zaterdag 14 september 2013

J. Beijer -- 15 september 1861

15 Sept. 't Was zondag, mooi zacht weer en goede wind; doch doordien er eenig ongenoegen bestond tusschen enkele passagiers; oordeelde men, dat het beter ware, geene openbare godsdienst-oefening op het dek te houden. Zij die vroeger zoo vereenigd waren in vrolijkheid, verbeten elkander nu gedurig, en — was ik eerst in den beginne bij hen, de gehaatte man, nu wilden zij gaarne in mijne vriendschap deelen. — De Heere doe ook deze reis, nog gedijen tot bekeering van zondaren en uitloopen tot Gods eer, anders zal het zijn, tot eene tegengetuige voor velen, die openlijk spotteden met God en godsdienst. — Men spreekt echter van verlichting, en — moet daarentegen van ganscher harte beamen, wat vroeger zelfs een Roomsche priester daarop antwoordde, dat: Dat licht in de hel ontstoken was, en de duivel deszelfs kaars vasthield. Met alle waarheden, dreven velen den spot, in één woord: Deïsme, Liberalisme, Rationalisme, zedeloosheid en loszinnigheid, gaan hand aan hand; dat is nu de menschenkennis, waarop de natuurmensch zich beroemt, welke ik tot mijner droefheid, op deze mijne groote en onvergetelijke zeereis, heb opgedaan; niet zoo zeer van de zeelieden, integendeel: maar van de zoogenoemde wel-opgevoedste passagiers, en — indien God in Christus, om zijn eeuwig verbondswil, niet in genade op ons had neergezien, wij waren regtvaardiglijk vergaan; allerlei ramp en smart, was dan daarenboven het einde geweest, Ps. 124: 2—4: Ten ware de Heere die bij ons geweest is, als de menschen tegen ons op¬stonden: toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. Toen zouden ons de wateren overloo-pen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn. —Nogtans waren er ook andere, deftige en fatsoenlijke, godsdienstige, ja lieve vrienden, als: de Zendeling J. C. PAAUW en gade, met wien we gemeenschappelijk en gemoedelijk verkeerden, en — hadden vrede.

Welzalig hij, die in der boozen raad
Niet wandelt, noch op 't pad der zondaars staat;
Noch nederzit, daar zulken zamenrotten,
Die roekeloos met God en godsdienst spotten,
Maar 's Heeren Wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt, bepeinst en ijverig betracht.

Gansch anders is 't met hem, die 't kwaad bemint,
Hij is als kaf, dat wegstuift voor den wind;
Geen zondaar zal 't gewis verderf ontkomen,
Als in 'tgerigt door God wordt wraak genomen.
Hij, die van deugd en godsvrucht is ontaard,
Zal niet bestaan, daar 't vrome volk vergaêrt.

Ps. 1: 1, 3.


J. Beijer was een Nederlandse predikant die naar Zuid-Afrika emigreerde. Journaal, gehouden van Nederland naar Zuid-Afrika, in het jaar 1861.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten