onder Gods mensen. Mijn bloed kookte, zo woedend was ik (ik kan slechts hopen en bidden dat het gerechtvaardigde verontwaardiging was). Ik zag mensen ronddraven bij het huis van mijn kok, waar vijf kinderen. zijn. Ik rende naar hen toe met de vraag, wat er gaande was. Een aanmatigende, domme jongen uit de buurt, als soldaat gekleed, kwam met een nog dampend geweer uit. Aunzo's huis, waar hij het meisje had gezocht op wie hij had geschoten. God moge mij vergeven — ik brieste van boosheid en onderdrukte razernij —, en vroeg hun wat zij zich verbeeldden met mijn familie (Gods familie) in beroering te brengen. Eindelijk gingen zij weg — het leek wel uren' geduurd te hebben. Daarop hoorden wij het verhaal, en wij schreiden. De soldaat had Susan (onze jonge hoofdverpleegster, mijn lieve vriendin) lastig gevallen;, hij dwong haar zich uit te kleden en wilde haar aanranden, maar zij vluchtte naakt door het huis van. Aunzo, de achterdeur uit, over de palissade, door de tuinen, om met grote schrammen en kneuzingen, diep geschokt en ontzet een woning in het dorp binnen te kruipen om bescherming en kleding. De negenjarige Samuel was ook op de vlucht geslagen: Uit zijn slaap gewekt door het geweerschot, zag hij Susan door het huis vliegen, en dodelijk verschrikt vloog hij haar achterna. Na een poos waren allen weer terecht, gekalmeerd en verzorgd.
Een uur later kwam de Griek terug, met zijn vrouw Katerina en de bovengenoemde "chef". "Zij" hadden hen op de weg onder bedreiging tot stilstaan gedwongen en eisten de wagen op. Zodra de Grieken met hun bagage uitgestapt waren, draaide de wagen en moest de chauffeur deze man en anderen naar Ibambi brengen. Daar klopten zij aan bij Soli; zij verlangden luidruchtig en. grof de autosleutels enz. — tot zij ten slotte Soli's vrachtwagen en chauffeur Elisa te hunner beschikking kregen voor de reis naar Paulis. (Elisa is nog niet terug — het duurt nu al twee dagen — wij zitten erg over hem in).
dinsdag 23 augustus 2016
Søren Kierkegaard -- 24 augustus 1839
• Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.
24 augustus [1839]
...Ik ben zo schuw als een scheva, zwak en nauwelijks hoorbaar als een dagesch lene, voel mij als een letter die achterstevoren op de regel staat, immens als een pascha met drie paardestaarten*. Ja, als het bij ongelukken werkelijk zo zou gaan als bij mensen die met het bewust worden van hun goede daden tevens alle beloningen ervoor derven, als het zo zou gaan dat men bij de gedachte aan die ongelukken ook de ongelukken kwijt zou raken, hoe gelukkig zou een hypochonder van mijn formaat dan wel niet moeten zijn, want ik incasseer alle zorgen bij voorbaat en toch blijven ze alle achter.
* Even naijverig op mijzelf en mijn papieren als de nationale bank op de hare, in 't algemeen zo reflexief als een pronomen.
24 augustus [1839]
...Ik ben zo schuw als een scheva, zwak en nauwelijks hoorbaar als een dagesch lene, voel mij als een letter die achterstevoren op de regel staat, immens als een pascha met drie paardestaarten*. Ja, als het bij ongelukken werkelijk zo zou gaan als bij mensen die met het bewust worden van hun goede daden tevens alle beloningen ervoor derven, als het zo zou gaan dat men bij de gedachte aan die ongelukken ook de ongelukken kwijt zou raken, hoe gelukkig zou een hypochonder van mijn formaat dan wel niet moeten zijn, want ik incasseer alle zorgen bij voorbaat en toch blijven ze alle achter.
* Even naijverig op mijzelf en mijn papieren als de nationale bank op de hare, in 't algemeen zo reflexief als een pronomen.
zondag 21 augustus 2016
Frank Meyrink -- 22 augustus 1991
• Frank Meyrink beschrijft in zijn dagboek (Gottliebs dood) de laatste jaren uit het leven van de beroemde pedagoog, cultuurfilosoof, architect, dichter en regisseur Johann Gottlieb Freudenacker (1915-1992) - die nooit bestaan heeft. En Frank Meyrink is een pseudoniem van de in 1964 geboren schrijver Leonard Beuger. Het boek is gemodelleerd naar Eckermann's Gespräche mit Goethe.
Donderdag 22 augustus 1991
Toen ik tegen Gottlieb vanavond opmerkte dat hij wel gelijk gekregen had met zijn hoopvolle houding voor wat betreft de staatsgreep tegen Gorbatsjov, reageerde hij wat hoofdschuddend en zei: ‘Nou ja, wat mij goeddeed waren de eerste woorden die Gorbatsjov sprak toen hij in Moskou van de vliegtuigtrap was afgedaald: “Het belangrijkste is: wat wij sinds ’85 hebben gedaan heeft al zijn vruchten afgeworpen: de mensen zijn anders geworden, hun geest, hun mentaliteit, is anders geworden.” Dat hij juist dát als eerste zei toont voor mij aan dat ik me niet in hem vergist heb.
Evenzogoed is het heel best mogelijk dat zijn rol nu is uitgespeeld. Hij is niet populair in eigen land. Er is ook al een ongelooflijke hoop laster over hem uitgestort. Hij wordt al van zijn eigen ontvoering beschuldigd, zelfs door een altijd zo eerbiedwaardig man als Sjevardnadze, men vindt dat hij zijn eigen verraders heeft gecreëerd, en ga zo maar door. Dat kan alleen maar erger worden. Opportunisten zullen van de situatie misbruik maken. Maar dat neemt niet weg dat de perestrojka door hém tot stand gekomen is. Niet door Jeltsin, al gaat die terecht verder. Misschien trekt hij zich wel terug – het belangrijkste is gebeurd. Zijn werk is een offer geweest. Niet voor hemzelf.'
Donderdag 22 augustus 1991
Toen ik tegen Gottlieb vanavond opmerkte dat hij wel gelijk gekregen had met zijn hoopvolle houding voor wat betreft de staatsgreep tegen Gorbatsjov, reageerde hij wat hoofdschuddend en zei: ‘Nou ja, wat mij goeddeed waren de eerste woorden die Gorbatsjov sprak toen hij in Moskou van de vliegtuigtrap was afgedaald: “Het belangrijkste is: wat wij sinds ’85 hebben gedaan heeft al zijn vruchten afgeworpen: de mensen zijn anders geworden, hun geest, hun mentaliteit, is anders geworden.” Dat hij juist dát als eerste zei toont voor mij aan dat ik me niet in hem vergist heb.
Evenzogoed is het heel best mogelijk dat zijn rol nu is uitgespeeld. Hij is niet populair in eigen land. Er is ook al een ongelooflijke hoop laster over hem uitgestort. Hij wordt al van zijn eigen ontvoering beschuldigd, zelfs door een altijd zo eerbiedwaardig man als Sjevardnadze, men vindt dat hij zijn eigen verraders heeft gecreëerd, en ga zo maar door. Dat kan alleen maar erger worden. Opportunisten zullen van de situatie misbruik maken. Maar dat neemt niet weg dat de perestrojka door hém tot stand gekomen is. Niet door Jeltsin, al gaat die terecht verder. Misschien trekt hij zich wel terug – het belangrijkste is gebeurd. Zijn werk is een offer geweest. Niet voor hemzelf.'
Willem Barnard -- 21 augustus 1985
• Willem Barnard (1920-2010) was een Nederlandse predikant, theoloog en dichter. Dagboekfragmenten uit de jaren 1978-1992 publiceerde hij onder de titel Anno Domini.
18 augustus
Ik heb er grote behoefte aan dingen op te schrijven. Het is een toenemend besef van vergankelijkheid. Scripta manent. Ik zou die behoefte niet hebben als ik een mysticus was. God is een betere bladspiegel dan dit boek. Als ik bidden kon zoals het behoort, stond ik in verbinding (in correspondentie!) met het middelpunt en dan gaf het razen van de vergankelijkheid niet ... Miskotte heeft in zijn dagboeken iets dergelijks gezegd en het wordt alom geciteerd, maar dit had ik heus al verzonnen voordat ik daarvan hoorde. Tenslotte mag iedereen zijn eigen Amerika ontdekken (de beeldspraak is begrijpelijk en toepasselijk).
21 augustus
In de mystieke theologie gaan man en vrouw gelijk op. Naast de monnik van The Cloud of Unknowing staat juliana van Norwich. Naast Van Ruusbroec staat Hadewych, naast Sint-Jan van 't Kruis Teresa van Avila. Naast Charles Williams (verbeeldingrijke theologie, poëzie en dus 'mystiek') vind je Evelyn Underhill. En naast Bonhoeffer, Simone Weil. Vrouwen hebben wel degelijk altijd hun bijdrage geleverd. Alleen niet aan de systematische theologie, het denken in leerstelsels. Wil dit zeggen dat vrouwen niet geschikt zijn voor het academische denken? Nee, het wil zeggen dat het academische denken niet geschikt is voor mensen.
Pascal en Kierkegaard zijn typische eenlingen. Ze hebben geen 'vrouwelijke pendant'. Het zijn vrijgezellen. Vrijgezellen niet uit een gelofte, maar uit onvermogen. Je kunt je Kierkegaard niet voorstellen 'in gemeenschap', hetzij gemeenschap met een vrouw, hetzij met een 'gezin van broeders'. Noch gehuwd, noch als kloosterling. Hij is een eenling. Pascal vond dan tenminste nog een toevlucht voor hemzelf en zijn pensées in Port-Royal.
18 augustus
Ik heb er grote behoefte aan dingen op te schrijven. Het is een toenemend besef van vergankelijkheid. Scripta manent. Ik zou die behoefte niet hebben als ik een mysticus was. God is een betere bladspiegel dan dit boek. Als ik bidden kon zoals het behoort, stond ik in verbinding (in correspondentie!) met het middelpunt en dan gaf het razen van de vergankelijkheid niet ... Miskotte heeft in zijn dagboeken iets dergelijks gezegd en het wordt alom geciteerd, maar dit had ik heus al verzonnen voordat ik daarvan hoorde. Tenslotte mag iedereen zijn eigen Amerika ontdekken (de beeldspraak is begrijpelijk en toepasselijk).
21 augustus
In de mystieke theologie gaan man en vrouw gelijk op. Naast de monnik van The Cloud of Unknowing staat juliana van Norwich. Naast Van Ruusbroec staat Hadewych, naast Sint-Jan van 't Kruis Teresa van Avila. Naast Charles Williams (verbeeldingrijke theologie, poëzie en dus 'mystiek') vind je Evelyn Underhill. En naast Bonhoeffer, Simone Weil. Vrouwen hebben wel degelijk altijd hun bijdrage geleverd. Alleen niet aan de systematische theologie, het denken in leerstelsels. Wil dit zeggen dat vrouwen niet geschikt zijn voor het academische denken? Nee, het wil zeggen dat het academische denken niet geschikt is voor mensen.
Pascal en Kierkegaard zijn typische eenlingen. Ze hebben geen 'vrouwelijke pendant'. Het zijn vrijgezellen. Vrijgezellen niet uit een gelofte, maar uit onvermogen. Je kunt je Kierkegaard niet voorstellen 'in gemeenschap', hetzij gemeenschap met een vrouw, hetzij met een 'gezin van broeders'. Noch gehuwd, noch als kloosterling. Hij is een eenling. Pascal vond dan tenminste nog een toevlucht voor hemzelf en zijn pensées in Port-Royal.
donderdag 18 augustus 2016
Friedrich Nietzsche -- 19 augustus 1859
• Friedrich Nietzsche (1844-1900) was een Duitse filosoof. Als 15-jarige hield hij gedurende enige dagen een dagboek bij toen hij op kostschool zat. Het is opgenomen in het Privé Domein-deel Uit mijn leven, vertaald door Charles Vergeer.
• 9 augustus
• 12 augustus
• 16 augustus
18 augustus
[...] Vervolg van de beschrijving van de dagindeling in Pforta [de kostschool die Nietzsche bezocht]. Direct na de maaltijd brengt men het brood en servet van de tafeloudste naar zijn kamertje en rent zelf de tuin in. Tot half twee mag niemand op zijn kamertje komen, anders haalt hij zich een strenge bestraffing door de surveillanten van de week op de hals. Allereerst kijkt men of er soms een pakje of brief is aangekomen die dagelijks door de postbode van Pforta gebracht worden. Of je koopt van je zakgeld wat fruit bij de groentevrouw. Daarna gaat men in de tuin van de school kegelen of wat wandelen. In de zomer spelen we ook vaak slagbal. Kwart voor twee wordt er geluid om naar de klaslokalen te gaan, en dat dient binnen vijf minuten gebeurd te zijn. De lessen duren dan tot tien voor vier. Daarna is de vespers en krijgt men boter, kadetjes of pruimenmoes, vet, fruit en dergelijke. Daarna houden de leerlingen van de hoogste klassen een leesuurtje waarin ook Griekse, Latijnse of wiskunde-oefeningen gemaakt worden. Om vijf uur wordt even pauze gehouden, waarna de repeteeruren tot zeven uur duren. Daarna volgt het avondeten dat ongeveer gelijk is aan het middageten. Maandag. Vrijdag, soep, boterhammen, kaas. Dinsdag. Zaterdag, soep, aardappelen, boter. Woensdag, soep, worst, stamppot of zure augurken. Donderdag, soep, eierkoeken, pruimenmoes, boterhammen. Zondag, soep, rijstepap, boterhammen-haring, salade, boterhammen-eieren, salade, boterhammen of nog wat anders.
19 augustus
Daarna mogen we weer in de tuin van de school gaan tot half negen. Dan is er avondgebed en om negen uur gaan we naar bed. De leerlingen van de hoogste klassen, die door het leesuurtje een uur achter zijn geraakt, blijven nog tot tien uur op. Dat is de gewone dagindeling in Pforta.- [...]
• 9 augustus
• 12 augustus
• 16 augustus
18 augustus
[...] Vervolg van de beschrijving van de dagindeling in Pforta [de kostschool die Nietzsche bezocht]. Direct na de maaltijd brengt men het brood en servet van de tafeloudste naar zijn kamertje en rent zelf de tuin in. Tot half twee mag niemand op zijn kamertje komen, anders haalt hij zich een strenge bestraffing door de surveillanten van de week op de hals. Allereerst kijkt men of er soms een pakje of brief is aangekomen die dagelijks door de postbode van Pforta gebracht worden. Of je koopt van je zakgeld wat fruit bij de groentevrouw. Daarna gaat men in de tuin van de school kegelen of wat wandelen. In de zomer spelen we ook vaak slagbal. Kwart voor twee wordt er geluid om naar de klaslokalen te gaan, en dat dient binnen vijf minuten gebeurd te zijn. De lessen duren dan tot tien voor vier. Daarna is de vespers en krijgt men boter, kadetjes of pruimenmoes, vet, fruit en dergelijke. Daarna houden de leerlingen van de hoogste klassen een leesuurtje waarin ook Griekse, Latijnse of wiskunde-oefeningen gemaakt worden. Om vijf uur wordt even pauze gehouden, waarna de repeteeruren tot zeven uur duren. Daarna volgt het avondeten dat ongeveer gelijk is aan het middageten. Maandag. Vrijdag, soep, boterhammen, kaas. Dinsdag. Zaterdag, soep, aardappelen, boter. Woensdag, soep, worst, stamppot of zure augurken. Donderdag, soep, eierkoeken, pruimenmoes, boterhammen. Zondag, soep, rijstepap, boterhammen-haring, salade, boterhammen-eieren, salade, boterhammen of nog wat anders.
19 augustus
Daarna mogen we weer in de tuin van de school gaan tot half negen. Dan is er avondgebed en om negen uur gaan we naar bed. De leerlingen van de hoogste klassen, die door het leesuurtje een uur achter zijn geraakt, blijven nog tot tien uur op. Dat is de gewone dagindeling in Pforta.- [...]
dinsdag 16 augustus 2016
Elizabeth Drinker -- 17 augustus 1798
• Elizabeth Sandwith Drinker (1735-1807) was een Amerikaanse huisvrouw. Ze hield een groot deel van haar leven een dagboek bij. Hieronder de dagboeknotities die te maken hebben met de gele koorts-epidemie van 1798.
Aug. 12. A mulatto man, a drinking fellow, who has a room next door, was this morning in the act of vomiting and very hard straining —not altogether like a drunken man emptying his stomach—but more like a very sick bilious straining. I was alarmed, and sent word down stairs as I was dressing, that it would be right to enquire into the matter. Sister sent for Lee, who is the master of the house, where five or six families reside. He says he knows not what ails the mulatto; he is gone out at present, and he wishes to get rid of him, and will do so if it is in his power. They are ordinary, noisy people. I hope it is no yellow fever, but other sickness.
Aug. 13. Robert Proud, who was here this morning, and several others, are of the opinion, that the people crowding out of the City, as they are doing at present, is unnecessary—that ye present appearance of the fever does not call for it. My husband and son of ye same opinion. May it be so! Isaac Lloyd dead.
Aug. 14. The Post-Office is removed—the Library shut up. Many of our neighbors are removed; things look sad, yet I do not hear of many dead or taken ill. H. D., as usual, writing in ye Office. He is one of the greatest slaves in Philadelphia.
Aug. 15. Dr Redman called before dinner. He thinks that the disorder is progressing, and will progress. 'Tis according to the nature of things at this season of the year. He talks of going with his wife and daughter into the country. OurblackSarah told me this morning, that she heard a man straining hard to vomit in the mulatto's chamber next door; that she had smelt sugar burning several times yesterday and today—that a poor sick man boarded there. Upon inquiring of Ben Airs who lives in ye house, we understood it was a man who had a very hard cough, but is no other way disordered. What ye burnt sugar meant, we know not, as they are not very nice or cleanly.
Aug. 17. Since dinner we have heard that Nancy's boy, Oliver Wadsworth is taken with a chill. I sent for ye children to come here, and desired they would immediately send for the Doctor to know what he thought ailed him. Nancy came in; Dr Parke has been to visit Oliver —says he has every symptom of the Yellow fever, but that it is not infectious for a day or two. He advised him being taken to the Hospital, tho' he said he had ye disorder, he hoped lightly. He is to be taken this afternoon. I hinted to Nancy that it would be trying to Oliver's friends in Connecticut to see his name in the papers. She tells me that Dr Parke says, he will be received by the name of James Harrisburgh. Poor little fellow—my heart aches for him. I have engaged Ben Oliver to take me tomorrow to Germantown.
Aug. 12. A mulatto man, a drinking fellow, who has a room next door, was this morning in the act of vomiting and very hard straining —not altogether like a drunken man emptying his stomach—but more like a very sick bilious straining. I was alarmed, and sent word down stairs as I was dressing, that it would be right to enquire into the matter. Sister sent for Lee, who is the master of the house, where five or six families reside. He says he knows not what ails the mulatto; he is gone out at present, and he wishes to get rid of him, and will do so if it is in his power. They are ordinary, noisy people. I hope it is no yellow fever, but other sickness.
Aug. 13. Robert Proud, who was here this morning, and several others, are of the opinion, that the people crowding out of the City, as they are doing at present, is unnecessary—that ye present appearance of the fever does not call for it. My husband and son of ye same opinion. May it be so! Isaac Lloyd dead.
Aug. 14. The Post-Office is removed—the Library shut up. Many of our neighbors are removed; things look sad, yet I do not hear of many dead or taken ill. H. D., as usual, writing in ye Office. He is one of the greatest slaves in Philadelphia.
Aug. 15. Dr Redman called before dinner. He thinks that the disorder is progressing, and will progress. 'Tis according to the nature of things at this season of the year. He talks of going with his wife and daughter into the country. OurblackSarah told me this morning, that she heard a man straining hard to vomit in the mulatto's chamber next door; that she had smelt sugar burning several times yesterday and today—that a poor sick man boarded there. Upon inquiring of Ben Airs who lives in ye house, we understood it was a man who had a very hard cough, but is no other way disordered. What ye burnt sugar meant, we know not, as they are not very nice or cleanly.
Aug. 17. Since dinner we have heard that Nancy's boy, Oliver Wadsworth is taken with a chill. I sent for ye children to come here, and desired they would immediately send for the Doctor to know what he thought ailed him. Nancy came in; Dr Parke has been to visit Oliver —says he has every symptom of the Yellow fever, but that it is not infectious for a day or two. He advised him being taken to the Hospital, tho' he said he had ye disorder, he hoped lightly. He is to be taken this afternoon. I hinted to Nancy that it would be trying to Oliver's friends in Connecticut to see his name in the papers. She tells me that Dr Parke says, he will be received by the name of James Harrisburgh. Poor little fellow—my heart aches for him. I have engaged Ben Oliver to take me tomorrow to Germantown.
Friedrich Nietzsche -- 16 augustus 1859
• Friedrich Nietzsche (1844-1900) was een Duitse filosoof. Als 15-jarige hield hij gedurende enige dagen een dagboek bij toen hij op kostschool zat. Het is opgenomen in het Privé Domein-deel Uit mijn leven, vertaald door Charles Vergeer.
9 augustus
12 augustus
14 augustus
[...]
-In de zomer wordt de zondag op de volgende manier doorgebracht: 's ochtends vroeg om zes uur staan we op en kwart voor zeven is het gebed. Daarna kun je vrij in de tuin van de school wandelen tot acht uur. Dan echter is er een repeteeruur dat duurt tot de klokken voor de kerk luiden. Men stelt zich in de kruisgang op en gaat naar de kerk, waar het toezicht uitgeoefend wordt door de hebdomadarius. Dan is er tot twaalf uur weer vrij wandelen in de tuin van de school, evenals na de maaltijd die bestaat uit soep, gestoofd en gebraden vlees, tot het middagslaapje dat om half twee begint. Tot drie uur moeten we dan weer wat werken, en tot vier uur mag men weer in de tuin van de school, terwijl na de vespers de lang verbeide wandeltocht begint die tot zes uur duurt. De tijd tot zeven uur wordt doorgebracht met een uurtje werken. Dan besluit de dag met het gewone program: eten, vrij wandelen in de tuin van de school en gebed. -
-De laatste tijd heb ik verscheidene boeken gelezen: van twee boeken van Ludwig Rellstab ben ik helemaal weg vanwege de vreselijk spannende en prachtige taferelen. Het laatste is Bij de Orinoco, dat de gevaren schildert die je in de oerwouden van Amerika bedreigen: buitengewoon spannend. Ook de boeken van Gaudy trekken mij aan, vooral de reis naar Rome die waarlijk een zuidelijke gloed bezit. Die schilderachtige tonelen, die opmerkingen sprankelend van esprit slingeren zich als klimop rondom de pilaren in een vermolmde zaal vol van melancholie. Van zijn gedichten vind ik de liederen over de keizer het aantrekkelijkst; hoewel die natuurlijk een gehaat onderwerp tot de eeuwigheid en de sterren voeren, reken ik ze toch tot de allerbeste lofzangen op gestorven helden. Vooral bewondert men de gloed en de bezieling in de gezangen over de velden des doods.-
15 augustus
[...]
Als je het schoolleven wat aandachtiger bekijkt, dan zie je dat het een steeds weerkerende serie van dezelfde toestanden is; dat gaat zonder onderbreking zo door en dat is van groot belang. Vooral de veelvuldige afwisselingen zijn belangrijk. Meestal zegt men dat schooljaren zware jaren zijn, maar ze zijn ook heel bepalend voor de verdere loop van het leven en tevens vallen ze de jeugd erg zwaar, omdat een frisse geest moet wennen aan beperkingen; en juist voor diegenen wie dit alles erg zwaar valt, zijn het vaak heel lege jaren. Daarom komt het er erg op aan zich die jaren ten nutte te maken: de belangrijkste regel waaraan men zich in dat verband dient te houden, is je in alle wetenschappen, kunsten en vaardigheden gelijkelijk te vormen, en wel zo dat lichaam en geest gelijk op gaan. Hoed je voor eenzijdigheid bij de studie. Om verscheidene redenen is het goed alie schrijvers te lezen, niet alleen vanwege grammatica en syntaxis, of vanwege de stijl, maar ook omwille van de historische inhoud en de levensbeschouwing. Ook dient men het lezen van Griekse en Latijnse dichters af te wisselen met de Duitse klassieke dichters die men tegelijkertijd moet bestuderen, zodat men hun visies onderling kan vergelijken. Op die manier moet ook geschiedenis samen met aardrijkskunde, en wiskunde samen met natuurkunde en muziek beoefend worden: zó rijpen de heerlijkste vruchten aan de boom van de waarheid, bezield door de geest en beschenen door de zon.-
16 augustus
[...]
-Ik beschouw in mijn geest steeds het onmetelijke heelal; hoe wonderlijk mooi en hoe verheven is de aarde en hoe groot is ze; zó groot dat geen mens al haar delen kan leren kennen. Maar hoe is het mij te moede als ik de ontelbare sterren en de zon zie, en wie staat ervoor in dat heel deze ontzaglijke sterrenhemel niet slechts een klein deeltje is van het heelal; en waar is de grens ervan? En wij, erbarmelijke mensen, willen de Schepper van dit alles doorgronden, terwijl we nauwelijks begrip hebben van Zijn werken!-
[...]
9 augustus
12 augustus
14 augustus
[...]
-In de zomer wordt de zondag op de volgende manier doorgebracht: 's ochtends vroeg om zes uur staan we op en kwart voor zeven is het gebed. Daarna kun je vrij in de tuin van de school wandelen tot acht uur. Dan echter is er een repeteeruur dat duurt tot de klokken voor de kerk luiden. Men stelt zich in de kruisgang op en gaat naar de kerk, waar het toezicht uitgeoefend wordt door de hebdomadarius. Dan is er tot twaalf uur weer vrij wandelen in de tuin van de school, evenals na de maaltijd die bestaat uit soep, gestoofd en gebraden vlees, tot het middagslaapje dat om half twee begint. Tot drie uur moeten we dan weer wat werken, en tot vier uur mag men weer in de tuin van de school, terwijl na de vespers de lang verbeide wandeltocht begint die tot zes uur duurt. De tijd tot zeven uur wordt doorgebracht met een uurtje werken. Dan besluit de dag met het gewone program: eten, vrij wandelen in de tuin van de school en gebed. -
-De laatste tijd heb ik verscheidene boeken gelezen: van twee boeken van Ludwig Rellstab ben ik helemaal weg vanwege de vreselijk spannende en prachtige taferelen. Het laatste is Bij de Orinoco, dat de gevaren schildert die je in de oerwouden van Amerika bedreigen: buitengewoon spannend. Ook de boeken van Gaudy trekken mij aan, vooral de reis naar Rome die waarlijk een zuidelijke gloed bezit. Die schilderachtige tonelen, die opmerkingen sprankelend van esprit slingeren zich als klimop rondom de pilaren in een vermolmde zaal vol van melancholie. Van zijn gedichten vind ik de liederen over de keizer het aantrekkelijkst; hoewel die natuurlijk een gehaat onderwerp tot de eeuwigheid en de sterren voeren, reken ik ze toch tot de allerbeste lofzangen op gestorven helden. Vooral bewondert men de gloed en de bezieling in de gezangen over de velden des doods.-
15 augustus
[...]
Als je het schoolleven wat aandachtiger bekijkt, dan zie je dat het een steeds weerkerende serie van dezelfde toestanden is; dat gaat zonder onderbreking zo door en dat is van groot belang. Vooral de veelvuldige afwisselingen zijn belangrijk. Meestal zegt men dat schooljaren zware jaren zijn, maar ze zijn ook heel bepalend voor de verdere loop van het leven en tevens vallen ze de jeugd erg zwaar, omdat een frisse geest moet wennen aan beperkingen; en juist voor diegenen wie dit alles erg zwaar valt, zijn het vaak heel lege jaren. Daarom komt het er erg op aan zich die jaren ten nutte te maken: de belangrijkste regel waaraan men zich in dat verband dient te houden, is je in alle wetenschappen, kunsten en vaardigheden gelijkelijk te vormen, en wel zo dat lichaam en geest gelijk op gaan. Hoed je voor eenzijdigheid bij de studie. Om verscheidene redenen is het goed alie schrijvers te lezen, niet alleen vanwege grammatica en syntaxis, of vanwege de stijl, maar ook omwille van de historische inhoud en de levensbeschouwing. Ook dient men het lezen van Griekse en Latijnse dichters af te wisselen met de Duitse klassieke dichters die men tegelijkertijd moet bestuderen, zodat men hun visies onderling kan vergelijken. Op die manier moet ook geschiedenis samen met aardrijkskunde, en wiskunde samen met natuurkunde en muziek beoefend worden: zó rijpen de heerlijkste vruchten aan de boom van de waarheid, bezield door de geest en beschenen door de zon.-
16 augustus
[...]
-Ik beschouw in mijn geest steeds het onmetelijke heelal; hoe wonderlijk mooi en hoe verheven is de aarde en hoe groot is ze; zó groot dat geen mens al haar delen kan leren kennen. Maar hoe is het mij te moede als ik de ontelbare sterren en de zon zie, en wie staat ervoor in dat heel deze ontzaglijke sterrenhemel niet slechts een klein deeltje is van het heelal; en waar is de grens ervan? En wij, erbarmelijke mensen, willen de Schepper van dit alles doorgronden, terwijl we nauwelijks begrip hebben van Zijn werken!-
[...]
zaterdag 13 augustus 2016
Georg Heym -- 13 augustus 1906
• Georg Heym (1887-1912) was een Duitse schrijver. Dagboekfragmenten van hem zijn te lezen bij Gutenberg.
13. VIII. 06 Ich kann es nicht sagen, wie ich die Schönheit liebe. Man bebt oft und erschauert unter ihr. Und manche Stunden weint man wieder. Ich weine dann oft, wo ich eben noch lachte. Plötzlich steigt in mir aber die Qual hoch, ich schluchze auf und bezwinge mich wieder. Das Leben ist hier so fürchterlich schaal. Und ich bin so einsam und allein, da sich auch Fischer wieder von mir zurückgezogen hat. So geht es mir oft, daß sich Menschen, die ich sehr liebe, die sich auch durch meine Gespräche und Gedanken angezogen fühlten, bald wieder von mir wenden, abgestoßen durch irgend eine Schlechtigkeit von mir. Ein tiefes Gefühl für alle Schönheit haben und dabei doch schlecht sein, erdrückt durch die ewige unerfüllte Sehnsucht, daß sich endlich einmal alle Schönheit in mir und um mich vereinigte, und auch durch das Gefühl vollständigster Unzulänglichkeit meines Charakters, welch ein Los der Verzweiflung.
Ich lebe immer wieder nur noch des Ruhms und der Unsterblichkeit wegen. Wüßte ich, daß ich durch meinen frühen Tod den Ruhm gewinnen würde, ich führe noch heut nach Arendsee, um Stenzi nocheinmal zu sehen und dann den Totenkranz und die Stirne am Abend auf das Meer zu fahren und mit der sinkenden Sonne auch zu scheiden von aller Schönheit.
Doch weiß man ja nicht, ob ich nicht ganz vergessen würde. Das wünsche ich nicht, das wäre mir das Furchtbarste.
Mich dünkt oft, daß mein Leben ein Opfer ist für einen unbekannten Gott.
13. VIII. 06 Ich kann es nicht sagen, wie ich die Schönheit liebe. Man bebt oft und erschauert unter ihr. Und manche Stunden weint man wieder. Ich weine dann oft, wo ich eben noch lachte. Plötzlich steigt in mir aber die Qual hoch, ich schluchze auf und bezwinge mich wieder. Das Leben ist hier so fürchterlich schaal. Und ich bin so einsam und allein, da sich auch Fischer wieder von mir zurückgezogen hat. So geht es mir oft, daß sich Menschen, die ich sehr liebe, die sich auch durch meine Gespräche und Gedanken angezogen fühlten, bald wieder von mir wenden, abgestoßen durch irgend eine Schlechtigkeit von mir. Ein tiefes Gefühl für alle Schönheit haben und dabei doch schlecht sein, erdrückt durch die ewige unerfüllte Sehnsucht, daß sich endlich einmal alle Schönheit in mir und um mich vereinigte, und auch durch das Gefühl vollständigster Unzulänglichkeit meines Charakters, welch ein Los der Verzweiflung.
Ich lebe immer wieder nur noch des Ruhms und der Unsterblichkeit wegen. Wüßte ich, daß ich durch meinen frühen Tod den Ruhm gewinnen würde, ich führe noch heut nach Arendsee, um Stenzi nocheinmal zu sehen und dann den Totenkranz und die Stirne am Abend auf das Meer zu fahren und mit der sinkenden Sonne auch zu scheiden von aller Schönheit.
Doch weiß man ja nicht, ob ich nicht ganz vergessen würde. Das wünsche ich nicht, das wäre mir das Furchtbarste.
Mich dünkt oft, daß mein Leben ein Opfer ist für einen unbekannten Gott.
donderdag 11 augustus 2016
Friedrich Nietzsche -- 12 augustus 1859
• Friedrich Nietzsche (1844-1900) was een Duitse filosoof. Als 15-jarige hield hij gedurende enige dagen een dagboek bij toen hij op kostschool zat. Het is opgenomen in het Privé Domein-deel Uit mijn leven, vertaald door Charles Vergeer.
9 augustus
12 augustus
— Eindelijk heb ik mijn zwemdiploma gehaald: omdat we zondagavond gaan zwemmen, wilde ik heel erg graag dat ik alsnog slaagde. Bij het rugzwemmen moest ik er nog flink tegenaan, maar het lukte toch.
— Overigens wil ik vandaag doorgaan met te vertellen over het dagelijks leven in Pforta.-In de kruisgang stelt men zich tafelgewijs op, zodat er steeds twaalf tweetallen achter elkaar staan, en dan bevelen de surveillanten stil te zijn. Meteen als de docent in de refter is, marcheert tafel 15 naar binnen, en de andere volgen. Alle afwezigen worden gemeld. Dan zegt een der surveillanten het volgende gebed: Heer God, hemelse Vader, zegen ons en deze, Uwe spijzen, die wij thans door Uw mildheid en goedertierenheid tot ons nemen, door Jezus Christus, onze Heer, Amen.
Daarop valt heel de troep in met het oude Latijnse gezang:
Het menu van de week is als volgt:
Maandag: soep, rundvlees met groente, fruit
Dinsdag: soep, rundvlees met groente, boter
Woensdag: soep, rundvlees met groente, fruit
Donderdag: soep, rundvlees met groente, gebraden niertjes en salade
Vrijdag: soep, gebraden varkensvlees, groente en boter of knoedel, gebraden varkensvlees en fruit of linzen en gebraden worstjes en boter
Zaterdag: soep, rundvlees, groente, fruit
Iedereen krijgt bij de maaltijd een twaalfde deel van een brood. De maaltijd wordt besloten met het volgende gebed: Dankt de Heer, want Hij is goedertieren en Zijn liefde duurt eeuwig; Die alle vlees spijst, alle vee voedert en zelfs de raafjes die er Hem om krijsen. Geen welgevallen vindt Hij in de kracht van het paard, noch in de sterkte van uwe benen, maar welgevallig ziet de Heer naar degenen die Hem vrezen en smachten naar Zijn goedertierenheid. Wij danken U, Heer God, hemelse Vader, door Jezus Christus onze Heer, voor al Uwe weldaden, Gij die leeft en heerst in alle eeuwigheid. Amen. - En dan zingen we een lied.
9 augustus
12 augustus
— Eindelijk heb ik mijn zwemdiploma gehaald: omdat we zondagavond gaan zwemmen, wilde ik heel erg graag dat ik alsnog slaagde. Bij het rugzwemmen moest ik er nog flink tegenaan, maar het lukte toch.
— Overigens wil ik vandaag doorgaan met te vertellen over het dagelijks leven in Pforta.-In de kruisgang stelt men zich tafelgewijs op, zodat er steeds twaalf tweetallen achter elkaar staan, en dan bevelen de surveillanten stil te zijn. Meteen als de docent in de refter is, marcheert tafel 15 naar binnen, en de andere volgen. Alle afwezigen worden gemeld. Dan zegt een der surveillanten het volgende gebed: Heer God, hemelse Vader, zegen ons en deze, Uwe spijzen, die wij thans door Uw mildheid en goedertierenheid tot ons nemen, door Jezus Christus, onze Heer, Amen.
Daarop valt heel de troep in met het oude Latijnse gezang:
Gloria tibi trinitas,Dan gaat iedereen zitten en neemt de maaltijd een aanvang.
Aequalis una deitas
Et ante omne saeculum
Et nunc et in perpetuum!
Het menu van de week is als volgt:
Maandag: soep, rundvlees met groente, fruit
Dinsdag: soep, rundvlees met groente, boter
Woensdag: soep, rundvlees met groente, fruit
Donderdag: soep, rundvlees met groente, gebraden niertjes en salade
Vrijdag: soep, gebraden varkensvlees, groente en boter of knoedel, gebraden varkensvlees en fruit of linzen en gebraden worstjes en boter
Zaterdag: soep, rundvlees, groente, fruit
Iedereen krijgt bij de maaltijd een twaalfde deel van een brood. De maaltijd wordt besloten met het volgende gebed: Dankt de Heer, want Hij is goedertieren en Zijn liefde duurt eeuwig; Die alle vlees spijst, alle vee voedert en zelfs de raafjes die er Hem om krijsen. Geen welgevallen vindt Hij in de kracht van het paard, noch in de sterkte van uwe benen, maar welgevallig ziet de Heer naar degenen die Hem vrezen en smachten naar Zijn goedertierenheid. Wij danken U, Heer God, hemelse Vader, door Jezus Christus onze Heer, voor al Uwe weldaden, Gij die leeft en heerst in alle eeuwigheid. Amen. - En dan zingen we een lied.
woensdag 10 augustus 2016
Jules en Edmond de Goncourt -- 11 augustus 1863
• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette.
11 augustus
Er wordt gezegd dat het menselijk lichaam zich iedere zeven jaar geheel vernieuwt. Zou de menselijke geest zich niet vaker vernieuwen? En hoeveel mensen sterven er in een mens vóór zijn dood?
Wij houden ervan bij alles te overdrijven: te overdrijven in onze politieke opinies, in onze gevoelens van welbehagen en onbehagen, in luxe en in eenvoud, bij het doen van lichamelijke oefeningen. In alles zijn wij de geboren vijanden van het juiste midden.
Op het platteland acht ik werken volstrekt onmogelijk. Ik voel me dan boom, water, blad; ik voel me geen gedachte.
11 augustus
Er wordt gezegd dat het menselijk lichaam zich iedere zeven jaar geheel vernieuwt. Zou de menselijke geest zich niet vaker vernieuwen? En hoeveel mensen sterven er in een mens vóór zijn dood?
Wij houden ervan bij alles te overdrijven: te overdrijven in onze politieke opinies, in onze gevoelens van welbehagen en onbehagen, in luxe en in eenvoud, bij het doen van lichamelijke oefeningen. In alles zijn wij de geboren vijanden van het juiste midden.
Op het platteland acht ik werken volstrekt onmogelijk. Ik voel me dan boom, water, blad; ik voel me geen gedachte.
dinsdag 9 augustus 2016
Marion R -- 10 augustus 1988
• Marion R. was in 1988 16 jaar oud. Fragmenten uit haar dagboek van toen zijn opgenomen in een Duitse bloemlezing van dagboekfragmenten van jongeren.
7. August 1988
Mann, es gibt so viele tolle Leute im K5 und ich weiß einfach nicht, wie ich sie kennen lernen soll. Sandra wird immer angeschwallt, tja, die sieht halt gut aus (oder stylt sich gut auf). Leider ist es so, dass ich, wenn ich besoffen bin - und nur dann! - echt gut mit neuen Leuten reden kann, sie anquatsche, oder selber angequatscht werde. Aber ich will mich verdammt nicht vom Alk so abhängig machen, da wird mir immer so kotzschlecht.
10. August 1988
Verdammt, das STINKT MIR!!
Sandra wird nicht nur STÄNDIG angequatscht, jetzt macht sich sogar Flummi an sie ran und erzählt ihr Sachen, die noch nicht mal ich weiß. Und gegrüßt hat er mich heute auch nicht mal. Das KOTZT-MICH-AN!
Im Grunde sollte ich mich über diesen triebhaften Neid ärgern, ja, sollte ich wirklich!! Trotzdem. Ich ärgere mich, dass ich nie so tolle Leute kennen lerne. Ich habe dazu einfach kein Selbstbewusstsein, ich kanns einfach nicht. Und wenn mich tatsächlich jemand anlabert (und das ist ja auch schon mal vorgekommen!!!) dann weiß ich nie was ich sagen soll, werde total eklig, unbeholfen und kotz mich selbst an. Die Scheiße ändert sich erst dann, wenn ich genügend gekippt habe, und das ist schlimm. Ich kann ja nicht ständig zu sein!
Ich glaube, ich muss mehr an mir arbeiten, mich mehr konzentrieren, mich besser beherrschen lernen. Und nicht immer so dämlich grinsen. Mehr auf mein Äußeres achten (ach, wie tussenhaft...) Oh Mann, wie alt dieses Problem jetzt schon ist! Ich warte und warte und warte auf eine Veränderung, aber es kommt keine. Wie lange muss ich denn noch warten?
7. August 1988
Mann, es gibt so viele tolle Leute im K5 und ich weiß einfach nicht, wie ich sie kennen lernen soll. Sandra wird immer angeschwallt, tja, die sieht halt gut aus (oder stylt sich gut auf). Leider ist es so, dass ich, wenn ich besoffen bin - und nur dann! - echt gut mit neuen Leuten reden kann, sie anquatsche, oder selber angequatscht werde. Aber ich will mich verdammt nicht vom Alk so abhängig machen, da wird mir immer so kotzschlecht.
10. August 1988
Verdammt, das STINKT MIR!!
Sandra wird nicht nur STÄNDIG angequatscht, jetzt macht sich sogar Flummi an sie ran und erzählt ihr Sachen, die noch nicht mal ich weiß. Und gegrüßt hat er mich heute auch nicht mal. Das KOTZT-MICH-AN!
Im Grunde sollte ich mich über diesen triebhaften Neid ärgern, ja, sollte ich wirklich!! Trotzdem. Ich ärgere mich, dass ich nie so tolle Leute kennen lerne. Ich habe dazu einfach kein Selbstbewusstsein, ich kanns einfach nicht. Und wenn mich tatsächlich jemand anlabert (und das ist ja auch schon mal vorgekommen!!!) dann weiß ich nie was ich sagen soll, werde total eklig, unbeholfen und kotz mich selbst an. Die Scheiße ändert sich erst dann, wenn ich genügend gekippt habe, und das ist schlimm. Ich kann ja nicht ständig zu sein!
Ich glaube, ich muss mehr an mir arbeiten, mich mehr konzentrieren, mich besser beherrschen lernen. Und nicht immer so dämlich grinsen. Mehr auf mein Äußeres achten (ach, wie tussenhaft...) Oh Mann, wie alt dieses Problem jetzt schon ist! Ich warte und warte und warte auf eine Veränderung, aber es kommt keine. Wie lange muss ich denn noch warten?
maandag 8 augustus 2016
Friedrich Nietzsche -- 9 augustus 1859
• Friedrich Nietzsche (1844-1900) was een Duitse filosoof. Als 15-jarige hield hij gedurende enige dagen een dagboek bij toen hij op kostschool zat. Het is opgenomen in het Privé Domein-deel Uit mijn leven, vertaald door Charles Vergeer.
9 augustus
Nu wil ik proberen een beeld te schetsen van de dagelijkse orde in Pforta, want over andere zaken valt nu weinig of niets te melden. -Dus- 's ochtends vroeg om vier uur gaat de slaapzaal open en staat het aan iedereen vrij om op te staan. Maar om vijf uur móét iedereen opstaan; de gewone klok van de school wordt dan geluid en de slaapzaalsurveillanten roepen dan dreigend: 'Opstaan, opstaan, maak dat je eruit komt!' en geven straf aan diegenen die zich niet al te snel uit de veertjessteeg wegreppen. Dan kleedt ieder zich zo rap mogelijk aan en rent daarna naar het waslokaal om nog een plaatsje te veroveren voordat het daar overvol is. Tien minuten na het snel opstaan en aankleden gaan we naar onze kamertjes om ons ordentelijk te kleden. Vijf voor half zes wordt voor de eerste keer geluid voor het gebed en bij het tweede signaal dient men in de gebedsruimte te zijn. Hier houden de surveillanten orde totdat de docent komt, verbieden het praten en manen de zesdeklassers, die gewoonlijk veel later verschijnen, snel te gaan zitten. Dan verschijnt de docent met zijn helper die hem begeleidt, en de surveillanten melden of de rijen voltallig zijn. Dan begint het orgel te spelen en na een kort voorspel klinkt het ochtendlied. Daarna leest de docent een stuk uit het Nieuwe Testament voor, ook wordt er nog een kerkelijk lied gezongen, het Onze Vader gebeden en een lied tot slot gezongen. Dan gaat ieder naar zijn kamertje waar kannetjes warme melk en kadetjes op ons wachten. Precies om zes uur luidt de klok om naar de klassen te gaan. Iedereen pakt zijn boeken, gaat erheen en blijft daar tot zeven uur. Dan volgt een werkuur of repeteeruur, zoals men dat noemt. Daarna zijn er lessen tot tien uur, weer een repeteeruur en dan les tot twaalf uur. Bij het einde van elke les of werkuurtje wordt er geluid. Precies om twaalf uur brengt men snel zijn boeken naar zijn kamertje en rent met zijn servet naar de kruisgang.
9 augustus
Nu wil ik proberen een beeld te schetsen van de dagelijkse orde in Pforta, want over andere zaken valt nu weinig of niets te melden. -Dus- 's ochtends vroeg om vier uur gaat de slaapzaal open en staat het aan iedereen vrij om op te staan. Maar om vijf uur móét iedereen opstaan; de gewone klok van de school wordt dan geluid en de slaapzaalsurveillanten roepen dan dreigend: 'Opstaan, opstaan, maak dat je eruit komt!' en geven straf aan diegenen die zich niet al te snel uit de veertjessteeg wegreppen. Dan kleedt ieder zich zo rap mogelijk aan en rent daarna naar het waslokaal om nog een plaatsje te veroveren voordat het daar overvol is. Tien minuten na het snel opstaan en aankleden gaan we naar onze kamertjes om ons ordentelijk te kleden. Vijf voor half zes wordt voor de eerste keer geluid voor het gebed en bij het tweede signaal dient men in de gebedsruimte te zijn. Hier houden de surveillanten orde totdat de docent komt, verbieden het praten en manen de zesdeklassers, die gewoonlijk veel later verschijnen, snel te gaan zitten. Dan verschijnt de docent met zijn helper die hem begeleidt, en de surveillanten melden of de rijen voltallig zijn. Dan begint het orgel te spelen en na een kort voorspel klinkt het ochtendlied. Daarna leest de docent een stuk uit het Nieuwe Testament voor, ook wordt er nog een kerkelijk lied gezongen, het Onze Vader gebeden en een lied tot slot gezongen. Dan gaat ieder naar zijn kamertje waar kannetjes warme melk en kadetjes op ons wachten. Precies om zes uur luidt de klok om naar de klassen te gaan. Iedereen pakt zijn boeken, gaat erheen en blijft daar tot zeven uur. Dan volgt een werkuur of repeteeruur, zoals men dat noemt. Daarna zijn er lessen tot tien uur, weer een repeteeruur en dan les tot twaalf uur. Bij het einde van elke les of werkuurtje wordt er geluid. Precies om twaalf uur brengt men snel zijn boeken naar zijn kamertje en rent met zijn servet naar de kruisgang.
vrijdag 5 augustus 2016
William Appleton -- 8 augustus 1852
• William Appleton (1786-1862) was een Amerikaanse handelsman en politicus. Een selectie uit zijn dagboeken staat hier online.
AUGUST 2nd. [1852] Mr. Kennedy came to live with me. 3rd. The last three days quite cool, winter garments pleasant. 8th. At Mr. Butler's Church; most of the day taken up in arranging to send home the remains of Mr. Rantoul. 9th. At House. Very handsome address on the announcement ot the death of Mr. Rantoul by Mr. Mann & Sumner. 18th. Not quite well — stomach out ot order. 19th. Mrs. Kennedy came to stop with us. 20th. At House late; rather warm & tiresome; want of order in the House. Charles has returned improved. 27th. At House & Committee. I had a dinner party for Mr. Ingersoll, Prince, Mr. Webster, Crittenden, Conrad, Hall, Gen. Scott. Dr. Pyne, Mr. McClellan, Faulkner, Mr. Perly of Nova Scotia, Mr. Markoe & Kennedy. 29th. Sunday. At Committee from nine to six on conference with Committee of Senate; quite ill the last night trom Indigestion. 30th. At House & Committee until nine o'clock when we adjourned till 9. Tuesday. 31th. At nine went to the House, adjourned at twelve.
AUGUST 2nd. [1852] Mr. Kennedy came to live with me. 3rd. The last three days quite cool, winter garments pleasant. 8th. At Mr. Butler's Church; most of the day taken up in arranging to send home the remains of Mr. Rantoul. 9th. At House. Very handsome address on the announcement ot the death of Mr. Rantoul by Mr. Mann & Sumner. 18th. Not quite well — stomach out ot order. 19th. Mrs. Kennedy came to stop with us. 20th. At House late; rather warm & tiresome; want of order in the House. Charles has returned improved. 27th. At House & Committee. I had a dinner party for Mr. Ingersoll, Prince, Mr. Webster, Crittenden, Conrad, Hall, Gen. Scott. Dr. Pyne, Mr. McClellan, Faulkner, Mr. Perly of Nova Scotia, Mr. Markoe & Kennedy. 29th. Sunday. At Committee from nine to six on conference with Committee of Senate; quite ill the last night trom Indigestion. 30th. At House & Committee until nine o'clock when we adjourned till 9. Tuesday. 31th. At nine went to the House, adjourned at twelve.
Alfred Kazin -- 7 augustus 1962
• Alfred Kazin (1915-1998) was een Amerikaanse schrijver en criticus. Delen uit zijn dagboeken zijn gepubliceerd als Alfred Kazin's Journals.
August 6, 1962
La plage des intellectuels. To Wellfleet Beach they came, they came; upon Wellfleet beach they sat - the academic intellectuals, the literary intellectuals. And among the rare Wilsons, there were Stuart Hughes and Harold W. Solomon, Lewis Coser and Arthur Berger, Henry Graff and Alex Inkeles and Bernard Malamud and Hassan Asbekan and Mischa Stille and Jason Epstein and John P. Marquand,Jr., and Daniël Aaron and Mary Grand and Dwight W. Webb and Lee Halprin. There were Joan Sinkler and Arthur Trottenberg and William Ward and Jacqueline Miller and James LeShay and Philip and Maggie Roth - not to forget Bill Goodman and Bede Hofstadter and James Newman ... and Arthur Schlesinger,Jr., and Richard Goodwin.
Upon the beach they sat, discoursing, and loud was the sound of battle, louder than the waves ...
August 7, 1962
What happened to the good old term, "man-of-letters"? It meant that letters stood for more than a craft — it meant the dominion for which letters had the key, over which it had authority. Now they are trying to make the critic a specialist in criticism, and even in certain kinds of criticism. The absolute division between critic as judge and the novelist as producer of literature means that the first has no real cultural authority and the second no real culture. [...]
August 6, 1962
La plage des intellectuels. To Wellfleet Beach they came, they came; upon Wellfleet beach they sat - the academic intellectuals, the literary intellectuals. And among the rare Wilsons, there were Stuart Hughes and Harold W. Solomon, Lewis Coser and Arthur Berger, Henry Graff and Alex Inkeles and Bernard Malamud and Hassan Asbekan and Mischa Stille and Jason Epstein and John P. Marquand,Jr., and Daniël Aaron and Mary Grand and Dwight W. Webb and Lee Halprin. There were Joan Sinkler and Arthur Trottenberg and William Ward and Jacqueline Miller and James LeShay and Philip and Maggie Roth - not to forget Bill Goodman and Bede Hofstadter and James Newman ... and Arthur Schlesinger,Jr., and Richard Goodwin.
Upon the beach they sat, discoursing, and loud was the sound of battle, louder than the waves ...
August 7, 1962
What happened to the good old term, "man-of-letters"? It meant that letters stood for more than a craft — it meant the dominion for which letters had the key, over which it had authority. Now they are trying to make the critic a specialist in criticism, and even in certain kinds of criticism. The absolute division between critic as judge and the novelist as producer of literature means that the first has no real cultural authority and the second no real culture. [...]
James Woodforde -- 6 augustus 1801
• James Woodforde (1740-1803) was dominee in het dorp Weston Longville in het Engelse Norfolk. Hij hield 44 jaar een dagboek bij; gedeeltes daaruit zijn gepubliceerd als The Diary of a Country Parson 1758 – 1802.
August 2, Sunday. ... I waked this Morning in kind of a Fit in a very violent Perspiration & depres-sion of Spirits. It was very hot all the Night long, and my Bed Curtains too close drawn, and also too much Gloaths upon my Bed in such hot Weather. Mr. Dade read Prayers & Preached this Mom' at Weston-Church. Mr. & Mrs. Custance there. Nancy was also at Church to day.
August 6, Thursday ... Had a large Parcel of Papers brought to me this Evening by a Stranger containing directions in case of an Invasion with a Letter from the Bishop requesting the Clergy to be attentive and active in the same. It hurried and affected me a great deal indeed. It contained directions what is to be done in case of a real Invasion - An Account of all Stock to be taken & to be removed &c. &c.
August 8, Saturday ... Begun Harvest this Morn' in cutting Oats. Dinner to day, Calfs Fry & Heart rosted &c. Great Feats done again by Admiral Nelson over the French and also the Spaniards, also of besieging Bologne in France &c.'
August 10, Monday ... Begun cutting Peas this Morn' in the Field. A Parish Meeting held this Evening at the Heart to take into consideration the Papers lately recd. concerning what is to be done in case of an Invasion of the French on this Country. Dinner to day, Beans and Bacon &c. I was very nervous and weak to day, much agitated not knowing what to do at the present Crisis & wanting Health & Strength am scarce able to do even the most trivial action.
August 2, Sunday. ... I waked this Morning in kind of a Fit in a very violent Perspiration & depres-sion of Spirits. It was very hot all the Night long, and my Bed Curtains too close drawn, and also too much Gloaths upon my Bed in such hot Weather. Mr. Dade read Prayers & Preached this Mom' at Weston-Church. Mr. & Mrs. Custance there. Nancy was also at Church to day.
August 6, Thursday ... Had a large Parcel of Papers brought to me this Evening by a Stranger containing directions in case of an Invasion with a Letter from the Bishop requesting the Clergy to be attentive and active in the same. It hurried and affected me a great deal indeed. It contained directions what is to be done in case of a real Invasion - An Account of all Stock to be taken & to be removed &c. &c.
August 8, Saturday ... Begun Harvest this Morn' in cutting Oats. Dinner to day, Calfs Fry & Heart rosted &c. Great Feats done again by Admiral Nelson over the French and also the Spaniards, also of besieging Bologne in France &c.'
August 10, Monday ... Begun cutting Peas this Morn' in the Field. A Parish Meeting held this Evening at the Heart to take into consideration the Papers lately recd. concerning what is to be done in case of an Invasion of the French on this Country. Dinner to day, Beans and Bacon &c. I was very nervous and weak to day, much agitated not knowing what to do at the present Crisis & wanting Health & Strength am scarce able to do even the most trivial action.
donderdag 4 augustus 2016
Jervis McEntee -- 5 augustus 1886
• Jervis McEntee (1828-1891) was een Amerikaaanse schilder. Hij hield van 1872 tot 1890 een dagboek bij.
Wednesday, Aug 4, 1886 I had a rather sad letter from Mary Gifford last night in which she spoke of being despondent and half discouraged. I wrote her a letter before I went to bed, in which I tried at least to show my sympathy with her. As for me I am as unhappy as I can well be. I seem only to be a servant spending my time in menial pursuits and occupations. This morning at 5 oclock I was awake and looked out of my window. There was a beautiful effect of sky with a simple landscape. I thought I would go over to my studio and try a sketch of it, but there was an old wagon to mend and a thousand distracting things to attend to, so that when I did go I was in no mood to paint and as a consequence made a miserable failure. After dinner my father, Mary and I drove to Kingston crossing the bridge and going out on the road near the creek to near the turnpike gate on the Sawkill road. The landscape was fine and rich but it seemed to me I would never be able to paint it again so disturbed and unhappy do I feel. My father does not care to ride far now and soon tires. He does not show much interest in any thing but I think he is really disturbed by so large a family. This has been another cool charming day, just the weather for the Yellowstone trip I was obliged to decline. Saml. J. Tilden died this morning at his country place of Greystone near Yonkers. He was a man I never could have the least admiration for, and seemed to me the embodiment of selfishness and without human sympathies. Thursday,
Aug 5, 1886 Awoke early with a feeling of great depression and discouragement. I thought sadly of dear Gertrude to whom I used to tell my troubles and of what a blessing and solace her presence would be. When one awakes to some interesting [labor?] life is a blessing, but when the mind cannot pursue its objects by reason of anxieties, the days are sad and tedious. It has been cool and cloudy, threatening rain which came about 6 oclock. I spent the forenoon in Kingston getting the horses shod. Girards wife, Jamie Andrews, Marion and the children went to Leggs Mills on a pic nic. Andrews was not at home to tea but came in late. Friday,
Aug 6, 1886 I went over to my studio and painted a little on the head of Gertrude on which I am experimenting, but it gets worse instead of better. Wilmart sent me his bill which to my great relief was $150 less than I thought it was. My bill for studio rent came also. I am very anxious to know whether Pinchot will respond to my letter in time. I can't help a feeling that there will be some delay. I had a note from Kurtz saying my Autumn picture had not been returned from Detroit although the smaller one had; I therefore wrote to Hanna & Ives today regarding it, which is the third letter I have written them concerning it. Sara came home from Millets Point today. Saturday,
Aug 7, 1886 A week of August has gone. I find myself secretly glad the summer is passing, having a vague sense that there is to be satisfaction in the future or perhaps that the Autumn is coming when I will work with some result and some pleasure in my work. How I wish I were in some quiet place now with nothing to think of but my Art and studying from nature. I worked a while over at my studio but without much aim. I spent most of the afternoon in my room looking over some of dear Gertrudes things in her bureau drawers. It is sad work to see these things so intimately connected with her. I came across a little memorandum book which Sara found among my mothers things after her death, which Gertrude had evidently given to her. It ran back to 1866 and there were memoranda in her hand writing of many little events. I go back into the past when I look over these trifles which are precious and most sad to me because they belonged to her. Oh! I wonder often if she is conscious how I miss her and long for her.
Wednesday, Aug 4, 1886 I had a rather sad letter from Mary Gifford last night in which she spoke of being despondent and half discouraged. I wrote her a letter before I went to bed, in which I tried at least to show my sympathy with her. As for me I am as unhappy as I can well be. I seem only to be a servant spending my time in menial pursuits and occupations. This morning at 5 oclock I was awake and looked out of my window. There was a beautiful effect of sky with a simple landscape. I thought I would go over to my studio and try a sketch of it, but there was an old wagon to mend and a thousand distracting things to attend to, so that when I did go I was in no mood to paint and as a consequence made a miserable failure. After dinner my father, Mary and I drove to Kingston crossing the bridge and going out on the road near the creek to near the turnpike gate on the Sawkill road. The landscape was fine and rich but it seemed to me I would never be able to paint it again so disturbed and unhappy do I feel. My father does not care to ride far now and soon tires. He does not show much interest in any thing but I think he is really disturbed by so large a family. This has been another cool charming day, just the weather for the Yellowstone trip I was obliged to decline. Saml. J. Tilden died this morning at his country place of Greystone near Yonkers. He was a man I never could have the least admiration for, and seemed to me the embodiment of selfishness and without human sympathies. Thursday,
Aug 5, 1886 Awoke early with a feeling of great depression and discouragement. I thought sadly of dear Gertrude to whom I used to tell my troubles and of what a blessing and solace her presence would be. When one awakes to some interesting [labor?] life is a blessing, but when the mind cannot pursue its objects by reason of anxieties, the days are sad and tedious. It has been cool and cloudy, threatening rain which came about 6 oclock. I spent the forenoon in Kingston getting the horses shod. Girards wife, Jamie Andrews, Marion and the children went to Leggs Mills on a pic nic. Andrews was not at home to tea but came in late. Friday,
Aug 6, 1886 I went over to my studio and painted a little on the head of Gertrude on which I am experimenting, but it gets worse instead of better. Wilmart sent me his bill which to my great relief was $150 less than I thought it was. My bill for studio rent came also. I am very anxious to know whether Pinchot will respond to my letter in time. I can't help a feeling that there will be some delay. I had a note from Kurtz saying my Autumn picture had not been returned from Detroit although the smaller one had; I therefore wrote to Hanna & Ives today regarding it, which is the third letter I have written them concerning it. Sara came home from Millets Point today. Saturday,
Aug 7, 1886 A week of August has gone. I find myself secretly glad the summer is passing, having a vague sense that there is to be satisfaction in the future or perhaps that the Autumn is coming when I will work with some result and some pleasure in my work. How I wish I were in some quiet place now with nothing to think of but my Art and studying from nature. I worked a while over at my studio but without much aim. I spent most of the afternoon in my room looking over some of dear Gertrudes things in her bureau drawers. It is sad work to see these things so intimately connected with her. I came across a little memorandum book which Sara found among my mothers things after her death, which Gertrude had evidently given to her. It ran back to 1866 and there were memoranda in her hand writing of many little events. I go back into the past when I look over these trifles which are precious and most sad to me because they belonged to her. Oh! I wonder often if she is conscious how I miss her and long for her.
woensdag 3 augustus 2016
Danièle Sallenave -- 4 augustus 1990
• Danièle Sallenave (1940) is een Franse schrijfster en journaliste. Gepasseerd station (vertaald door Rosalie Siblesz) bevat dagboeknotities uit de periode 1990-1991.
Saint-Georges-de-Didonne, zaterdag 4 augustus
Harmonische klanken van de kerkklokken bij het uitgaan van een begrafenis. Ik loop heel even langs zee en stop dan voor koffie in 'Les Bains'. Vlak naast mij een stel. Zij, arrogant uiterlijk, vrij jong, geverfd haar, zonder iets te zien van het verrukkelijke blauw van de teruglopende zee: 'Je hebt de nummers die je gespeeld hebt toch wel opgeschreven?' zegt ze terwijl ze hem de krant teruggeeft. Hij zal gewend zijn aan het echtelijk gescheld en reageert niet.
Vanochtend, op de markt, zag ik een oude vrouw het wagentje van een verlamde man van een jaar of vijfenzeventig duwen. Om zijn door de ziekte ijskoude handen te verwarmen heeft ze hem asbest keukenhandschoenen aangetrokken.
Omdat ik een paar boeken van haar vond in de kleine bibliotheek herlees ik Rosamond Lehmann: 'The ballad and the source'; tot mijn verrassing vind ik er deze prachtige paragraaf in:
Langzaam kom ik tot rust en zak opnieuw weg in het aangename bijna-nietsdoen van de vakantietijd, dat veel subtieler en geraffineerder is dan totale ledigheid en bijzondere studie vereist omdat het gaat om een inwijding in allerlei lichte activiteiten die hier en daar een greep op de wereld veronderstelt, geen volledige terugtrekking.
Wij zijn gedompeld in mooi blauw, doorschijnend licht! Zonder concessie steken de witte ribben der huizen ertegen af. Een volmaakt beeld stemt me altijd bedroefd en zorgt voor gemengde gevoelens die ik niet kan ontwarren.
Immense vreugde terwijl ik flink doorstap over het vochtige, opeengepakte, harde, als zijde glimmende zand. De veranderlijke tijd weerhoudt me met, ik zie hoe hij onverstoorbaar volloopt met kinderen, gesprekken, vertrouwelijke of openbare voorvallen.
Saint-Georges-de-Didonne, zaterdag 4 augustus
Harmonische klanken van de kerkklokken bij het uitgaan van een begrafenis. Ik loop heel even langs zee en stop dan voor koffie in 'Les Bains'. Vlak naast mij een stel. Zij, arrogant uiterlijk, vrij jong, geverfd haar, zonder iets te zien van het verrukkelijke blauw van de teruglopende zee: 'Je hebt de nummers die je gespeeld hebt toch wel opgeschreven?' zegt ze terwijl ze hem de krant teruggeeft. Hij zal gewend zijn aan het echtelijk gescheld en reageert niet.
Vanochtend, op de markt, zag ik een oude vrouw het wagentje van een verlamde man van een jaar of vijfenzeventig duwen. Om zijn door de ziekte ijskoude handen te verwarmen heeft ze hem asbest keukenhandschoenen aangetrokken.
Omdat ik een paar boeken van haar vond in de kleine bibliotheek herlees ik Rosamond Lehmann: 'The ballad and the source'; tot mijn verrassing vind ik er deze prachtige paragraaf in:
"We waren in de zevende hemel; onze harten barstten van verlangen om te geven en te krijgen. Herinneringen ophalen vinden kinderen het fijnst; ze groeien van vreugde vanwege hun toegenomen gewichtigheid; hun wankele, in eigen ogen zo dubieuze identiteit krijgt meer contouren. De duisternis die ze achter zich voelen, waaruit ze nog maar net te voorschijn komen, raakt op nieuwe, geruststellende wijze bevolkt met vertrouwde spoken, met vormen wier ogen en handen model hebben gestaan voor de hunne; met stemmen die voor altijd zijn stilgevallen maar in hun jonge kelen vibreren. Schoonheid en intelligentie krijgen meer waarde als bekend wordt waar ze vandaan komen en welke lijn daarin zit; bepaalde eigenschappen krijgen een verhaal, waardigheid. Zelfs tekortkomingen-is iets te dik, heeft een plompe taille, steil haar, is onmuzikaal, slecht in rekenen en schrijven, lust geen gebraden vlees en verse groenten-krijgen als door het geheim van de herhaling iets gewijds, en van eigen verantwoordelijkheid is in het geheel geen sprake meer."Zin om te reizen, hevig als lust of verliefde nostalgie, wanneer ik in Le Monde de foto zie van de volmaakt ronde deur van een huis in Peking.
Langzaam kom ik tot rust en zak opnieuw weg in het aangename bijna-nietsdoen van de vakantietijd, dat veel subtieler en geraffineerder is dan totale ledigheid en bijzondere studie vereist omdat het gaat om een inwijding in allerlei lichte activiteiten die hier en daar een greep op de wereld veronderstelt, geen volledige terugtrekking.
Wij zijn gedompeld in mooi blauw, doorschijnend licht! Zonder concessie steken de witte ribben der huizen ertegen af. Een volmaakt beeld stemt me altijd bedroefd en zorgt voor gemengde gevoelens die ik niet kan ontwarren.
Immense vreugde terwijl ik flink doorstap over het vochtige, opeengepakte, harde, als zijde glimmende zand. De veranderlijke tijd weerhoudt me met, ik zie hoe hij onverstoorbaar volloopt met kinderen, gesprekken, vertrouwelijke of openbare voorvallen.
dinsdag 2 augustus 2016
Joseph Banks -- 3 augustus 1769
• Joseph Banks (1743-1820) was een Engelse natuuronderzoeker en botanicus. Hij maakte deel uit van de eerste expeditie (1768-1771) van James Cook, en hield van die reis een dagboek bij.
1769 August 3.
This day went along shore in the opposite direction to that we took yesterday, intending to spend most of our time in purchasing stock, which we have always found the people readyer to part with at their houses and selling cheaper than at the market. In the course of our walk we met a set of stroling dancers Calld by the Indians Heiva who detaind us 2 hours and during all that time entertaind us highly indeed. They consisted of 3 drums, 2 women dancers and 6 men; these Tupia tells us go round the Island as we have seen the little Heivas do at Otahite, but differ from those in that most of the people here are principal people, of which assertion we had in the case of one of the women an undoubted proof.
I shall first describe their dresses and then their dances. The women had on their heads a quantity of tamou or plaited hair which was rolled and between the interstices of it flowers of Gardenia were stuck making a head dress truly Elegant. Their shoulders arms and breasts as low as their arms were bare, below this they were coverd with black cloth and under each shoulder was placd a bunch of black feathers much as our ladies nosegays or Bouquets. On their hips rested a quantity of cloth pleated very full which reachd almost up to their arms and fell down below into long peticoats reaching below their feet, which they managd with as much dexterity as our opera dancers could have done; these pleats were brown and white alternately but the peticoats were all white.
In this dress they advancd sideways keeping excellent time to the drums which beat brisk and loud; they soon began to shake their hips giving the folds of cloth that lay upon them a very quick motion which was continued during the whole dance, they sometimes standing, sometimes sitting and sometimes resting on their knees and elbows and generaly moving their fingers with a quickness scarce to be imagind. The chief entertainment of the spectators seemd however to arise from the Lascivious motions they often made use of which were highly so, more indeed than I shall atempt to describe.
One of these girls had in her ear 3 pearls, one of them very large but so foul that it was worth scarce any thing, the other two were as large as a midling pea and of a good and clear water as well as shape. For these I offerd at different times any price the owner would have but she would not hear of parting with them; I offerd once the price of 4 hogs down and any thing she would ask beside, but she would not hear of it. Indeed they have always set a value upon their pearls, if tolerably good, almost equal to our valuation supposing them as they always are spoild by the drilling.
Between the dances of the women (for they sometimes rested) the men acted a kind of interlude in which they spoke as well as dancd. We were not however sufficiently vers'd in their language to be able to give an account of the Drama.
1769 August 3.
This day went along shore in the opposite direction to that we took yesterday, intending to spend most of our time in purchasing stock, which we have always found the people readyer to part with at their houses and selling cheaper than at the market. In the course of our walk we met a set of stroling dancers Calld by the Indians Heiva who detaind us 2 hours and during all that time entertaind us highly indeed. They consisted of 3 drums, 2 women dancers and 6 men; these Tupia tells us go round the Island as we have seen the little Heivas do at Otahite, but differ from those in that most of the people here are principal people, of which assertion we had in the case of one of the women an undoubted proof.
I shall first describe their dresses and then their dances. The women had on their heads a quantity of tamou or plaited hair which was rolled and between the interstices of it flowers of Gardenia were stuck making a head dress truly Elegant. Their shoulders arms and breasts as low as their arms were bare, below this they were coverd with black cloth and under each shoulder was placd a bunch of black feathers much as our ladies nosegays or Bouquets. On their hips rested a quantity of cloth pleated very full which reachd almost up to their arms and fell down below into long peticoats reaching below their feet, which they managd with as much dexterity as our opera dancers could have done; these pleats were brown and white alternately but the peticoats were all white.
In this dress they advancd sideways keeping excellent time to the drums which beat brisk and loud; they soon began to shake their hips giving the folds of cloth that lay upon them a very quick motion which was continued during the whole dance, they sometimes standing, sometimes sitting and sometimes resting on their knees and elbows and generaly moving their fingers with a quickness scarce to be imagind. The chief entertainment of the spectators seemd however to arise from the Lascivious motions they often made use of which were highly so, more indeed than I shall atempt to describe.
One of these girls had in her ear 3 pearls, one of them very large but so foul that it was worth scarce any thing, the other two were as large as a midling pea and of a good and clear water as well as shape. For these I offerd at different times any price the owner would have but she would not hear of parting with them; I offerd once the price of 4 hogs down and any thing she would ask beside, but she would not hear of it. Indeed they have always set a value upon their pearls, if tolerably good, almost equal to our valuation supposing them as they always are spoild by the drilling.
Between the dances of the women (for they sometimes rested) the men acted a kind of interlude in which they spoke as well as dancd. We were not however sufficiently vers'd in their language to be able to give an account of the Drama.
maandag 1 augustus 2016
Frances Woolfolk Wallace -- 2 augustus 1864
• De Amerikaanse Frances Woolfolk Wallace (1835-?) hield van maart-augustus 1864 een reisdagboek bij van haar reis van het zuiden van de VS naar Canada (waar ze naartoe verbannen was), dat bekend is onder de titel A Trip to Dixie.
August 2, 1864.
Busy packing and while packing Capt. Leake and Leslie Browne came. Capt. Leake tells me it is best not to go to Paducah until he returns, he will see if it is safe for me to go. That I might be arrested. Most of my friends have been sent out of the United States. What a state of affairs! Was such tyranny ever exercised over a people! Surely the demons of the lower regions have been set loose. This man Payne is surely a devil on earth. But there is a home in Heaven for us if we hold out faithful. What is the envy and hate of poor insignificant men if we have the love of God! Capt. Leake has gone and I am disappointed in going but I am used to disappointment. Mr. Hatchett is very kind.
Wednesday, August 3, 1864.
Busy downtown making purchases preparatory for my banishment to Canada with the rest of my friends. Where my dear Mother and Brother is I don't know, hope I will join them soon.
Thursday, August 4, 1864.
This is Lincoln's fast day. Seems quite quiet except for the negroes who have possession of the town. The Confederates are killing off the while soldiers so fast it is well to favor the blacks as much as possible to make them fight. The negro is better than these uncivilized, cruel, brutish Yankees. But enough! I dislike to soil my book by mentioning such butchers in it. I feel very unwell. The weather is so sultry and warm it weakens me.
Friday, August 5, 1864.
None can imagine the anxiety with which I await news from my friends and you, my dear Husband, could you but know the condition of things how much harder could you fight and with what a feeling of revenge would meet the persecutors of your loved ones. I spoke kindly of them, told you to have mercy and believe that many were conscientious in their belief, little thinking they were battling with women and children instead of meeting the enemy face to face and fighting like soldiers for their country. No! gain is their object and theft is their business.
Saturday, August 6, 1864.
Downtown all morning shopping. As I returned I called at the postoffice and got a letter from Cousin Coleman Woolfolk. He informed me that my dear Mother was well and in Paducah, I am thankful to hear that. My brother is in Vincennes but what are his arrangements and where his family is I don't know. Capt. Leake has not yet returned. Have been going at night to hear Mr. Miller, a Baptist minister who is a fine speaker, I hope I may profit by his teaching.
Sunday, August 7, 1864.
Went again this morning to hear Mr. Miller preach, Georgie went to Sunday School with Mr. Hatchett. He behaved very well at church. Went again at night to hear Mr. Miller who says he met Brother Robert on the boat and Nannie in Owensboro. I can't imagine what Nannie is doing there, but my family are so scattered I am not surprised to hear anything. Poor Ma! to think of tearing her from her children in her old age when she has lived only for them. If they have banished Brother Robert, it is, I fear, a final farewell between my dear Mother and her oldest child. She is 69 years old and cannot expect to be long on this earth.
Tuesday, August 9, 1864.
I did not get off on the "City Alton." Capt. Leake has not yet returned. Am getting very impatient.
August 10, 1864.
Hope to hear from home. Feel very badly--have a cold in my head. Quite an excitement in this neighborhood. The dogkiller has been around, and the horse that carries the dead dogs gave out, and they have been whipping him and killing dogs until I am sick at the sight of so much cruelty and heartlessness. He is certainly one of the most cruel wretches I have seen. My hand trembles now from excitement. I wonder what news Mr. Hatchett will bring now for me.
Thursday, August 11, 1864.
Felt some better this morning, but about noon felt so badly I had to go to bed. I fear I am going to be sick.
August 12, 1864.
Spent a restless night. Am out of bed but don't know how long I will be able to keep up. Have heard nothing more from home. Home! Oh, where is home? Friends and relatives gone, home taken. There is no security from such tyrants. This suspense is terrible. I know nothing of any of my family except that they are sent from Paducah. My Mother is in Paducah but whether she will be permitted to stay I don't know.
Saturday, August 13, 1864.
Capt. Leake has returned. Gives me little satisfaction. Says there is only military despotism in Paducah. Friends dare not recognize a friend on the street. He could do nothing for me. He saw my dearest Mother and Mary and the children when they left Paducah. They were allowed to take only their wearing clothes. They left with proud bearing, not a tear was shed though their hearts were heavy, they did not allow the monster Payne to witness their distress, though he came down to the wharfboat to see them depart, hoping no doubt to see tears and distress and to be pleaded with to be allowed to remain. Thank God! they bore it bravely as every true Southern woman does. I read this morning an article from the Cairo paper speaking of their departure. The writer must have been some poor, low, unprincipled creature whose standing heretofore has been doubtful. As I read, I became so indignant I felt as if I were a man how quickly would I join the Southern army and how savagely would I fight.
August 2, 1864.
Busy packing and while packing Capt. Leake and Leslie Browne came. Capt. Leake tells me it is best not to go to Paducah until he returns, he will see if it is safe for me to go. That I might be arrested. Most of my friends have been sent out of the United States. What a state of affairs! Was such tyranny ever exercised over a people! Surely the demons of the lower regions have been set loose. This man Payne is surely a devil on earth. But there is a home in Heaven for us if we hold out faithful. What is the envy and hate of poor insignificant men if we have the love of God! Capt. Leake has gone and I am disappointed in going but I am used to disappointment. Mr. Hatchett is very kind.
Wednesday, August 3, 1864.
Busy downtown making purchases preparatory for my banishment to Canada with the rest of my friends. Where my dear Mother and Brother is I don't know, hope I will join them soon.
Thursday, August 4, 1864.
This is Lincoln's fast day. Seems quite quiet except for the negroes who have possession of the town. The Confederates are killing off the while soldiers so fast it is well to favor the blacks as much as possible to make them fight. The negro is better than these uncivilized, cruel, brutish Yankees. But enough! I dislike to soil my book by mentioning such butchers in it. I feel very unwell. The weather is so sultry and warm it weakens me.
Friday, August 5, 1864.
None can imagine the anxiety with which I await news from my friends and you, my dear Husband, could you but know the condition of things how much harder could you fight and with what a feeling of revenge would meet the persecutors of your loved ones. I spoke kindly of them, told you to have mercy and believe that many were conscientious in their belief, little thinking they were battling with women and children instead of meeting the enemy face to face and fighting like soldiers for their country. No! gain is their object and theft is their business.
Saturday, August 6, 1864.
Downtown all morning shopping. As I returned I called at the postoffice and got a letter from Cousin Coleman Woolfolk. He informed me that my dear Mother was well and in Paducah, I am thankful to hear that. My brother is in Vincennes but what are his arrangements and where his family is I don't know. Capt. Leake has not yet returned. Have been going at night to hear Mr. Miller, a Baptist minister who is a fine speaker, I hope I may profit by his teaching.
Sunday, August 7, 1864.
Went again this morning to hear Mr. Miller preach, Georgie went to Sunday School with Mr. Hatchett. He behaved very well at church. Went again at night to hear Mr. Miller who says he met Brother Robert on the boat and Nannie in Owensboro. I can't imagine what Nannie is doing there, but my family are so scattered I am not surprised to hear anything. Poor Ma! to think of tearing her from her children in her old age when she has lived only for them. If they have banished Brother Robert, it is, I fear, a final farewell between my dear Mother and her oldest child. She is 69 years old and cannot expect to be long on this earth.
Tuesday, August 9, 1864.
I did not get off on the "City Alton." Capt. Leake has not yet returned. Am getting very impatient.
August 10, 1864.
Hope to hear from home. Feel very badly--have a cold in my head. Quite an excitement in this neighborhood. The dogkiller has been around, and the horse that carries the dead dogs gave out, and they have been whipping him and killing dogs until I am sick at the sight of so much cruelty and heartlessness. He is certainly one of the most cruel wretches I have seen. My hand trembles now from excitement. I wonder what news Mr. Hatchett will bring now for me.
Thursday, August 11, 1864.
Felt some better this morning, but about noon felt so badly I had to go to bed. I fear I am going to be sick.
August 12, 1864.
Spent a restless night. Am out of bed but don't know how long I will be able to keep up. Have heard nothing more from home. Home! Oh, where is home? Friends and relatives gone, home taken. There is no security from such tyrants. This suspense is terrible. I know nothing of any of my family except that they are sent from Paducah. My Mother is in Paducah but whether she will be permitted to stay I don't know.
Saturday, August 13, 1864.
Capt. Leake has returned. Gives me little satisfaction. Says there is only military despotism in Paducah. Friends dare not recognize a friend on the street. He could do nothing for me. He saw my dearest Mother and Mary and the children when they left Paducah. They were allowed to take only their wearing clothes. They left with proud bearing, not a tear was shed though their hearts were heavy, they did not allow the monster Payne to witness their distress, though he came down to the wharfboat to see them depart, hoping no doubt to see tears and distress and to be pleaded with to be allowed to remain. Thank God! they bore it bravely as every true Southern woman does. I read this morning an article from the Cairo paper speaking of their departure. The writer must have been some poor, low, unprincipled creature whose standing heretofore has been doubtful. As I read, I became so indignant I felt as if I were a man how quickly would I join the Southern army and how savagely would I fight.
Abonneren op:
Posts (Atom)