31 januari 1896
Ik ben gisteravond nogal grof geweest maar zojuist zei je me door de telefoon datje er niet over inzit en daarom voel ik er niet zoveel spijt om als ik zou moeten. Integendeel, ik heb er schik in; op deze manier leer je me kennen zoals ik ben, ruw en onbehouwen. Zekere égards zal ik echter moeten leren in acht nemen; in ieder geval die dat ik geen minder eerbiedige dingen tegen je zeg als er mensen bij zijn, ook niet als Schreiber erbij is. Je moet het me maar niet kwalijk nemen; je weet wel dat mijn liefdesbetrekkingen tot op heden niet met erg fijnbesnaarde mensen waren. En bovendien had die stommeling van een Schreiber dezelfde zonde begaan als jij; daarom ging ik tegen jullie als tweespan te keer en dat was een grove fout, want ik zou jou niet naast iemand moeten plaatsen, op geen enkele wijze. Naast mij en naast niemand anders.
Italo Svevo (1861-1928) was een Italiaanse schrijver. In 1896 hield hij enige maanden een dagboek bij, op verzoek van zijn toekomstige echtgenote, Livia Veneziani (1874-1957).
woensdag 30 januari 2013
dinsdag 29 januari 2013
Gemeente-ambtenaar - 30 Januari 1943
Gemeente-ambtenaar, 38 jaar - Veenendaal
Zaterdag, 30 Januari 1943
- Te kwart over negen ga ik de deur uit om de trein van kwart voor tien te kunnen halen.
Ruim 20 min. was de trein te laat in A.dam aan. Half twaalf reed ik per tram op het Rokin op weg naar oom Gijsbert. Deze had met Elly op mij zitten wachten met het eten. De jongelui waar ik voor kwam waren er nog niet. Na een paar bordjes erwtensoep te hebben gegeten gingen we naar die heer met huishoudster. Mijnheer was niet thuis. Daar heb ik zitten wachten tot half drie waarop ik m'n jas aantrok en weg wilde gaan, doch daarop kwam betrokkene thuis. Ik stelde hem voor indien ik een schuilplaats voor hem had ik van hem ƒ1000 moest hebben te gebruiken voor 2 stel jongelui die het niet konden betalen. Hij ging hiermede in zooverre accoord dat hij de onkosten voor de betreffende jongelui wilde betalen. Hier vandaan, na eerst een boterham te hebben gegeten, ga ik met lijn 3 naar het Henriëtte R[onner] plein een oom en tante van Jaap en Hannie bezoeken. Te ruim 4 uur ging ik daar weer weg, na eerst een heerlijk kopje thee te hebben gedronken. Tevens krijg ik een pakje mee waarin enkele [vloer] matten, [een] vleesmachine en wat cahiers.
Nu naar de Transvaalstraat met lijn 3. Jaap is alleen thuis. Ook daar doe ik m'n boodschappen en dan te kwart over vijf weer naar de Parnassusweg. Daar aangekomen tref ik de bewuste jongelui aan. Hij een mager tenger ventje, zij nerveus in zeer erge mate, roodblonde haren doch wel bijdehand. Het heeft heel wat voeten in de aarde alvorens de ster er af is en er zoodanig weer op zit dat ze deze onderweg niet verliezen. Doordat de plek waar de ster gezeten had wat verschoten was zou ze waarempel nog een andere jas aan willen trekken. Omdat het bijna donker is, breng ik ze daar weer van af. De jonge Elly helpt haar losjes de ster er weer op te naaien. Zij vraagt me of ze mij een arm mag geven dan loopt het niet zoo in de gaten. Hij mocht van haar niet te dicht bij ons loopen omdat hij Duitsch sprak. Buiten gekomen discht ze van allerlei onsamenhangende verhalen op. Hij loopt als een haas, is regelmatig een meter of tien voor ons uit, rookt de eene sigaret na de ander, z'n vingers zijn zwart van het rooken. Een zielig figuurtje een man van 36 jaar doch doet nog kinderlijker dan onze R.
Telkens moet ik hem naar me toe halen omdat hij te ver vooruit loopt. Aanvankelijk liep hij met een zakje met eieren welke ze kregen van oom Gijsbert, zij durft ze niet in de tasch hebben. Als we op de Stadionkade loopen alwaar het zeer rustig is, adviseer ik de ster af te doen, doch ze zijn er niet toe te bewegen. Nu nog niet, als we onze buurt waar we wonen voorbij zijn. Toch doet ze de eieren in der tasch na veel praten mijnerzijdsch. Zeg, mag ik jij tegen U zeggen, noem mij maar Annie, m'n man heet Jo, wat zullen we tegen hem zeggen?
Ik: zeg maar Henk.
Annie: Henk, Jo, Henk, kom wat hier naar toe. je loopt een heel eind vooruit.
Ik: doe nou die ster af, we loopen in de Jekerstraat.
Henk: straks, op de Amstellaan, en steekt weer een sigaret op.
Annie: m'n man rookt zooveel, hij heeft veel geleden.
Houdt ik me nou goed mijnh[eer] Piet. Ik ben niets bang, maar ze rilt van de zenuwen.
Annie: waren de andere menschen ook zoo als ik, ik ben toch wel flink hè?
Ik: Henk, kom hier naar toe, je kan hem haast niet meer zien zoo ver is hij vooruit. Houd dit pakje eens een poosje vast.
Annie: Joden mogen niet met pakjes loopen.
Ik: Henk, geef maar hier dat pakje. Hij heeft er tien meter mee geloopen en kan al haast niet meer.
Amstellaan.
Ik: en nou die ster af; ja straks, zeggen ze beiden.
Ik tegen Annie: nou doe je niets tegen hoor. Ik grijp haar onder de arm, zit een beetje aan der borst te frommelen en heb de ster te pakken, nu naar Jo, en ook daar is deze er gauw van verdwenen. Ziezoo Jo, en nu jij dit pakje dragen. Maar och stumper, hij kan het niet houden en neem ik 't weer over. Annie stevig aan m'n arm.
Annie: O, daar stopt een auto, ik ga terug, en verdorie hij ook. Ik grijp ze alle twee in der lurven en zeg, vooruit, nou geen onzin langer, loopen, en ze gaan weer mee.
Annie: daar loopt een man achter ons, 't is vast een zwarte.
Ik: we zullen hem laten passeeren, en als de z.g. zwarte voorbij is blijkt het een heer met een lichte regenjas aan te zijn.
Op de Berlagebrug rijdt een tuur. [agent]
Annie: praat niet zoo hard, hij hoort ons.
Ik: doe toch niet zoo angstig en praat niet langer op zoo'n fluistertoon. Maar ja, ze doet het toch.
Jo steekt weer een sigaret op.
Annie: als we het viaduct onder door zijn: hier mogen geen joden komen zegt ze.
Ik: nou je bent toch geen jood, want je hebt geen ster meer.
Zoo naderen we het Amstelstation, de eieren moet ik in de zak stoppen, ze durft ze niet langer bij zich houden. Bij het station staat een ziekenauto met een rood achterlicht.
Annie: zou dat een fiets zijn?
Ik: heb je wel eens een stilstaande fiets gezien met een rood brandend achterlicht?
Antwoord: neen!
Einde 1e tafereel.
Nu moesten we het station in om kaartjes te nemen.
Annie: ik houd je vast Piet, ik ga mee kaartjes nemen. In de hal gekomen, haal ik hem naar me toe, zet ze bij elkaar en duw hem m'n pakje in de handen.
Wanneer ik kaartjes genomen heb staan ze nog net zoo bij elkaar.
Nu naar het perron.
Annie: wat is het hier licht hè? De trap opgaande houdt ze me stevig vast. Jo is al boven als wij halverwege zijn.
Op het perron:
Annie: kijk die twee heeren eens kijken naar ons en dat meisje dat daar loopt kent ons vast.
We loopen een beetje heen en weer. Jo steekt nog eens een sigaret op. De hoeveelste? Ik ben de tel kwijt.
Annie: Jo, in de trein moet jij niets zeggen, ga maar op het balkon staan. Ik ga met Piet in de coupé zitten. Ik houd Piet stevig vast.
De trein kwam aan en van alle voorgenomen plannen komt niets terecht. Weinig volk en we kwamen met z'n drietjes bij elkaar te zitten. En maar zeuren: wat duurt het lang hè voor we er zijn. Moeten we lang in Utrecht wachten enz. enz.
Te ruim half negen zijn we er. Nog even zit Annie in angst toen in Driebergen een marechaussee in de coupé kwam, doch deze verliet 't volgende station de trein al weer.
Bij aankomst bij de uitgang komende zat ik even in m'n rats. Een heer bekeek ze (n.l. Annie en Jo) aandachtig, tikte hun op de schouder en vroeg: is U mijnh. en mevrouw x. Nee gaf ik ten antwoord, dat zijn logé's van mij.
Toen ging ik de fiets halen en bij terugkomst was ik Annie en Jo kwijt. Nergens kon ik ze vinden. Terugloopen naar de uitgang, deksel waar zouden ze zijn, totdat ik een brandende sigaret zie en jawel hoor, dat zijn ze. Zie zoo, en nu maar gearmd naar de plaats van bestemming n.l. Bakker. Nog even zij vermeld dat ik nogal last had van m'n thermogeenwatten want door het transpireeren gingen die branden op m'n rug. Ik probeerde ze er tusschen uit te krijgen doch dat ging niet en toen wou Annie me helpen en zei: och, ik ben toch ook getrouwd.
Ziezoo, dat is ook weer gebeurd, ik ben blij dat ze binnen zijn want zulke menschen zou men zenuwpatient van worden.
Thuisgekomen vertel ik m'n wedervaren en ze zitten om een en ander smakelijk te lachen. 't Is ook werkelijk om te lachen zoo gek stelden ze zich aan. Na een kopje koffie en een bordje soep is het langzamerhand tijd geworden om naar bed te gaan.
* Dagboekfragmenten 1940-1945
Zaterdag, 30 Januari 1943
- Te kwart over negen ga ik de deur uit om de trein van kwart voor tien te kunnen halen.
Ruim 20 min. was de trein te laat in A.dam aan. Half twaalf reed ik per tram op het Rokin op weg naar oom Gijsbert. Deze had met Elly op mij zitten wachten met het eten. De jongelui waar ik voor kwam waren er nog niet. Na een paar bordjes erwtensoep te hebben gegeten gingen we naar die heer met huishoudster. Mijnheer was niet thuis. Daar heb ik zitten wachten tot half drie waarop ik m'n jas aantrok en weg wilde gaan, doch daarop kwam betrokkene thuis. Ik stelde hem voor indien ik een schuilplaats voor hem had ik van hem ƒ1000 moest hebben te gebruiken voor 2 stel jongelui die het niet konden betalen. Hij ging hiermede in zooverre accoord dat hij de onkosten voor de betreffende jongelui wilde betalen. Hier vandaan, na eerst een boterham te hebben gegeten, ga ik met lijn 3 naar het Henriëtte R[onner] plein een oom en tante van Jaap en Hannie bezoeken. Te ruim 4 uur ging ik daar weer weg, na eerst een heerlijk kopje thee te hebben gedronken. Tevens krijg ik een pakje mee waarin enkele [vloer] matten, [een] vleesmachine en wat cahiers.
Nu naar de Transvaalstraat met lijn 3. Jaap is alleen thuis. Ook daar doe ik m'n boodschappen en dan te kwart over vijf weer naar de Parnassusweg. Daar aangekomen tref ik de bewuste jongelui aan. Hij een mager tenger ventje, zij nerveus in zeer erge mate, roodblonde haren doch wel bijdehand. Het heeft heel wat voeten in de aarde alvorens de ster er af is en er zoodanig weer op zit dat ze deze onderweg niet verliezen. Doordat de plek waar de ster gezeten had wat verschoten was zou ze waarempel nog een andere jas aan willen trekken. Omdat het bijna donker is, breng ik ze daar weer van af. De jonge Elly helpt haar losjes de ster er weer op te naaien. Zij vraagt me of ze mij een arm mag geven dan loopt het niet zoo in de gaten. Hij mocht van haar niet te dicht bij ons loopen omdat hij Duitsch sprak. Buiten gekomen discht ze van allerlei onsamenhangende verhalen op. Hij loopt als een haas, is regelmatig een meter of tien voor ons uit, rookt de eene sigaret na de ander, z'n vingers zijn zwart van het rooken. Een zielig figuurtje een man van 36 jaar doch doet nog kinderlijker dan onze R.
Telkens moet ik hem naar me toe halen omdat hij te ver vooruit loopt. Aanvankelijk liep hij met een zakje met eieren welke ze kregen van oom Gijsbert, zij durft ze niet in de tasch hebben. Als we op de Stadionkade loopen alwaar het zeer rustig is, adviseer ik de ster af te doen, doch ze zijn er niet toe te bewegen. Nu nog niet, als we onze buurt waar we wonen voorbij zijn. Toch doet ze de eieren in der tasch na veel praten mijnerzijdsch. Zeg, mag ik jij tegen U zeggen, noem mij maar Annie, m'n man heet Jo, wat zullen we tegen hem zeggen?
Ik: zeg maar Henk.
Annie: Henk, Jo, Henk, kom wat hier naar toe. je loopt een heel eind vooruit.
Ik: doe nou die ster af, we loopen in de Jekerstraat.
Henk: straks, op de Amstellaan, en steekt weer een sigaret op.
Annie: m'n man rookt zooveel, hij heeft veel geleden.
Houdt ik me nou goed mijnh[eer] Piet. Ik ben niets bang, maar ze rilt van de zenuwen.
Annie: waren de andere menschen ook zoo als ik, ik ben toch wel flink hè?
Ik: Henk, kom hier naar toe, je kan hem haast niet meer zien zoo ver is hij vooruit. Houd dit pakje eens een poosje vast.
Annie: Joden mogen niet met pakjes loopen.
Ik: Henk, geef maar hier dat pakje. Hij heeft er tien meter mee geloopen en kan al haast niet meer.
Amstellaan.
Ik: en nou die ster af; ja straks, zeggen ze beiden.
Ik tegen Annie: nou doe je niets tegen hoor. Ik grijp haar onder de arm, zit een beetje aan der borst te frommelen en heb de ster te pakken, nu naar Jo, en ook daar is deze er gauw van verdwenen. Ziezoo Jo, en nu jij dit pakje dragen. Maar och stumper, hij kan het niet houden en neem ik 't weer over. Annie stevig aan m'n arm.
Annie: O, daar stopt een auto, ik ga terug, en verdorie hij ook. Ik grijp ze alle twee in der lurven en zeg, vooruit, nou geen onzin langer, loopen, en ze gaan weer mee.
Annie: daar loopt een man achter ons, 't is vast een zwarte.
Ik: we zullen hem laten passeeren, en als de z.g. zwarte voorbij is blijkt het een heer met een lichte regenjas aan te zijn.
Op de Berlagebrug rijdt een tuur. [agent]
Annie: praat niet zoo hard, hij hoort ons.
Ik: doe toch niet zoo angstig en praat niet langer op zoo'n fluistertoon. Maar ja, ze doet het toch.
Jo steekt weer een sigaret op.
Annie: als we het viaduct onder door zijn: hier mogen geen joden komen zegt ze.
Ik: nou je bent toch geen jood, want je hebt geen ster meer.
Zoo naderen we het Amstelstation, de eieren moet ik in de zak stoppen, ze durft ze niet langer bij zich houden. Bij het station staat een ziekenauto met een rood achterlicht.
Annie: zou dat een fiets zijn?
Ik: heb je wel eens een stilstaande fiets gezien met een rood brandend achterlicht?
Antwoord: neen!
Einde 1e tafereel.
Nu moesten we het station in om kaartjes te nemen.
Annie: ik houd je vast Piet, ik ga mee kaartjes nemen. In de hal gekomen, haal ik hem naar me toe, zet ze bij elkaar en duw hem m'n pakje in de handen.
Wanneer ik kaartjes genomen heb staan ze nog net zoo bij elkaar.
Nu naar het perron.
Annie: wat is het hier licht hè? De trap opgaande houdt ze me stevig vast. Jo is al boven als wij halverwege zijn.
Op het perron:
Annie: kijk die twee heeren eens kijken naar ons en dat meisje dat daar loopt kent ons vast.
We loopen een beetje heen en weer. Jo steekt nog eens een sigaret op. De hoeveelste? Ik ben de tel kwijt.
Annie: Jo, in de trein moet jij niets zeggen, ga maar op het balkon staan. Ik ga met Piet in de coupé zitten. Ik houd Piet stevig vast.
De trein kwam aan en van alle voorgenomen plannen komt niets terecht. Weinig volk en we kwamen met z'n drietjes bij elkaar te zitten. En maar zeuren: wat duurt het lang hè voor we er zijn. Moeten we lang in Utrecht wachten enz. enz.
Te ruim half negen zijn we er. Nog even zit Annie in angst toen in Driebergen een marechaussee in de coupé kwam, doch deze verliet 't volgende station de trein al weer.
Bij aankomst bij de uitgang komende zat ik even in m'n rats. Een heer bekeek ze (n.l. Annie en Jo) aandachtig, tikte hun op de schouder en vroeg: is U mijnh. en mevrouw x. Nee gaf ik ten antwoord, dat zijn logé's van mij.
Toen ging ik de fiets halen en bij terugkomst was ik Annie en Jo kwijt. Nergens kon ik ze vinden. Terugloopen naar de uitgang, deksel waar zouden ze zijn, totdat ik een brandende sigaret zie en jawel hoor, dat zijn ze. Zie zoo, en nu maar gearmd naar de plaats van bestemming n.l. Bakker. Nog even zij vermeld dat ik nogal last had van m'n thermogeenwatten want door het transpireeren gingen die branden op m'n rug. Ik probeerde ze er tusschen uit te krijgen doch dat ging niet en toen wou Annie me helpen en zei: och, ik ben toch ook getrouwd.
Ziezoo, dat is ook weer gebeurd, ik ben blij dat ze binnen zijn want zulke menschen zou men zenuwpatient van worden.
Thuisgekomen vertel ik m'n wedervaren en ze zitten om een en ander smakelijk te lachen. 't Is ook werkelijk om te lachen zoo gek stelden ze zich aan. Na een kopje koffie en een bordje soep is het langzamerhand tijd geworden om naar bed te gaan.
* Dagboekfragmenten 1940-1945
maandag 28 januari 2013
Virginie Loveling -- 29 januari 1915
Vrijdag 29 januari:
De "Kölnische Zeitung" van 27sten dezer maakt van de gelegenheid gebruik om uitbundigen lof toe te zwaaien aan den vredelievenden keizer, het symbolum van 't duitsche vaderland. Onze plaatselijke bladen reppen geen woord van dien geboortedag.
Vriendinnebezoek. Ze vertelt van haren neef, zestien jaar oud, de jongste van vier kinderen, meisjes alle drie. De vader is magistraat. Als eenige zoon was hij de lieveling van 't gezin: braaf, leerzaam, zulk een kranig kereltje! De spreekster heeft tranen in de stem.
Het was in de eerste dagen na de oorlogsverklaring van Duitschland aan België. De opgewondenheid was immers groot onder de jeugd!... Op een voormiddag kwam hij thuis van 't college met den lederen riem over den schouder en de zwarte, blinkende boekentasch op zij, in korte broek en bloote kuiten. Met geestdrift in den blik ging hij voor zijnen vader staan — de wijze van verhalen herinnert aan onze oude vlaamsche liederen — ‘"Vader,"’ sprak hij, ‘"ik ga op als vrijwilliger."’
‘"En ge zegt dat zoo maar eenvoudig weg, ge vraagt zelfs geene toestemming."’
‘"Vader, laat mij gaan,"’ smeekend thans.
De vader aarzelde misschien: ‘"Ik zal er met uw moeder eens over spreken."’
Hij wachtte niet, de kleine. Hij ging bij zijne moeder, weder in dappere stemming en meldde 't haar:
‘"Anderen, kameraden van mij, wagen hun leven. Ten achteren blijf ik niet. Moeder, ik ook wil gaan."’
Maar zij hief groot misbaar aan: ‘"Ge zijt te jong, ge weet nog niet, wat ge wilt. Later zult ge een ambtskeuze kunnen en mogen doen. Ge zult mij dankbaar wezen, dat ik u die daad van onbezonnenheid, van dwaze roekeloosheid verboden heb."’
‘"Indien ge 't mij belet, zal ik het u nooit vergeven."’ Hij sprak stout tegen haar als tegen zijns gelijke in leeftijd en verstand.
De vader trad binnen en kwam er tusschen:
‘"Dat, kan niet, jongen, heel het leven en het geluk liggen open voor u, wees dan wijs, denk aan de toekomst."’
‘"Aan de toekomst heb ik gedacht. In elk geval zijt ge beiden mij kwijt. Lang zal ik hier niet blijven; mijn besluit staat vast van nu af aan:"’
‘"Ik word missionnaris,"’ en hij richtte zijn korte gestalte in de hoogte. Het viel op hen als een hamerslag. Maar na de eerste verrassing, ontwaakten zij als uit een roes: het was alsof een aureool van onschendbaarheid dat fiere, jonge kopje omglansde en, fier hij zelf, zei de vader:
‘"Ga, mijn jongen, en dat God u beware!"’
De moeder schreide hartbrekend. Hij poogde niet haar te troosten: ‘"Stem toe,"’ zei hij enkel, ‘"laat hem doen, wat hij voor zijn plicht acht."’ Maar de stem klonk beslist en als een ontegensprekelijk bevel en zij snikte: ‘"Ja."’
Het kind vertrok vol jeugdig vuur...
Wat of zijn lot nu wezen zal?.
Virginie Loveling (1836-1923), zus van schrijfster Rosalie Loveling en nicht van schrijver Cyriel Buysse, was een Vlaamse schrijfster en dichteres. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield ze een Oorlogsdagboek bij.
De "Kölnische Zeitung" van 27sten dezer maakt van de gelegenheid gebruik om uitbundigen lof toe te zwaaien aan den vredelievenden keizer, het symbolum van 't duitsche vaderland. Onze plaatselijke bladen reppen geen woord van dien geboortedag.
Vriendinnebezoek. Ze vertelt van haren neef, zestien jaar oud, de jongste van vier kinderen, meisjes alle drie. De vader is magistraat. Als eenige zoon was hij de lieveling van 't gezin: braaf, leerzaam, zulk een kranig kereltje! De spreekster heeft tranen in de stem.
Het was in de eerste dagen na de oorlogsverklaring van Duitschland aan België. De opgewondenheid was immers groot onder de jeugd!... Op een voormiddag kwam hij thuis van 't college met den lederen riem over den schouder en de zwarte, blinkende boekentasch op zij, in korte broek en bloote kuiten. Met geestdrift in den blik ging hij voor zijnen vader staan — de wijze van verhalen herinnert aan onze oude vlaamsche liederen — ‘"Vader,"’ sprak hij, ‘"ik ga op als vrijwilliger."’
‘"En ge zegt dat zoo maar eenvoudig weg, ge vraagt zelfs geene toestemming."’
‘"Vader, laat mij gaan,"’ smeekend thans.
De vader aarzelde misschien: ‘"Ik zal er met uw moeder eens over spreken."’
Hij wachtte niet, de kleine. Hij ging bij zijne moeder, weder in dappere stemming en meldde 't haar:
‘"Anderen, kameraden van mij, wagen hun leven. Ten achteren blijf ik niet. Moeder, ik ook wil gaan."’
Maar zij hief groot misbaar aan: ‘"Ge zijt te jong, ge weet nog niet, wat ge wilt. Later zult ge een ambtskeuze kunnen en mogen doen. Ge zult mij dankbaar wezen, dat ik u die daad van onbezonnenheid, van dwaze roekeloosheid verboden heb."’
‘"Indien ge 't mij belet, zal ik het u nooit vergeven."’ Hij sprak stout tegen haar als tegen zijns gelijke in leeftijd en verstand.
De vader trad binnen en kwam er tusschen:
‘"Dat, kan niet, jongen, heel het leven en het geluk liggen open voor u, wees dan wijs, denk aan de toekomst."’
‘"Aan de toekomst heb ik gedacht. In elk geval zijt ge beiden mij kwijt. Lang zal ik hier niet blijven; mijn besluit staat vast van nu af aan:"’
‘"Ik word missionnaris,"’ en hij richtte zijn korte gestalte in de hoogte. Het viel op hen als een hamerslag. Maar na de eerste verrassing, ontwaakten zij als uit een roes: het was alsof een aureool van onschendbaarheid dat fiere, jonge kopje omglansde en, fier hij zelf, zei de vader:
‘"Ga, mijn jongen, en dat God u beware!"’
De moeder schreide hartbrekend. Hij poogde niet haar te troosten: ‘"Stem toe,"’ zei hij enkel, ‘"laat hem doen, wat hij voor zijn plicht acht."’ Maar de stem klonk beslist en als een ontegensprekelijk bevel en zij snikte: ‘"Ja."’
Het kind vertrok vol jeugdig vuur...
Wat of zijn lot nu wezen zal?.
Virginie Loveling (1836-1923), zus van schrijfster Rosalie Loveling en nicht van schrijver Cyriel Buysse, was een Vlaamse schrijfster en dichteres. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield ze een Oorlogsdagboek bij.
zondag 27 januari 2013
Denton Welch -- 28 januari 1943
Iemand ontmoeten die je neemt zoals je bent - wat een genoegen! We liepen eindeloos door de regen, een modderig en naar koeien ruikend pad af. De iepen prikten met hun vogelverschrikkervingers door de vochtige nevel. We wandelden arm in arm, dicht tegen elkaar aan. Het was prettig om in een flink tempo voort te stappen en onderwijl luid en opgewekt over de Blitz te praten. Ik had spannende en gruwelijke verhalen gehoord over het brandende Portsmouth. 'Ik liep toen nog in mijn burgerkloffie', zei mijn nieuwe vriend. 'Op een ochtend was ik net over een berg puin geklommen om bij een winkel te komen, toen achter me een zware explosie klonk. Ik viel plat op mijn gezicht en raakte buiten kennis, maar toen ik bijkwam had ik alleen wat beurse plekken. Het was een tijdbom, pal aan de overkant van de straat. Een andere keer kwam ik van m'n werk en zag ik een hele rij brandweerwagens op de weg langs het vliegveld. Ik telde er driehonderdzesenvijftig. Driehonderdzesenvijftig! Kun je je het voorstellen? Ik kreeg het op mijn heupen en rende naar huis. Net toen ik een slok thee nam was er een geweldige klap en vloog de thee op de vloer. Ik rende naar buiten en zag dat de hemel vuurrood was, zo ver als je kon zien.
'Die nacht vielen er duizenden doden. Eén enkele bom nam er tweeduizend voor zijn rekening in een schuilkelder. Maar denk je dat de regering vooraf waarschuwde dat er een zware luchtaanval werd verwacht? Absoluut niet! Toch wisten ze ervan, anders waren al die brandweerwagens niet uit Londen en andere steden opgetrommeld. Ze durven de bevolking niet te vertellen hoe groot de schade in Portsmouth is. En dan wordt er geschamperd dat de mensen 's nachts de heuvels invluchten. Dat kun je ze toch niet kwalijk nemen? Honderdduizenden zochten in de heuvels bescherming, en dan valt er een bom die zowat iedereen aan flarden blaast. Ongelooflijk toch?'
We liepen door, terwijl we genoeglijk verder praatten over de verschrikkingen. Het was hartverwarmend. We wonden ons op over de oorlog en spuugden vuur. Het ging steeds harder regenen.
Denton Welch (1915-1948) was een Engelse schilder en schrijver. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als The Denton Welch Journals.
'Die nacht vielen er duizenden doden. Eén enkele bom nam er tweeduizend voor zijn rekening in een schuilkelder. Maar denk je dat de regering vooraf waarschuwde dat er een zware luchtaanval werd verwacht? Absoluut niet! Toch wisten ze ervan, anders waren al die brandweerwagens niet uit Londen en andere steden opgetrommeld. Ze durven de bevolking niet te vertellen hoe groot de schade in Portsmouth is. En dan wordt er geschamperd dat de mensen 's nachts de heuvels invluchten. Dat kun je ze toch niet kwalijk nemen? Honderdduizenden zochten in de heuvels bescherming, en dan valt er een bom die zowat iedereen aan flarden blaast. Ongelooflijk toch?'
We liepen door, terwijl we genoeglijk verder praatten over de verschrikkingen. Het was hartverwarmend. We wonden ons op over de oorlog en spuugden vuur. Het ging steeds harder regenen.
Denton Welch (1915-1948) was een Engelse schilder en schrijver. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als The Denton Welch Journals.
Een Tilburger -- 27 januari 1814
Den 23 januari, zijnde zondag, kwamen 500 kosakken, die zijn ingekwartierd in de Veldhoven en hebben zich als kosakken gedragen. Mijn vader had er zes van gelogeerd.
Op den 25 januari passeerde door Tilburg van Loon op Zand naar Hoogstraaten 1200 Pommeren; den zelven avond komen hier binnen die 700 jagers, komende van Hoogstraten.
Den 26 januari 's morgens half 7 is den Bosch overgegaan en des namiddags te 4 uren den Papenbril met fort met de bepaling dat de Franschen die op dit fort waren gevangenen moesten wezen te weten 900.
Den 28 januari, wird alhier doorgebracht in een rijtuig met 6 paarden van Breda naar 's Bosch een generaal, 2 goeverneurs en enen Commissaris-generaal. Ik heb hen gezien.
Uit het Dagboek van een Tilburger 1774-1851 (Laurentius de Lelie en J.B. de Beer?).
Op den 25 januari passeerde door Tilburg van Loon op Zand naar Hoogstraaten 1200 Pommeren; den zelven avond komen hier binnen die 700 jagers, komende van Hoogstraten.
Den 26 januari 's morgens half 7 is den Bosch overgegaan en des namiddags te 4 uren den Papenbril met fort met de bepaling dat de Franschen die op dit fort waren gevangenen moesten wezen te weten 900.
Den 28 januari, wird alhier doorgebracht in een rijtuig met 6 paarden van Breda naar 's Bosch een generaal, 2 goeverneurs en enen Commissaris-generaal. Ik heb hen gezien.
Uit het Dagboek van een Tilburger 1774-1851 (Laurentius de Lelie en J.B. de Beer?).
zaterdag 26 januari 2013
Virginia Woolf -- 26 januari 1941
A battle against depression, rejection (by Harper's of my story & Ellen Terry) routed today (I hope) by clearing out kitchen; by sending the article (a lame one) to N.S.: & by breaking into PH 2 days, I think, of memoir writing.
This trough of despair shall not, I swear, engulf me. The solitude is great. Rodmell life is very small beer. The house is damp. The house is untidy. But there is no alternative. Also days will lengthen. What I need is the old spurt. "Your true life, like mine, is in ideas"Desmond said to me once. But one must remember one cant pump ideas. I begin to dislike introspection. Sleep & slackness; musing; reading; cooking; cycling; oh & a good hard rather rocky book -- viz: Herbert Fisher. This is my prescription. We are going to Cambridge for two days. I find myself totting up my friends lives: Helen at Alciston without water; Adrian & Karin; Oliver at Bedford, & adding up rather a higher total of hapiness. There's a lull in the war. 6 nights wihout raids. But Garvin says the greatest struggle is about to come - say in 3 weeks - & every man, woman dog cat even weevil must girt their arms, their faith - & so on.
Its the cold hour, this, before the lights go up. A few snowdrops in the garden. Yes, I was thinking: we live without a future. Thats whats queer, with our noses pressed to a closed door. Now to write, with a new nib, to Enid Jones.
Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij.
Its the cold hour, this, before the lights go up. A few snowdrops in the garden. Yes, I was thinking: we live without a future. Thats whats queer, with our noses pressed to a closed door. Now to write, with a new nib, to Enid Jones.
Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij.
donderdag 24 januari 2013
Virginia Woolf -- 25 januari 1912
My birthday, - & let me count up all the things I had. L. had sworn he would give me nothing, & like a good wife, I believed him. But he crept into my bed, with a little parcel, which was a beautiful green purse. And he brought up breakfast, with a paper which announced a naval victory (we have sunk a German battle ship) & a square brown parcel, with The Abbot in it - a lovely first edition- So I had a very merry & pleasing morning - which indeed was only surpassed by the afternoon. I was then taken up to town, free of charge, & given a treat, first at a Picture Palace, & then to Buszards. I don't think I've had a birthday treat for 10 years; & it felt like one too - being a frosty day, everything brisk & cheerful, as it should be, but never is. The Picture Palace was a little disappointing - as we never got to the War pictures, after waiting 1 hour & a half. But to make up, we exactly caught a non-stop train, & I have been very happy reading father on Pope, which is very witty & bright - without a single dead sentence in it. In fact, I don't know when I have enjoyed a birthday so much - not since I was a child anyhow. Sitting at tea, we decided three things: in the first place to take Hogarth, if we can get it; in the second, to buy a Printing press; in the third to buy a Bull dog, probably called John. I am very much excited at the idea of all three - particularly the press. I was also given a packet of sweets to bring home.
Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij.
Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij.
woensdag 23 januari 2013
Joan Georg Dröghoorn -- 24 januari 1792
Jan. 24. Dinsdag ..... de juffers en jonge heeren diverteren
zig met een sledevaart op 't ijs na Scholten ter Linde te Volte;
Truijtje blijft te huijs.
Joan Georg Dröghoorn (1719-1794) was rentmeester te Ootmarsum. Hij hield vele jaren een dagboek bij, waarvan sommige gedeeltes bewaard zijn gebleven.
Joan Georg Dröghoorn (1719-1794) was rentmeester te Ootmarsum. Hij hield vele jaren een dagboek bij, waarvan sommige gedeeltes bewaard zijn gebleven.
dinsdag 22 januari 2013
Theodor Fontane -- 23 januari 1857
Freitag d. 23.
Gearbeitet. Besuch von Dr. Morris und Alberts. Simpson. Auf die Gesandtschaft. Mit Graf B. den Artikel über die Herzogthümer durchgenommen. Unterhaltung über Herrn von Usedom und "Olympia, aus dem Geschlechte der Malcolms". Usedom, den ich mir als einen schlanken feinen Mann im Styl eines englischen Gentleman gedacht hatte, soll nichts davon haben und einem vierschrötigen, hinterpommerschen Pachter ähnlich sehn. Der Haß zwischen beiden Mannern (einst Freunde und Studiengenossen) und beiden Frauen ist für's Leben etablirt. Man sieht, man kennt sich nicht mehr. Der ganze Streit macht keinen schönen Eindruck. B. hat unbedingt Recht, sieht aber die Dinge doch noch schwärzer, gemeiner, verratherischer als sie sind. Usedom mußte die ganze Mission nicht annehmen, um so weniger als er "0lympia aus dem Hause der Malcolm" ihre Pläne und Intriguen kennen mußte. Er scheint kein böser aber ein schwacher Mensch zu sein. Olympia hat ihn sich mit Gewalt erheirathet. "Sie will mich, aber sie kriegt mich nicht". "Was, ich krieg' ihn nicht? ich werd' ihn doch kriegen; was gilt die Wette!" So sprachen damals (in Rom) Hase und Jäger. - Nach London-Hospital. Um 10 Uhr mit Schweitzer nach Shadwell, St. David's Lane. Police Inspector Alison. Besuch der Kneipen. Die ladyhafte blonde Wirthin im Schnaps- und Tanz-lokal.
Theodor Fontane (1819-1898) was een Duitse schrijver. Zijn Tagebücher 1852, 1855-1858 zijn online te lezen.
Gearbeitet. Besuch von Dr. Morris und Alberts. Simpson. Auf die Gesandtschaft. Mit Graf B. den Artikel über die Herzogthümer durchgenommen. Unterhaltung über Herrn von Usedom und "Olympia, aus dem Geschlechte der Malcolms". Usedom, den ich mir als einen schlanken feinen Mann im Styl eines englischen Gentleman gedacht hatte, soll nichts davon haben und einem vierschrötigen, hinterpommerschen Pachter ähnlich sehn. Der Haß zwischen beiden Mannern (einst Freunde und Studiengenossen) und beiden Frauen ist für's Leben etablirt. Man sieht, man kennt sich nicht mehr. Der ganze Streit macht keinen schönen Eindruck. B. hat unbedingt Recht, sieht aber die Dinge doch noch schwärzer, gemeiner, verratherischer als sie sind. Usedom mußte die ganze Mission nicht annehmen, um so weniger als er "0lympia aus dem Hause der Malcolm" ihre Pläne und Intriguen kennen mußte. Er scheint kein böser aber ein schwacher Mensch zu sein. Olympia hat ihn sich mit Gewalt erheirathet. "Sie will mich, aber sie kriegt mich nicht". "Was, ich krieg' ihn nicht? ich werd' ihn doch kriegen; was gilt die Wette!" So sprachen damals (in Rom) Hase und Jäger. - Nach London-Hospital. Um 10 Uhr mit Schweitzer nach Shadwell, St. David's Lane. Police Inspector Alison. Besuch der Kneipen. Die ladyhafte blonde Wirthin im Schnaps- und Tanz-lokal.
Theodor Fontane (1819-1898) was een Duitse schrijver. Zijn Tagebücher 1852, 1855-1858 zijn online te lezen.
maandag 21 januari 2013
Shireen Strooker -- 22 januari 1974
Vandaag net of ik alles droomde, 's Morgens een uur later van huis, uurtje genieten van die lekkere poezels, strontkonten, vlezige baby's, opvreten kan ik ze. Toen naar Leusden. Yolande afgehaald bij station in Amersfoort. Pas op, dat we niet melig worden zo vroeg op de dag op weg naar een voorstelling. Soms ben ik wel iets te gevoelig voor het bizarre in situaties en ook in mensen, dan moet ik of erg lachen of heel hard huilen. Maar ik hou me in. Toestanden gespeeld voor mensen van de Verpleegkundige Aka-demie. Het ging erg gebundeld, ook door de bespreking van tevoren, Hans was ziek, Marja deed zijn rol in de eerste scène met Helmert, ze leek heel kwetsbaar en klein bij hem; plotseling dingen van elkaar overnemen kan geloof ik, doordat we ons niet onmisbaar maken. Aardige mensen, helemaal stil na afloop. Ja kunst, wat wij laten zien, moeten zij over een tijdje in praktijk brengen. God zegen ze.
Shireen Strooker (1935) is een Nederlands actrice en regisseuse. In 1974 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad een week lang een 'Hollands Dagboek' bij.
Shireen Strooker (1935) is een Nederlands actrice en regisseuse. In 1974 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad een week lang een 'Hollands Dagboek' bij.
zondag 20 januari 2013
Ramon A. Alcaraz -- 21 januari 1943
This morning I had a most pleasant surprise, two prominent visitors, Spanish Aviator Capt. Juan Calvo known for his solo flight from Manila to Madrid in mid-30s, and Col. Alfredo Ramorez ’14, former Comdt., UST ROTC, both with the 14th Inf. Intelligence of Col. Enriquez. They cover their travel as traders with dry goods in their truck and wanted a BC pass to facilitate getting through BC check points which I granted.
After briefing them of the condition of peace and order in Vizcaya with my good rapport with local Japanese military authorities, Col. Ramirez informed me of recent developments since our meeting at Miss Lulu Reyes place last month. He said the Japanese are clamping on guerrillas that early this month, a counter-intelligence unit under one, Gen. Baba started at Kempei-tai HQ in Manila. The Sakdalistas set up their own informant network called “Makapili” reporting directly to Baba. Raids were made often and it was reported that Col. Thorpe operating from Mt Pinatubo was captured near Ft. Stotsenburg, while Capt. Joe Barker was captured in Manila and both are now in Ft. Santiago. Col. Ramirez also reported that guerrilla leader Ralph McGuire was captured and executed. The Colonel also cautioned me to be very careful. They left later for Cagayan province whose Sr. Inspector is my classmate Leoncio Tan ’28.
Ramon A. Alcaraz (1915-2009) was een Filippijnse militair. Dagboekragmeneten van hem zijn te lezen bij The Philippine Diary Project.
After briefing them of the condition of peace and order in Vizcaya with my good rapport with local Japanese military authorities, Col. Ramirez informed me of recent developments since our meeting at Miss Lulu Reyes place last month. He said the Japanese are clamping on guerrillas that early this month, a counter-intelligence unit under one, Gen. Baba started at Kempei-tai HQ in Manila. The Sakdalistas set up their own informant network called “Makapili” reporting directly to Baba. Raids were made often and it was reported that Col. Thorpe operating from Mt Pinatubo was captured near Ft. Stotsenburg, while Capt. Joe Barker was captured in Manila and both are now in Ft. Santiago. Col. Ramirez also reported that guerrilla leader Ralph McGuire was captured and executed. The Colonel also cautioned me to be very careful. They left later for Cagayan province whose Sr. Inspector is my classmate Leoncio Tan ’28.
Ramon A. Alcaraz (1915-2009) was een Filippijnse militair. Dagboekragmeneten van hem zijn te lezen bij The Philippine Diary Project.
André Gide -- 20 januari 1932
20 januari
Het lichaam wordt met de jaren minder veeleisend en laat daardoor wellicht de geest vrij. Men krijgt een helderder oordeel over de zaken des vlezes, maar tevens een onjuister over degenen die beheerst worden door hun zinnen. Wanneer men er zelf geen last meer van heeft, kan men niet begrijpen dat een ander erdoor beheerst wordt, en daarom keurt men het ook niet meer goed. Hoeveel onvergeeflijkheid komt niet voort uit een koel temperament!
Wat ik hier schrijf lijkt me vrij banaal, ik schrijf het alleen maar om te schrijven, in dit café waar ik ben binnengegaan om te wachten tot het tien uur is, omdat de deuren van het Vieux-Colombier (waar ik ben uitgenodigd voor de film van Cocteau {Le Sang d'un poète]) niet eerder opengaan. En bovendien is het helemaal niet waar dat ik tegenwoordig minder toegeeflijk ben nu ik zelf minder door mijn zinnen gekweld word. Ik herinner me nog maar al te goed wat het betekende toen dat nog wel zo was! Maar ik kan op zijn minst meer begrip opbrengen voor het onbegrip van degenen die dat nooit of slechts weinig geweest zijn.
Wat ik ook weet, nu ik zoveel vertrouwelijkheden heb gehoord, is dat het helemaal niet voldoende is heteroseksueel te zijn om... normaal te zijn, en hoe vaak alles welbeschouwd het eenvoudig, natuurlijk bedrijven van de lichamelijke liefde te lijden heeft van complicaties.
André Gide (1869-1951) was een Franse schrijver. Een selectie uit zijn dagboeken is gepubliceerd in de Privé domein-reeks onder de titel Het innerlijk blauw.
Het lichaam wordt met de jaren minder veeleisend en laat daardoor wellicht de geest vrij. Men krijgt een helderder oordeel over de zaken des vlezes, maar tevens een onjuister over degenen die beheerst worden door hun zinnen. Wanneer men er zelf geen last meer van heeft, kan men niet begrijpen dat een ander erdoor beheerst wordt, en daarom keurt men het ook niet meer goed. Hoeveel onvergeeflijkheid komt niet voort uit een koel temperament!
Wat ik hier schrijf lijkt me vrij banaal, ik schrijf het alleen maar om te schrijven, in dit café waar ik ben binnengegaan om te wachten tot het tien uur is, omdat de deuren van het Vieux-Colombier (waar ik ben uitgenodigd voor de film van Cocteau {Le Sang d'un poète]) niet eerder opengaan. En bovendien is het helemaal niet waar dat ik tegenwoordig minder toegeeflijk ben nu ik zelf minder door mijn zinnen gekweld word. Ik herinner me nog maar al te goed wat het betekende toen dat nog wel zo was! Maar ik kan op zijn minst meer begrip opbrengen voor het onbegrip van degenen die dat nooit of slechts weinig geweest zijn.
Wat ik ook weet, nu ik zoveel vertrouwelijkheden heb gehoord, is dat het helemaal niet voldoende is heteroseksueel te zijn om... normaal te zijn, en hoe vaak alles welbeschouwd het eenvoudig, natuurlijk bedrijven van de lichamelijke liefde te lijden heeft van complicaties.
André Gide (1869-1951) was een Franse schrijver. Een selectie uit zijn dagboeken is gepubliceerd in de Privé domein-reeks onder de titel Het innerlijk blauw.
zaterdag 19 januari 2013
Robert Falcon Scott -- 19 januari 1912
Friday, January_ 19.--Lunch 8.1, T. -22.6 deg.. Early in the march we
picked up a Norwegian cairn and our outward tracks. We followed
these to the ominous black flag which had first apprised us of
our predecessors' success. We have picked this flag up, using the
staff for our sail, and are now camped about 1 1/2 miles further
back on our tracks. So that is the last of the Norwegians for the
present. The surface undulates considerably about this latitude;
it was more evident to-day than when we were outward bound.
Night camp R. 2. [37] Height 9700. T. -18.5 deg., Minimum -25.6 deg.. Came along well this afternoon for three hours, then a rather dreary finish for the last 1 1/2. Weather very curious, snow clouds, looking very dense and spoiling the light, pass overhead from the S., dropping very minute crystals; between showers the sun shows and the wind goes to the S.W. The fine crystals absolutely spoil the surface; we had heavy dragging during the last hour in spite of the light load and a full sail. Our old tracks are drifted up, deep in places, and toothed sastrugi have formed over them. It looks as though this sandy snow was drifted about like sand from place to place. How account for the present state of our three day old tracks and the month old ones of the Norwegians?
It is warmer and pleasanter marching with the wind, but I'm not sure we don't feel the cold more when we stop and camp than we did on the outward march. We pick up our cairns easily, and ought to do so right through, I think; but, of course, one will be a bit anxious till the Three Degree Depot is reached. [38] I'm afraid the return journey is going to be dreadfully tiring and monotonous.
Robert Falcon Scott (1868–1912) was een Brits marineofficier en ontdekkingsreiziger, die beroemd is geworden als leider van twee expedities naar Antarctica. Tijdens zijn tweede expeditie kwam hij samen met zijn vier metgezellen om het leven. Het bovenstaande fragment uit zijn expeditiedagboek schreef hij een dag nadat hij en zijn metgezellen de pool hadden bereikt, en er daar achter waren gekomen dat de Amundsens Noren hen verslagen hadden en de pool als eersten bereikt hadden.
Night camp R. 2. [37] Height 9700. T. -18.5 deg., Minimum -25.6 deg.. Came along well this afternoon for three hours, then a rather dreary finish for the last 1 1/2. Weather very curious, snow clouds, looking very dense and spoiling the light, pass overhead from the S., dropping very minute crystals; between showers the sun shows and the wind goes to the S.W. The fine crystals absolutely spoil the surface; we had heavy dragging during the last hour in spite of the light load and a full sail. Our old tracks are drifted up, deep in places, and toothed sastrugi have formed over them. It looks as though this sandy snow was drifted about like sand from place to place. How account for the present state of our three day old tracks and the month old ones of the Norwegians?
It is warmer and pleasanter marching with the wind, but I'm not sure we don't feel the cold more when we stop and camp than we did on the outward march. We pick up our cairns easily, and ought to do so right through, I think; but, of course, one will be a bit anxious till the Three Degree Depot is reached. [38] I'm afraid the return journey is going to be dreadfully tiring and monotonous.
Robert Falcon Scott (1868–1912) was een Brits marineofficier en ontdekkingsreiziger, die beroemd is geworden als leider van twee expedities naar Antarctica. Tijdens zijn tweede expeditie kwam hij samen met zijn vier metgezellen om het leven. Het bovenstaande fragment uit zijn expeditiedagboek schreef hij een dag nadat hij en zijn metgezellen de pool hadden bereikt, en er daar achter waren gekomen dat de Amundsens Noren hen verslagen hadden en de pool als eersten bereikt hadden.
vrijdag 18 januari 2013
Heinrich Justus Francke -- 18 januari 1847
Gott sei Dank! Wir haben das feste Land erreicht und liegen jetzt auf dem Missisippi sicher vor Anker. Gestern bei Tagesanbruch erblickten wir das Land. Ein Lotsenkutter brachte uns bald darauf den Lotsen, mit dessen und der Hilfe eines Dampfschiffes, das uns ins Schlepptau nahm, wir auf unseren jetztigen Ankerplatz gelangten.
Dampfboote haben das Recht, die an die Stadt zu bugsierenden Schiffe 36 Stunden warten zu lassen, um in dieser Zeit evt. noch andere Schiffe engagieren zu können. Das unsrige hat bereits, außer uns zwei andere große Schiffe zum Hinaufbringen engagiert und ist jetzt bemüht, wohl möglich noch ein viertes Schiff aufzutreiben.
Heute Mittag muß es aber am Platze sein, um uns fortzuhelfen. Diese Schleppboote sind eigentümlich gebaut. Sie haben mehrere Etagen und gleichen mehreren hübschen auf einem Floß bauten Häuschen. Sie haben 4 Schornsteine, 2 für den Rauch und 2 für den Dampf bestimmt. Alle 4 qualmen bei voller Tätigkeit der Maschinen. Ihre Kraft ist enorm, sie schleppen 4 der größten Seeschiffe gegen den Strom. Unser Schiff hinaufzubringen kostet 310 spanische Taler, damit die Dampfboote bei dem häufigen Nebel auf dem Missisippi fahren können, sind ihre beide vordersten Schorn-steine durch eine Querstange verbunden, auf welcher eine hohe Leiter ruht. Ein Matrose kann auf dieser Leiter stehend, über den Nebel hinwegsehen uns so die Richtung, die das Schiff nehmen muß, bestimmen. Von diesem Schleppbooten fahren fortwährend ca. 1 Dutzend den Strom auf und ab, so daß fast jede ½ Stunde an jedem Ort ein vorbeikeucht.
Die Schiffahrt ist hier ganz ungemein großartig. Wir haben gewiß schon mehrere hundert Schiffe, fast nur der größten Gattung angehörend, und kleinere als Schoner gar nicht gesehen. Gestern habe ich sehr bedauert, daß ich nicht ein recht gefräßiger Austernliebhaber bin. Es war ein Austernfischer an Bord gegangen und verkaufte die hundert Stück, zum ½ Dollar. Der Missisippi ist auf beiden Seiten scharf von Bäumen und Büschen begrenzt. Er ist enorm tief, 120 bis 150 Fuß an den meisten Stellen und selbst hart am Ufer gewöhnlich noch über 100 Fuß tief. Soeben passieren wieder drei Dampfboote, die jeder zwei Dreimaster auf Seite und zwei Schoner hinten nach See schleppten.
Es ist ein ungemein großartiger Anblick, wenn diese kleinen Flotten den herrlichen Strom hinunterfahren. Das Bremer Schiff „Olber", für Bremen bestimmt, war auch dabei und tauschte freundliche Grüße mit uns. Schade, daß ich diese prompte Gelegenheit nicht habe benutzen können, Euch mein Tagebuch zuzusenden.
Tagebuch eines Auswanderers. Aufzeichnungen anno 1846 im Tagebuch von Heinrich Justus Francke (1826-1878) über eine Schiffsreise von Bremen nach New Orleans.
Dampfboote haben das Recht, die an die Stadt zu bugsierenden Schiffe 36 Stunden warten zu lassen, um in dieser Zeit evt. noch andere Schiffe engagieren zu können. Das unsrige hat bereits, außer uns zwei andere große Schiffe zum Hinaufbringen engagiert und ist jetzt bemüht, wohl möglich noch ein viertes Schiff aufzutreiben.
Heute Mittag muß es aber am Platze sein, um uns fortzuhelfen. Diese Schleppboote sind eigentümlich gebaut. Sie haben mehrere Etagen und gleichen mehreren hübschen auf einem Floß bauten Häuschen. Sie haben 4 Schornsteine, 2 für den Rauch und 2 für den Dampf bestimmt. Alle 4 qualmen bei voller Tätigkeit der Maschinen. Ihre Kraft ist enorm, sie schleppen 4 der größten Seeschiffe gegen den Strom. Unser Schiff hinaufzubringen kostet 310 spanische Taler, damit die Dampfboote bei dem häufigen Nebel auf dem Missisippi fahren können, sind ihre beide vordersten Schorn-steine durch eine Querstange verbunden, auf welcher eine hohe Leiter ruht. Ein Matrose kann auf dieser Leiter stehend, über den Nebel hinwegsehen uns so die Richtung, die das Schiff nehmen muß, bestimmen. Von diesem Schleppbooten fahren fortwährend ca. 1 Dutzend den Strom auf und ab, so daß fast jede ½ Stunde an jedem Ort ein vorbeikeucht.
Die Schiffahrt ist hier ganz ungemein großartig. Wir haben gewiß schon mehrere hundert Schiffe, fast nur der größten Gattung angehörend, und kleinere als Schoner gar nicht gesehen. Gestern habe ich sehr bedauert, daß ich nicht ein recht gefräßiger Austernliebhaber bin. Es war ein Austernfischer an Bord gegangen und verkaufte die hundert Stück, zum ½ Dollar. Der Missisippi ist auf beiden Seiten scharf von Bäumen und Büschen begrenzt. Er ist enorm tief, 120 bis 150 Fuß an den meisten Stellen und selbst hart am Ufer gewöhnlich noch über 100 Fuß tief. Soeben passieren wieder drei Dampfboote, die jeder zwei Dreimaster auf Seite und zwei Schoner hinten nach See schleppten.
Es ist ein ungemein großartiger Anblick, wenn diese kleinen Flotten den herrlichen Strom hinunterfahren. Das Bremer Schiff „Olber", für Bremen bestimmt, war auch dabei und tauschte freundliche Grüße mit uns. Schade, daß ich diese prompte Gelegenheit nicht habe benutzen können, Euch mein Tagebuch zuzusenden.
Tagebuch eines Auswanderers. Aufzeichnungen anno 1846 im Tagebuch von Heinrich Justus Francke (1826-1878) über eine Schiffsreise von Bremen nach New Orleans.
woensdag 16 januari 2013
W. Gontscharow -- 17 januari 1942
In der Nacht kamen wir nach Chmelow. Wir erfuhren, daß im Nachbahrdorf der Troß
des Gegners lag, der sich an unserem Dorf vorbeibewegen mußte. Wir legten uns auf die
Lauer. Am Morgen wurde irrtümlicherweise ein großer Fehler begangen. In das Dorf
kam ein berittener deutscher Spähtrupp. Ein Minenwerfer hatte unvorsichtigerweise das Feuer eröffnet. Die Deutschen sprangen von den Pferden und verschwanden. Meine M.G. befanden sich in der Schule. Sie eröffneten das Feuer und töteten 2 Pferde und 1 Mann. Der Troß verschwand selbstverständlich von diesem Weg. Hierauf ging der Regiments-spähtrupp mit einem M.G. in das von Deutschen besetzte Dorf und schlug die Deutschen ungefähr auf 500 m zurück. Zum Dorf habe ich noch ein M.G. nachgezogen. Leider konnte der Spähtrupp keine Fortschritte machen und der Troß verschwand. Es blieben nur die Maschinenpistolen- und M.G.-Schützen zurück.
Der Weg, auf dem wir uns bewegten, wurde beschossen. Einige Männer von uns wurden erschossen und verwundet., Gottseidank war der Weg ausgeschaufelt, sodaß wir uns hinter die Schneewälle retten konnten. Hier lagen wir bis zum Abend. Gegen Abend bekamen wir Verstärkung und haben die Deutschen aus dem Dorf herausgeschmissen. Im Dorf kroch ich auf einen Ofen, auf dem ich schon jahrelang nicht geschlafen hatte.
Die Deutschen erzählten der Bevölkerung: Wir haben zu Hause Kinder und haben vom Kampf genug. Wir brauchen diesen Kampf nicht.
Es scheint, daß bei der deutschen Armee eine Gärung und eine große Unzufriedenheit im Gang ist. Schuld daran sind der Frost und die Mißerfolge an der Front.
Viele der Bürgermeister sind zwangsweise ernannt worden. Die Bevölkerung empfangt uns wie üblich mit Freuden. Wir bewegen uns auf Juchnow. Dort hatte unsere Luftwaffe sich inzwischen betätigt. Wahrend der Schlacht hatte ich 4 Pferde erbeutet. Das war eine wesentliche Verstärkung, da meine Pferde erschöpft sind.
W. Gontscharow was een Sovjetrussische officier, wiens oorlogsdagboek van de eerste twee maanden van 1942 na de oorlog in een Duits archief werd aangetroffen.
Der Weg, auf dem wir uns bewegten, wurde beschossen. Einige Männer von uns wurden erschossen und verwundet., Gottseidank war der Weg ausgeschaufelt, sodaß wir uns hinter die Schneewälle retten konnten. Hier lagen wir bis zum Abend. Gegen Abend bekamen wir Verstärkung und haben die Deutschen aus dem Dorf herausgeschmissen. Im Dorf kroch ich auf einen Ofen, auf dem ich schon jahrelang nicht geschlafen hatte.
Die Deutschen erzählten der Bevölkerung: Wir haben zu Hause Kinder und haben vom Kampf genug. Wir brauchen diesen Kampf nicht.
Es scheint, daß bei der deutschen Armee eine Gärung und eine große Unzufriedenheit im Gang ist. Schuld daran sind der Frost und die Mißerfolge an der Front.
Viele der Bürgermeister sind zwangsweise ernannt worden. Die Bevölkerung empfangt uns wie üblich mit Freuden. Wir bewegen uns auf Juchnow. Dort hatte unsere Luftwaffe sich inzwischen betätigt. Wahrend der Schlacht hatte ich 4 Pferde erbeutet. Das war eine wesentliche Verstärkung, da meine Pferde erschöpft sind.
W. Gontscharow was een Sovjetrussische officier, wiens oorlogsdagboek van de eerste twee maanden van 1942 na de oorlog in een Duits archief werd aangetroffen.
dinsdag 15 januari 2013
Caroline Hamilton -- 16 januari 2000
Dag 51 - 11 zeemijlen (ca. 20 km)
De hele dag plaksneeuw. Heerlijk zonnig. Geen wind. Het was goed dat we ons een beetje konden ontspannen. En tijdens rustpauzes konden kletsen.
'Stel je toch eens voor,' zei Rosie, 'dat we een deur konden openen en meteen in een lekker warme tent terechtkwamen.'
'Met de branders al aan,' fantaseerde Pom verder. 'De bagage al binnen, misschien een dienstmeisje dat alles klaar had gezet.'
Het enige waar ik aan kon denken, was een warm bad. Daar verlangde ik meer naar dan wat ook.
'Gatsie, Zoë,' zei ik toen Zoë over me heen de tent in kroop na een bezoek aan het toilet.
Rosie stak haar hoofd naar buiten om te kijken.
'Wonderbaarlijk, Zoë! Ik zou om een ruggenprik gevraagd hebben als ik zo'n joekel had moeten baren,' was haar commentaar.
'Je zou mijn techniek moeten toepassen,' zei Ann vol trots. 'Gisteren, toen ik buiten was, maakte ik een kuiltje met mijn plas en daar heb ik precies in gemikt.'
We waren allemaal diep onder de indruk.
De stoelgang was een dagelijks terugkerend gespreksonderwerp. We waren paranoïde wat onze menstruatie betrof. Er rees paniek elke keer als iemands plas roze leek - meestal bleek het echter de reflectie van onze oranje broeken of ons rode windpak te zijn. We ont¬wikkelden een groepsbij geloof: als we het niet over de menstruatie hadden (althans niet meer dan één keer per dag), werden we ook niet ongesteld.
Degene die ongesteld was - en dat was ik op dit moment - werd in staat geacht het hele team in het ongeluk te kunnen storten.
'Daar heb je het al, nu worden we het allemaal,' zei Ann.
'Als je mij aansteekt, Caro,' zei Pom, 'zeg ik nooit meer een woord tegen je.'
Vandaag 500 zeemijlen (926 km) volbracht.
Caroline Hamilton maakte deel uit van een expeditie van vijf vrouwen die in 1999-2000 naar de Zuidpool skide. Haar dagboek is te lezen in Naar de Zuidpool.
De hele dag plaksneeuw. Heerlijk zonnig. Geen wind. Het was goed dat we ons een beetje konden ontspannen. En tijdens rustpauzes konden kletsen.
'Stel je toch eens voor,' zei Rosie, 'dat we een deur konden openen en meteen in een lekker warme tent terechtkwamen.'
'Met de branders al aan,' fantaseerde Pom verder. 'De bagage al binnen, misschien een dienstmeisje dat alles klaar had gezet.'
Het enige waar ik aan kon denken, was een warm bad. Daar verlangde ik meer naar dan wat ook.
'Gatsie, Zoë,' zei ik toen Zoë over me heen de tent in kroop na een bezoek aan het toilet.
Rosie stak haar hoofd naar buiten om te kijken.
'Wonderbaarlijk, Zoë! Ik zou om een ruggenprik gevraagd hebben als ik zo'n joekel had moeten baren,' was haar commentaar.
'Je zou mijn techniek moeten toepassen,' zei Ann vol trots. 'Gisteren, toen ik buiten was, maakte ik een kuiltje met mijn plas en daar heb ik precies in gemikt.'
We waren allemaal diep onder de indruk.
De stoelgang was een dagelijks terugkerend gespreksonderwerp. We waren paranoïde wat onze menstruatie betrof. Er rees paniek elke keer als iemands plas roze leek - meestal bleek het echter de reflectie van onze oranje broeken of ons rode windpak te zijn. We ont¬wikkelden een groepsbij geloof: als we het niet over de menstruatie hadden (althans niet meer dan één keer per dag), werden we ook niet ongesteld.
Degene die ongesteld was - en dat was ik op dit moment - werd in staat geacht het hele team in het ongeluk te kunnen storten.
'Daar heb je het al, nu worden we het allemaal,' zei Ann.
'Als je mij aansteekt, Caro,' zei Pom, 'zeg ik nooit meer een woord tegen je.'
Vandaag 500 zeemijlen (926 km) volbracht.
Caroline Hamilton maakte deel uit van een expeditie van vijf vrouwen die in 1999-2000 naar de Zuidpool skide. Haar dagboek is te lezen in Naar de Zuidpool.
Gottfried Keller -- 15 januari 1848
Den 15. Januar 1848
Träumte die halbe Nacht von einem silbernen Armband. Das Mittelstück desselben bildete ein alter feiner Zürcher Gulden, auf welchem die alte Stadt Zürich mit ihren Türmen geprägt war; das übrige Band bestand aus künstlich gearbeiteten Kettchen und Gliedern von der schönsten Formen und Verhältnissen. Ich spielte sehr vergnügt mit diesem sonderbaren Schmuck und schämte mich nicht, mein Handgelenk damit zu zieren, gleich einem Mädchen. Gegen Morgen wollte mir jemand das Band wegnehmen und ich zankte darum, bis ich erwachte.
Übrigens erinnere ich mich jetzt wirklich eines silbernen Armbandes von zwei Jahren her, an welches sich Beziehungen knüpfen.
Sah auch eine herrliche Landschaft, wo die Ströme leuchteten, wie Edelsteine, die Berge und die Vegetation waren von den wunderbarsten Formen. Als ich in der Nacht mitten aus dieser Natur aufwachte, glaubte ich alle Linien so fest in mir bewahren zu können, daß ich sie am Morgen nur gleich zeichnen möge; aber nachher schlief ich wieder ein, und jetzt habe ich nichts mehr, als den allgemeinen angenehmen Eindruck. Wenn ich am Tage nichts arbeite, so schafft die Phantasie im Schlafe auf eigene Faust; aber das neckische liebe Gespenst nimmt seine Schöpfungen mit sich hinweg und verwischt sorgfältig alle Spuren seines spukhaften Wirkens.
Gottfried Keller (1819-1890) was een Duitse schrijver. Zijn Das Tagebuch und das Traumbuch is te lezen bij Gutenberg.
Träumte die halbe Nacht von einem silbernen Armband. Das Mittelstück desselben bildete ein alter feiner Zürcher Gulden, auf welchem die alte Stadt Zürich mit ihren Türmen geprägt war; das übrige Band bestand aus künstlich gearbeiteten Kettchen und Gliedern von der schönsten Formen und Verhältnissen. Ich spielte sehr vergnügt mit diesem sonderbaren Schmuck und schämte mich nicht, mein Handgelenk damit zu zieren, gleich einem Mädchen. Gegen Morgen wollte mir jemand das Band wegnehmen und ich zankte darum, bis ich erwachte.
Übrigens erinnere ich mich jetzt wirklich eines silbernen Armbandes von zwei Jahren her, an welches sich Beziehungen knüpfen.
Sah auch eine herrliche Landschaft, wo die Ströme leuchteten, wie Edelsteine, die Berge und die Vegetation waren von den wunderbarsten Formen. Als ich in der Nacht mitten aus dieser Natur aufwachte, glaubte ich alle Linien so fest in mir bewahren zu können, daß ich sie am Morgen nur gleich zeichnen möge; aber nachher schlief ich wieder ein, und jetzt habe ich nichts mehr, als den allgemeinen angenehmen Eindruck. Wenn ich am Tage nichts arbeite, so schafft die Phantasie im Schlafe auf eigene Faust; aber das neckische liebe Gespenst nimmt seine Schöpfungen mit sich hinweg und verwischt sorgfältig alle Spuren seines spukhaften Wirkens.
Gottfried Keller (1819-1890) was een Duitse schrijver. Zijn Das Tagebuch und das Traumbuch is te lezen bij Gutenberg.
zondag 13 januari 2013
Jervis McEntee -- 14 januari 1882
Saturday, Jan 14, 1882
There was a frightful accident on the Hudson River R. R. last night near Spuytenduyvil the train being run into from the rear and eight or ten passengers killed and some roasted alive by the burning cars. Some of the accounts are of the very saddest. A young bride and groom married in Vermont only the day before. They were found she with her arms about him and one hand burned off. Another of a lady coming from Vermont to meet her husband. She had telegraphed she was coming and he was at the Grand Central depot to meet her. The train did not come, then came rumors of disaster and finally he went up there only to find her charred remains. It made me very sad to read the dreadful details. The annual meeting of the Century occured this evening. The old ticket elected, I among the Trustees. A feature of the evening was the appearance of Oscar Wilde in his breeches, stockings and knee buckles. He is a much younger looking man than I supposed, appeared very easy and had a rather pleasing face although the lower part is sensual looking. He excited a great deal of interest although but few were introduced to him. I dined with Collins at the Union League club and we came from there to the Century.
Jervis McEntee (1828-1891) was een Amerikaaanse schilder. Hij hield van 1872 tot 1890 een dagboek bij.
There was a frightful accident on the Hudson River R. R. last night near Spuytenduyvil the train being run into from the rear and eight or ten passengers killed and some roasted alive by the burning cars. Some of the accounts are of the very saddest. A young bride and groom married in Vermont only the day before. They were found she with her arms about him and one hand burned off. Another of a lady coming from Vermont to meet her husband. She had telegraphed she was coming and he was at the Grand Central depot to meet her. The train did not come, then came rumors of disaster and finally he went up there only to find her charred remains. It made me very sad to read the dreadful details. The annual meeting of the Century occured this evening. The old ticket elected, I among the Trustees. A feature of the evening was the appearance of Oscar Wilde in his breeches, stockings and knee buckles. He is a much younger looking man than I supposed, appeared very easy and had a rather pleasing face although the lower part is sensual looking. He excited a great deal of interest although but few were introduced to him. I dined with Collins at the Union League club and we came from there to the Century.
Jervis McEntee (1828-1891) was een Amerikaaanse schilder. Hij hield van 1872 tot 1890 een dagboek bij.
Berniece Pearce -- 13 januari 1959
Tuesday, January 13, 1959
Worked on Clem’s red jumper. Went to S.S. class meeting at Esther Search’s. Clifford [Search] came for Linda and me and brought us home. Sears brought washer back. Judy told me Mrs. Henninger [ neighbor] is filing for divorce.
De Amerikaanse Berniece Pearce (1908?-1998) hield vijftig jaar lang een dagboek bij.
Worked on Clem’s red jumper. Went to S.S. class meeting at Esther Search’s. Clifford [Search] came for Linda and me and brought us home. Sears brought washer back. Judy told me Mrs. Henninger [ neighbor] is filing for divorce.
De Amerikaanse Berniece Pearce (1908?-1998) hield vijftig jaar lang een dagboek bij.
vrijdag 11 januari 2013
P.J.M. Aalberse -- 12 januari 1923
Vrijdag 12 januari 1923
’t Diner gisterenavond is me bijzonder meegevallen. Ik zat tegenover Van Karnebeek, links van me Royal Meeker, afgevaardigde van den Volkenbond, met wien ik in ’t Duitsch kon converseeren, en L. March, vice-president van de internationale commissie, een Parijzenaar, met wien ik dus Fransch kon praten. ’t Was zeer gezellig en ’t diner was uitstekend! Na tafel bleven we van tien tot twaalf nog napraten. Ik sprak vooral met Dr. Julin uit Brussel en dr. Mataja uit Weenen, die heel goed Fransch sprak. ’t Was werkelijk interessant.
Vanmorgen ministerraad. Van Karnebeek deed mededeelingen over de bezetting van ’t Roergebied. Drie weken geleden was België nog van plan de zijde van Engeland te kiezen; op ’t laatst is het omgevallen en met Frankrijk meegegaan. Voor ons een economisch voordeel, daar de Duitschers nu Rotterdam boven Antwerpen zullen prefereeren. Maar in de toekomst ’n gevaar: België zit nu voorgoed aan Frankrijk vastgeklonken. De toekomst ziet er donker uit, al zal aanvankelijk de moordende Duitsche valuta-concurrentie door steenkoolgebrek wat minder worden.
Om twee uur Eerste Kamer: drie verdragen van Genua. Ik had op ’n principieel debat gerekend. Ze werden echter zonder stemming aangenomen! Eenige rechtsche heeren zeiden me dat de Arbeidsgeschillenwet zou verworpen worden. Ik zei: gij zult zoo dom niet zijn, maar als gij ’t doet, doet gij er mij een groot genoegen mee: ik heb ’n mooie reden om heen te gaan. Groote sensatie! Dat was overdreven, enz. Ik zei: neen, nu de geheele rechterzijde in de Tweede Kamer er vóór heeft gestemd!
Vanmiddag twee groote conferenties. De een met de textielindustrie, die negen uur wil gaan werken. Ik geloof dat ’t zal moeten. Maar de arbeiders zullen ’t wel weigeren. Daarna met de Hanzebanken: de Utrechtsche en ’s-Bossche zitten blijkbaar vast. ’n Gevaarlijke toestand. Ik zei te zullen overwegen, hoe ik helpen kon. Als Finantiën maar wil!! Ik kwam pas om half zeven thuis!
Morgen begint de commissie voor de sociale verzekeringen over de Vereinheitlichung en vereenvoudiging van de geheele sociale verzekering. Ik ben van plan hem zelf te presideeren. Zoo kom ik er goed in. Maar ’t kost me enorm veel tijd en ik ben toch al zoo overbezet! Morgenmiddag vergadering van Futura.
Piet Aalberse (1871-1948) was een Nederlandse katholiek politicus. Hij hield van 1891-1947 een dagboek bij.
’t Diner gisterenavond is me bijzonder meegevallen. Ik zat tegenover Van Karnebeek, links van me Royal Meeker, afgevaardigde van den Volkenbond, met wien ik in ’t Duitsch kon converseeren, en L. March, vice-president van de internationale commissie, een Parijzenaar, met wien ik dus Fransch kon praten. ’t Was zeer gezellig en ’t diner was uitstekend! Na tafel bleven we van tien tot twaalf nog napraten. Ik sprak vooral met Dr. Julin uit Brussel en dr. Mataja uit Weenen, die heel goed Fransch sprak. ’t Was werkelijk interessant.
Vanmorgen ministerraad. Van Karnebeek deed mededeelingen over de bezetting van ’t Roergebied. Drie weken geleden was België nog van plan de zijde van Engeland te kiezen; op ’t laatst is het omgevallen en met Frankrijk meegegaan. Voor ons een economisch voordeel, daar de Duitschers nu Rotterdam boven Antwerpen zullen prefereeren. Maar in de toekomst ’n gevaar: België zit nu voorgoed aan Frankrijk vastgeklonken. De toekomst ziet er donker uit, al zal aanvankelijk de moordende Duitsche valuta-concurrentie door steenkoolgebrek wat minder worden.
Om twee uur Eerste Kamer: drie verdragen van Genua. Ik had op ’n principieel debat gerekend. Ze werden echter zonder stemming aangenomen! Eenige rechtsche heeren zeiden me dat de Arbeidsgeschillenwet zou verworpen worden. Ik zei: gij zult zoo dom niet zijn, maar als gij ’t doet, doet gij er mij een groot genoegen mee: ik heb ’n mooie reden om heen te gaan. Groote sensatie! Dat was overdreven, enz. Ik zei: neen, nu de geheele rechterzijde in de Tweede Kamer er vóór heeft gestemd!
Vanmiddag twee groote conferenties. De een met de textielindustrie, die negen uur wil gaan werken. Ik geloof dat ’t zal moeten. Maar de arbeiders zullen ’t wel weigeren. Daarna met de Hanzebanken: de Utrechtsche en ’s-Bossche zitten blijkbaar vast. ’n Gevaarlijke toestand. Ik zei te zullen overwegen, hoe ik helpen kon. Als Finantiën maar wil!! Ik kwam pas om half zeven thuis!
Morgen begint de commissie voor de sociale verzekeringen over de Vereinheitlichung en vereenvoudiging van de geheele sociale verzekering. Ik ben van plan hem zelf te presideeren. Zoo kom ik er goed in. Maar ’t kost me enorm veel tijd en ik ben toch al zoo overbezet! Morgenmiddag vergadering van Futura.
Piet Aalberse (1871-1948) was een Nederlandse katholiek politicus. Hij hield van 1891-1947 een dagboek bij.
donderdag 10 januari 2013
Hermann Bahr -- 11 januari 1907
11. Januar. Wenn jetzt der Friede geschehen sein wird, werden wir, wir anderen im Hinterlande, dann erst allmählich inne werden, was der Krieg war, für die draußen nämlich, für die Krieger. Wer in die Front bloß auf Besuch kommt, zu sicherer Stunde, ist doch kaum der richtige Zeuge. Nur selten einmal zeigt sie uns ein greller Blitz. Da sind jetzt bei Bruno Cassierer in Berlin Briefe des deutschen Mahlers Max Beckmann erschienen, die zuweilen in einem einzigen Satz mehr vom Wesen des Krieges enthalten (oder wenigstens diesen Eindruck machen) als ein umständklicher Bericht. So wenn Beckmann einmal aufschreit: "Eine wüste Quälerei ist das Leben - ich wollte, ich säße auf dem Mars, läse den 'Titan' und schliefe!" Aber dann wieder, als zum Sturm geblasen wird, reißt es doch auch den 'Titan'-Leser mit "in fiebernder Luft". "Dieser feuerspeiende Horizontlinie hat eine scheußliche Anziehungskraft für mich." Und schließlich wird der ganze Mensch aufgezehrt, alles Verbrennliche verbrennt im Brande des Krieges und nur das Letzte, nur der Asbest bleibt übrig, nur der Künstler, und der jauchzt knirschend auf: "Meine Kunst kriegt hier zu fressen!"
Hermann Bahr (1863-1934)was een Oostenrijkse schrijver en criticus.
Hermann Bahr (1863-1934)was een Oostenrijkse schrijver en criticus.
woensdag 9 januari 2013
Gottfried Keller -- 10 januari 1848
Den 10. Januar 1848
Vergangene Nacht befand ich mich in Glattfelden. Die Glatt floß glänzend und fröhlich am Hause vorbei; aber ich sah sie in eine weit fernere, fast unabsehbare Ferne fließen, als es wirklich der Fall ist. Wir standen am offenen Fenster gegen die Wiesen hinaus, da flog ein mächtiger Adler durch das Tal, hin und wieder; als er sich drüben an der Buchhalde auf eine verwitterte Föhre setzte, klopfte mir das Herz auf eine sonderbare Weise. Ich glaube, ich empfand eine rührende Freude darüber, zum erstenmal einen Adler in seiner Freiheit schweben zu sehen. Nun flog er ganz nah an unserm Fenster vorbei, da bemerkten wir genau, daß er eine Krone auf dem Kopfe trug, und seine Schwingen und Federn waren scharf und wunderlich ausgezackt, wie auf den Wappen. Wir sprangen, mein Oheim und ich, nach den Gewehren an der Wand und postierten uns hinter die Türen. Richtig kam der riesige Vogel zum Fenster herein und erfüllte fast die Stube mit der Breite seiner Schwingen; wir schossen und am Boden lag anstatt des Adlers ein Haufen von schwarzen Papierschnitzeln, worüber wir uns sehr ärgerten. Es nimmt mich eigentlich wunder, warum ich diese kindischen Träume aufschreiben mag. Jedoch kommt es von der glücklichen Stimmung, in welche mich diese einfachen Spiele der träumenden Seele auch noch nach dem Erwachen versetzen. Wenn ich auch einst nichts Lesenswertes mehr in dem Aufgeschriebenen finde, so wird mich doch beim Anblick der jeweiligen Daten eine dunkle süße Erinnerung befallen eines still genossenen schuldlosen Glückes.
Auffallend ist es mir, daß ich hauptsächlich, ja fast ausschließlich, in traurigen Zeiten, wo ich den Tag über in kummervollem Brüten dahinlebe, solch heitere und einfach liebliche Träume habe.
Gottfried Keller (1819-1890) was een Duitse schrijver. Zijn Das Tagebuch und das Traumbuch is te lezen bij Gutenberg.
Vergangene Nacht befand ich mich in Glattfelden. Die Glatt floß glänzend und fröhlich am Hause vorbei; aber ich sah sie in eine weit fernere, fast unabsehbare Ferne fließen, als es wirklich der Fall ist. Wir standen am offenen Fenster gegen die Wiesen hinaus, da flog ein mächtiger Adler durch das Tal, hin und wieder; als er sich drüben an der Buchhalde auf eine verwitterte Föhre setzte, klopfte mir das Herz auf eine sonderbare Weise. Ich glaube, ich empfand eine rührende Freude darüber, zum erstenmal einen Adler in seiner Freiheit schweben zu sehen. Nun flog er ganz nah an unserm Fenster vorbei, da bemerkten wir genau, daß er eine Krone auf dem Kopfe trug, und seine Schwingen und Federn waren scharf und wunderlich ausgezackt, wie auf den Wappen. Wir sprangen, mein Oheim und ich, nach den Gewehren an der Wand und postierten uns hinter die Türen. Richtig kam der riesige Vogel zum Fenster herein und erfüllte fast die Stube mit der Breite seiner Schwingen; wir schossen und am Boden lag anstatt des Adlers ein Haufen von schwarzen Papierschnitzeln, worüber wir uns sehr ärgerten. Es nimmt mich eigentlich wunder, warum ich diese kindischen Träume aufschreiben mag. Jedoch kommt es von der glücklichen Stimmung, in welche mich diese einfachen Spiele der träumenden Seele auch noch nach dem Erwachen versetzen. Wenn ich auch einst nichts Lesenswertes mehr in dem Aufgeschriebenen finde, so wird mich doch beim Anblick der jeweiligen Daten eine dunkle süße Erinnerung befallen eines still genossenen schuldlosen Glückes.
Auffallend ist es mir, daß ich hauptsächlich, ja fast ausschließlich, in traurigen Zeiten, wo ich den Tag über in kummervollem Brüten dahinlebe, solch heitere und einfach liebliche Träume habe.
Gottfried Keller (1819-1890) was een Duitse schrijver. Zijn Das Tagebuch und das Traumbuch is te lezen bij Gutenberg.
dinsdag 8 januari 2013
Ferdinand E. Marcos -- 9 januari 1971
Bongbong left by Qantas via Hongkong, New Delhi, Teheran, Athens and London.
I talked to him, and his sisters, Imelda and Kokoy about the possibility of his mother and two sisters joining him if there should be trouble here; that whether I am there beside them or not they (the children) should value education and get a doctorate degree because even if we should lose our fortune and position here in the Philippines, then they could work their own way in the world; that if for any reason we should be separated and I should not be able to guide them after normalcy returns to the world or the Philippines as the case may be, they should return to the Philippines where their roots are; that I would prefer them marrying Filipinos…
Ferdinand E. Marcos (1917-1989) was van 1965-1986 president van de Filippijnen. Dagboekfragmenten van hem zijn te lezen bij The Philippine Diary Project.
I talked to him, and his sisters, Imelda and Kokoy about the possibility of his mother and two sisters joining him if there should be trouble here; that whether I am there beside them or not they (the children) should value education and get a doctorate degree because even if we should lose our fortune and position here in the Philippines, then they could work their own way in the world; that if for any reason we should be separated and I should not be able to guide them after normalcy returns to the world or the Philippines as the case may be, they should return to the Philippines where their roots are; that I would prefer them marrying Filipinos…
Ferdinand E. Marcos (1917-1989) was van 1965-1986 president van de Filippijnen. Dagboekfragmenten van hem zijn te lezen bij The Philippine Diary Project.
maandag 7 januari 2013
Victor Hugo -- 8 januari 1852
Aparte zeden. De Vlaamse burgerij heeft iets van de ongecompliceerd-grove burgerij van vroeger. Rabelais zou moeten lachen om hun spreekwoorden. In plaats van: 'Het regent dat het giet' zeggen ze hier 'het regent dat het zeikt.' Het populairste monument van Brussel is een jongetje dat 'zeikt'; een andere beroemde fontein stelt een brakend kereltje voor. Iets joviaals, iets obsceens en iets patriarchaals.
De senatoren gaan hier naar de staminee, 's Avonds zie je aan de tafels in kroegjes, in een bruine rook waarin iedereen bijna op de tast zijn weg zoekt, de burgemeesters zitten die hun glazen 'faro' drinken en de rechtbankpresidenten die hun pijp roken. Niemand maakt er een geheim van dat hij veelvuldig de Rue des Crombras bezoekt. Er is in die straat een vermaard bordeel - één van de vele - waar in de salon in een vergulde lijst het portret ten voeten uit prijkt van wijlen de koning van Nederland, Willem, door hemzelf geschonken. Hij kwam daar elke dag; de madam stort sentimentele tranen bij het horen van zijn naam.
Een advocaat-generaal bij het hof van cassatie, Faider, gaat 's avonds nooit naar huis; hij brengt alle nachten door in de Rue des Crombras. Wanneer 's ochtends de zitting begonnen is en de advocaat-generaal op zich laat wachten, zegt de president van de rechtbank: 'Wilt u hem even gaan halen bij Trinette.'
Victor Hugo (1802–1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman. Vertaalde dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd als Zelf gezien.
De senatoren gaan hier naar de staminee, 's Avonds zie je aan de tafels in kroegjes, in een bruine rook waarin iedereen bijna op de tast zijn weg zoekt, de burgemeesters zitten die hun glazen 'faro' drinken en de rechtbankpresidenten die hun pijp roken. Niemand maakt er een geheim van dat hij veelvuldig de Rue des Crombras bezoekt. Er is in die straat een vermaard bordeel - één van de vele - waar in de salon in een vergulde lijst het portret ten voeten uit prijkt van wijlen de koning van Nederland, Willem, door hemzelf geschonken. Hij kwam daar elke dag; de madam stort sentimentele tranen bij het horen van zijn naam.
Een advocaat-generaal bij het hof van cassatie, Faider, gaat 's avonds nooit naar huis; hij brengt alle nachten door in de Rue des Crombras. Wanneer 's ochtends de zitting begonnen is en de advocaat-generaal op zich laat wachten, zegt de president van de rechtbank: 'Wilt u hem even gaan halen bij Trinette.'
Victor Hugo (1802–1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman. Vertaalde dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd als Zelf gezien.
zondag 6 januari 2013
Italo Svevo -- 7 januari 1896
7 januari 1896
9½ uur v.m.
Natuurlijk herinner ik me bij het wakker worden noch het gezicht noch de liefde van Livia. Soms moet ik om me het een zowel als het ander te binnen te brengen de foto zien die daar rustig is blijven toekijken terwijl ik sliep. En dan wordt de rust van het ontwaken eensklaps verbroken door de herinnering aan het leven, aan het hele leven, en tegelijkertijd bestormt me de volle vreugde van het bezit en de ongerustheid die mijn liefde altijd begeleidde en zal begeleiden. Vervolgens roep ik me alle gesprekken voor de geest die ik de vorige dag in jouw gezelschap heb gevoerd of alleen maar woordloos, tegen jou naast me, om mezelf gerust te stellen, en als ik opsta fluit ik Wagner, de musicus van de liefde en van de smart, maar ik voel daarbij alleen de eerste. Ik ga de deur uit met mijn hoed zwierig op mijn hoofd en... een sigaret in mijn mond. Arme Livia! Elk genoegen en elk ongenoegen dat je me geeft doet mijn keelontsteking toenemen.
Italo Svevo (1861-1928) was een Italiaanse schrijver. In 1896 hield hij enige maanden een dagboek bij, op verzoek van zijn toekomstige echtgenote, Livia Veneziani (1874-1957).
9½ uur v.m.
Natuurlijk herinner ik me bij het wakker worden noch het gezicht noch de liefde van Livia. Soms moet ik om me het een zowel als het ander te binnen te brengen de foto zien die daar rustig is blijven toekijken terwijl ik sliep. En dan wordt de rust van het ontwaken eensklaps verbroken door de herinnering aan het leven, aan het hele leven, en tegelijkertijd bestormt me de volle vreugde van het bezit en de ongerustheid die mijn liefde altijd begeleidde en zal begeleiden. Vervolgens roep ik me alle gesprekken voor de geest die ik de vorige dag in jouw gezelschap heb gevoerd of alleen maar woordloos, tegen jou naast me, om mezelf gerust te stellen, en als ik opsta fluit ik Wagner, de musicus van de liefde en van de smart, maar ik voel daarbij alleen de eerste. Ik ga de deur uit met mijn hoed zwierig op mijn hoofd en... een sigaret in mijn mond. Arme Livia! Elk genoegen en elk ongenoegen dat je me geeft doet mijn keelontsteking toenemen.
Italo Svevo (1861-1928) was een Italiaanse schrijver. In 1896 hield hij enige maanden een dagboek bij, op verzoek van zijn toekomstige echtgenote, Livia Veneziani (1874-1957).
zaterdag 5 januari 2013
Felipe Buencamino III -- 6 januari 1942
Bataan
Limay Hospital
Helluva day. Almost died. It was noontime and the sun was very hot. So I stood under the shade of a tall tree beside the municipal building of Limay. The general was standing at the entrance of the building talking with colonels Sevilla, Garcia, and Caluyag. I was talking to Major Mascardo, former aide of President Quezon. Mascardo was telling me about the narrow escapes he had from bombs dropped in Camp Murphy and he said it was bad to be near the transmitter of the Signal Corps. Suddenly somebody shouted: “Planes! Planes!” I saw the general run for his life. Instinctively I dove flat. In a second I heard the droning of many bombers. They were diving towards us. I closed my eyes and prayed. Louder and louder came the planes. Then the eerie swishing of bombs and more bombs. The earth trembled. My chest was compressed by the concussion. My ears hummed. More bombs exploded. Trees fell and a pall of smoke filled the entire area. The municipal building began to burn and I was partly covered with mud. When the planes were gone, I slowly stood up. I was shaking from head to foot. I looked around and everything was burning. Two trucks loaded with troops were hit by incendiary bombs. In a nipa shack which was partially destroyed, there was a woman crying for help. The driver of Major Mascardo’s jitney lay sprawled beside a fence, an ugly gash on his brow and a piece of iron sticking out of his left eye. I saw the mangled bodies of three officers and two drivers who were playing dice under a mango tree. The dice was still in the hands of the chauffeur. I saw Fernando Poe, cinema star, running across the field with a soldier on his shoulder who was covered with blood. He was rushing the man to the medical department. Tony Arrieta was shouting for assistance because he said three of his friends were hit and bleeding to death across the road. Meanwhile Mascardo’s jitney caught fire. The gasoline tank exploded and the box of ammunition inside the car started to explode. I didn’t know where to go or what to do. I just stood pale and looked at everything blankly. Then the chaplain told me to accompany him to the truck with the troops. None of the passengers were saved. There they sat on their seats like carbon statues, charred to death, their rifles beside them. They could not be identified except for names or initials scratched on their helmets. Fred saw a helmet with his brother’s name. He asked me to look for the corpse but there were too many and it was almost impossible to distinguish. I told him “Maybe that’s just a fellow with same name, Fred.” But he wouldn’t be consoled. He is probably still examining each and every corpse. Under one of the Pasay trucks, I saw the body of an American boy. He was only partially burnt but a shrapnel pierced his lungs. I walked to the nearby schoolhouse as everything around me was burning and I could no longer stand the stench of roasted human flesh. Under the schoolhouse, I saw my general crouched beside Major Monserrat. The general was wounded on the shoulder.
Felipe Buencamino III (1920-1949) was een Filippijnse journalist en diplomaat. Dagbokfragmenetn van zijn hand zijn te vinden bij The Philippine Diary Project.
Limay Hospital
Helluva day. Almost died. It was noontime and the sun was very hot. So I stood under the shade of a tall tree beside the municipal building of Limay. The general was standing at the entrance of the building talking with colonels Sevilla, Garcia, and Caluyag. I was talking to Major Mascardo, former aide of President Quezon. Mascardo was telling me about the narrow escapes he had from bombs dropped in Camp Murphy and he said it was bad to be near the transmitter of the Signal Corps. Suddenly somebody shouted: “Planes! Planes!” I saw the general run for his life. Instinctively I dove flat. In a second I heard the droning of many bombers. They were diving towards us. I closed my eyes and prayed. Louder and louder came the planes. Then the eerie swishing of bombs and more bombs. The earth trembled. My chest was compressed by the concussion. My ears hummed. More bombs exploded. Trees fell and a pall of smoke filled the entire area. The municipal building began to burn and I was partly covered with mud. When the planes were gone, I slowly stood up. I was shaking from head to foot. I looked around and everything was burning. Two trucks loaded with troops were hit by incendiary bombs. In a nipa shack which was partially destroyed, there was a woman crying for help. The driver of Major Mascardo’s jitney lay sprawled beside a fence, an ugly gash on his brow and a piece of iron sticking out of his left eye. I saw the mangled bodies of three officers and two drivers who were playing dice under a mango tree. The dice was still in the hands of the chauffeur. I saw Fernando Poe, cinema star, running across the field with a soldier on his shoulder who was covered with blood. He was rushing the man to the medical department. Tony Arrieta was shouting for assistance because he said three of his friends were hit and bleeding to death across the road. Meanwhile Mascardo’s jitney caught fire. The gasoline tank exploded and the box of ammunition inside the car started to explode. I didn’t know where to go or what to do. I just stood pale and looked at everything blankly. Then the chaplain told me to accompany him to the truck with the troops. None of the passengers were saved. There they sat on their seats like carbon statues, charred to death, their rifles beside them. They could not be identified except for names or initials scratched on their helmets. Fred saw a helmet with his brother’s name. He asked me to look for the corpse but there were too many and it was almost impossible to distinguish. I told him “Maybe that’s just a fellow with same name, Fred.” But he wouldn’t be consoled. He is probably still examining each and every corpse. Under one of the Pasay trucks, I saw the body of an American boy. He was only partially burnt but a shrapnel pierced his lungs. I walked to the nearby schoolhouse as everything around me was burning and I could no longer stand the stench of roasted human flesh. Under the schoolhouse, I saw my general crouched beside Major Monserrat. The general was wounded on the shoulder.
Felipe Buencamino III (1920-1949) was een Filippijnse journalist en diplomaat. Dagbokfragmenetn van zijn hand zijn te vinden bij The Philippine Diary Project.
Luman Putnam -- 5 januari 1872
Friday, 5
Third day of Last Quarter.
The morning was quite cloudy, the weather continuing moderate. At seven o’clock the temperature, according to the thermometer, was 29 degrees. The day remained cloudy and the temperature continued moderate, thawing some, until towards night when the clouds broke away and the weather began to grow a little colder. The evening is fair and the mercury shows a temperature of 26 degrees at five o’clock.
Spent a considerable portion of the time, at different periods of the day with my books and newspapers, and some other portions splitting some wood for the cooking stove and cutting and preparing some for my own use in the library. Besides all this, commenced to fill my new scrap book and spent considerable time inserting pieces that I have been for some time saving, and also, early in the afternoon went up to the Post Office and got the Reporter and a Meriden paper sent by A. M. Bailey. Towards night Luman came and put up, but went up to the Centre in the evening.
Luman Putnam (1801-1880?) hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.
Third day of Last Quarter.
The morning was quite cloudy, the weather continuing moderate. At seven o’clock the temperature, according to the thermometer, was 29 degrees. The day remained cloudy and the temperature continued moderate, thawing some, until towards night when the clouds broke away and the weather began to grow a little colder. The evening is fair and the mercury shows a temperature of 26 degrees at five o’clock.
Spent a considerable portion of the time, at different periods of the day with my books and newspapers, and some other portions splitting some wood for the cooking stove and cutting and preparing some for my own use in the library. Besides all this, commenced to fill my new scrap book and spent considerable time inserting pieces that I have been for some time saving, and also, early in the afternoon went up to the Post Office and got the Reporter and a Meriden paper sent by A. M. Bailey. Towards night Luman came and put up, but went up to the Centre in the evening.
Luman Putnam (1801-1880?) hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.
donderdag 3 januari 2013
G.A. van Oorschot -- 4 januari 1976
Zondag
Vanmorgen in mijn werkkamer de post van al de voorbije dagen even vluchtig doorgenomen. Het aantal bestellingen is zeer bevredigend en ook de betalingen laten niets te wensen over. Het nieuwe jaar is nauwelijks begonnen of er liggen al vijf dichtbundels, twee verhalenbundels en een wat dikte betreft omvangrijke roman op tafel. De ellende heeft weer een aanvang genomen. Ik leg de manuscripten terzijde op een tafel en ik zal er een der komende dagen notitie van nemen. Eigenlijk zou ik mij het verdriet en de ergernis van het openen der pakketten kunnen besparen door ze ongeopend terug te zenden. Maar wie weet of er niet iets heel moois of belangrijks tussen zit. Maar er zit nooit iets moois of belangrijks tussen. Hoe komt het toch dat er vele duizenden zijn die verhalen en gedichten en romans schrijven en die natuurlijk uitgegeven en gedrukt willen zien. Die behoefte is blijkbaar onuitroeibaar. Vroeger motiveerde ik uitvoerig waarom ik een mij toegezonden manuscript niet wilde uitgeven. Ik vond dat de schrijver daar recht op had. Maar van die motivering heb ik reeds lang afgezien. Het vrat tijd en de gevolgen waren verschrikkelijk. Eindeloze, waardeloze correspondenties, aanvragen tot gesprekken of zelfs voordracht van het werk. Maar het is en blijft een beulenwerk als uitgever elk jaar opnieuw honderden manuscripten terug te moeten zenden en daarmee zoveel hoop en verwachtingen de kop in te drukken.
G.A. van Oorschot (1909-1987) was een Nederlandse uitgever. In 1976 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een week lang een 'Hollands dagboek' bij.
Vanmorgen in mijn werkkamer de post van al de voorbije dagen even vluchtig doorgenomen. Het aantal bestellingen is zeer bevredigend en ook de betalingen laten niets te wensen over. Het nieuwe jaar is nauwelijks begonnen of er liggen al vijf dichtbundels, twee verhalenbundels en een wat dikte betreft omvangrijke roman op tafel. De ellende heeft weer een aanvang genomen. Ik leg de manuscripten terzijde op een tafel en ik zal er een der komende dagen notitie van nemen. Eigenlijk zou ik mij het verdriet en de ergernis van het openen der pakketten kunnen besparen door ze ongeopend terug te zenden. Maar wie weet of er niet iets heel moois of belangrijks tussen zit. Maar er zit nooit iets moois of belangrijks tussen. Hoe komt het toch dat er vele duizenden zijn die verhalen en gedichten en romans schrijven en die natuurlijk uitgegeven en gedrukt willen zien. Die behoefte is blijkbaar onuitroeibaar. Vroeger motiveerde ik uitvoerig waarom ik een mij toegezonden manuscript niet wilde uitgeven. Ik vond dat de schrijver daar recht op had. Maar van die motivering heb ik reeds lang afgezien. Het vrat tijd en de gevolgen waren verschrikkelijk. Eindeloze, waardeloze correspondenties, aanvragen tot gesprekken of zelfs voordracht van het werk. Maar het is en blijft een beulenwerk als uitgever elk jaar opnieuw honderden manuscripten terug te moeten zenden en daarmee zoveel hoop en verwachtingen de kop in te drukken.
G.A. van Oorschot (1909-1987) was een Nederlandse uitgever. In 1976 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een week lang een 'Hollands dagboek' bij.
woensdag 2 januari 2013
Theo Olof -- 3 januari 1974
Donderdag
Repetitie. Colin Davis, door en door Engelsman. Ook qua humor. Op avondrepetitie, in Jaap Edenhal, als blazer klaagt dat hij Davis niet goed kan zien, antwoordde hij: 'Doet er niet toe, de strijkers kunnen me wel zien en het resultaat is awful. Door Ton de Leeuw uitgewerkt rapport van werkgroep Nederland Muziek ontvangen. Kunnen we goed gebuiken op persconferentie in de Doelen a.s. dinsdag. Telefoon van onbekende uit Den Haag: 'Die Josef Guarneriusviool waar u blijkbaar wel eens naar gekeken hebt, is die echt? Wat is-ie waard?'Ik weet van niets. Interview thuis voor NCRV-radio voor dezelfde avond. Vraag me altijd weer af waarom de mensen willen weten hoe jong je was toen je begon, hoe het voelde om een wonderkind te zijn, wat je lievelingscomponisten, wat je hobby's zijn. Zou liever eens een hartig woordje willen spreken over belangrijke zaken. Enfin, Nederland-Muziek komt wel ter sprake.
Theo Olof (1924-2012) was een Nederlandse violist. Op verzoek van NRC Handelsblad hield hij in 1974 een week lang een 'Hollands Dagboek' bij.
Repetitie. Colin Davis, door en door Engelsman. Ook qua humor. Op avondrepetitie, in Jaap Edenhal, als blazer klaagt dat hij Davis niet goed kan zien, antwoordde hij: 'Doet er niet toe, de strijkers kunnen me wel zien en het resultaat is awful. Door Ton de Leeuw uitgewerkt rapport van werkgroep Nederland Muziek ontvangen. Kunnen we goed gebuiken op persconferentie in de Doelen a.s. dinsdag. Telefoon van onbekende uit Den Haag: 'Die Josef Guarneriusviool waar u blijkbaar wel eens naar gekeken hebt, is die echt? Wat is-ie waard?'Ik weet van niets. Interview thuis voor NCRV-radio voor dezelfde avond. Vraag me altijd weer af waarom de mensen willen weten hoe jong je was toen je begon, hoe het voelde om een wonderkind te zijn, wat je lievelingscomponisten, wat je hobby's zijn. Zou liever eens een hartig woordje willen spreken over belangrijke zaken. Enfin, Nederland-Muziek komt wel ter sprake.
Theo Olof (1924-2012) was een Nederlandse violist. Op verzoek van NRC Handelsblad hield hij in 1974 een week lang een 'Hollands Dagboek' bij.
dinsdag 1 januari 2013
Klaus Mann -- 2 januari 1933
[München] 2 januari 1933
[...]Verslag over Die Pfeffermühle geschreven voor 8-Uhr-Abendblatt. Lang met Bert getelefoneerd die als enige wat gedeprimeerd was. Na het eten: Süskind. Eindje met hem gewandeld. Verslag uitgetypt (is wellicht te uitgebreid omdat iederen moet worden geprezen). Brief van Walther Victor. Kapper, kranten gehaald. Prachtige kritiek van Hausenstein. [...] Nog naar de Bonbonniere geweest, de laatste drie nummers gezein. Goed bezocht, dom publik. Daarna naar het Orlando di Lasso, hele gezelschap behalve Bert en Glock. Iedereen naar huis gebracht. Toch weer 2 uur. Nog tot half 3 in Ein ernstes Leben gelezen.
Klaus Mann (1906-1949) was een Duitse schrijver. Zijn dagboeken uit de periode 1933-1949 zijn vertaald als Opgejaagd, gedoemd, verloren.
[...]Verslag over Die Pfeffermühle geschreven voor 8-Uhr-Abendblatt. Lang met Bert getelefoneerd die als enige wat gedeprimeerd was. Na het eten: Süskind. Eindje met hem gewandeld. Verslag uitgetypt (is wellicht te uitgebreid omdat iederen moet worden geprezen). Brief van Walther Victor. Kapper, kranten gehaald. Prachtige kritiek van Hausenstein. [...] Nog naar de Bonbonniere geweest, de laatste drie nummers gezein. Goed bezocht, dom publik. Daarna naar het Orlando di Lasso, hele gezelschap behalve Bert en Glock. Iedereen naar huis gebracht. Toch weer 2 uur. Nog tot half 3 in Ein ernstes Leben gelezen.
Klaus Mann (1906-1949) was een Duitse schrijver. Zijn dagboeken uit de periode 1933-1949 zijn vertaald als Opgejaagd, gedoemd, verloren.
Harry B. Cleveland -- 1 januari 1900
MONDAY, JANUARY 1, 1900 - New years and not one good resolution made. This sin of omission possesses at least one virtue. I shall be saved the mortification of breaking any. The discussion as to this being the first year of the twentieth century waxes furious, and to no purpose as far as I can see. What matter it? It would add nothing to the sum of human happiness were all to finally become of one mind:- And then there are so many matters of graver import to grovel about. The weather is fairly typical of the day, cold and blustery, lacking nothing but several inches of snow to make it wholly so. Spent the forenoon at the office and the afternoon at home reading. Much taken with Stevenson's Letters. They are delightfully facinating, tinctured with just enough sad somberness to balance the authors opulent optimism. His good spirits seem nothing short of wonderful in the light of his intense suffering. His letters certainly speak of a Noble Soul. Passed the evening playing pedro. A quiet end to a quiet day.
Harry B. Cleveland.
Edward Walford Manifold -- 30 december 1916
Bee: Sat up until twelve last night, to fix canteen accounts, and delivered them by hand this morning. But, even with all my care, got very few receipts back. This afternoon, we played the final football match, Brigade against the 45th. There was a very strong wind blowing. They had a great tussle but the 45th won, outran our fellows - their back line was very strong. The feeling ran very high, but we had no fights. [Illegible] lectured this evening on Scientific Gunnery and gave us a very interesting hour. I forgot - the Colonel presented me with a very nice silver cigarette case for winning the Brigade jumping, which was very decent of him.
Edward Walford Manifold (1892-1959) was een Australiër die in WW 1 diende. Zijn dagboeken en brieven uit die tijd worden in dagelijkse afleveringen gepubliceerd op http://ewmanifold.blogspot.nl/.
Edward Walford Manifold (1892-1959) was een Australiër die in WW 1 diende. Zijn dagboeken en brieven uit die tijd worden in dagelijkse afleveringen gepubliceerd op http://ewmanifold.blogspot.nl/.
Phil -- 29 december 2000
Dead
The garage over the road confirm the cost of repairing my brothers car will run into several hundreds, and so for him, is uneconomical. He cashes in the remaining road tax and insurance and sidelines the car for later sale as spares, or scrapping. My parents however are divided as to whether or not to help him out (he still owes them several hundred for outstanding repairs and insurance). On the one hand it takes the load of my parents, and removes any excuse for him quitting his college course. On the other it sends out a bad "we’ll bail you out if you’re a prat, and smash your car up" message, and he’s already (in my parents eyes) highly irresponsible. Me I just veg for the day. One of those CDs I bought is surprisingly good - Dido, No Angel.
Phil's diary
The garage over the road confirm the cost of repairing my brothers car will run into several hundreds, and so for him, is uneconomical. He cashes in the remaining road tax and insurance and sidelines the car for later sale as spares, or scrapping. My parents however are divided as to whether or not to help him out (he still owes them several hundred for outstanding repairs and insurance). On the one hand it takes the load of my parents, and removes any excuse for him quitting his college course. On the other it sends out a bad "we’ll bail you out if you’re a prat, and smash your car up" message, and he’s already (in my parents eyes) highly irresponsible. Me I just veg for the day. One of those CDs I bought is surprisingly good - Dido, No Angel.
Phil's diary
Francis Burton Harrison -- 28 december 1935
Golf alone in a.m. Doria rode with the High Commissioner and Teahan –enjoyed it immensely but said the High Commissioner was so “mooney and difficult to talk with”– Doria refused to enter the Mansion House because Mrs. Ora Smith whose husband directs the Bulletin was there.
(Baguio). In p.m. at Quezon’s house; bridge; Quezon, Peters, Ed. Harrison & myself. Quezon is undoubtedly a brilliant bridge player tho unacquainted with many of the Culbertson calls. He listens attentively to the bids, then takes a long time to bid and places the cards with skill. As my partner he bid three no trump, was doubled and he redoubled making 3 extra tricks, all of which depended on one successful finesse –thus netting 2100 (game & rubber). He had Jake Rosenthal staying with him, who is a really devoted personal friend of his. House was full of children playing with Christmas toys.
Francis Burton Harrison (1873-1957) was een Amerikaanse politicus. Frageeneten uit zijndagboek zijn te lezen bij The Philippine Diary Project.
(Baguio). In p.m. at Quezon’s house; bridge; Quezon, Peters, Ed. Harrison & myself. Quezon is undoubtedly a brilliant bridge player tho unacquainted with many of the Culbertson calls. He listens attentively to the bids, then takes a long time to bid and places the cards with skill. As my partner he bid three no trump, was doubled and he redoubled making 3 extra tricks, all of which depended on one successful finesse –thus netting 2100 (game & rubber). He had Jake Rosenthal staying with him, who is a really devoted personal friend of his. House was full of children playing with Christmas toys.
Francis Burton Harrison (1873-1957) was een Amerikaanse politicus. Frageeneten uit zijndagboek zijn te lezen bij The Philippine Diary Project.
Philip Mechanicus -- 27 december 1943
Maandag 27 december
Kerstmis is troosteloos voorbijgegaan, met strafarbeid. Een troost was, dat het weer zacht was. Klein conflict bij het foliën-plukken. Ik instrueer een vrouw en laat het vet van de condensator op de rand van de kachel smelten om het wat handzamer te maken. Protest van de stoker. Ik: ‘Je bemoeit je met dingen, die je niet aangaan.’ De stoker haalt de Duitse opzichter, mijn collega, erbij. ‘Das Ding muss weg!’ Handbeweging in de richting van de condensator. ‘Dat ding gaat niet weg. U hebt niets te commanderen.’ Woordenwisseling, een beetje opwinding. Hij brult, ik schreeuw. Ik: ‘Jullie Moffen moeten altijd wat verbieden, anders zijn jullie niet gelukkig.’ Hij: ‘Wat, Mof!’ Zijn ogen puilen uit hun kassen, onheilspellend. ‘Oe ist kein guter Kamerad. Ik ken alleen maar Joden hier.’ Ik had niet de bedoeling hem te kwetsen en ga later achter hem aan, pak zijn arm om hem mee te tronen en de zaak bij te leggen. Hij rukt zich los en loopt kwaad weg. Later de bedrijfsleider op het appèl, een Hollander: ‘U hebt woorden gehad. Tracht de zaak bij te leggen. Ik moet er anders rapport van maken. Anders doet hij 't en dan sla ik een gek figuur.’ Ik: ‘Ik heb het al geprobeerd, maar hij wil niet. Probeert u hem ervan te overtuigen dat het niet zo ernstig bedoeld was.’ ‘Goed.’ De controleur (de Duitse jongen met de staalharde ogen en krulletjes onder zijn jockeypet) verschijnt op het appèl: ‘U hebt rotmof gezegd. Dat is een beleding. Dat gaat niet. Wij zijn hier Joden onder elkaar.’ ‘Ik zet de zaak recht.’ ‘Ja, maar dat kan ik toch niet aanvaarden hier in dit bedrijf. Ik moet dat rapporteren.’ Ik: ‘Dat is uw zaak, maar onder kerels aanvaardt men elkaars verontschuldiging en hand, als in drift een woord is gevallen. Dat is bij ons Hollanders gewoonte.’ Hij: ‘Als Nussbaum dat wil, vind ik het goed, maar dan moet u in het openbaar uw verontschuldiging maken.’ ‘Goed.’ De controleur draait in de richting van Nussbaum weg. Nussbaum op het toneel, reikt me de hand. Ik: ‘Nussbaum, ik heb met mijn uitdrukking niets beledigends bedoeld, maar als je je beledigd gevoelt, betuig ik mijn spijt.’ Nussbaum, sentimenteel: ‘Zo is het prachtig!’ Het conflictje is begraven in het rumoer van de stemmen van tweehondervijftig mensen; slechts zij, die in de nabijheid zitten, hebben er iets van gemerkt.
Ik had mij zo voorgenomen, geen conflict te hebben. Maar de Duitse commandeertoon, hun Gemassregel, gaat op de zenuwen van de Hollanders, ook op de mijne. Hollanders, die met Duitsers aan één tafel zitten, kan men horen ketteren: ‘Die verdomde Duitsers; ik kan ze niet meer zien, ik kan hun taal niet meer horen.’ Overal hetzelfde: ‘Wij lusten ze niet; ze moeten na de oorlog eruit. Ze hebben de fouten van de Pruisen en van de Joden samen.’ De mensenmin wordt hier op een harde proef gesteld.
Philip Mechanicus (1989-1944) was een Nederlandse journalist. Tijdens zijn gevangenschap in Westerbork hield hij een dagboek bij dat is gepubliceerd als In dépôt (1964).
Kerstmis is troosteloos voorbijgegaan, met strafarbeid. Een troost was, dat het weer zacht was. Klein conflict bij het foliën-plukken. Ik instrueer een vrouw en laat het vet van de condensator op de rand van de kachel smelten om het wat handzamer te maken. Protest van de stoker. Ik: ‘Je bemoeit je met dingen, die je niet aangaan.’ De stoker haalt de Duitse opzichter, mijn collega, erbij. ‘Das Ding muss weg!’ Handbeweging in de richting van de condensator. ‘Dat ding gaat niet weg. U hebt niets te commanderen.’ Woordenwisseling, een beetje opwinding. Hij brult, ik schreeuw. Ik: ‘Jullie Moffen moeten altijd wat verbieden, anders zijn jullie niet gelukkig.’ Hij: ‘Wat, Mof!’ Zijn ogen puilen uit hun kassen, onheilspellend. ‘Oe ist kein guter Kamerad. Ik ken alleen maar Joden hier.’ Ik had niet de bedoeling hem te kwetsen en ga later achter hem aan, pak zijn arm om hem mee te tronen en de zaak bij te leggen. Hij rukt zich los en loopt kwaad weg. Later de bedrijfsleider op het appèl, een Hollander: ‘U hebt woorden gehad. Tracht de zaak bij te leggen. Ik moet er anders rapport van maken. Anders doet hij 't en dan sla ik een gek figuur.’ Ik: ‘Ik heb het al geprobeerd, maar hij wil niet. Probeert u hem ervan te overtuigen dat het niet zo ernstig bedoeld was.’ ‘Goed.’ De controleur (de Duitse jongen met de staalharde ogen en krulletjes onder zijn jockeypet) verschijnt op het appèl: ‘U hebt rotmof gezegd. Dat is een beleding. Dat gaat niet. Wij zijn hier Joden onder elkaar.’ ‘Ik zet de zaak recht.’ ‘Ja, maar dat kan ik toch niet aanvaarden hier in dit bedrijf. Ik moet dat rapporteren.’ Ik: ‘Dat is uw zaak, maar onder kerels aanvaardt men elkaars verontschuldiging en hand, als in drift een woord is gevallen. Dat is bij ons Hollanders gewoonte.’ Hij: ‘Als Nussbaum dat wil, vind ik het goed, maar dan moet u in het openbaar uw verontschuldiging maken.’ ‘Goed.’ De controleur draait in de richting van Nussbaum weg. Nussbaum op het toneel, reikt me de hand. Ik: ‘Nussbaum, ik heb met mijn uitdrukking niets beledigends bedoeld, maar als je je beledigd gevoelt, betuig ik mijn spijt.’ Nussbaum, sentimenteel: ‘Zo is het prachtig!’ Het conflictje is begraven in het rumoer van de stemmen van tweehondervijftig mensen; slechts zij, die in de nabijheid zitten, hebben er iets van gemerkt.
Ik had mij zo voorgenomen, geen conflict te hebben. Maar de Duitse commandeertoon, hun Gemassregel, gaat op de zenuwen van de Hollanders, ook op de mijne. Hollanders, die met Duitsers aan één tafel zitten, kan men horen ketteren: ‘Die verdomde Duitsers; ik kan ze niet meer zien, ik kan hun taal niet meer horen.’ Overal hetzelfde: ‘Wij lusten ze niet; ze moeten na de oorlog eruit. Ze hebben de fouten van de Pruisen en van de Joden samen.’ De mensenmin wordt hier op een harde proef gesteld.
Philip Mechanicus (1989-1944) was een Nederlandse journalist. Tijdens zijn gevangenschap in Westerbork hield hij een dagboek bij dat is gepubliceerd als In dépôt (1964).
Abonneren op:
Posts (Atom)