• Petr Ginz (1928-1944) was een joodse jongen uit Praag. Tijdens de oorlog hield hij een dagboek bij.
27. II- 1942 (vrijdag)
Gisteren merkte ik op dat mijn tandvlees gezwollen is en dat ik een knobbel achter een oor heb. Dus ben ik vandaag met mijn identiteitskaart naar de Joodse polikliniek in de Vëzenskastraat gegaan. Ze hebben mijn tandvlees met een of andere tinctuur bestreken en volgende maandag moet ik teruggaan. Voor de knobbel heb ik een afspraak om haifvijf op de afdeling chirurgie.
De Kohners kregen een brief uit Terezin, van dikke Leo. Hij schrijft dat ze allemaal gezond zijn; je mag maar dertig woorden schrijven, en dan nog wel in hoofdletters en via het Joodse gemeentehuis.
28. II. 1942 (zaterdag)
Vanmorgen in de stad geweest. Vanmiddag papa een pakje in het ziekenhuis gebracht, heb het bij de portier afgegeven. Papa ligt op nummer 18, in de kamer ernaast ligt dr. Pollak, die weerzinwekkende dikzak die 'Rivka trouwt' heeft: geschreven. Hij is momenteel minister van het Joodse onderwijs. Er zijn veel Duitsers op straat en die houden vaak optochten begeleid door tromgeroffel.
Bij papa hebben ze vandaag door een perforatie de vloeistof laten weglopen die zich rond zijn ontsteking had opgehoopt. Meteen voelde hij zich een stuk beter.
1. III. 1942 (zondag)
Vanmorgen mama in het huishouden geholpen. Vanmiddag bij papa in het ziekenhuis. Voor ons huis stelt zich net de Hitlerjeugd op, dus dat zorgt voor een hoop lawaai.
Bij papa hebben ze een volle drie liter water uit de longen gehaald! Ze sleepten een paar kisten naar zijn bed en een heleboel artsen troepten rond hem samen, ook de hoofdarts dr. Klein. De punctie deed helemaal geen pijn. Ze vroegen: 'Zullen we maar meteen drie liter aftappen?' en papa antwoordde: 'Zoals het de heren belieft.' Er ligt ook een doodzieke met kanker.
donderdag 26 februari 2015
woensdag 25 februari 2015
Robert Morris -- 26 februari 1784
• Robert Morris (1734-1806) was een Amerikaanse koopman en politicus en een van de ondertekenaars van de Declaration of Independence. Zijn 'papers' (dagboeken en brieven) zijn online in te zien.
February 26, 1784
The Honble. Mn Griffin for his Warrant, gave it to him.
Several other Persons but on Matters of little Importance.
Wrote a Letter to Stephen Gorham Esqr. Commissioner of Accounts for New Hampshire.
Wrote a Letter to Benjamin Thomson Esqr. Commissioner of Accounts for the State of New Jersey.
Wrote a Letter to George Olney Esqr. Receiver for Rhode Island.
Wrote a Letter to Colo. Carrington Dy. Qr. Master Genl.
Wrote a Letter to William C. Houston Receiver for New Jersey.
Wrote a Letter to His Excy. the Minister of France.
Wrote a Letter to James Lovell Esqr. Receiver for MassachusetLs.
Wrote a Letter to George Webb Receiver for Virginia.
Wrote a Letter to Benjamin Harwood Esqr. Receiver for Maryland.
February 26, 1784
The Honble. Mn Griffin for his Warrant, gave it to him.
Several other Persons but on Matters of little Importance.
Wrote a Letter to Stephen Gorham Esqr. Commissioner of Accounts for New Hampshire.
Wrote a Letter to Benjamin Thomson Esqr. Commissioner of Accounts for the State of New Jersey.
Wrote a Letter to George Olney Esqr. Receiver for Rhode Island.
Wrote a Letter to Colo. Carrington Dy. Qr. Master Genl.
Wrote a Letter to William C. Houston Receiver for New Jersey.
Wrote a Letter to His Excy. the Minister of France.
Wrote a Letter to James Lovell Esqr. Receiver for MassachusetLs.
Wrote a Letter to George Webb Receiver for Virginia.
Wrote a Letter to Benjamin Harwood Esqr. Receiver for Maryland.
maandag 23 februari 2015
Frederik van Eeden -- 24 februari 1913
• Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.
Van Eedens zoon Paul overleed op 21 februari 1913. Diens dood maakte grote indruk op hem, en inspireerde hem tot het boek Pauls ontwaken.
maandag 24 februari
Ik kom van het kerkhof terug. Ik wist vooraf niet wat ik doen zou. Maar op 't oogenblik voelde ik dat ik wat zeggen moest en het ook kon. En ik ben blij het gedaan te hebben. Paul had mij des nachts heerlijke rust gegeeven, ik voelde gestadig zijn zachte werking. In den vorm van wat ik ‘droom-sensatie’ noem. Ik was heerlijk verkwikt van morgen. Ik weet hij zal mij verder helpen.
Ik herinnerde mij van nacht dat Paul, kort voor zijn verheerlijking, teegen zijn moeder sprak van het ‘doodshemdje’. En zij begreep zijn bedoeling. Van daag las ik eerst het fijne sprookje van Grimm, dat hij bedoelde. Welk een helderheid, dat juist als herinnering voor zijn moeder uit te kiezen. Het kindje dat niet rusten kan zoolang moeder schreit, omdat zijn doodshemdje nat wordt van de tranen. Een geest die zooiets bedenkt, lijdt niet, maar is verhelderd. Ik nam mij voor de tuinlieden te zeggen dat ze vandaag den grooten stapel dood hout moesten verbranden op het grasveld. ▫ Toen ik van morgen uit het venster keek, hadden ze 't al uit zich zelf gedaan. Paul's vuuroffer. De vlam, symbool van diepe reiniging en verheffing.
Ignis ascendere
gestit et tendere
ad coeli atria.
De tuinman van Ingen had blijkbaar er zeer teegen opgezien iets teegen me te moeten zeggen. ▫ Van morgen nam hij zijn moed en gaf me een hand zeggend: ‘ik fielsieteer u met uw zoon.’ ▫ ‘Dankje Dirk!’ ▫ Holdert die er bij stond was er door getroffen en zei: ‘hij zeide het rechte, dat is hem ingegeeven.’ ‘Denk om het doodshemdje, moesje!’ zeide Paul. Tweemalen.
Zuster Obbes, mijn dochterken nu, hoorde in den nacht van Zaterdag op Zondag - dus den tweeden nacht na Pauls oovergang - mij roepen: ‘Obbes! Zuster Obbes!’ toen zij kwam zag zij Paul. En ze wist dat hij dood was, en ze was blij hem weer te zien. Het was mijn stem geweest, maar hij had geroepen, en ze praatten en waren verheugd. Toen zag ze ook haar zuster, die in Australië is, en Paul zei dat ze die moest verpleegen. ▫ Toen ze ontwaakte vreesde ze dat haar zuster dood was en dat Paul dit na zijn eigen afsterven weetende haar er van in kennis heeft willen stellen.
Van middag voelde ik in mij de teere, fijne wonder subtiele sensaties van een minnaar die zijn liefde beantwoord heeft gevonden. Het verrukkend besef: ‘het is tòch heerlijke werkelijkheid! het is geen illuzie! het is waarheid!’ En dan het nieuwe huiverig heerlijke gevoel van vertrouwelijkheid met een verheeven weezen. De minnaar voelt dat voor zijn geliefde, ik onderging deze zelfde sublieme aandoeningen door Paul, door het weeten van zijn verheerlijking, en door het gevoelen van de vertrouwelijkheid met hem, nu nog. ▫ Daarbij een gevoel van vastheid in alle nog onvaste dingen van mijn leeven. Het onbreekbaar bevestigen van mijn echt, mijn verbond met mijn lieve vrouw, een zachte herleeving van de aandoeningen van 6 Maart 1901. En het wegvagen van alle bittere, rancuneuze kleingeestige oude gevoelens. ▫ Ik voel nu weer de ‘heerlijke toekomst’, waar ik veel jaren geleeden van sprak. Ik voel dat alleen het bedrog van angst en vrees die toekomst verduisterd heeft.
Van Eedens zoon Paul overleed op 21 februari 1913. Diens dood maakte grote indruk op hem, en inspireerde hem tot het boek Pauls ontwaken.
maandag 24 februari
Ik kom van het kerkhof terug. Ik wist vooraf niet wat ik doen zou. Maar op 't oogenblik voelde ik dat ik wat zeggen moest en het ook kon. En ik ben blij het gedaan te hebben. Paul had mij des nachts heerlijke rust gegeeven, ik voelde gestadig zijn zachte werking. In den vorm van wat ik ‘droom-sensatie’ noem. Ik was heerlijk verkwikt van morgen. Ik weet hij zal mij verder helpen.
Ik herinnerde mij van nacht dat Paul, kort voor zijn verheerlijking, teegen zijn moeder sprak van het ‘doodshemdje’. En zij begreep zijn bedoeling. Van daag las ik eerst het fijne sprookje van Grimm, dat hij bedoelde. Welk een helderheid, dat juist als herinnering voor zijn moeder uit te kiezen. Het kindje dat niet rusten kan zoolang moeder schreit, omdat zijn doodshemdje nat wordt van de tranen. Een geest die zooiets bedenkt, lijdt niet, maar is verhelderd. Ik nam mij voor de tuinlieden te zeggen dat ze vandaag den grooten stapel dood hout moesten verbranden op het grasveld. ▫ Toen ik van morgen uit het venster keek, hadden ze 't al uit zich zelf gedaan. Paul's vuuroffer. De vlam, symbool van diepe reiniging en verheffing.
Ignis ascendere
gestit et tendere
ad coeli atria.
De tuinman van Ingen had blijkbaar er zeer teegen opgezien iets teegen me te moeten zeggen. ▫ Van morgen nam hij zijn moed en gaf me een hand zeggend: ‘ik fielsieteer u met uw zoon.’ ▫ ‘Dankje Dirk!’ ▫ Holdert die er bij stond was er door getroffen en zei: ‘hij zeide het rechte, dat is hem ingegeeven.’ ‘Denk om het doodshemdje, moesje!’ zeide Paul. Tweemalen.
Zuster Obbes, mijn dochterken nu, hoorde in den nacht van Zaterdag op Zondag - dus den tweeden nacht na Pauls oovergang - mij roepen: ‘Obbes! Zuster Obbes!’ toen zij kwam zag zij Paul. En ze wist dat hij dood was, en ze was blij hem weer te zien. Het was mijn stem geweest, maar hij had geroepen, en ze praatten en waren verheugd. Toen zag ze ook haar zuster, die in Australië is, en Paul zei dat ze die moest verpleegen. ▫ Toen ze ontwaakte vreesde ze dat haar zuster dood was en dat Paul dit na zijn eigen afsterven weetende haar er van in kennis heeft willen stellen.
Van middag voelde ik in mij de teere, fijne wonder subtiele sensaties van een minnaar die zijn liefde beantwoord heeft gevonden. Het verrukkend besef: ‘het is tòch heerlijke werkelijkheid! het is geen illuzie! het is waarheid!’ En dan het nieuwe huiverig heerlijke gevoel van vertrouwelijkheid met een verheeven weezen. De minnaar voelt dat voor zijn geliefde, ik onderging deze zelfde sublieme aandoeningen door Paul, door het weeten van zijn verheerlijking, en door het gevoelen van de vertrouwelijkheid met hem, nu nog. ▫ Daarbij een gevoel van vastheid in alle nog onvaste dingen van mijn leeven. Het onbreekbaar bevestigen van mijn echt, mijn verbond met mijn lieve vrouw, een zachte herleeving van de aandoeningen van 6 Maart 1901. En het wegvagen van alle bittere, rancuneuze kleingeestige oude gevoelens. ▫ Ik voel nu weer de ‘heerlijke toekomst’, waar ik veel jaren geleeden van sprak. Ik voel dat alleen het bedrog van angst en vrees die toekomst verduisterd heeft.
zondag 22 februari 2015
Matthieu Galey -- 23 februari 1986
• Matthieu Galey (1934-1986) was een Franse schrijver. Zijn na zijn dood (hij overleed aan ALS) verschenen Dagboek (vertaald door Joop van Helmond) wordt als een literair meesterwerk beschouwd.
Galey overleed op 23 februari.
9 februari. Londen
In het Savoy, zoals een personage van Somerset Maugham, om kennis te maken met het summum van luxe. De bedienden in jacquet, dikke tapijten, de warme kleuren, meubilair van nootwortel, zoals het dashboard van een Rolls, en spiegels over de gehele wand. Helaas kan ik mezelf erin zien. Alles verliest er zijn luister door... Spontaan legt het kamermeisje, dat onze bedden komt opmaken, uit dat een verpleegster en een dokter ter plekke beschikbaar zijn, ongetwijfeld uit angst dat ik, gezien mijn porem, de volgende ochtend niet zal halen.
11 februari
Wie heeft gezegd: 'Wanhoop is een gebrek aan fantasie?' Niets weerhoud je ervan je het ergste voor te stellen.
17 februari
In Le Beaucet staat een oud harmonium dat ik eens bij een uitdrager in Marseille heb gekocht. Een wrak dat met touwtjes bij elkaar wordt gehouden en waarvan de kapotte balgen tussen elke noot een gefoeter uitstoten, do-pfooeii-re-pfooeii-mi-pfooeii... Dat is nou precies waarop mijn spraakvermogen nog lijkt als men bij toeval de klank onderscheidt, nou ja het woord, gefoeter.
Hardnekkige griep, of de laatste fase die inzet, wie zal het zeggen? Geen angst. Een enorme, vredige vermoeidheid.
19 februari
Ik zie dat ze om me heen allemaal met hun handen in hun haar grijpen, omdat ze niet meer weten hoe ze me moeten voeden of verzorgen. Bij gebrek aan een remedie kopen ze een televisie, om me te vergeten... De vooruitgang!
23 februari
Laatste beeld: het sneeuwt. Onbevlekte hemelvaart.
Galey overleed op 23 februari.
9 februari. Londen
In het Savoy, zoals een personage van Somerset Maugham, om kennis te maken met het summum van luxe. De bedienden in jacquet, dikke tapijten, de warme kleuren, meubilair van nootwortel, zoals het dashboard van een Rolls, en spiegels over de gehele wand. Helaas kan ik mezelf erin zien. Alles verliest er zijn luister door... Spontaan legt het kamermeisje, dat onze bedden komt opmaken, uit dat een verpleegster en een dokter ter plekke beschikbaar zijn, ongetwijfeld uit angst dat ik, gezien mijn porem, de volgende ochtend niet zal halen.
11 februari
Wie heeft gezegd: 'Wanhoop is een gebrek aan fantasie?' Niets weerhoud je ervan je het ergste voor te stellen.
17 februari
In Le Beaucet staat een oud harmonium dat ik eens bij een uitdrager in Marseille heb gekocht. Een wrak dat met touwtjes bij elkaar wordt gehouden en waarvan de kapotte balgen tussen elke noot een gefoeter uitstoten, do-pfooeii-re-pfooeii-mi-pfooeii... Dat is nou precies waarop mijn spraakvermogen nog lijkt als men bij toeval de klank onderscheidt, nou ja het woord, gefoeter.
Hardnekkige griep, of de laatste fase die inzet, wie zal het zeggen? Geen angst. Een enorme, vredige vermoeidheid.
19 februari
Ik zie dat ze om me heen allemaal met hun handen in hun haar grijpen, omdat ze niet meer weten hoe ze me moeten voeden of verzorgen. Bij gebrek aan een remedie kopen ze een televisie, om me te vergeten... De vooruitgang!
23 februari
Laatste beeld: het sneeuwt. Onbevlekte hemelvaart.
Maria Barghoorn -- 22 februari 1942
• De Duitse Maria Barghoorn (1889-1981) uit Emden hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij. Haar oorlogsdagboeken zijn hier te lezen.
So. 22.
Alarm 2.03 bis 2.20 o.B. Minus 1 Grad.
Alarm 14.10 bis 14.45 Heftiger Beschuss. Vater und Mutter einsam im Keller.
Alarm 15.00 bis 15.10 Heftiger Beschuss. Aufklärer bei heller Wintersonne.
Alarm 16.15 bis 16.35 Kurzer Beschuss.
Alarm 21.10 bis 22.57, zeitweise starker Beschuss.
Mondhell, wenig Bewölkung, Wind SW
Mo. 23.
Alarm 15.50 bis 16.05 o.B. Diesige luft. Minus 6 Grad
Di. 24.
Kein Alarm. Leicht bewolkt. Minus 3 Grad
Mutter 8.55 nach Ihrhove zum Einrichten der Zimmer.
Mi. 25.
Alarm 13.40 bis 14.00 Kurzer Beschuss. Minus 4 Grad,
Ich komme um 11 Uhr aus Ihrhove zurück. Dort ist nun alles gut eingerichtet und bewohnbar.
Do. 26.
Kein Alarm. Minus 6 Grad.
Wir stellen die restlichen Möbel zusammen und heizen den Kachelofen weil für die Heizung zu wenig Koks da ist.
Fr. 27.
Alarm 13.50 bis 14.15 Kurzer Beschuss. Minus 6 Grad.
Alarm 14.40 bis 14.55 o.B.
Alarm 21.20 bis 23.05 Heftiger Beschuss. Einflüge in das Küstengebiet. Wir bei de Wall's im Keiler.
Sa. 28
Kein Alarm. Minus 2 Grad, die Temperatur steigt. es ist sehr diesig.
So. 22.
Alarm 2.03 bis 2.20 o.B. Minus 1 Grad.
Alarm 14.10 bis 14.45 Heftiger Beschuss. Vater und Mutter einsam im Keller.
Alarm 15.00 bis 15.10 Heftiger Beschuss. Aufklärer bei heller Wintersonne.
Alarm 16.15 bis 16.35 Kurzer Beschuss.
Alarm 21.10 bis 22.57, zeitweise starker Beschuss.
Mondhell, wenig Bewölkung, Wind SW
Mo. 23.
Alarm 15.50 bis 16.05 o.B. Diesige luft. Minus 6 Grad
Di. 24.
Kein Alarm. Leicht bewolkt. Minus 3 Grad
Mutter 8.55 nach Ihrhove zum Einrichten der Zimmer.
Mi. 25.
Alarm 13.40 bis 14.00 Kurzer Beschuss. Minus 4 Grad,
Ich komme um 11 Uhr aus Ihrhove zurück. Dort ist nun alles gut eingerichtet und bewohnbar.
Do. 26.
Kein Alarm. Minus 6 Grad.
Wir stellen die restlichen Möbel zusammen und heizen den Kachelofen weil für die Heizung zu wenig Koks da ist.
Fr. 27.
Alarm 13.50 bis 14.15 Kurzer Beschuss. Minus 6 Grad.
Alarm 14.40 bis 14.55 o.B.
Alarm 21.20 bis 23.05 Heftiger Beschuss. Einflüge in das Küstengebiet. Wir bei de Wall's im Keiler.
Sa. 28
Kein Alarm. Minus 2 Grad, die Temperatur steigt. es ist sehr diesig.
vrijdag 20 februari 2015
Karel van de Woestijne -- 21 februari 1915
• Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.
21 Februari.
De prostitutie is een vraagstuk, dat niet van eenige kieschheid ontbloot is. Neem mij dan ook niet kwalijk, dat ik het in uw gezelschap te behandelen kom. Maar gij kunt wel denken dat dit onvermijdelijk werd: een wereldstad, als Brussel is, verre van de ontucht te zien verminderen bij het bezetten door een vreemd leger, ziet zich integendeel als het ware genoopt, de banden der zedelijkheid erbij losser te maken. En het moet u dan ook niet verwonderen dat, in plaats van haar-zelf te beteugelen, de openbare onkuischheid deze laatste maanden, in schijn althans, ruimere verhoudingen heeft aangenomen. Het is heden Zondag: een avondwandeling op den boulevard heeft mij overtuigd van de waarheid dezer vooruitzetting. Brussel schijnt wel niets van zijne aantrekkelijkheden op dit gebied verloren te hebben. Al kan als verschil met vroegere dagen aangestipt, dat bedoelde aantrekkelijkheden voor een deel hebben afgezien van de anders geliefkoosde, dewijl profijtelijke schittering eener kleurrijke kleedij, om voortaan de meewarigheid der argelooze burgerij te trekken en te verschalken door de stemmigheid van rouwgewaden. Ja, en ik kan het tengevolge van eigen vaststelling bevestigen: de lichte deernen van het voetpad wikkelen zich in het, thans veel-gedragen, krip, dat gevoelige verliezen pleegt te verraden. In hoeverre deze verliezen in voorkomend geval te wettigen zijn, laat ik, bij gebrek aan documenten, in het midden. En stel mij tevreden met de opmerking, dat beoogde personen haar rouwkleedij om den hals laag uitgesneden dragen.
Deze toestand kon niet nalaten, de aandacht der Duitsche overheid te trekken. Men vertelde mij - zonder dat ik natuurlijk weten kan in hoeverre deze vooruitzetting den kop dient ingedrukt, daar zij, het spreekt van-zelf, niet ter openbare kennis gebracht werd, - dat aan de soldaten toegang tot sommige gelegenheden ten sterkste afgeraden wordt, terwijl andere lokalen, minder streng bejegend, niet te minder onder kontrool en reglementeering werden gesteld. Ik herhaal, niet te weten of dit verhaal onder de talrijke fabelen dient ondergebracht, die, zooals het niet missen kan, in omloop verkeeren. Ik druk dan hier ook meer op de waarachtigheid, dan op de waarheid ervan. Al komt, in hetzelfde verband, een ander, ditmaal officieel afgekondigd, bericht de bezorgdheid om de zeden feitelijk bevestigen. Deze nieuwe mededeeling brengt de ontucht van vrouwelijke zijde, in zooverre zij een openlijk en onloochenbaar karakter aanneemt, onder een toezicht, dat men niet dan toejuichen kan. Zij verschilt, in haar inhoud - ik bedoel de mededeeling - niet veel van de gangbare Belgische politie-verordeningen; vult deze alleen aan met geldelijke boeten voor bepaalde, geconstateerde overtredingen. Het kan zijn dat de prostitutie erbij verliest. Erbij winnen zal zij zeker niet, en dat moeten wij goedkeuren.
Anderdeels dient medegedeeld, dat eene andere bekendmaking het uitvoeren van machines tot bewerking van metaal, tenzij bij bewilliging, verbiedt.
21 Februari.
De prostitutie is een vraagstuk, dat niet van eenige kieschheid ontbloot is. Neem mij dan ook niet kwalijk, dat ik het in uw gezelschap te behandelen kom. Maar gij kunt wel denken dat dit onvermijdelijk werd: een wereldstad, als Brussel is, verre van de ontucht te zien verminderen bij het bezetten door een vreemd leger, ziet zich integendeel als het ware genoopt, de banden der zedelijkheid erbij losser te maken. En het moet u dan ook niet verwonderen dat, in plaats van haar-zelf te beteugelen, de openbare onkuischheid deze laatste maanden, in schijn althans, ruimere verhoudingen heeft aangenomen. Het is heden Zondag: een avondwandeling op den boulevard heeft mij overtuigd van de waarheid dezer vooruitzetting. Brussel schijnt wel niets van zijne aantrekkelijkheden op dit gebied verloren te hebben. Al kan als verschil met vroegere dagen aangestipt, dat bedoelde aantrekkelijkheden voor een deel hebben afgezien van de anders geliefkoosde, dewijl profijtelijke schittering eener kleurrijke kleedij, om voortaan de meewarigheid der argelooze burgerij te trekken en te verschalken door de stemmigheid van rouwgewaden. Ja, en ik kan het tengevolge van eigen vaststelling bevestigen: de lichte deernen van het voetpad wikkelen zich in het, thans veel-gedragen, krip, dat gevoelige verliezen pleegt te verraden. In hoeverre deze verliezen in voorkomend geval te wettigen zijn, laat ik, bij gebrek aan documenten, in het midden. En stel mij tevreden met de opmerking, dat beoogde personen haar rouwkleedij om den hals laag uitgesneden dragen.
Deze toestand kon niet nalaten, de aandacht der Duitsche overheid te trekken. Men vertelde mij - zonder dat ik natuurlijk weten kan in hoeverre deze vooruitzetting den kop dient ingedrukt, daar zij, het spreekt van-zelf, niet ter openbare kennis gebracht werd, - dat aan de soldaten toegang tot sommige gelegenheden ten sterkste afgeraden wordt, terwijl andere lokalen, minder streng bejegend, niet te minder onder kontrool en reglementeering werden gesteld. Ik herhaal, niet te weten of dit verhaal onder de talrijke fabelen dient ondergebracht, die, zooals het niet missen kan, in omloop verkeeren. Ik druk dan hier ook meer op de waarachtigheid, dan op de waarheid ervan. Al komt, in hetzelfde verband, een ander, ditmaal officieel afgekondigd, bericht de bezorgdheid om de zeden feitelijk bevestigen. Deze nieuwe mededeeling brengt de ontucht van vrouwelijke zijde, in zooverre zij een openlijk en onloochenbaar karakter aanneemt, onder een toezicht, dat men niet dan toejuichen kan. Zij verschilt, in haar inhoud - ik bedoel de mededeeling - niet veel van de gangbare Belgische politie-verordeningen; vult deze alleen aan met geldelijke boeten voor bepaalde, geconstateerde overtredingen. Het kan zijn dat de prostitutie erbij verliest. Erbij winnen zal zij zeker niet, en dat moeten wij goedkeuren.
Anderdeels dient medegedeeld, dat eene andere bekendmaking het uitvoeren van machines tot bewerking van metaal, tenzij bij bewilliging, verbiedt.
donderdag 19 februari 2015
Mary Chesnut -- 20 februari 1865
Mary Boykin Miller Chesnut (1823-1886) was de vrouw van een Amerikaanse senator. Dagboekaantekeningen van haar hand zijn gepubliceerd als A Diary from Dixie.
February 20th. - Mrs. Preston was offended by the story of Buck's performance at the Ive's. General Breckinridge told her "it was the most beautifully unconscious act he ever saw." The General was leaning against the wall, Buck standing guard by him "on her two feet." The crowd surged that way, and she held out her arm to protect him from the rush. After they had all passed she handed him his crutches, and they, too, moved slowly away. Mrs. Davis said: "Any woman in Richmond would have done the same joyfully, but few could do it so gracefully. Buck is made so conspicuous by her beauty, whatever she does can not fail to attract attention."
Johnny stayed at home only one day; then went to his plantation, got several thousand Confederate dollars, and in the afternoon drove out with Mrs. K - . At the Bee Store he spent a thousand of his money; bought us gloves and linen. Well, one can do without gloves, but linen is next to life itself.
Yesterday the President walked home from church with me. He said he was so glad to see my husband at church; had never seen him there before remarked on how well he looked, etc. I replied that he looked so well "because you have never before seen him in the part of 'the right man in the right place.' " My husband has no fancy for being planted in pews, but he is utterly Christian in his creed.
February 20th. - Mrs. Preston was offended by the story of Buck's performance at the Ive's. General Breckinridge told her "it was the most beautifully unconscious act he ever saw." The General was leaning against the wall, Buck standing guard by him "on her two feet." The crowd surged that way, and she held out her arm to protect him from the rush. After they had all passed she handed him his crutches, and they, too, moved slowly away. Mrs. Davis said: "Any woman in Richmond would have done the same joyfully, but few could do it so gracefully. Buck is made so conspicuous by her beauty, whatever she does can not fail to attract attention."
Johnny stayed at home only one day; then went to his plantation, got several thousand Confederate dollars, and in the afternoon drove out with Mrs. K - . At the Bee Store he spent a thousand of his money; bought us gloves and linen. Well, one can do without gloves, but linen is next to life itself.
Yesterday the President walked home from church with me. He said he was so glad to see my husband at church; had never seen him there before remarked on how well he looked, etc. I replied that he looked so well "because you have never before seen him in the part of 'the right man in the right place.' " My husband has no fancy for being planted in pews, but he is utterly Christian in his creed.
woensdag 18 februari 2015
Achilles Cools -- 19 februari 2004
• Achilles Cools (1949) is een Belgische kunstenaar die zijn inspiratie vindt in de biologie. Uitgebroed. Dagboek van een beeldenmaker.
Dat protserige merelmannetje zit altijd aan de achterdeur. Het is zijn eerste jaar. Hij is een nieuwe, de oude is verdwenen. Als ik buitenkom loopt hij slechts een paar meter weg. Opvliegen doet hij niet meer. Hij vertrouwt mij al. Er valt ook veel te verdedigen: er liggen altijd appelschillen en kaaskorstjes. Onder de heg zitten dikke pieren, tussen het groot hoefblad ontwaken in de lente slakken, en aan de klimop tegen de muur verschijnen dan ook dikke bessen. De klimop is ook ideaal om in te nestelen. Hoewel het nieuwe mannetje hier nog niet zo lang zit, is hij al goed thuis en kent de waarde van deze biotoop.
Merelmannetjes houden hun veroverd plekje ook in de winter bezet, terwijl de merelvrouwen met hun kroost zijn afgereisd naar zuidelijker oorden. In de mensentuinen kunnen ze makkelijk hun kostje vergaren. Een enkel vrouwtje zie ik ook, maar zij komen uit het noordoosten en Scandinavië. De zwarte mannetjes horen bij de winter. Zoals ze met grote sprongen achter elkaar aan hippen als kangoeroes. Zij zijn de heertjes die op een bezitterige manier hun borst opheffen. Zoals deze aan de achterdeur, die met zijn vleugels wat doorgezakt in een 'kom-maar-op'-houding, de staart als een strijdvaandel omhoog, met zijn snavel hooghartig naar mij wijst.
Met hetzelfde lef is hij vorig jaar hier binnengedrongen. De oude merel hield de achtertuin bezet en week geen strobreed. Als hij in de rui was, mochten jonge merels in zijn domein voedsel zoeken. Daar was ook zijn rivaal bij, een die nota bene nog geen gele snavel had. Tegen de herfst was de oude door de rui heen en verdedigde weer als vanouds de grenzen van zijn gebied. De jongen ruimden gehoorzaam het veld, behalve de dappere rivaal. Telkens nam hij zijn kans waar en hipte over het grasveld. Tot hij zich sterk genoeg voelde voor een gevecht. Inzet: de achtertuin, vijftig meter houtwal, een bosje aan de kant, hoog rankende en dichte klimop tegen de muur en de vlierstruik. En wat deed hij eerst? Hij zocht met zorg een vaandel uit, een groot eikenblad, nam dat in zijn snavel en daagde er de oude op diens eigen terrein mee uit. Dagelijks werd er gevochten. Een maand lang. Toornig sprongen ze tegen elkaar op. Als de een het opgaf en verdween, vloog de andere erachteraan. Wie wegvloog was de verliezer. Gewoonlijk is dat de indringer, omdat een eigenaar meer woede heeft. Maar toen lukte het de jonge. Hij is nu de nieuwe heerser, die de helft van de achtertuin veroverd heeft. Hopelijk kan hij ook krachtig fluiten als het weldra lente wordt.
Dat protserige merelmannetje zit altijd aan de achterdeur. Het is zijn eerste jaar. Hij is een nieuwe, de oude is verdwenen. Als ik buitenkom loopt hij slechts een paar meter weg. Opvliegen doet hij niet meer. Hij vertrouwt mij al. Er valt ook veel te verdedigen: er liggen altijd appelschillen en kaaskorstjes. Onder de heg zitten dikke pieren, tussen het groot hoefblad ontwaken in de lente slakken, en aan de klimop tegen de muur verschijnen dan ook dikke bessen. De klimop is ook ideaal om in te nestelen. Hoewel het nieuwe mannetje hier nog niet zo lang zit, is hij al goed thuis en kent de waarde van deze biotoop.
Merelmannetjes houden hun veroverd plekje ook in de winter bezet, terwijl de merelvrouwen met hun kroost zijn afgereisd naar zuidelijker oorden. In de mensentuinen kunnen ze makkelijk hun kostje vergaren. Een enkel vrouwtje zie ik ook, maar zij komen uit het noordoosten en Scandinavië. De zwarte mannetjes horen bij de winter. Zoals ze met grote sprongen achter elkaar aan hippen als kangoeroes. Zij zijn de heertjes die op een bezitterige manier hun borst opheffen. Zoals deze aan de achterdeur, die met zijn vleugels wat doorgezakt in een 'kom-maar-op'-houding, de staart als een strijdvaandel omhoog, met zijn snavel hooghartig naar mij wijst.
Met hetzelfde lef is hij vorig jaar hier binnengedrongen. De oude merel hield de achtertuin bezet en week geen strobreed. Als hij in de rui was, mochten jonge merels in zijn domein voedsel zoeken. Daar was ook zijn rivaal bij, een die nota bene nog geen gele snavel had. Tegen de herfst was de oude door de rui heen en verdedigde weer als vanouds de grenzen van zijn gebied. De jongen ruimden gehoorzaam het veld, behalve de dappere rivaal. Telkens nam hij zijn kans waar en hipte over het grasveld. Tot hij zich sterk genoeg voelde voor een gevecht. Inzet: de achtertuin, vijftig meter houtwal, een bosje aan de kant, hoog rankende en dichte klimop tegen de muur en de vlierstruik. En wat deed hij eerst? Hij zocht met zorg een vaandel uit, een groot eikenblad, nam dat in zijn snavel en daagde er de oude op diens eigen terrein mee uit. Dagelijks werd er gevochten. Een maand lang. Toornig sprongen ze tegen elkaar op. Als de een het opgaf en verdween, vloog de andere erachteraan. Wie wegvloog was de verliezer. Gewoonlijk is dat de indringer, omdat een eigenaar meer woede heeft. Maar toen lukte het de jonge. Hij is nu de nieuwe heerser, die de helft van de achtertuin veroverd heeft. Hopelijk kan hij ook krachtig fluiten als het weldra lente wordt.
Sarah Morgan Dawson -- 18 februari 1863
• Sarah Morgan Dawson (1842-1909) woonde tijdens de Amerikaanse burgeroorlog in Louisiana en hield in die periode een dagboek bij.
Wednesday, February 18th.
Gibbes has gone back to his regiment. I can't say how dreary I felt when he came to tell me good-bye. I did not mean to cry; but how could I help it when he put his arms around me? . . .
Sunday, February 22d, 1863.
Mother has come to me! O how glad I was to see her this morning! And the Georgia project, which I dared not speak of for fear it should be mere talk and nothing more, is a reality. - Yes! we are actually going! I can hardly believe that such good fortune as getting out of that wretched Clinton really awaits us. Perhaps I shall not like Augusta either; a stranger in a strange city is not usually enchanted with everything one beholds; but still - a change of scene - a new country - new people - it is worth while! Shall we really go? Will some page in this book actually record "Augusta, Georgia"? No! I dare not believe it! Yet the mere thought has given me strength within the last two weeks to attempt to walk. Learning to walk at my age! Is it not amusing? But the smallest baby knows more about it than I did at first. Of course, I knew one foot was to be put before the other; but the question was how it was to be done when they would not go? I have conquered that difficulty, however, and can now walk almost two yards, if some one holds me fast.
Sunset. Will [Pinckney] has this instant left. Ever since dinner he has been vehemently opposing the Georgia move, insisting that it will cost me my life, by rendering me a confirmed cripple. He says he could take care of me, but no one else can, so I must not be moved. I am afraid his arguments have about shaken mother's resolution. Pshaw! it will do me good! I must go. It will not do to remain here. Twenty-seven thousand Yankees are preparing to march on Port Hudson, and this place will certainly be either occupied by them, or burned. To go to Clinton is to throw myself in their hands, so why not one grand move to Augusta?
Wednesday, February 18th.
Gibbes has gone back to his regiment. I can't say how dreary I felt when he came to tell me good-bye. I did not mean to cry; but how could I help it when he put his arms around me? . . .
Sunday, February 22d, 1863.
Mother has come to me! O how glad I was to see her this morning! And the Georgia project, which I dared not speak of for fear it should be mere talk and nothing more, is a reality. - Yes! we are actually going! I can hardly believe that such good fortune as getting out of that wretched Clinton really awaits us. Perhaps I shall not like Augusta either; a stranger in a strange city is not usually enchanted with everything one beholds; but still - a change of scene - a new country - new people - it is worth while! Shall we really go? Will some page in this book actually record "Augusta, Georgia"? No! I dare not believe it! Yet the mere thought has given me strength within the last two weeks to attempt to walk. Learning to walk at my age! Is it not amusing? But the smallest baby knows more about it than I did at first. Of course, I knew one foot was to be put before the other; but the question was how it was to be done when they would not go? I have conquered that difficulty, however, and can now walk almost two yards, if some one holds me fast.
Sunset. Will [Pinckney] has this instant left. Ever since dinner he has been vehemently opposing the Georgia move, insisting that it will cost me my life, by rendering me a confirmed cripple. He says he could take care of me, but no one else can, so I must not be moved. I am afraid his arguments have about shaken mother's resolution. Pshaw! it will do me good! I must go. It will not do to remain here. Twenty-seven thousand Yankees are preparing to march on Port Hudson, and this place will certainly be either occupied by them, or burned. To go to Clinton is to throw myself in their hands, so why not one grand move to Augusta?
maandag 16 februari 2015
Nicholas Roerich -- 17 februari 1926
• Nicholas Roerich (1874-1947) was een Russische schilder en schrijver, met een speciale belangstelling voor de Himalaya-landen en het Midden-Oosten, waarover hij ook schreef.
February 16th
The Taotai arrived. Boring conversations about the cult of ancestors, about astrology, about the weather. He looked at the photographs of my paintings. He said that he had already telegraphed to Urumchi about permission for us to proceed. These permissions for each step recall the most brutal times and we are bored by it, to the last degree. Even to complain about the rudeness of the officials, one needs permission. Passing through the city we again observed the local types. These are very cruel faces. Many more beggars and cripples than in Yarkand. We must exchange the remaining rupees. We are advised to take some gold. The Kirghiz are bringing it from the mountains. Hindus and Turki accept it gladly.
February 17th
The day for the exchange of money. The selection of a tarantas. A new driver — a Cossack refugee from Orenburg. An instructive scene in the bazaar. A mullah with a whip is chasing the people to the mosque. The lashes of the whip strike the backs, the shoulders, the faces. The enthusiasm for prayer is evoked with difficulty and many are hurrying to hide themselves in the side-streets. They say that Medresse — the schools at the mosques — are visited rarely. Even in the wilderness, the people expect more refined and more profound forms of knowledge.
February 16th
The Taotai arrived. Boring conversations about the cult of ancestors, about astrology, about the weather. He looked at the photographs of my paintings. He said that he had already telegraphed to Urumchi about permission for us to proceed. These permissions for each step recall the most brutal times and we are bored by it, to the last degree. Even to complain about the rudeness of the officials, one needs permission. Passing through the city we again observed the local types. These are very cruel faces. Many more beggars and cripples than in Yarkand. We must exchange the remaining rupees. We are advised to take some gold. The Kirghiz are bringing it from the mountains. Hindus and Turki accept it gladly.
February 17th
The day for the exchange of money. The selection of a tarantas. A new driver — a Cossack refugee from Orenburg. An instructive scene in the bazaar. A mullah with a whip is chasing the people to the mosque. The lashes of the whip strike the backs, the shoulders, the faces. The enthusiasm for prayer is evoked with difficulty and many are hurrying to hide themselves in the side-streets. They say that Medresse — the schools at the mosques — are visited rarely. Even in the wilderness, the people expect more refined and more profound forms of knowledge.
zondag 15 februari 2015
Lady Dorothy Kennard -- 15 februari 1916
• Lady Dorothy Katherine Barclay Kennard verbleef in de jaren 1915-1917 in Roemenië en schreef over die periode een dagboek.
February 1916. — When the snow fell really deep and the surface of it froze, we packed an outfit for winter sport and entrained for the mountains. Sinaia is the obvious resort on these occasions, in the same fashion as it offers for the summer a respite from the dog days. The hotels stand open in winter, as does the casino in ordinary years. But this time the war had closed those treacherous doors.
The hotels are primitive for a country which inclines instinctively towards display of luxury. One cannot even obtain a comfortable bath. But Roumania borders enough upon Eastern countries to catch rays from their winter sunshine, and it is no hardship to spend long days out of doors. Bobsleighs and skis multiplied with marvellous rapidity, and those amongst us who ignored the possibilities of both were invited to go "footing" for miles over the snow. Blue-misted valleys and ravines where mountain water flowed made switchbacks for pointed hills of fir trees, and one recalled obscure parts of Switzerland, immortalised in guide-books. Villas sprouted everywhere, built in painted wood on the Swiss cottage system, and one was hard put to it to remember that one was in the Balkans.
Little of import occurred here, but I myself, who am a maniac for scenery, carried away a mind-picture of the view from Santa Anna mountain, where we enjoyed a moonlit dinner eaten off rugs spread on the snow, and danced to music made by villagers in a wooden hut built to shelter travellers overnighted on the peak. As far as the war was concerned we remained passive spectators only, and that at an immense distance. But from Ploesti came the news that the year was to be a record one for petrol output. The Roumanians themselves are only just beginning to understand how rich they can so easily become; how should outsiders guess it! It appears that on the Austrian frontiers live stock has been surreptitiously sold in large quantities to the enemy. But one can hardly call this treachery; the prices offered were stupendous and the traffickers were peasants. Still, the tale is not a pretty one in view of the very stringent military laws recently passed, and I am glad to say that the offenders were duly punished.
February 1916. — When the snow fell really deep and the surface of it froze, we packed an outfit for winter sport and entrained for the mountains. Sinaia is the obvious resort on these occasions, in the same fashion as it offers for the summer a respite from the dog days. The hotels stand open in winter, as does the casino in ordinary years. But this time the war had closed those treacherous doors.
The hotels are primitive for a country which inclines instinctively towards display of luxury. One cannot even obtain a comfortable bath. But Roumania borders enough upon Eastern countries to catch rays from their winter sunshine, and it is no hardship to spend long days out of doors. Bobsleighs and skis multiplied with marvellous rapidity, and those amongst us who ignored the possibilities of both were invited to go "footing" for miles over the snow. Blue-misted valleys and ravines where mountain water flowed made switchbacks for pointed hills of fir trees, and one recalled obscure parts of Switzerland, immortalised in guide-books. Villas sprouted everywhere, built in painted wood on the Swiss cottage system, and one was hard put to it to remember that one was in the Balkans.
Little of import occurred here, but I myself, who am a maniac for scenery, carried away a mind-picture of the view from Santa Anna mountain, where we enjoyed a moonlit dinner eaten off rugs spread on the snow, and danced to music made by villagers in a wooden hut built to shelter travellers overnighted on the peak. As far as the war was concerned we remained passive spectators only, and that at an immense distance. But from Ploesti came the news that the year was to be a record one for petrol output. The Roumanians themselves are only just beginning to understand how rich they can so easily become; how should outsiders guess it! It appears that on the Austrian frontiers live stock has been surreptitiously sold in large quantities to the enemy. But one can hardly call this treachery; the prices offered were stupendous and the traffickers were peasants. Still, the tale is not a pretty one in view of the very stringent military laws recently passed, and I am glad to say that the offenders were duly punished.
vrijdag 13 februari 2015
Eugène Delacroix -- 14 februari 1850
• Eugène Delacroix (1798-1863) was een Franse schilder. Dagboekfragmenten en brieven van zijn hand zijn verzameld in Ik heb het niet over middelmatige mensen (vertaling: Joop van Helmond).
Donderdag 14 februari. [1850] [...] Ik begin een geweldige hekel te krijgen aan mensen als Schubert, de dromers als Chateaubriand (dat heb ik al een hele tijd), Lamartine, enz. Waarom zal er van hun werk niets blijvend zijn? Omdat het absoluut niet echt is. Kijkt een minnaar naar de maan wanneer hij zijn geliefde in zijn armen houdt...? Zou kunnen, wanneer ze hem begint te vervelen. Geliefden huilen niet samen; ze doen niet aan lofzangen op het oneindige en weinig aan beschrijvingen. De uren van puur geluk verstrijken snel en worden niet zo besteed. De sentimenten in de Méditations zijn vals, net als in Raphaël van dezelfde auteur. Die weemoed, die eeuwige treurigheid verpersoonlijken niemand. Het is de school van de ziekelijke liefde. Dat is een povere aanbeveling en toch doen vrouwen net of ze dol zijn op dat geleuter. Het is maar een houding; ze weten immers heel goed waar het om draait als het gaat over dat waarop liefde is gestoeld. Ze hemelen de makers van odes en invocaties op: maar ze verleiden en zoeken met zorg de mannen uit die gezond zijn en ingaan op hun charmes. [...]
Donderdag 14 februari. [1850] [...] Ik begin een geweldige hekel te krijgen aan mensen als Schubert, de dromers als Chateaubriand (dat heb ik al een hele tijd), Lamartine, enz. Waarom zal er van hun werk niets blijvend zijn? Omdat het absoluut niet echt is. Kijkt een minnaar naar de maan wanneer hij zijn geliefde in zijn armen houdt...? Zou kunnen, wanneer ze hem begint te vervelen. Geliefden huilen niet samen; ze doen niet aan lofzangen op het oneindige en weinig aan beschrijvingen. De uren van puur geluk verstrijken snel en worden niet zo besteed. De sentimenten in de Méditations zijn vals, net als in Raphaël van dezelfde auteur. Die weemoed, die eeuwige treurigheid verpersoonlijken niemand. Het is de school van de ziekelijke liefde. Dat is een povere aanbeveling en toch doen vrouwen net of ze dol zijn op dat geleuter. Het is maar een houding; ze weten immers heel goed waar het om draait als het gaat over dat waarop liefde is gestoeld. Ze hemelen de makers van odes en invocaties op: maar ze verleiden en zoeken met zorg de mannen uit die gezond zijn en ingaan op hun charmes. [...]
woensdag 11 februari 2015
Bert Maalderink -- 12 februari 2006
• Bert Maalderink (1963) was in 2006 in Turijn om verslag te doen van de Olympische Winterspelen. Hij hield in die tijd voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Zondag
Een collega stuurde me aan het begin van het seizoen een sms'je. Of ik 'm wilde waarschuwen als ik Ireen Wüst ging interviewen. Dan had hij tijd om de tv wat zachter te zetten voor de buren. Het is waar: Ireen Wüst schreeuwt alsof ze niet weet wat de functie van een microfoon is. Maar er is in ijsstadions meestal zo'n herrie dat je jezelf amper kunt verstaan. Ze wil dus alleen maar behulpzaam zijn. Als er geen rumoer is, praat ze trouwens gewoon. Maar vandaag is het een dag om haar volumeknop op tien te zetten. Die van mij ook.
De NOS heeft een positie op het middenterrein van de ijsbaan. Daar sta ik. Om zo snel mogelijk na de wedstrijd een reactie van een Nederlandse schaatser te kunnen hebben. Vijf uitverkoren landen en hun verslaggevers op een rijtje in volgorde van belangrijkheid. Italië, Amerika, Duitsland, Nederland en Canada. Het mooie van die plek is dat ik dichtbij de schaatsers sta. Vandaag was dat een aparte belevenis. Wie had kunnen denken dat Ireen Wüst zou winnen, in een veld waar Cindy Klassen en Anni Friesinger de topfavorieten zijn? Wüst rijdt voordat de concurrentie in de baan komt en moet twintig minuten wachten om te weten of haar tijd de beste blijft. Ze dribbelt, lacht en springt vlak voor m'n neus heen en weer.
Als het eindelijk zover is en blijkt dat Wüst goud heeft, dirigeert Ab Krook, de baas van de schaatsers, haar direct naar me toe. Het mag eigenlijk niet op dat moment, en bovendien moet ze eerst langs de verslaggevers op positie 1, 2, en 3. Maar Krook loopt met haar dwars door een organisatietype heen. Ik formuleer een vraag: 'Olympisch kampioen, wat zeg je dan?' Ik hoor dat mijn stem breekt. Dat past niet bij me, het credo is afstand houden. Maar ik heb blijkbaar zo meegeleefd dat er ineens een snikkende man tegenover de winnares staat. Ze doet vrolijk mee, schreeuwt nog harder dan anders en de tranen van geluk komen door. Zij snapt er niks van. Negentien jaar, amper twee seizoenen actief op het hoogste niveau en dan op het grootste sportevenement winnen. Het is geweldig.
Zondag
Een collega stuurde me aan het begin van het seizoen een sms'je. Of ik 'm wilde waarschuwen als ik Ireen Wüst ging interviewen. Dan had hij tijd om de tv wat zachter te zetten voor de buren. Het is waar: Ireen Wüst schreeuwt alsof ze niet weet wat de functie van een microfoon is. Maar er is in ijsstadions meestal zo'n herrie dat je jezelf amper kunt verstaan. Ze wil dus alleen maar behulpzaam zijn. Als er geen rumoer is, praat ze trouwens gewoon. Maar vandaag is het een dag om haar volumeknop op tien te zetten. Die van mij ook.
De NOS heeft een positie op het middenterrein van de ijsbaan. Daar sta ik. Om zo snel mogelijk na de wedstrijd een reactie van een Nederlandse schaatser te kunnen hebben. Vijf uitverkoren landen en hun verslaggevers op een rijtje in volgorde van belangrijkheid. Italië, Amerika, Duitsland, Nederland en Canada. Het mooie van die plek is dat ik dichtbij de schaatsers sta. Vandaag was dat een aparte belevenis. Wie had kunnen denken dat Ireen Wüst zou winnen, in een veld waar Cindy Klassen en Anni Friesinger de topfavorieten zijn? Wüst rijdt voordat de concurrentie in de baan komt en moet twintig minuten wachten om te weten of haar tijd de beste blijft. Ze dribbelt, lacht en springt vlak voor m'n neus heen en weer.
Als het eindelijk zover is en blijkt dat Wüst goud heeft, dirigeert Ab Krook, de baas van de schaatsers, haar direct naar me toe. Het mag eigenlijk niet op dat moment, en bovendien moet ze eerst langs de verslaggevers op positie 1, 2, en 3. Maar Krook loopt met haar dwars door een organisatietype heen. Ik formuleer een vraag: 'Olympisch kampioen, wat zeg je dan?' Ik hoor dat mijn stem breekt. Dat past niet bij me, het credo is afstand houden. Maar ik heb blijkbaar zo meegeleefd dat er ineens een snikkende man tegenover de winnares staat. Ze doet vrolijk mee, schreeuwt nog harder dan anders en de tranen van geluk komen door. Zij snapt er niks van. Negentien jaar, amper twee seizoenen actief op het hoogste niveau en dan op het grootste sportevenement winnen. Het is geweldig.
dinsdag 10 februari 2015
Bibian Harmsen -- 11 februari 2012
• Nadat Bibian Harmsen (1971-2012) te horen had gekregen dat ze alvleesklierkanker had, ging ze een weblog bijhouden - dat onverwacht veel belangstelling kreeg.
Zaterdag 11 februari 2012
Geur
Als ik weer thuis ben na een ziekenhuisbezoek, vind ik de geur van de pleister op de plek waar het infuus heeft gezeten onverdragelijk. Ellendig en doodmoe op de bank, maakt die geur me bijna woedend. Gistermiddag ook. Laatste keer in AMC, ik ben overgestapt naar andere oncoloog in ander ziekenhuis. Ik was zo moe. En ik had buikpijn die maar niet weg ging, en zo erg was dat ik alleen maar wilde slapen – maar dan wel zonder dat vieze geurtje. Om acht uur lagen we met zijn vieren in ons grote bed (Swip was uit logeren), rijkelijk besmeerd met Rituals eucalyptus massageolie en VapoRub, om ieder zweempje ziekenhuislucht te verdoezelen.
De geur van de kindertjes toen ze klein waren, melk en honingkoekjes, kan ik me precies herinneren, maar ik zou hem zo graag weer eens ruiken. Of de geur van Klaas in zijn nek, toen ik voor de eerste keer naast hem wakker werd.
Vandaag hoorde ik van een familielid dat ik in 30 jaar niet heb gesproken, dat ik toen ik een peuter was dagelijks bij mijn opa en oma in hun wasserij afgeleverd werd. Ik zou kunnen zeggen, dat ik tegelijk met de vuile was werd gebracht, maar dat weet ik niet zeker.
Ik stond daar in een box tussen de reuze wasmachines en de pakken wasmiddel op muziek van de radio te dansen. In de kast heb ik nog een houten kleerhanger met het opschrift 'Tel. 741259 - Chem. Wasserij "Moderna" - Sumatrastraat 216, Amsterdam'.
Ooit heeft een dj na een optreden van ons bandje een poging gedaan mij te versieren; hij schreef zijn telefoonnummer en adres op een bierviltje. Het adres was hetzelfde als dat van wasserij Moderna. Ik vond het onfatsoenlijk in te gaan op avances van iemand die in de oude wasserij van mijn grootouders woonde – al speelde het zeker ook een rol dat ik de dj in kwestie een vreselijke druiloor vond. En dat hij de verkeerde aftershave gebruikte.
Chem. Wasserij Moderna: het verklaart wellicht de gelukzalige opwinding die ik nog steeds heb het bij het openen van pakken wasmiddel, en zelfs mijn plezier bij het doen van handwasjes op vakantie. Of het verheerlijkt rondlopen in de mega-supermarkten met een overdaad aan merken, varianten en geurtjes die de wasmiddelenfabrikanten maken. En dan mijn absolute favoriete geur Savon Marseille inslaan. Misschien was dat wel het huiswasmiddel van stomerij-wasserij Moderna, en heeft die geur zich diep in mijn olfactorische geheugen gegrift.
Niet zolang geleden pakte ik een handdoek uit de vakantiekast en rook er aan; het wasmiddel uit Spanje! Ik was weer in Cáceres, in de gammele washokken, naast twee Spaanse vrouwen shirts en onderbroeken aan het wassen in de brandende zon, en het maakte niet uit dat ik kletsnat werd en dat op de hand wassen op een ribbelbord eigenlijk rotwerk is. Volstrekt gelukkig tussen het natte, schone wasgoed. Hoe simpel kan geluk zijn.
Zaterdag 11 februari 2012
Geur
Als ik weer thuis ben na een ziekenhuisbezoek, vind ik de geur van de pleister op de plek waar het infuus heeft gezeten onverdragelijk. Ellendig en doodmoe op de bank, maakt die geur me bijna woedend. Gistermiddag ook. Laatste keer in AMC, ik ben overgestapt naar andere oncoloog in ander ziekenhuis. Ik was zo moe. En ik had buikpijn die maar niet weg ging, en zo erg was dat ik alleen maar wilde slapen – maar dan wel zonder dat vieze geurtje. Om acht uur lagen we met zijn vieren in ons grote bed (Swip was uit logeren), rijkelijk besmeerd met Rituals eucalyptus massageolie en VapoRub, om ieder zweempje ziekenhuislucht te verdoezelen.
De geur van de kindertjes toen ze klein waren, melk en honingkoekjes, kan ik me precies herinneren, maar ik zou hem zo graag weer eens ruiken. Of de geur van Klaas in zijn nek, toen ik voor de eerste keer naast hem wakker werd.
Vandaag hoorde ik van een familielid dat ik in 30 jaar niet heb gesproken, dat ik toen ik een peuter was dagelijks bij mijn opa en oma in hun wasserij afgeleverd werd. Ik zou kunnen zeggen, dat ik tegelijk met de vuile was werd gebracht, maar dat weet ik niet zeker.
Ik stond daar in een box tussen de reuze wasmachines en de pakken wasmiddel op muziek van de radio te dansen. In de kast heb ik nog een houten kleerhanger met het opschrift 'Tel. 741259 - Chem. Wasserij "Moderna" - Sumatrastraat 216, Amsterdam'.
Ooit heeft een dj na een optreden van ons bandje een poging gedaan mij te versieren; hij schreef zijn telefoonnummer en adres op een bierviltje. Het adres was hetzelfde als dat van wasserij Moderna. Ik vond het onfatsoenlijk in te gaan op avances van iemand die in de oude wasserij van mijn grootouders woonde – al speelde het zeker ook een rol dat ik de dj in kwestie een vreselijke druiloor vond. En dat hij de verkeerde aftershave gebruikte.
Chem. Wasserij Moderna: het verklaart wellicht de gelukzalige opwinding die ik nog steeds heb het bij het openen van pakken wasmiddel, en zelfs mijn plezier bij het doen van handwasjes op vakantie. Of het verheerlijkt rondlopen in de mega-supermarkten met een overdaad aan merken, varianten en geurtjes die de wasmiddelenfabrikanten maken. En dan mijn absolute favoriete geur Savon Marseille inslaan. Misschien was dat wel het huiswasmiddel van stomerij-wasserij Moderna, en heeft die geur zich diep in mijn olfactorische geheugen gegrift.
Niet zolang geleden pakte ik een handdoek uit de vakantiekast en rook er aan; het wasmiddel uit Spanje! Ik was weer in Cáceres, in de gammele washokken, naast twee Spaanse vrouwen shirts en onderbroeken aan het wassen in de brandende zon, en het maakte niet uit dat ik kletsnat werd en dat op de hand wassen op een ribbelbord eigenlijk rotwerk is. Volstrekt gelukkig tussen het natte, schone wasgoed. Hoe simpel kan geluk zijn.
maandag 9 februari 2015
Koningin Victoria -- 10 februari 1840
• Koningin Victoria van Engeland (1819-1901) hield een groot deel van haar leven een dagboek bij.
February 10, 1840
The last time I slept alone. Got up at 1/4 to 9, - well, and having slept well; and breakfasted at 1/2 p. 9. Mama came before and brought me a nosegay of orange flowers. My dearest kindest Lehzen gave me a dear little ring. Wrote my Journal, and to Lord M. Had my hair dressed & the wreath of orange flowers put on. Saw my precious Albert for the last time alone, as my Bridegroom. Dressed. Saw Uncle, and Ernest who dearest Albert brought up. At 1/2 p. 12 I set off; dearest Albert having gone before. I wore a white satin gown, with a very deep flounce of Honiton lace, imitation of old. I wore my Turkish diamond necklace and earrings, and my Angels beautiful sapphire broach [sic]. Mama and the Duchess of Sutherland went in the carriage with me; I subjoin an account of the whole, which is pretty correct, only that they put in that I cried, and I did not shed one tear the whole time, and some other foolish things about Albert which they have said. To return to my going to St. James's, I never saw such crowds of people as there were in the Park, and they cheered most enthusiastically ...
The Ceremony was very imposing, and fine and simple, and I think ought to make an everlasting impression on every one who promises at the Altar to keep what he or she promises. Dearest Albert repeated everything very distinctly. I felt so happy when the ring was put on, and by my precious Albert. As soon as the Service was over, the Procession returned as it came, with the exception that my beloved Albert led me out. The applause was very great, in the Colour Court, as we came through; lord Melbourne, good man, was very much affected during the Ceremony and at the applause ...
At 20 m. to 4 Lord Melbourne came to me and stayed with me till 10 m. to 4. I shook hands with him and he kissed and pressed my hand. Talked of how well everything went off. 'Nothing could have gone off better,' he said, and of the people being in such good humour and having also received him well; of my receiving the Addresses from the House of Lords and Commons; of his coming down to Windsor in time for dinner. I begged him not to go to the party; he was a little tired; I would let him know when we arrived; I pressed his hand once more, and he said: 'God bless you, Ma'm.' most kindly, and with such a kind look.
Dearest Albert came up and fetched me downstairs, where we took leave of Mama and drove off at near 4; I and Albert alone, which was so delightful. There was an immense crowd of people outside the Palace, and which I must say never ceased till we reached Windsor Castle. Our reception was most enthusiastic and hearty and gratifying in every way: the people quite deafening us; and horsemen and gigs &c. drivïng along with us. We came through Eton where all the Boys received us most kindly, - and cheered and shouted. Really I was quite touched ...
At 1/2 p. 10 I went and undressed and was very sick, and at 20 m. p. 10 we both went to bed; (of course in one bed), to be by his side, and in his arms, and on his dear bosom, and be called by names of tenderness, I have never yet heard used to me before - was bliss beyond belief! Oh! this was the happiest day of my life! - May God help me to do my duty as I ought and be worthy of such blessings!
February 10, 1840
The last time I slept alone. Got up at 1/4 to 9, - well, and having slept well; and breakfasted at 1/2 p. 9. Mama came before and brought me a nosegay of orange flowers. My dearest kindest Lehzen gave me a dear little ring. Wrote my Journal, and to Lord M. Had my hair dressed & the wreath of orange flowers put on. Saw my precious Albert for the last time alone, as my Bridegroom. Dressed. Saw Uncle, and Ernest who dearest Albert brought up. At 1/2 p. 12 I set off; dearest Albert having gone before. I wore a white satin gown, with a very deep flounce of Honiton lace, imitation of old. I wore my Turkish diamond necklace and earrings, and my Angels beautiful sapphire broach [sic]. Mama and the Duchess of Sutherland went in the carriage with me; I subjoin an account of the whole, which is pretty correct, only that they put in that I cried, and I did not shed one tear the whole time, and some other foolish things about Albert which they have said. To return to my going to St. James's, I never saw such crowds of people as there were in the Park, and they cheered most enthusiastically ...
The Ceremony was very imposing, and fine and simple, and I think ought to make an everlasting impression on every one who promises at the Altar to keep what he or she promises. Dearest Albert repeated everything very distinctly. I felt so happy when the ring was put on, and by my precious Albert. As soon as the Service was over, the Procession returned as it came, with the exception that my beloved Albert led me out. The applause was very great, in the Colour Court, as we came through; lord Melbourne, good man, was very much affected during the Ceremony and at the applause ...
At 20 m. to 4 Lord Melbourne came to me and stayed with me till 10 m. to 4. I shook hands with him and he kissed and pressed my hand. Talked of how well everything went off. 'Nothing could have gone off better,' he said, and of the people being in such good humour and having also received him well; of my receiving the Addresses from the House of Lords and Commons; of his coming down to Windsor in time for dinner. I begged him not to go to the party; he was a little tired; I would let him know when we arrived; I pressed his hand once more, and he said: 'God bless you, Ma'm.' most kindly, and with such a kind look.
Dearest Albert came up and fetched me downstairs, where we took leave of Mama and drove off at near 4; I and Albert alone, which was so delightful. There was an immense crowd of people outside the Palace, and which I must say never ceased till we reached Windsor Castle. Our reception was most enthusiastic and hearty and gratifying in every way: the people quite deafening us; and horsemen and gigs &c. drivïng along with us. We came through Eton where all the Boys received us most kindly, - and cheered and shouted. Really I was quite touched ...
At 1/2 p. 10 I went and undressed and was very sick, and at 20 m. p. 10 we both went to bed; (of course in one bed), to be by his side, and in his arms, and on his dear bosom, and be called by names of tenderness, I have never yet heard used to me before - was bliss beyond belief! Oh! this was the happiest day of my life! - May God help me to do my duty as I ought and be worthy of such blessings!
zondag 8 februari 2015
J. van Overmeer Fisscher -- 9 februari 1822
• J. van Overmeer Fisscher (1800-1848) was in Japan gestationeerd toen dit land nog geheel afgesloten was. Hij hield een journaal bij van een 'hofreis' waar hij in 1822 aan deelnam.
De 8e.
Buiten Sonogi gingen wij wandelen, en hielden ons een ogenblik op bij de hut van een grijsaard, die van zijn jeugd af altijd genoegen had geschept in het zien voorbijtrekken van de Hollanders. Hij was bijna 90 jaar oud, en hier samengekomen met een groot gedeelte van zijn nageslacht. Meer dan 40 keer had hij nu reeds onze trein voorbij zien trekken, en hj scheen oprecht gelukkig die dag opnieuw te beleven. Hij kreeg van het opperhoofd een drinkpenning om zijn gezin te onthalen. Wij ontmoetten die dag een transport van enkele Koreanen, die bij het landschap Nagats [Nagatsu]schipbreuk hadden geleden, en nu naar Nagasakki vervoerd werden.
In Oresino bezichtigden wij het warme bad, en voelden ons hier al verplicht enkele kleinigheden uit de deden aan de Japanse dames, die verzochten ons tijdens het middagmaal te mogen bezoeken.
’s Avonds bekeken wij in Takywo [Takeo] een zeer fraaie badhuis van de Landsheer waarbij ook een warme bron gevonden wordt.
De 9e vroor het sterk; alle rijstvelden waren met ijs bedekt. We waren 's morgens met lantaarns op weg gegaan, en kwamen nu in het gebied van Fizeeng [Hizen], waar we enkele soldaten meekregen als geleide. We passeerden de grote kamferboom in het gehucht Odan [Oda] de stam van deze boom is helemaal hol en het is bekend dat er 12 mensen in kunnen zitten sackineren [sake drinken].
Men ziet aan de buitenkant in de stam uitgehouwen een beeld van de God Kwanon [Kannon], en overal in de boom zijn prentjes en briefjes met namen geplakt.
We gebruikten het middagmaal in Oetsoetsoei [Ushitsu], en kwamen in de namiddag door Saga, de hoofdstad van het landschap Fizeeng. Deze plaats is meer dan 1 uur gaans lang en beroemd wegens haar mooie vrouwen. ‘s Avonds kwamen wij in Kansaki [Kanzaki] en we overnachtten aldaar in de tempel Sinsoki [Shinkōji] van de Ikosju- [Ikkōshū] sekte.
De 8e.
Buiten Sonogi gingen wij wandelen, en hielden ons een ogenblik op bij de hut van een grijsaard, die van zijn jeugd af altijd genoegen had geschept in het zien voorbijtrekken van de Hollanders. Hij was bijna 90 jaar oud, en hier samengekomen met een groot gedeelte van zijn nageslacht. Meer dan 40 keer had hij nu reeds onze trein voorbij zien trekken, en hj scheen oprecht gelukkig die dag opnieuw te beleven. Hij kreeg van het opperhoofd een drinkpenning om zijn gezin te onthalen. Wij ontmoetten die dag een transport van enkele Koreanen, die bij het landschap Nagats [Nagatsu]schipbreuk hadden geleden, en nu naar Nagasakki vervoerd werden.
In Oresino bezichtigden wij het warme bad, en voelden ons hier al verplicht enkele kleinigheden uit de deden aan de Japanse dames, die verzochten ons tijdens het middagmaal te mogen bezoeken.
’s Avonds bekeken wij in Takywo [Takeo] een zeer fraaie badhuis van de Landsheer waarbij ook een warme bron gevonden wordt.
De 9e vroor het sterk; alle rijstvelden waren met ijs bedekt. We waren 's morgens met lantaarns op weg gegaan, en kwamen nu in het gebied van Fizeeng [Hizen], waar we enkele soldaten meekregen als geleide. We passeerden de grote kamferboom in het gehucht Odan [Oda] de stam van deze boom is helemaal hol en het is bekend dat er 12 mensen in kunnen zitten sackineren [sake drinken].
Men ziet aan de buitenkant in de stam uitgehouwen een beeld van de God Kwanon [Kannon], en overal in de boom zijn prentjes en briefjes met namen geplakt.
We gebruikten het middagmaal in Oetsoetsoei [Ushitsu], en kwamen in de namiddag door Saga, de hoofdstad van het landschap Fizeeng. Deze plaats is meer dan 1 uur gaans lang en beroemd wegens haar mooie vrouwen. ‘s Avonds kwamen wij in Kansaki [Kanzaki] en we overnachtten aldaar in de tempel Sinsoki [Shinkōji] van de Ikosju- [Ikkōshū] sekte.
Tom de Booij -- 8 februari 1947
• Tom de Booij (1924) reed in 1947 de Elfstedentocht die werd gekenmerkt door barre weersomstandigheden en nogal wat bedrog van de deelnemers. De Booijs dagboeken staan hier online.
8 februari de elfstedentocht gereden. Heel erg zwaar, storm en zeer slecht ijs. Samen met mijn vriend Dirk de Knijff gereden. Helaas veel tijd verloren met wachten op elkaar en hij wilde te veel rusten. Zijn eten in zijn rugzak was bevroren en zijn we in een kroeg gegaan om het te laten ontdooien. Daardoor veel tijd verloren. Ik heb er van geleerd dat je de tocht niet met iemand moet rijden. Onderweg vind je wel een maat, waarmee je in het zelfde tempo kan rijden In Berlikum ten noorden van Franeker werden we geadviseerd om het ijs te verlaten, want de controlepost Bartlehiem zou om 8 uur sluiten. Dat zouden we nooit meer op tijd kunnen halen. Het was gekkenwerk om nog verder te door te gaan. Het was wel een bittere pil, maar we waren niet de enige die het loodje moesten leggen. Het onderstaande artikel uit de Harlinger Courant spreekt boekdelen.
8 februari de elfstedentocht gereden. Heel erg zwaar, storm en zeer slecht ijs. Samen met mijn vriend Dirk de Knijff gereden. Helaas veel tijd verloren met wachten op elkaar en hij wilde te veel rusten. Zijn eten in zijn rugzak was bevroren en zijn we in een kroeg gegaan om het te laten ontdooien. Daardoor veel tijd verloren. Ik heb er van geleerd dat je de tocht niet met iemand moet rijden. Onderweg vind je wel een maat, waarmee je in het zelfde tempo kan rijden In Berlikum ten noorden van Franeker werden we geadviseerd om het ijs te verlaten, want de controlepost Bartlehiem zou om 8 uur sluiten. Dat zouden we nooit meer op tijd kunnen halen. Het was gekkenwerk om nog verder te door te gaan. Het was wel een bittere pil, maar we waren niet de enige die het loodje moesten leggen. Het onderstaande artikel uit de Harlinger Courant spreekt boekdelen.
donderdag 5 februari 2015
Christiaan Huygens -- 6 februari 1661
• Christiaan Huygens (1629–1695) was een Nederlandse wis-, natuur- en sterrenkundige. In 1660-'61 hield hij een dagboek bij van zijn verblijf in Parijs en Londen.
6. Naar Carcavy gegaan om te kijken wat er mis was met zijn uurwerk. Om 9½ uur gingen we kijken naar de brand in het Louvre, de kleine galerij en een gedeelte van de grote. Gedineerd bij abbè Charles, met M. Ariste, Magalotti &c., en liet ze door mijn kijker kijken. Op bezoek bij Me van Gent. Gesproken met M. van Gent over zaken van Dumont, en van Marq. de Durazzo.
7. De markt van S. Germain wezen zien; een briefje ontvangen van M. Chapelain, die me uitnodigde voor een diner overmorgen bij M. Amproux. Op het klavecimbel gestudeerd. Na het middagmaal M. le Premier niet aangetroffen. Hauterive liet zich niet zien. Bezoek gebracht aan abbè Sibour, waar ik M. de Grave aantrof, die me beloofde me Gaultier te laten horen en de bespeler van de angelica. Op bezoek gegaan bij Mr de Flavacour en Taillefer. Niet aangetroffen de markies van Sourdis, en M. de Clerselier. Gewandeld met M. de Montmor over de markt S. Germain, waar Mademoiselle was, de koning en zijn broer.
8. Op bezoek geweest bij M. van Spijck, waar Gentillot was, die ons zijn brief voorlas aan de nieuwe hertogin van York. Clerselier niet aangetroffen. Na het middagmaal bij Ballard die er niet was. Tevergeefs M. Frenicle opgezocht. Op de bijeenkomst geweest bij M. de Montmor, waar M. de la Poterie sprak over het elementaire vuur onder de hemel van de maan. Rohault gevraagd of hij me de juiste hoogte zou geven van het kwik in zijn buizen. Tevoren bij Le Blond gekocht de waaier van Callot en het portret van Cosimo de Medicis voor 2 stuivers [écus], voor broer van Zeelhem.
9. Abbè Charles kwam me bezoeken, beloofde me het recept om zijn Ros solis [likeur] te maken. We ruilden zijn grote bolle glas tegen mijn microscoop. Zei me dat hij met zijn telescoop M. de kardinaal had gezien die dichtbij het venster zat, zeer vermagerd en kwijnend. Gedineerd bij M. Amproux, conseiller bij het parlement, met M. Chapelain, M. de Montplaisir, luitenant van de koning te Arras, M. ... Gesproken over astrologie; verzen van M. de Montplaisir gelezen, zijn droom en enkele andere; hij is de auteur van Temple de la gloire. Chapelain vertelde ons over Mr de Scudery, over Costar, over Menage; beloofde me uitleg van de namen van Cyrus en Clelie; leende me enkele brieven van Pascal over het luchtledige.
6. Naar Carcavy gegaan om te kijken wat er mis was met zijn uurwerk. Om 9½ uur gingen we kijken naar de brand in het Louvre, de kleine galerij en een gedeelte van de grote. Gedineerd bij abbè Charles, met M. Ariste, Magalotti &c., en liet ze door mijn kijker kijken. Op bezoek bij Me van Gent. Gesproken met M. van Gent over zaken van Dumont, en van Marq. de Durazzo.
7. De markt van S. Germain wezen zien; een briefje ontvangen van M. Chapelain, die me uitnodigde voor een diner overmorgen bij M. Amproux. Op het klavecimbel gestudeerd. Na het middagmaal M. le Premier niet aangetroffen. Hauterive liet zich niet zien. Bezoek gebracht aan abbè Sibour, waar ik M. de Grave aantrof, die me beloofde me Gaultier te laten horen en de bespeler van de angelica. Op bezoek gegaan bij Mr de Flavacour en Taillefer. Niet aangetroffen de markies van Sourdis, en M. de Clerselier. Gewandeld met M. de Montmor over de markt S. Germain, waar Mademoiselle was, de koning en zijn broer.
8. Op bezoek geweest bij M. van Spijck, waar Gentillot was, die ons zijn brief voorlas aan de nieuwe hertogin van York. Clerselier niet aangetroffen. Na het middagmaal bij Ballard die er niet was. Tevergeefs M. Frenicle opgezocht. Op de bijeenkomst geweest bij M. de Montmor, waar M. de la Poterie sprak over het elementaire vuur onder de hemel van de maan. Rohault gevraagd of hij me de juiste hoogte zou geven van het kwik in zijn buizen. Tevoren bij Le Blond gekocht de waaier van Callot en het portret van Cosimo de Medicis voor 2 stuivers [écus], voor broer van Zeelhem.
9. Abbè Charles kwam me bezoeken, beloofde me het recept om zijn Ros solis [likeur] te maken. We ruilden zijn grote bolle glas tegen mijn microscoop. Zei me dat hij met zijn telescoop M. de kardinaal had gezien die dichtbij het venster zat, zeer vermagerd en kwijnend. Gedineerd bij M. Amproux, conseiller bij het parlement, met M. Chapelain, M. de Montplaisir, luitenant van de koning te Arras, M. ... Gesproken over astrologie; verzen van M. de Montplaisir gelezen, zijn droom en enkele andere; hij is de auteur van Temple de la gloire. Chapelain vertelde ons over Mr de Scudery, over Costar, over Menage; beloofde me uitleg van de namen van Cyrus en Clelie; leende me enkele brieven van Pascal over het luchtledige.
woensdag 4 februari 2015
Cornelis Rijnsdorp -- 5 februari 1945
• Cornelis Rijnsdorp (1894-1982) was een Nederlands schrijver en recensent. Van 1940 t/m 1950 hield hij een 'literair dagboek' bij.
5 februari 1945
Het is niet verwonderlijk dat literatoren van eenzelfde generatie, als ze oud worden, elkaar nader komen: museumstukken van eenzelfde periode komen vanzelf bij elkaar te staan. Ik denk hier bijvoorbeeld aan ontmoetingen van Van Deyssel, Couperus en Kloos bij bepaalde gelegenheden, zoals jubilea.
Gelezen Henri van Boovens levensbeschrijving van Couperus. Slecht proza, dat afbreuk doet aan ons crediet voor Van Boovens verering. ‘Haagse stijl’, waarvan men een nog minder uitstaanbare uitloper vinden kan bij Ivans. Couperus is me vreemd gebleven; er is weinig of niets in zijn figuur dat me trekt of in goede zin prikkelt. Zijn trouw aan zijn werk en aan de kranten waarvoor hij schreef is prachtig en dat hij zich zo geheel van kritische arbeid wist vrij te houden, vind ik bewonderenswaardig!
Bij het in aanraking komen met mooie kunst - ik hoorde zoëven enkele maten Chopin - tegenwoordig altijd dat gevoel van rouw, alsof we pijnlijk aan een sterven herinnerd worden door dingen in handen te krijgen die aan de overledene hebben toebehoord. Het behoort alles tot de cultuurwereld van vóór de oorlog, die dodelijk gewond is, zieltoogt of misschien reeds is gestorven.
5 februari 1945
Het is niet verwonderlijk dat literatoren van eenzelfde generatie, als ze oud worden, elkaar nader komen: museumstukken van eenzelfde periode komen vanzelf bij elkaar te staan. Ik denk hier bijvoorbeeld aan ontmoetingen van Van Deyssel, Couperus en Kloos bij bepaalde gelegenheden, zoals jubilea.
Gelezen Henri van Boovens levensbeschrijving van Couperus. Slecht proza, dat afbreuk doet aan ons crediet voor Van Boovens verering. ‘Haagse stijl’, waarvan men een nog minder uitstaanbare uitloper vinden kan bij Ivans. Couperus is me vreemd gebleven; er is weinig of niets in zijn figuur dat me trekt of in goede zin prikkelt. Zijn trouw aan zijn werk en aan de kranten waarvoor hij schreef is prachtig en dat hij zich zo geheel van kritische arbeid wist vrij te houden, vind ik bewonderenswaardig!
Bij het in aanraking komen met mooie kunst - ik hoorde zoëven enkele maten Chopin - tegenwoordig altijd dat gevoel van rouw, alsof we pijnlijk aan een sterven herinnerd worden door dingen in handen te krijgen die aan de overledene hebben toebehoord. Het behoort alles tot de cultuurwereld van vóór de oorlog, die dodelijk gewond is, zieltoogt of misschien reeds is gestorven.
dinsdag 3 februari 2015
Constantijn Huygens jr. -- 4 februari 1693
• Constantijn Huygens jr. (1628-1697) was een Nederlandse staatsman. Hij was daarnaast bekend om zijn werk aan wetenschappelijke instrumenten en als kroniekschrijver van zijn tijd.
4 Woensd.
Had niet veel appetyt, att nochthans smidd. Savonts was tot nicht van Dorp, daer sij met haer volck speelde. Sij vertelde mij, dat er snachts dieven aen̅ venster van haer camer geweest waeren, en een schroef door de houte blinde aendringende, naer dat een ruyt uytgebroken hadden, de ijsere baer, die daer voor was, al crom en̅ los gekregen hadden, en̅ soo konden inkomen; dat sij door het breken van een glas was wacker geworden en met haer man uyt het bedde gesprongen, daerop heen liepen. De sentinelle tot Villette staende, dicht daer bij, had sess kerels met musquettons sien gaen.
Savonts met hicken en opworpen van̅ maegh begon een loop te krijgen, naer dat eerst verhit en benaeuwt was geweest, vier mael die nacht.
Smergens had naer Tyburn geweest, om de fameuse highway-man te sien ophangen, maer naer een uer wachtens vernam, dat hij dien dagh niet hangen soude.
Kregen eyndelijck brieven uyt Hollt van vier posten.
5 Dond.
Smergens mij noch qualijck en̅ met de loop gequelt vindende, bleef den ganschen dach en̅ de nacht daeraen te bedde legen sonder eten. In de morgenstondt eenighe walgachtight voelende, braeckte en̅ vondt mij daerdoor beter. Mijn afgangh was heel witachtigh.
4 Woensd.
Had niet veel appetyt, att nochthans smidd. Savonts was tot nicht van Dorp, daer sij met haer volck speelde. Sij vertelde mij, dat er snachts dieven aen̅ venster van haer camer geweest waeren, en een schroef door de houte blinde aendringende, naer dat een ruyt uytgebroken hadden, de ijsere baer, die daer voor was, al crom en̅ los gekregen hadden, en̅ soo konden inkomen; dat sij door het breken van een glas was wacker geworden en met haer man uyt het bedde gesprongen, daerop heen liepen. De sentinelle tot Villette staende, dicht daer bij, had sess kerels met musquettons sien gaen.
Savonts met hicken en opworpen van̅ maegh begon een loop te krijgen, naer dat eerst verhit en benaeuwt was geweest, vier mael die nacht.
Smergens had naer Tyburn geweest, om de fameuse highway-man te sien ophangen, maer naer een uer wachtens vernam, dat hij dien dagh niet hangen soude.
Kregen eyndelijck brieven uyt Hollt van vier posten.
5 Dond.
Smergens mij noch qualijck en̅ met de loop gequelt vindende, bleef den ganschen dach en̅ de nacht daeraen te bedde legen sonder eten. In de morgenstondt eenighe walgachtight voelende, braeckte en̅ vondt mij daerdoor beter. Mijn afgangh was heel witachtigh.
maandag 2 februari 2015
Hendrik Jan Korterink -- 3 februari 2006
Hendrik Jan Korterink (1955) is misdaadjournalist. Op zijn website houdt hij een misdaaddagboek bij.
3 februari
Pas aan het eind van de middag krijg ik advocaat Jan-Hein Kuijpers aan de telefoon, ik zag hem gisteravond op televisie in verband met zijn cliënt Marcel K., opgepakt in de Holleeder-zaak. Zit nog in alle beperkingen, dus daar is vóór volgende week niet veel mee te doen. Woensdag is er een zitting, in de bij advocaten zeer ongeliefde rechtbank op Schiphol (“Daar laten ze nooit iemand vrij”). Kuijpers kantoorgenoot Arthur van der Biezen was deze week ook nog in het nieuws, in verband met de moord op de 21-jarige Roberto Laffree uit Westervoort, die in de koude nacht van 21 februari 2005 door vier mannen de dood was ingejaagd. Ze mishandelden en bedreigden hem zo dat Roberto niets anders restte dan te vluchten in het ijskoude winterwater van de IJssel. Twee dagen later werd zijn stoffelijk overschot gevonden in de uiterwaarden bij het dorpje Lathum. Roberto was deejay in discotheek Get In in Arnhem. Hij had ruzie met zijn vier belagers omdat hij een geldlening niet aan hen had terugbetaald. De hoofdverdachten waren G.A. (19) en A.D. (23); zij werden ook veroordeeld omdat zij als loverboys meisjes hadden gedwongen tot prostitutie. De zaak diende nu in hoger beroep. Van der Biezen, advocaat van de hoofdverdachte, voerde aan dat het slachtoffer er zelf voor had gekozen het water in te vluchten: hij had ook naar een nabij gelegen boerderij kunnen lopen en daar om hulp kunnen vragen…
Telefoontje van NSE. Of ik een foto van Evert Hingst heb, willen ze vanavond iets mee doen. Omdat Talpa toch al zoveel geld kwijt is aan voetbalrechten, krijgen ze een gratis tip: gebruik gewoon de voorkant van de Nieuwe Revu, met mijn reportage over de liquidatie van Hingst. Waar weduwe Hingst overigens bepaald niet gelukkig mee was, maar dat is ons lot: wij maken zelden mensen blij met onze geschriften. Als alle bezoekers van dit weblog vanavond nu eens naar NSE kijken, hebben ze daar ook een keer goede kijkcijfers (maar dan wel ‘De wereld draait door’ opnemen, dat gaat over Johnny Cash).
Ik zie dat er vanmorgen al weer 50 mensen mijn pasgeboren weblogje hebben bekeken (nee, niet allemaal familie, die weten het nog niet en dat mag voorlopig wel zo blijven), maar verwacht vóór 10 uur niet te veel nieuws. Ik worstel me ‘s morgens eerst door vijf kranten. Op Sky Radio hoorde ik Arend Langenberg vertellen dat Willem Holleeder recentelijk een bezoek had gebracht aan topcrimineel Mink K.: justitie vermoedt dat ze samen enkele liquidaties hadden ‘bekokstoofd’. Leuke woordspeling. Weet de berichtjesmaker meer over Mink K.? Ik begrijp trouwens helemaal niets van dit bericht. De laatste keer (vorige week) dat ik het uitvoerig met iemand uit het milieu over deze kwestie had, werd gezegd dat Mink K. de enige is van wie Holleeder echt iets te vrezen zou hebben. Ik hoop dat Mink mij vandaag even belt, hij zou nog reageren op mijn boek ‘Bom in de Laurierstraat’ waar we ‘t de afgelopen keer over hebben gehad. Zal ik hem eens vragen hoe dat zit met het bezoek van Holleeder. Later vandaag meer nieuws. Misschien. Als ik tijd heb. Ik moet eigenlijk het verhaal over ‘Mijn leven met Klaas en Henk’ (over Bruinsma en Rommy, zie woensdag 25 januari) vandaag uitwerken, maar zo’n weblogje bijhouden is leuker…
3 februari
Pas aan het eind van de middag krijg ik advocaat Jan-Hein Kuijpers aan de telefoon, ik zag hem gisteravond op televisie in verband met zijn cliënt Marcel K., opgepakt in de Holleeder-zaak. Zit nog in alle beperkingen, dus daar is vóór volgende week niet veel mee te doen. Woensdag is er een zitting, in de bij advocaten zeer ongeliefde rechtbank op Schiphol (“Daar laten ze nooit iemand vrij”). Kuijpers kantoorgenoot Arthur van der Biezen was deze week ook nog in het nieuws, in verband met de moord op de 21-jarige Roberto Laffree uit Westervoort, die in de koude nacht van 21 februari 2005 door vier mannen de dood was ingejaagd. Ze mishandelden en bedreigden hem zo dat Roberto niets anders restte dan te vluchten in het ijskoude winterwater van de IJssel. Twee dagen later werd zijn stoffelijk overschot gevonden in de uiterwaarden bij het dorpje Lathum. Roberto was deejay in discotheek Get In in Arnhem. Hij had ruzie met zijn vier belagers omdat hij een geldlening niet aan hen had terugbetaald. De hoofdverdachten waren G.A. (19) en A.D. (23); zij werden ook veroordeeld omdat zij als loverboys meisjes hadden gedwongen tot prostitutie. De zaak diende nu in hoger beroep. Van der Biezen, advocaat van de hoofdverdachte, voerde aan dat het slachtoffer er zelf voor had gekozen het water in te vluchten: hij had ook naar een nabij gelegen boerderij kunnen lopen en daar om hulp kunnen vragen…
Telefoontje van NSE. Of ik een foto van Evert Hingst heb, willen ze vanavond iets mee doen. Omdat Talpa toch al zoveel geld kwijt is aan voetbalrechten, krijgen ze een gratis tip: gebruik gewoon de voorkant van de Nieuwe Revu, met mijn reportage over de liquidatie van Hingst. Waar weduwe Hingst overigens bepaald niet gelukkig mee was, maar dat is ons lot: wij maken zelden mensen blij met onze geschriften. Als alle bezoekers van dit weblog vanavond nu eens naar NSE kijken, hebben ze daar ook een keer goede kijkcijfers (maar dan wel ‘De wereld draait door’ opnemen, dat gaat over Johnny Cash).
Ik zie dat er vanmorgen al weer 50 mensen mijn pasgeboren weblogje hebben bekeken (nee, niet allemaal familie, die weten het nog niet en dat mag voorlopig wel zo blijven), maar verwacht vóór 10 uur niet te veel nieuws. Ik worstel me ‘s morgens eerst door vijf kranten. Op Sky Radio hoorde ik Arend Langenberg vertellen dat Willem Holleeder recentelijk een bezoek had gebracht aan topcrimineel Mink K.: justitie vermoedt dat ze samen enkele liquidaties hadden ‘bekokstoofd’. Leuke woordspeling. Weet de berichtjesmaker meer over Mink K.? Ik begrijp trouwens helemaal niets van dit bericht. De laatste keer (vorige week) dat ik het uitvoerig met iemand uit het milieu over deze kwestie had, werd gezegd dat Mink K. de enige is van wie Holleeder echt iets te vrezen zou hebben. Ik hoop dat Mink mij vandaag even belt, hij zou nog reageren op mijn boek ‘Bom in de Laurierstraat’ waar we ‘t de afgelopen keer over hebben gehad. Zal ik hem eens vragen hoe dat zit met het bezoek van Holleeder. Later vandaag meer nieuws. Misschien. Als ik tijd heb. Ik moet eigenlijk het verhaal over ‘Mijn leven met Klaas en Henk’ (over Bruinsma en Rommy, zie woensdag 25 januari) vandaag uitwerken, maar zo’n weblogje bijhouden is leuker…
zondag 1 februari 2015
Vita Sackville-West -- 2 februari 1924
• Vita Sackville-West (1892-1962) was een Engelse schrijfster. Delen uit haar dagboeken zijn opgenomen in Selected writings.
February 2. Long Barn. Nice here, but draughty. Dined alone & the puppies ate my little cold joint while I was answering the telephone.
February 3- 34 Hill St. A real spring day at the cottage; we sat out on the step in the sun, read Yeats, and were quite warm, surrounded by Canute, Wolf, Swend, & Enid [her dogs]. Tulips, hyacinths, & spiraea coming up, aubrictia just beginning, lilacs in full bud.
February 7- Dined with Clive Bell. Ethel Sands there and Desmond McCarthy. Went to Hammersmith to hear "The Way of the World"; a queer wedge of people in the dress circle: Berners next to me, Goosens, Geog of Russia, Lytton Strachey, the Jowetts, and a lot of others. Then to Mrs. Hutchinson's at Chiswick, where poor Desmond fell downstairs and broke his kneecap. This cast a certain gloom over the party. Came home, giving DufF Cooper a lift ... to my astonishment he made love to me — I don't suppose I see him more than once in two years. Altogether a queer evening.
February 2. Long Barn. Nice here, but draughty. Dined alone & the puppies ate my little cold joint while I was answering the telephone.
February 3- 34 Hill St. A real spring day at the cottage; we sat out on the step in the sun, read Yeats, and were quite warm, surrounded by Canute, Wolf, Swend, & Enid [her dogs]. Tulips, hyacinths, & spiraea coming up, aubrictia just beginning, lilacs in full bud.
February 7- Dined with Clive Bell. Ethel Sands there and Desmond McCarthy. Went to Hammersmith to hear "The Way of the World"; a queer wedge of people in the dress circle: Berners next to me, Goosens, Geog of Russia, Lytton Strachey, the Jowetts, and a lot of others. Then to Mrs. Hutchinson's at Chiswick, where poor Desmond fell downstairs and broke his kneecap. This cast a certain gloom over the party. Came home, giving DufF Cooper a lift ... to my astonishment he made love to me — I don't suppose I see him more than once in two years. Altogether a queer evening.
Abonneren op:
Posts (Atom)