• Achilles Cools (1949) is een Belgische kunstenaar die zijn inspiratie vindt in de biologie. Uitgebroed. Dagboek van een beeldenmaker.
Dat protserige merelmannetje zit altijd aan de achterdeur. Het is zijn eerste jaar. Hij is een nieuwe, de oude is verdwenen. Als ik buitenkom loopt hij slechts een paar meter weg. Opvliegen doet hij niet meer. Hij vertrouwt mij al. Er valt ook veel te verdedigen: er liggen altijd appelschillen en kaaskorstjes. Onder de heg zitten dikke pieren, tussen het groot hoefblad ontwaken in de lente slakken, en aan de klimop tegen de muur verschijnen dan ook dikke bessen. De klimop is ook ideaal om in te nestelen. Hoewel het nieuwe mannetje hier nog niet zo lang zit, is hij al goed thuis en kent de waarde van deze biotoop.
Merelmannetjes houden hun veroverd plekje ook in de winter bezet, terwijl de merelvrouwen met hun kroost zijn afgereisd naar zuidelijker oorden. In de mensentuinen kunnen ze makkelijk hun kostje vergaren. Een enkel vrouwtje zie ik ook, maar zij komen uit het noordoosten en Scandinavië. De zwarte mannetjes horen bij de winter. Zoals ze met grote sprongen achter elkaar aan hippen als kangoeroes. Zij zijn de heertjes die op een bezitterige manier hun borst opheffen. Zoals deze aan de achterdeur, die met zijn vleugels wat doorgezakt in een 'kom-maar-op'-houding, de staart als een strijdvaandel omhoog, met zijn snavel hooghartig naar mij wijst.
Met hetzelfde lef is hij vorig jaar hier binnengedrongen. De oude merel hield de achtertuin bezet en week geen strobreed. Als hij in de rui was, mochten jonge merels in zijn domein voedsel zoeken. Daar was ook zijn rivaal bij, een die nota bene nog geen gele snavel had. Tegen de herfst was de oude door de rui heen en verdedigde weer als vanouds de grenzen van zijn gebied. De jongen ruimden gehoorzaam het veld, behalve de dappere rivaal. Telkens nam hij zijn kans waar en hipte over het grasveld. Tot hij zich sterk genoeg voelde voor een gevecht. Inzet: de achtertuin, vijftig meter houtwal, een bosje aan de kant, hoog rankende en dichte klimop tegen de muur en de vlierstruik. En wat deed hij eerst? Hij zocht met zorg een vaandel uit, een groot eikenblad, nam dat in zijn snavel en daagde er de oude op diens eigen terrein mee uit. Dagelijks werd er gevochten. Een maand lang. Toornig sprongen ze tegen elkaar op. Als de een het opgaf en verdween, vloog de andere erachteraan. Wie wegvloog was de verliezer. Gewoonlijk is dat de indringer, omdat een eigenaar meer woede heeft. Maar toen lukte het de jonge. Hij is nu de nieuwe heerser, die de helft van de achtertuin veroverd heeft. Hopelijk kan hij ook krachtig fluiten als het weldra lente wordt.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten