• Coenraad Ruysch (1650-1731) begaf zich in 1674 samen met zijn neef Dirck van Hoogeveen op een grand tour van drie jaar. Hij hield van die reis een dagboek bij: Journaal van een reis naar Genève, Italië en Frankrijk [Transcriptie en editie: Alan Moss]. Het onderstaande fragment gaat over Florence.
Maendach den 29en ben ick des morgens met de Fonteijnen en Van Dam eerst aen
de post geweest, alwaer sij haere brieven lichten [ophalen], waer uijt met groote
surprisen verstondt [begreep] dat den heere prince van Orangie aen de kinderpockies **
sieck was, doch met groote vreuchde dat sijn hoogheid sich noch wel naer
gelegentheid van saeken was bevindende, en hier van daen naer t' paleijs daer
wij de heer Maliabechi salueerde, die mij met groote beleeftheijt en vrienscap
ontfonch. Des middachs bleef ick bij mijn geselscap eeten en den naer middach
gingen wij buyten de stadt wandelen, daer het extraordinaris vermaekelijck is.
Dijnsdach den laetsten april bleef ick den heelen morgen t' huijs, mij met scrijven
besich houdende. Naer de middach toonden ons de heer Maliabechi uijt last van den hartoch de Pandectae Florentinae **. Ick kost het manuscript niet te deegen
lesen, noch niemandt van t' geselscap, te weeten de heeren Van Dam, twee
Fonteynen, een Hamburger en een jesuit. Dit fameuse manuscript wert in een
silvere geemaelieerde kist bewaert onder alle de scatten van den hertoch die op
de galerij syn. t' Selve is in twee tomi [boekdelen] in root flueel gebonden, met gout
beslach, seer fraij geemallieert. Dit boeck pleech met groote ceremonie aen de
vreemdelingen als een heijlige reliquie getoont te werden, met brandende
kaersen etc. Oock wiert het in de processie wel eer met groot respect onder een
daix [verhoging, podium] altoos gedraegen. Naer dat wij hier van daen gingen, wandelde ick met
Van Dam vermits het scoone weer tot den avont toe, als wanneer wij adieu ginch
seggen aen de twee heeren Fonteijn, die des anderen daechs met den dach [bij het ochtendgloren]
naer Livorno wilden.
** In 1675 kreeg stadhouder Willem III (1650-1702) de kinderpokken.
Volgens de overlevering deelde hij zijn bed met zijn kamerjonker Bentinck (1649-1709) om zo de
ziekte uit te zweten en af te geven aan Bentinck.
** De Littera Florentina is een zeer oud manuscript bewaard in Florence
dat deel uitmaakt van de zogenaamde 'pandectae', een bloemlezing van Romeinse rechtsteksten.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten