zondag 21 december 2025

Susann • 22 december 1986

• In 1986 was de Duitse Susann 16 jaar en was vooral met jongens bezig.

Vertaling onderaan

22. Dezember 1986
Puh, dieses Weihnachtsgetue! Warum mag ich Weihnachten bloß nicht? Entweder positiv, ich mag das gekünstelte Gefühl dabei nicht, das Verkennen des wahren Sinns des Weihnachtsfests oder negativ, ich habe Angst vor den Familiengefühlen oder überhaupt den Gefühlen, die dabei "hochkommen".
Ich hoffe doch das Positive! Doch ich weiß es nicht.
Jetzt ist es im Altersheim schon so weit, dass ich ein Mädchen einlerne. Sie ist 17, heißt Andrea, Dauerwelle, die liebsten braunen Augen, die ich je gesehen hab, keinen Hauptschulabschluss und lebt mit ihrem Freund zusammen. Sie ist süß und nett und nicht so verprollt, wie ich es denken würde, wenn ich nur die vorhergegangenen Kurzinformationen vernehmen würde - Ich weiß, ich bin von Vorteilen (Freudscher Verschreiber) belastet!. Es ist ganz gut, einen Tag guckt sie mir zu und zwei Tage steh ich dann daneben und pass auf, dass sie alles richtig macht!
Maren hab ich schon lange nicht mehr gesehen und auch nicht gesprochen. Sie ist ständig auf Feten mit Christine und ihrem neuen Freund Xaver. Xaver kenn ich sogar, er ist klein und dünn, um nicht zu sagen: schmächtig. Er ist 20, Abiturient, macht gerade seinen Verweigerungsdienst (Pluspunkte!!!) und hat ein Auto (Pluspunkte!!!). Sein Gesicht sieht schön aus.
Wolfgang Radke aus meiner Schule mag ich wirklich, er hat tolle Ansichten und wir denken oft in derselben Richtung. Es ist mir peinlich, dass ich in den beiden LK-Arbeiten so schlecht abgeschnitten hab. Wolfgang ist total gut.
Warum ist er nur so hässlich? So derbe hässlich? Zuerst dachte ich noch, er hätte eine gute Figur, aber er hat ein Hohlkreuz und einen Entenarsch. Unreine Haut, hässliche Zähne, die Lippen immer spröde, schiefe Augen und (da stark kurzsichtig) eine dicke Brille. Seine Hände gehen noch. Mehr kann fast gar nicht sein. Und das kann ich nicht, ich muss auch das Aussehen mögen, lieben. Ich fänd's witzig, wenn er mich auch hässlich findet.

Ongecorrigeerde vertaling door ChtaGPT

22 december 1986
Pff, dat hele kerstgedoe! Waarom mag ik Kerstmis toch niet? Ofwel positief: ik houd niet van het gekunstelde gevoel dat ermee gepaard gaat, van het miskennen van de ware betekenis van het kerstfeest. Ofwel negatief: ik ben bang voor de familiegevoelens, of überhaupt voor de gevoelens die dan “naar boven komen”.
Ik hoop toch het positieve! Maar ik weet het niet.
In het bejaardentehuis is het inmiddels zover dat ik een meisje inwerk. Ze is 17, heet Andrea, heeft een permanentje, de liefste bruine ogen die ik ooit heb gezien, geen diploma van de Hauptschule en woont samen met haar vriend. Ze is lief en aardig en helemaal niet zo verknipt als ik zou denken als ik alleen de voorafgaande korte informatie zou horen — ik weet het, ik ben belast met voordelen (Freudiaanse verspreking)!. Het is eigenlijk heel goed geregeld: één dag kijkt ze met me mee en twee dagen sta ik er dan naast en let ik erop dat ze alles goed doet!
Maren heb ik al lange tijd niet meer gezien en ook niet gesproken. Ze is voortdurend op feestjes met Christine en haar nieuwe vriend Xaver. Xaver ken ik zelfs; hij is klein en dun, om niet te zeggen: tenger. Hij is 20, doet eindexamen (Abitur), vervult op dit moment zijn dienstweigeraarsdienst (pluspunten!!!) en heeft een auto (pluspunten!!!). Zijn gezicht ziet er mooi uit.
Wolfgang Radke van mijn school mag ik echt; hij heeft geweldige opvattingen en we denken vaak in dezelfde richting. Ik schaam me ervoor dat ik het in de twee LK-werkstukken zo slecht heb gedaan. Wolfgang is ontzettend goed.
Waarom is hij toch zo lelijk? Zo grof lelijk? Eerst dacht ik nog dat hij een goed figuur had, maar hij heeft een holle rug en een eendenkont. Onzuivere huid, lelijke tanden, zijn lippen altijd schraal, scheve ogen en (omdat hij sterk bijziend is) een dikke bril. Zijn handen gaan nog. Veel meer kan er eigenlijk bijna niet zijn. En dat kan ik niet — ik moet ook het uiterlijk mooi vinden, liefhebben. Ik zou het grappig vinden als hij mij ook lelijk vindt.

Ard Schenk • 21 december 1970

Ard Schenk (1944) is een Nederlandse schaatser. In december '70/januari '71 schreef hij een soort dagboekcolumn in de Haagsche Courant en het Rotterdamsch Nieuwsblad.

Ard apart, maandag 21 december
‘Een overwinning op de Noren met een verschil van negenendertig punten: wie had dat kunnen denken? We hadden natuurlijk wel hoopvolle verwachtingen, maar niemand van ons had er op gerekend, dat die eerste zege op Noorwegen zo royaal zou uitvallen. Het plezierigste voor Nederland is, dat de hele ploeg er zo'n groot aandeel in heeft gehad. De instelling, de mentaliteit, is de basis geweest voor dit succes. We hebben nu als één team gereden en die formidabele ploeggeest sloeg op alle jongens over, zodat wij er allemaal stuk voor stuk voor hebben geknokt. Wat tot gevolg had, dat ook onze zogenaamde “middengroep” puntenwinst kon boeken.
De Noren waren duidelijk verrast. Zij hadden misschien wel met een kleine nederlaag rekening gehouden, maar dit verschil heeft hen gewoon overbluft. En ik vind niet, dat zij daar sportief op hebben gereageerd. Hun houding op de vijf kilometer was ronduit slap, een beetje onsympathiek zelfs. Ze trokken om te beginnen Ivar Eriksen al terug en de rest, uitgezonderd Stensen, Guttormsen en Olsen, gaf zich eigenlijk al bij voorbaat gewonnen. Dan ben je een slechte verliezer. Wat toch merkwaardig is als je al zóveel landenwedstrijden van Nederland hebt gewonnen.
Maar al met al staan wij er goed op. Eddy Verheijen, die een voorbeeldige wedstrijdmentaliteit heeft, reed een schitterend toernooi. Jan Bols en Jappie van Dijk zitten in de lift, Peter Nottet houdt de vorm goed vast, Ronnie Nooitgedagt verraste met een sterke vijf kilometer, Piet Vink deed het op die afstand in zijn eentje ook lang niet slecht en Kees heeft volgens mij bewezen, dat hij weer een van de belangrijkste titelkandidaten wordt.
Ja, en dan wat me zelf betreft: ik ben natuurlijk erg tevreden. De laatste weken in Hamar ging het al erg lekker, maar ik had niet verwacht, dat ik nu al zo gemakkelijk, zó snel zou rijden. Dat is kennelijk het resultaat van twee weken serieus trainen en een goede instelling. Waarschijnlijk zal men zich links en rechts afvragen of ik niet te vroeg in vorm ben. Maar dat is voor mij geen probleem. Het beangstigt me helemaal niet. Ik heb trouwens op de drie kilometer gemerkt dat ik er nog niet ben.
Daarom blijf ik gewoon doorgaan met een rustig oefenprogramma, dat op tempo-training is gericht, en ik zal tussendoor ook enkele wedstrijden rijden. Mijn enige zorg is de gezondheid. Want als je “op scherp” staat, loop je veel risico. Dan ben je kwetsbaar. Denk maar aan Kees Verkerk, vorig jaar.
Ik geloof echter wel, dat ik zelf voel wanneer ik het kalmer aan moet doen. En zo ver is het voorlopig nog niet. Ik wil trouwens nog wel even een restrictie maken ten aanzien van mijn persoonlijke successen in deze landenwedstrijd: men moet niet vergeten, dat deze vier “kleine” afstanden mij erg goed liggen.’

Olga Freidenberg • 20 december 1943

Olga Freidenberg (1890-1955) in een brief aan haar neef, de Russische schrijver Boris Pasternak (1890-1960); de twee onderhielden een jarenlange correspondentie. Uit: Contradans in brieven (vertaald door Kristien Warmenhoven).

Leningrad, 20 december 1943
Omstreeks tien uur 's ochtends heeft mama een hartaanval gekregen, die haar rechterkant heeft verlamd en haar spraak en hersenen heeft aangetast. [...]
Het snijdt door mijn ziel als ik zie hoe zij ontwricht is en haar geheugen en bewustzijn zijn aangetast. Als een ziel in metempsychose [zielsverhuizing] doorloopt zij de kring van haar vroegere leven, spreekt in ijlkoorts over haar kindertijd, dan over haar gezin en haar zorgen. En ik volg haar door de gruwelijke labyrinten van het niet-bestaan. Aanvankelijk kreeg ik koude rillingen en trilde ik over al mijn ledematen wanneer ze vroeg: ‘Waar zijn mijn kinderen?' en ze mij Leonid noemde en met de verontwaardiging van een trotse moeder zei dat ik Olja niet was. Zodra de sluizen van het bewustzijn en de realiteit het begaven verschenen Aleksandr, Leonid en mama (grootmoeder) en dat verliep volgens een eigen strenge deugdelijke logica, zonder ijlkoorts. En nu ben ik er aan gewend geraakt te worden teruggezet in onze kinderjaren, in ons gezin, in een verschuiving van tijd en periodes, zonder ijlkoorts en op een ander bestaansniveau.
[...] Haar boeken zijn op tafel blijven liggen met haar bril er bovenop: Shakespeare, de opengeslagen bladzijden van Elektra.

donderdag 18 december 2025

Achilles Cools • 19 december 2004

• Achilles Cools (1949) is een Belgische kunstenaar die zijn inspiratie vindt in de biologie. Uitgebroed. Dagboek van een beeldenmaker.

18 december
De jaren snellen voorbij, mijn lief, in allerijl voorbij, en weldra zal niemand weten wat jij en ik weten. Hoe meer alles in de mist van het verleden verdwijnt, hoe tederder en verrukkelijker wij onze liefde en haar tragische erotiek in verhalen van een volmaakt geluk laten stollen. Het onafwendbare sterven van onze hartstocht bezinkt in beelden, die schemeren als bomen in de mist; ze wijken in de tijd, maar blijven onmiskenbaar bewaard. En ook al is er door de mist niet veel te zien, ergens is er dat gelukzalige gevoel dat je de goede kant op kijkt.

19 december
Waarom beweren sommigen dat wetenschap van meetlat tot meetlint 'kil' is, geen poëzie bevat en dat elke betovering erdoor vervliegt? Wat is er zo bedreigend aan verstand? Mysteries verliezen hun poëzie niet als ze zijn opgelost. Integendeel, de oplossing blijkt vaak mooier dan het raadsel, en hoe dan ook: door het oplossen van het ene mysterie, breng je andere mysteries aan het licht. Misschien zelfs als inspiratiebron voor andere poëzie.
Natuurlijk mag ik door een bloem te bestuderen de schoonheid ervan niet uit het oog verliezen. Ik moet nog een diepere schoonheid zien, die niet zo gemakkelijk is waar te nemen. Ik zie de ingewikkelde wisselwerkingen van de bloem. Een kleur die de bloem ontwikkeld heeft om insecten aan te trekken. Door het bestuderen van de bloem wordt de schoonheid steeds groter.

20 december
Waarom vliegen motten in de vlam van een kaars? Zelfmoord - neen. Voor de mens een kaars en lamp had uitgevonden, waren hemellichamen de enige nachtelijke lichtbronnen. Die fungeren als kompas voor motten, een ingebouwde vuistregel om hun weg te vinden. Zodra de mens een kaars introduceert, zal die regel ertoe leiden dat de motten in de vlam van de kaars vliegen en verbranden.
Ook ons brein is geëvolueerd om te overleven in het stenen tijdperk. Zo hebben kinderen een ingebouwde vuistregel die zegt: Geloof alles wat je ouders of de ouderen van de stam vertellen. Erg nuttig: iemand moet ze voor de gevaren verwittigen. De gelovers zullen langer leven. Maar behalve waarheden kunnen we evengoed geneigd zijn onwaarheden te geloven. Dat maakt ons kwetsbaar.

woensdag 17 december 2025

Carry Ulreich • 18 december 1944

• Het Joodse meisje Carry Ulreich (1926) zat in de oorlog ondergedoken in Rotterdam. Ze hield van 1941-1945 een dagboek bij, dat onlangs is gepubliceerd als 's Nachts droom ik van vrede.

Maandag 18 Dec
Ik heb weer eens op een fiets gezeten! En het ging, alleen heb ik nog een paar pijnlijke plekken over! Vrijdag moest ik naar de tandarts. Nu stond in Hillegersberg Mies d'r fiets. Als ik hem zou halen, mocht ik erop terug. Ik heb me weer doodgehaast naar de dokter (niemand ontmoet), hij heeft al mijn tanden geplombeerd, heel zorgvuldig en pijnloos, niet eens geboord. Eigenlijk was ik klaar nu, maar heb afgesproken om te trekken. 'k Ben doodsbang voor complicaties. Doorgelopen naar Hillegersberg, onderweg geprobeerd boodschappen te doen (te krijgen), maar haast overal tevergeefs. Kom ik eindelijk doodmoe aan, dan hoor ik dat mijnheer nog even een boodschapje is gaan doen op de fiets. Geen manier van doen, want ze wisten hoe laat ik komen zou. Maar enfin, met de vrouw des huizes heb ik een half uurtje gekletst. Er hing een heel mooi schilderij van haar door Bob geschilderd. Heel gezellig, maar veel te vol, de kamer. Een paar mensen ontmoet, o.a. een wijsgeer, dichter. Hij kwam binnen met een grote flambard, eerst dacht ik een schilder. Mevrouw liet mij het huis beneden zien. Prachtkamer aan het water gelegen. Zou verrukkelijk zijn om te studeren, zo rustig. Een schattig huisje is het. Maar intussen was het erg laat geworden en ik wilde voor mijzelf een bh kopen. 4 uur zaken dicht. Heb geraced, maar de zaak was toch gesloten.
Toen fietste ik maar op mijn gemak voor mijn plezier een beetje door Blijdorp. 't Was lekker koud. Vrieskoud. Ik hoop maar dat het niet gaat vriezen dit jaar, want er heerst toch al zo'n nood. Wij zijn bevoorrecht dat we nog kolen hebben en eten hebben om op die kolen te bereiden. Maar mensen die van het rantsoen leven: 1 kilo aardappelen en brood, half ons kaas, 1 ons vlees per week (meer niet), die hongeren. Gelukkig is witte kool genoeg te krijgen, maar daar kun je je tenslotte niet vol van eten en je wordt er na 2 weken misselijk van. Ik eet ongeveer hier het minste middageten (stamppot witte of rode kool), maar dit zijn drie porties van de gaarkeuken: de familie Zijlmans zag laatst iemand met een pannetje lopen, er was weinig, maar goede vette jus bij. 1 kilo aardappelen en 2x per dag warm eten! Honger!
Wij krijgen gelukkig wel eens wat erbij, zodat wij, in vergelijk met anderen, het rijkelijk hebben, 's Ochtends 3 boterhammen, voor de lunch 3 met koolsoep, 's avonds een goed vol bord stamppot en soep voor! Nu krijgen we de Kerstdagen. Volgende week al. Wat is dit jaar gevlogen! Dit komt waarschijnlijk in afwachting op de vrede, want we leven van maand op maand, hoop op hoop. De dagen zijn de laatste maanden zo kort, dat ze omgaan voordat je iets anders gedaan hebt dan afwassen, eten zorgen, afwassen, enz. maar dit jaar kerst wil Ton hier een feestje maken: heren avondkledij en dames avondtoilet. Wij hebben het niet, jammer, anders zou de sfeer nog volmaakter kunnen zijn. Maar misschien ga ik pa z'n smoking wel halen. Dansé, burp, na. Toch prettig, even de sleur doorbroken.

dinsdag 16 december 2025

Karel van de Woestijne • 17 december 1914

Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Hij hield in het begin van de Eerste Wereldoorlog een dagboek bij.

17 December.
Afschrikking: wij hooren weer het kanon.
Wij wisten wel dat er daar aan de Yser nieuwe bedrijvigheid moest heerschen: ook al hadden de bladen er ons niets van gemeld, de voorbijrijdende treinen, die uit Vlaanderen kwamen, of, beladen met materiaal en soldaten - er zijn er van alle soorten - naar Vlaanderen gaan, zeggen ons dat nieuwe, meer-verwoede, misschien beslissende gevechten aan den gang zouden zijn. Over den boulevard zagen wij nieuwe manschappen loopen: echte reuzen, eerbiedwekkend zoo door de uitdrukking van het strenge gelaat als door de gestalte. ‘Na de witte Kentauren, de donkere Lapithen’, zegt mij een helleniseerende vriend. En wij denken aan de legendarische strijder uit Thessalië. Toen ronkten de verre dalen van de rollende rotsblokken: als rollende rotsblokken hooren wij in de verte 't kanon.
En zoowaar, na zoo'n langen tijd, is het als eene verademing, den oorlog met onze zintuigen gewaar te worden, en niet langer meer met ons vernuft. Het verre geschut is eene opwekking: wij ontwaken uit onze dorre, bedisselende gissingen, aanleiding tot onvruchtbaar twisten. Het kanon spreekt: wij zwijgen en luisteren naar ons bonzend hart.

maandag 15 december 2025

Victor Hugo • 16 december 1847

Victor Hugo (1802–1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman. Vertaalde dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd als Zelf gezien.

16 december
Leuret, de gekkendokter, is zelf gek aan het worden. Er is met de besmettelijkheid van waanzin iets opmerkelijks aan de hand: aangezien deze ziekte niet wordt overgebracht door aanraking, zoals de pest, hondsdolheid, pokken enzovoort, en niet door het inademen van besmette lucht, zoals tyfus, cholera, gele koorts enzovoort, wordt zij kennelijk overgebracht door inbeelding, de derde ziekteverwekker, de derde besmettingsbron, waaraan de artsen niet hadden gedacht.
Hoe verder men komt, hoe meer men zal erkennen dat ziekten kunnen ontstaan, verergeren en genezen door inbeelding. Veel medicijnen en veel geneeswijzen werken alleen maar omdat de patiënt erin gelooft. Het geloof redt - óók in de geneeskunde. Dit is slechts een eerste, oppervlakkige beschouwing over een immens uitgebreid vraagstuk. Ik kom er later nog op terug.


zondag 14 december 2025

Abraham Rutgers van der Loeff • 15 december 1841

Abraham Rutgers van der Loeff (1808-1881) was predikant te Noordbroek, Zutphen en Leiden. Zijn dagboeken staan hier online.

woensdag 15 december 1841
Zeer laat stond ik 's morgens op zoodat de familie reeds aan 't ontbijt zat. Jan Boon was er ook met wien dus de zaak omtrent Thijs kon vereffend worden. Te 12 uur ging ik in de Winschoter schuit naar Zuidbroek en vond daar bij Adriani mijne vrouw, met wie ik afgesproken had, dat zij mij bij Tinga zou wachten. Deze echter was niet thuis geweest. Hier bij Adriani kwam Tinga te 7 uur ook nog en te half 9 ging ik onder slecht weder met R[omelia] weer huiswaarts. Ik was braaf hongerig, daar ik dien dag nog niet gegeten had.

donderdag 16 december 1841
'S morgens gewerkt, naar den zieke geweest, die niet alleen nog leefde maar ook zelfs iets beter was. Daarop naar Bodisco, 's namiddags gekatechezeerd en daarna S. Berghuis bij mij gehad; die mij kwam raadplegen over zijn voorgenomene verandering van kostwinning. Ik had diep medelijden met den man en raadde hem ten beste. Zeer laat ging hij heen.

14 december 2016 • Tommy Wieringa

• Tommy Wieringa is een Nederlandse schrijver. Uit: Schrijversdagboek.

14 december 2016
Een plukje kraaien op de Kruisweg. Een zwaan in de berm, de lange hals slordig geknakt in het gras, zijn ribbenkast geopend naar het licht. Het roze vlees bij de opening, de donkere ingewandsruimte al leeggevreten. De kraaien, is hun vreugde groter bij een vers kreng dan bij een oude boterham?
De afgelopen weken 's nachts de paringsroep van een vos gehoord, een hoog, verontrustend gillen. Ik vrees voor mijn oude, blinde kat.

15 december 2016
Vanmorgen op de Kruisweg, waar gisteren de zwaan lag, een stralend witte buizerd op een metalen paal gezien. Metamorfose. Laag boven het weiland verdween hij in de mist.
Jos was hier. Ik maakte chili con carne met de bruine bonen uit de nalatenschap van zijn moeder Anneke. Tientallen kilo's bonen, koffie en andere levensmiddelen troffen we na haar dood aan in de voorraadkast van haar huisje op de heide van het Mantingerveld. Jos nam de koffie, ik de bonen. Ze waren in de zomer van 2014 al over datum maar na 24 uur in de week en een uur of zes koken zijn ze nog goed te doen. Ik heb nog een kilo of tien over. C. vraagt telkens of we er nu doorheen zijn.
In mijn moeders voorraadkasten troffen we vorig jaar honderden kilo's gevriesdroogd en ingeblikt voedsel aan, alsmede kasten vol overlevingsartikelen, van tondeldozen tot knijpkatten en thermodekens. Op haar boventerras stond een generator onder een afdak en in een van de kamers kasten vol jerrycans met honderden liters diesel en petroleum.
Ze leefde met een krachtige eindtijdelijke verwachting, die moeder van mij, die sterker werd naarmate haar eigen einde naderde. De apocalyps is een ouderdomsziekte, zei ik eens tegen haar.
Ik ben een zoon van twee preppers; mijn voorraadkast is tot barstens toe gevuld met gedroogde bonen en grote, messingkleurige blikken vol gedroogde rijst, pasta, snijbonen en wortelen voor de eindtijd die zij voorzagen. ‘Mahlzeiten in Notzeiten’, houdbaar tot juni 2019. De ondergang werd voor die tijd verwacht.

13 december 1588 • Gerardus Winsemius

Gerardus Winsemius was een van de eerste theologiestudenten aan de nieuwe hogeschool in Franeker. Als predikant in de eveneens nieuwe gereformeerde Kerk diende hij rond 1600 in tal van plattelandsgemeenschappen.
Zijn verre achterneef Pieter Winsemius heeft op basis van de overgeleverde aantekeningen uit die tijd een gedetailleerd memoriaal samengesteld, waarin hij Gerardus op levendige wijze laat beschrijven wat hem in de periode van november 1588 tot augustus 1616 bezighoudt.

13 DECEMBER 1588 Ik begin te begrijpen dat er twee soorten onderwijs zijn. Tijdens een hoorcollege leest een hoogleraar voor uit zijn notities en worden wij geacht dictaat bij te houden. Professor Nerdenus leidt ook een collegium, dat is opgebouwd uit disputaties. Tijdens een disputatie moet je als student een voordracht houden over een bepaald onderwerp of een Bijbeltekst die een hoogleraar je toewijst. Je moet dan een standpunt met argumenten onderbouwen. De andere studenten moeten daarna hiertegen opponeren, waarbij de hoogleraar als voorzitter fungeert. Het lijkt me buitengewoon spannend, de paar keer dat ik het heb meegemaakt, waren het levendige discussies. Goswinus stak eergisteren een betoog af over de maaltijd des Heren en de discussie duurde wel drie kwartier. Nerdenus was zeer complimenteus. Er zijn overigens naast de openbare colleges voor alle studenten kennelijk ook private colleges, waarvoor hoogleraren extra geld vragen. Ze worden vaak bij hen thuis gegeven met maar een paar studenten in het gehoor. Dat zijn bovendien de meer kapitaalkrachtigen.

donderdag 11 december 2025

Sergej Prokofjev • 12 december 1924

Sergej Prokofjev (1891-1953) was een Russische musicus en componist. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij, waaruit gedeeltes in het Nederlands zijn gepubliceerd onder de titel Dagboek 1907-1933 (vertaling Arie van der Ent). Eind 1925 was hij op tournee in Nederland.

10 december
De repetitie begon met de Scythische suite (maar ze hadden voor mijn komst al twee repetities achter de rug). Vervolgens Schmuller, het Vioolconcert. Ten slotte namen we het Derde pianoconcert door, ik aan de piano, en dat ging geweldig goed. [Dirigent] Monteux is heel consciëntieus, doet precies wat ik zeg en hoort feilloos alle fouten. [Violist] Schmuller is ook heel consciëntieus, kiest langzame tempi en speelt alle noten. Na de repetitie lunchte ik bij Schmuller. Hij is twee jaar geleden in Rusland geweest en daarom hadden we heel wat gespreksstof. In wezen heeft die Schmuller me hier aan de bak gebracht. Hij is een grote fan van mij, maar een beetje gebeten op Stravinski. Stravinski had hier vorig jaar groot succes, maar leverde iedereen streken, daarom foeteren ze op hem.
's Avonds concert, waarin Schmuller mijn Vioolconcert speelde. Hij speelde goed, maar ik had liever wat snellere tempi gehad. De zaal van het Concertgebouw is groot en vooral ongewoon breed. Ik zat helemaal in het midden, met de nieuwe vrouw van Monteux (zes jaar geleden, in Amerika, had hij de oude nog). Ik was gewaarschuwd: als ik geroepen werd, moest ik op om te buigen. Het concert had succes en Schmuller en Monteux riepen mij als eerste op. Ik moest de hele zaal door naar het podium en een buiging maken.

11 december
Bijna de hele repetitie is weer aan mij gewijd: de Scythische en het Derde. Ik hoorde de Scythische met genoegen, stelde me voor hoe hij in Moskou zou klinken, waar hij deze winter drie keer op het programma staat. Wat het derde pianoconcert betreft, ik speel dat, ondanks mijn 'techniek, snelheid en ritme', waarover gesproken en geschreven wordt, nog steeds niet correct, hoewel ik wel geleidelijk aan winst boek.
Het Amstel Hotel is peperduur. In verband met Ptasjka's komst vroeg ik wat een tweepersoonskamer kostte: zeventien gulden. Afschuwelijk in vergelijking met Frankrijk. Op zoek naar ander onderdak stuitte ik toevallig op het pension van Monteux en kreeg daar van de aardige eigenaars twee keurige kamers.

12 december
Weer repetitie. We liepen eenmaal de Scythische door en eenmaal het Derde pianoconcert, hoewel dat een luxe is, het had ook wel zonder gekund. Ik verhuisde naar het Museum Pension, waar de vertegenwoordiger van Pleyel inmiddels een instrument voor me heen had gestuurd. Hij woont samen met een Amerikaanse, een heel aardig ding. In februari staan Moskou en Petrograd op het programma, Daar zullen ze onder andere De nar spelen. We bespraken zijn Moskouse programma. Ik adviseerde Chausson en Rabaud eruit te gooien, voor wie niemand in Rusland enige belangstelling zal hebben.
Ik vertelde hem over de symfonieën van Mjaskovski.

's Avonds concert in Den Haag. Het hele orkest, dirigent en solist rijden er in een speciale trein heen. Het Concertgebouw is toch heel chic: we werden met een auto naar de trein gereden, reisden eerste klas, werden naar Den Haag vervoerd, daar per auto naar de zaal gereden en in de artiestenfoyer kregen we broodjes, thee en wijn, allemaal op kosten van het Concertgebouw. De zaal is niet zo goed als in Amsterdam, maar wel groot, en er zijn veel mensen. Amsterdam is muzikaler, maar Den Haag de mondaine residentie. De eerste twee delen speelde ik goed, de finale minder, ik zat een beetje te knoeien, voelde de vermoeidheid. Groot succes: ik werd drie keer teruggeroepen, wat voor het stijve Den Haag heel veel is. Ik kreeg felicitaties. Daarna de terugweg, de auto's en de speciale trein.

woensdag 10 december 2025

Walter Benjamin • 11 december 1926

Walter Benjamin (1892-1940) was een Duitse (marxistische) filosoof en vertaler. In de winter van 1926-’27 bezocht hij Moskou, vanwege de partij, maar ook vanwege de liefde. Zijn dagboek van dat bezoek (Dagboek uit Moskou, vertaald door Hans Hom) is “een uniek portret van een tussen hoop en afkeer heen en weer geslingerde intellectueel en een even uniek portret van Moskou in de jaren twintig”.

11 december 1926
Een en ander over de signatuur van Moskou. Bepalend voor mij is de eerste dagen vooral dat ik moeilijk kan wennen aan het lopen op de geheel met ijs bedekte straten. Ik moet zo goed opletten waar ik mijn voeten neerzet dat ik weinig om me heen kan kijken. Dat werd beter toen Asja gisterenmorgen overschoenen voor me kocht. Dat was niet zo moeilijk als Reich had vermoed. Voor de bouwwijze van de stad zijn de vele een en twee verdiepingen hoge huizen karakteristiek. Ze geven haar het aanzien van een stad van zomervilla's, de aanblik ervan doet je de kou dubbel zo hevig voelen. Vaak zie je ze gesausd in pasteltinten: vooral rood, maar ook blauw, geel en groen. Het trottoir is opvallend smal, men is met de grond zo gierig als men royaal is met het luchtruim. Bovendien ligt het ijs aan de huizenkant zo dik, dat een gedeelte van de stoep niet gebruikt wordt. Overigens is hij zelden duidelijk geprofileerd ten opzichte van de rijbaan: sneeuw en ijs nivelleren de verschillende straatniveaus. Je komt heel dikwijls queues tegen voor de staatswinkels; voor boter en andere belangrijke zaken staat men in de rij. Er is een onnoemelijk aantal winkels en nog veel meer venters, die niets meer dan een wasmand met appels, met mandarijnen of met cacaouets voor zich hebben staan. Om de koopwaar tegen de kou te beschermen ligt ze onder een wollen lap, waarop twee of drie monsterexemplaren te zien zijn.

dinsdag 9 december 2025

J.M.A. Biesheuvel • 10 december 1981

J.M.A. Biesheuvel (1939-2020) is een Nederlandse schrijver. In 1981 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij (onder het pseudoniem 'God zelf').

Donderdag 10 december
's Morgens vroeg komt Karel bij me. Hij zegt dat hij behoorlijk moe is. Hij vraagt me of ik de dienst een week wil overnemen. Dat gebeurt ongeveer vijfmaal per jaar. Ik vind het leuk om af en toe God te zijn, hoewel ik nog steeds niet zo goed het hele heelal in het holle van mijn hand kan houden. Hij geeft me een paar dossiers en zegt daarbij dat ik nu goed op moet letten. Polen, Ierland, het Midden-Oosten, vervolgde schrijvers in Zuid-Afrika en een knotsgrote vulkaan die over een paar dagen midden in de oceaan op uitbreken staat, zijn de knelpunten. Ik denk: 'Jij hebt mooi praten, jij ligt ook het grootste gedeelte van de dag in bed om na te denken. Eigenlijk doet Jozien, je vrouw, het werk voor jou, die heeft de kracht en de moed'. Nu zou ik aan Eva kunnen vragen om op Polen te passen en op die gevaarlijke vulkaan (als het 's nachts gebeurt kan er een container of cruiseschip tegenaan varen). Maar Eva heeft geen tijd want ze heeft de verzorging over zestien zwerfkatten die, nu in de winter, allemaal in huis zijn, de egels zijn gelukkig met winterslaap, de konijnen, achttien in getal, moeten schone hokken en vers voer, de geit, de hond en de kippen vragen om aandacht.
Ik beloof Karel mijn best te zullen doen en stop de dossiers zolang in de prullenbak.
Mijn zus Jacoba is jarig en met de buurvrouw rijden we in een oude, mooie Mercedes naar Middelharnis, waar mijn zus in een gezinsvervangend tehuis zit. Sjaloom heet dat. (Hebreeuws voor hallo?) Mijn zus zit veel te praten met Eva, ze is heel blij dat we er zijn. Onderwijl blader ik prentenboeken van Rien Poortvliet door en vind ze heel mooi. Dan praat ik met de seniele Jaap Paans. Hij wil mij steeds een sigaret aanbieden, maar ik wil alleen pijp roken. 'Ja ja ja ja', zegt hij steeds maar, 'pijpie, dat kan ook... ja ja ja ja...', een hele tijd stilte, hij komt naar me toe en zegt: 'Pijpie hè? Of ie gelijk hebbe! Maar een sigaret kan natuurlijk ook, ja ja, ik draai ze altijd meneer. Bent u familie van Jacoba?'
Ik krijg een angstbui en mag op bed liggen. Ik voel me net een hamster in een werkende koffiemolen, maar ik weet dat ik op bed lig. De zuster komt me thee brengen. Het lawaai op straat maakt me gek van angst, totale paniek, ongerichte waanzin, ik denk dat ik van glas ben en meen dat ik niet waargenomen kan worden. Maar soms meen ik een zandkorrel te zijn. Miljoenen tonnen zwaar, ze kunnen me niet zien en ik zak naar het middelste van de aarde. Mijn zus komt met een plak cake, maar ze kan me niet vinden. Ik ben in slaap gevallen en Eva en de buurvrouw hebben me naar huis gebracht. Daar slaap ik nog een paar uur door en begin dan mijn novelle 'De trui' af te maken, nog ongeveer vijftien bladzijden. Tussendoor komt Kees van Dijke, doctor in de biochemie en afgestudeerd in de medische wetenschap, terwijl hij pas twee-en-dertig jaar is.
Hij vindt het prettig om op mijn kamer te zitten met mij. We komen te praten over het ego, super ego en id. Hij lacht omdat ik niet weet dat id de pik is. Hij heeft een vogelhuisje voor ons gemaakt. Heel lief met een kuiltje op de bodem van binnen. De novelle wil niet lukken, ik ga maar slapen.

maandag 8 december 2025

Hans van Straten • 9 december 1970

De omgevallen boekenkast van journalist, schrijver en boekenliefhebber Hans van Straten (1923-2004) is een verzameling gevarieerde anekdoten, herinneringen, droomverslagen, dagboekfragmenten en aforismen, die vrijwel allemaal op de een of andere manier over boeken gaan.

9 december 1970
Buddingh's dagboek is uit, eindelijk! De laatste dagen ging ik 's middags, als ik van de krant kwam, telkens even bij Broese kijken of het er al was. Eerst in de etalage, waar alle nieuwe uitgaven onmiddellijk worden uitgestald met het kaartje 'nieuw'. Dan, teleurgesteld omdat ik niets zag, toch nog even binnen, want je kunt nooit weten. En vandaag, terwijl ik al weg wou gaan, zag ik het opeens liggen, één exemplaar, weggestopt tussen de poëzie-uitgaven.
Onbegrijpelijk! Je zou denken dat ze er meteen een paar honderd van hadden ingeslagen. Het lag er zó onopvallend dat ik er niet eens zeker van ben dat ik het de vorige dagen niet over het hoofd heb gezien.
Nu lees ik het, liggend op mijn bed, de lectuur telkens onderbrekend voor het naspelen van een partijtje uit het Morphy-boek**, om het plezier maar zo lang mogelijk te laten duren.
Dat Morphy-boek-ik vind voorin nog de datum waarop het in mijn bezit kwam: 13 juni 1944. Ik was er speciaal voor van Leiden naar Amsterdam gereisd, want ik wist dat er nog een exemplaar stond bij Swets & Zeitlinger. In die dagen werden de treinen regelmatig uit de lucht beschoten, maar ik moest en zou dat boek hebben.
Je leven riskeren voor een boek! Zo gek ben ik toch maar geweest. Alleen, ik ben er niet zeker van dat ik het weer zou doen.


** Paul Morphy (1837-1884) was een in zijn tijd zeer beroemde schaker.

zondag 7 december 2025

Marie Bashkirtseff • 8 december 1880

Marie Bashkirtseff (1858-1884) was een Oekraïense schilderes, die na haar dood — ze overleed aan tbc — vooral bekend is geworden door haar dagboek, dat als Waarom zou ik liegen in het Nederlands vertaald is (door Marianne Kaas).

Woensdag 8 december 1880
Vanavond hebben [we] de wekelijkse werkbijeenkomst van de vereniging Le Droit des Femmes bijgewoond. Deze wordt gehouden in de kleine salon van Hubertine. Een lamp op het bureau, links, rechts de schoorsteenmantel met een borstbeeld van de Republiek erop, [...] een tafel vol dossiers, en met een kaars, een bel en een president die er uitermate smerig en uitermate dom uitziet. Links van de president Hubertine, die telkens als ze spreekt de ogen neerslaat en zich voortdurend de handen wrijft. Rechts een bejaarde tanige socialiste, die woedend uitroept dat ‘als er klappen moeten vallen, zij de eerste klap zal uitdelen’. Een stuk of twintig oude tangen, een soort conciërges maar dan zonder loges, en een paar mannen, het uitschot zoals men dat zich voorstelt; van die jongens met lange haren en onmogelijke kapsels die in de cafés geen poot aan de grond krijgen. – [...] De mannen hebben gekrakeeld over socialisme, collectivisme en het verraad van de progressiefste Kamerleden. De socialiste in de hoek heeft de religie de oorlog verklaard; daarop heeft madame de D. geprotesteerd en een paar stukjes retoriek weggegeven die detoneerden in de goede zin. Hubertine is overigens heel verstandig en begrijpt dat het niet om proletariërs of om miljonairs gaat, maar om de vrouw in het algemeen, die haar rechten opeist. Er zou voor gezorgd moeten worden dat iedereen zich tot dat gebied beperkte. In plaats daarvan wordt er over politieke nuances gediscussieerd.
We zijn ingeschreven, we hebben gestemd, betaald. Dat is dan gebeurd.

Luise Rinser • 7 december 1974

• Luise Rinser (1911-2002) was een Duitse schrijfster en politiek activiste. Ze publiceerde verschillende boeken met dagboekaantekeningen.

Cape Kennedy, 7 december 1974. Lancering van de zesde, de laatste bemande raket naar de maan.
Wij hebben toegangsbewijzen en op onze auto een sticker 'Vrije doorgang', namelijk door een tiental controles heen, bijna tot aan het lanceerplatform. De wegen naar de kaap zijn een legerkamp geworden: tienduizenden, tallozen, parkeren hun auto aan de kant van de weg, men zal het gebeuren van dertig, veertig kilometer ver kunnen zien.
De kaap: een godverlaten trieste plaats, een stuk vlakke zandwoestijn aan zee. Nu, met een hoge omheining, bebouwd, versterkt, streng bewaakt door een leger soldaten, politiemensen, geheime agenten, lijkt het op een enorm concentratiekamp. Een lugubere plaats, een luguber uur. Het wordt donker, tropennacht, warm, vochtig, zacht, donkerblauw, met fonkelende sterren, maar maanloos: natuurlijk: je moet naar de maan vliegen als zij zich niet van haar lichte kant toont. Ze wordt in de rug aangevallen.
Tegen de stille nachthemel, midden op het terrein, hoog opgericht, door schijnwerpers beschenen, de raket, klaar om afgeschoten te worden, de zilveren reuzenpijl, de fallus van de aarde, uitdagend, duivels potent. De mensen op het terrein zijn merkwaardig stil. De lancering wordt vertraagd, toch ontstaat er geen nerveus ongeduld. Maar het wachten wordt steeds gespannener en intenser, je kunt het met je handen pakken. Eindelijk de luidspreker, het aftellen, eight, seven, six, en niet verder. Op het allerlaatste moment is er een heel klein defect geconstateerd. Weer wachten. Ik betrap me op de wens dat het ding nooit de lucht in zal gaan, dat de onderneming door een hogere macht zal worden verijdeld, dat de mensheid haar plaats zal worden gewezen. Maar tegen mijn wil in wens ik ook het tegendeel want: ik hoor toch bij de mensheid die dit ding heeft uitgevonden, deze waanzinnige daad heeft uitgebroed? Als het mislukte, zou dat ook mij betreffen. Misschien. Of toch niet? Ik kijk op naar de stille onverschillige hemel boven de stil ademende onverschillige zee, maar vandaar komt nu geen hulp: wat wij zijn begonnen, moeten we afmaken, zoals onze hele zelfmoord-Vooruitgang'. Blijven wachten dus. Wij stellen ons al in op het wachten, dat zijn scherpe kantjes verliest, dat stiller en stiller wordt, alsof het niet meer een technische sensatie geldt, maar een geheimzinnige aankomst, een boodschap, een openbaring. Middernacht. De stemming doet ten slotte denken aan de stemming die opkomt als de katholieke mis haar hoogtepunt nadert: de consecratie en elevatie.
Dan bijna storend de luidspreker met opnieuw het lang verwachte aftellen: ...six, five, four, three, two, one... ja! De explosie: de vuurstoot naar beneden, de steile duikvlucht naar boven, de donder, het beven van de aarde. De zilveren pijl vliegt. Hij laat een licht van vuur onder zich dat zich welft tot een kathedraal van licht. Het licht heeft een kleur die waarschijnlijk tot nu toe op onze aarde niet heeft bestaan: een kleurig-kleurloos licht, een sneeuwwit gemengd met zilver, zwavelgeel, oranje, een licht dat verblindt. Ook de donder welft zich tot een galmende reuzenklok, terwijl de raket opstijgt, steil, de nachthemel scherp doorklievend en aan de baanranden felblauw kleurend, dan, terwijl hij de kromming van de aarde-atmosfeer volgt, na de tweede explosie naar opzij afbuigend en het heelal induikend. Dan is hij weg. De fluwelen tropennacht sluit zich over de kaap alsof er niets gebeurd is. (Wat is er ook helemaal gebeurd...) En nu: geen gejuich? Geen Amerikaans volkslied? Niets? Droefheid verspreidt zich. Zwijgen. Naast mij huilt een man. Hij zegt: 'It's over now.' Hij zegt het alsof hij een sterfgeval aankondigt. Ook andere mensen huilen. Ik ben daar ook na aan toe. Maar waarom eigenlijk? Pas uren later begrijp ik het. We zitten nog even met de 'oude' astronauten in Cocoa Beach. Zij vieren met veel lawaai en veel alcohol de nieuwe overwinning. Ik ga alleen naar het strand. Vier uur. Tussen nacht en ochtend. Geen wind. De zee houdt zich dood. Geen rondstruinende hond, geen nachtvogel, geen gefluister in de palmen. Doodse stilte. Eindeloze verlatenheid. Wees geworden. Van het licht beroofd. Hebben we dat al niet eens meegemaakt? Waar hebben mensen al eens eerder zo staan kijken naar een licht dat zich van de aarde verhief en in een ruimte verdween waar ze het niet konden volgen, nog niet? Verweesd voelden ze zich, overgeleverd, verlaten. Maar ze hadden troost van hem ontvangen: 'Slechts korte tijd...' en 'Ik zal bij u blijven tot aan het einde der tijden.' Als hij zich volkomen zou terugtrekken, de Heer van onze planeet, dan zou hij al het licht dat er is met zich meenemen. Dan zou de dood de macht overnemen. De aarde zou weer donker, woest en ledig worden. Terwijl deze en andere gedachten zo door mijn hoofd gaan, voel ik steeds sterker hoe ik deze aarde liefheb.
Weken later, thuis in Europa, bedenk ik: Hoe heette die raket? 'Apollo'. De zonnegod. En het gedicht van Hölderlin:
Und jetzt noch blickt mein Aug von selbst nach ihm
Doch fern ist er zu fremden Völkern
Die ihn noch ehren, hinweggegangen.

Kees Kokke • 6 december 1944

Kees Kokke (1915-1985) was in de oorlog gemeentearchivaris van Venlo. Hij hield in die jaren een dagboek bij.

Woensdag 6 december 1944
Vanmorgen geconstateerd dat het Sint Jorisgasthuis in de Lohofstraat totaal is afgebrand. Voorgevel ingestort. Denkelijk zondagmorgen gebeurd, toen een brandlucht waarneembaar was.
De gehele linker Maasoever is nu in handen van de geallieerden. De laatste restjes van de Pruisen zijn nu opgeruimd. Grubbenvorst heeft zwaar te lijden gehad. Lottum minder. Broekhuizen moet totaal vernield zijn (door Duitsers opgeblazen). In Broekhuizenvorst weinig stuk. Swolgen totaal vernield. In Tienray ook veel kapot. Er is slechts patrouille-activiteit.
Af en toe wat geschutroffels en fluiten van granaten. Doch vergeleken bij datgene, wat gepasseerd is, is het niet noemenswaard en de zenuwen van de mensen komt weer een beetje tot rust.
De vraag is of deze rust lang zal duren. Zullen de Engelsen trachten benoorden of bezuiden Venlo door te stoten? In dat geval kan ons nog iets ergs te wachten staan en is het gevaar van evacuatie van een strook langs de Maas of misschien zelfs van heel Venlo niet denkbeeldig.
Er worden geregeld grote en kleine dieven van allerlei soort binnengebracht. Politie, geassisteerd door leden van de brandweer, verrichten deze taak.

donderdag 4 december 2025

Anna Achmatova • 5 december 1964

Anna Achmatova (1889-1966) was een Russische dichteres. Dagboekfragmenten van haar zijn opgenomen in De echte twintigste eeuw (vertaald door Alissa Leigh en Silvana Wedemann).

• In december 1964 reisde Achmatova naar Italië om op Sicilië de Premio Etna-Taormina in ontvangst te nemen.

4 of 5 december 1964
1 december op het Belorusskistation. Een menigte van uitzwaaiende mensen. Op het station zelf heerst chaos, 's Nachts Minsk. Onvoorstelbare stormbuien, sneeuwstormen. De kou sloeg mij om het hart. Warschau – Pollak met zijn vrouw en de vrouw van Anatol Stern. Duister.
Het lichte Wenen in de ochtend. Ira gaat Rubens (Bontjasje) en Brueghel bekijken. Zon.
Veel grenzen. Een stem: 'Paspoort!' Bij onze douane zeggen ze; 'Als u deze boeken signeert, maken wij ondertussen uw documenten gereed.'
De Alpen. De coupé schudt als nooit tevoren, In de winter biedt het een treurige aanblik. Opnieuw herinner ik me mijn droom** van 30 augustus over de chaos. De snelheid van een vliegtuig. Ik voel me beroerd...
We naderen Rome. Alles is een rozerode kleur. Het lijkt op mijn laatste onvergetelijke Krim van 1916, toen ik uit Bachtsjisaraj naar Sevastopol ging na voorgoed afscheid van N. V Nedobrovo te hebben genomen en de vogels over de Zwarte Zee wegvlogen.


** Over de droom waaraan ze refereert schreef ze eerder: “De droom die ik afgelopen nacht had, gaat al mijn ervaringen op dat gebied te boven. Ik zag hoe de planeet Aarde eruitzag korte tijd (hoe lang?) na zijn definitieve verwoesting. Ik zou er denk ik alles voor geven om die droom weer te vergeten!”

woensdag 3 december 2025

Maurits Wagenvoort • 4 december 1903

Maurits Wagenvoort (1859-1944) was een Nederlandse schrijver. Hij schreef over de (van oorsprong) Nederlandse kolonie in het Turkse Smyrna in Hollandsch Smyrna, dertig jaar geleden, losse bladen van een reisdagboek.

4 December, 1903.
Ik bezocht van morgen den heer Slaars (Bonaventure F.), een ‘homme de droit’, ‘homme de lettres’ en weet-ik-wat-al-meer. Grijsaard met geestigen kop: grijzen baard, grooten gebogen neus, bolle oogen achter brilleglazen, maar die oogen zijn heel levendig, een zwaar gerimpeld voorhoofd onder zilverwit vlokkig haar, onder den grijzen baard een trek om den mond vol uitdrukking.
Ik bezocht hem in zijn bureau in de ‘Yovanogloe-han’: een groot lokaal aan drie zijden bezet met boekenkasten, waarvan men den inhoud wanordelijk had uitgeworpen over een ouderwetsch schrijfbureau, dat er tegen aan stond. In het midden twee groote tafels naast elkaar, een bedekt met een Smyrna'sch tapijt, maar beiden hoog belegd met boeken en paperassen. Een ander tafeltje in een hoek dito.
Hoogst-belangwekkend man, ook deze ‘Hollander’. ‘Al wat in boecken steeckt is in dit hoofd gevaeren’, heeft men gelegenheid van den heer Slaars te zeggen.
Hij schonk mij eenige zijner geschriften: krantenartikelen over recht, hygiene; een brochure getiteld ‘Réponse à M. Gaston Deschamps, rélevant ses appréciations ineptes (sic!) sur Smyrne, ses calomnies contre les habitants de cette ville; ses erreurs historiques, archéologiques etc.’ Met dit opschrift kon Deschamps het doen. Voorts een ‘Étude sur Smyrne par Constantin Iconomos, traduite du grec par Bonaventure F. Slaars, et enrichie par le traducteur d'un appendice et des notes nombreuses, étendues et variées qui la complètent ou....’ en zoo gaat de titel voort. Onze landgenoot heeft nog een 18e-eeuwschen Hollandschen zin voor lange titels - atavisme! - maar dit is ook het eenige Hollandsche, dat hij bezit. Want hij verstaat geen woord van onze taal, ofschoon het hem niet aan belangstelling in het Hollandsche nationale leven ontbreekt. Hij had een Fransche vertaling gelezen van Vondels ‘Lucifer’ en wist van de relatie tusschen dit werk en het ‘Paradise Lost’.
Hij vertelde mij hoe hij lang geleden een studie had geschreven over de Hollandsche kolonie te Smyrna en daarvan 100 exemplaren had gezonden aan minister Thorbecke, ter verdeeling in de Nederlandsche bibliotheken, wat ook, blijkens een dankbrief, was geschied. Overigens vertelde hij mij van zijn leven: hoe hij zes volwassen kinderen had verloren en nog een dochter over had, die zijn liefde voor studie van hem overgenomen had. Dat hij en andere lieden van Hollandsche afkomst geen woord Hollandsch spraken verklaarde hij zeer logisch door de huwelijken met vreemde vrouwen. De kinderen zijn wat de moeders zijn en de Hollandsche kolonie van Smyrna bezit een sterke vermenging met Jonisch bloed.
Iets dergelijks zei mij ook de heer Alfred van Lennep, die mij tegen den avond een bezoek terug bracht. De grootste helft van de kolonie, hoewel van Protestantsche afkomst, is Roomsch-Katholiek geworden door de huwelijken met Roomsch-Katholieke vrouwen. Hij-zelf, ofschoon met een R.-K. vrouw getrouwd, maakte op dezen regel een uitzondering: hij had op zijn familietraditie geen uitzondering willen maken.
Hij vertelde mij, dat het bij liggend dorp ‘Sevdikeuï’ - de naam beteekent ‘Liefdedorp’ - zoo goed als een stichting was van de vroegere Hollandsche kolonie, zoodat er nog vele families van Hollandsche afkomst wonen, en er nog vele huizen staan van Hollandsche makelij, zoo sterk gebouwd, dat zij het houweel van den slooper trotseeren. De familie De Hochepied, met de Van Lenneps verwant, woont nu in het groote familiehuis der Van Lenneps en eens, tijdens de ‘Christenmoorden’ op Samos, werd het gerucht vernomen, dat de Turken van de omliggende bergen zouden afkomen om de bewoners van Sevdikeuï te dooden. Toen zochten allen - Grieken meest - een schuil in het huis van de Van Lenneps, en toefden daar tot het gevaar niet bleek te bestaan, of althans sterk was overdreven.
Om deze en andere redenen waren de Van Lenneps in Sevdikeuï zoo gezien, dat allen, ook de grijsaards, op hun weg opstonden, zelfs voor een kind Van Lennep, en beleefd groetten. Een gebruik, dat nog voortduurde in de jeugd van den verteller.

dinsdag 2 december 2025

Max de Jong • 3 december 1950

Max de Jong (1917-1951) was een Nederlandse dichter. Zijn dagboeken zijn onlangs gepubliceerd.

Zondag 3 december
De hele dag zitten corrigeren. Resultaat 2 1/2 vel is gelijk een tientje.
Bk.* Evelientje was er! Joost sprak iets met haar af omtrent de pick-up voor Woensdagavond. Ze vertrok om 7 uur.
Geschaakt met Frans, Jaap L. en Siem en Loek P. als toeschouwer. Het schaken was prettig, maar ten aanzien van Evelientje heb ik me weer eens hopeloos blootgegeven. 'Als je vues op een meisje hebt, moet je altijd zorgen, dat ze een even aantal minnaars heeft,' zat ik te beweren, en een zo fraai geciseleerd aphorisme wordt door die ongeletterde hufter van een Frans dan niet eens gewaardeerd.
Om 9 uur op het uitstekende idee gekomen, om naar Evelientje te gaan. Hans en Thea waren er, keken elkaar aan en gingen weg. Ze heeft zich ontloofd!! Klaagde, dat de verkoopsprijs van een ring zoveel lager was dan de inkoopsprijs. Voorts vindt ze Joost vervelend^ maar hij heeft haar dan toch maar vast mogen zoenen. Het ging bij hem zo zonder enige romantiek. Hij heeft met mate op mij afgegeven (ik was indiscreet en roddelde). Ik heb er van 9 tot 2 gezeten. Alleen maar gepraat. Zij is polygaam. Stelt zich voor nu te leven en later pas te trouwen. Maar wel maar met een tegelijk. Ik heb gepoogd, haar mijn combinatie van true love en light love uiteen te zetten. Kon niet goed uit mijn veel te vele woorden komen. Zij wierp tegen, dat je bij iedere nieuwe verhouding toch weer op een absolute liefde hoopt.
Ze vindt Joost vervelend, Frans wat meer, maar toch ook maar matig en W.W. ook.
Tenslotte dan afgesproken, dat ik volgende week Woensdag bij haar kom eten. En dat we dan Donderdag naar tante Mia gaan. Zij kent de schrijver van den Aardweg, is een jaar of veertig. Ik nog even teruggegaan, om haar een rijksdaalder te lenen. Toen keek ze van nou zul je het hebben. Zij komt niet op het Sinterklaasfeest -moet naar haar vader.

Maandag 4 december
Woensdag promoveert Jan.
Gisteren toen ik van Evelientje kwam naar bed gegaan en vandaag uitgeslapen. Vanmiddag maar 1 vel gedaan.
Bk. Tegen Joke een beetje bot gedaan. Ik had met Frieda willen praten, maar kan haar niet alleen krijgen. Geschaakt met Siem. Van het lange wachten een schaakhoofd gekregen en weer naar bed gegaan.
N.B. Het geld uit Wageningen blijft uit.

Dinsdag 5 december, zijnde Sinterklaas
Weer uitgeslapen. Vanmiddag iets voorspoediger gewerkt dan gisteren — weer een vel gedaan.
Bk. Vanwege de Sinterklaas practisch niemand.
's Avonds de krant gelezen en 's nachts nog een vel gedaan.



* De Jong zat vaak in eetcafé De Nieuwe Biekorf, dat vlak na zijn dood is opgeheven. Dat etablissement werd voornamelijk bezocht door studenten, journalisten, halve artiesten en aankomende kunstenaars en schrijvers, onder wie de gebroeders Van het Reve, Corneille, Karel Appel en Hanny Michaelis. De laatste noemde De Jong een aartsquerulant, die ’uit God weet uit welk principe van burgermansverachting nooit anders dan met een lepel at, wát er ook op zijn bord lag’. (Nico de Boer)

maandag 1 december 2025

Jan Terlouw • 2 december 2004

Jan Terlouw (1931-2025) is een Nederlandse schrijver en voormalig politicus. In het najaar van 2004 hield hij op verzoek van uitgeverij De Prom een 'herfstdagboek' bij, dat is gepubliceerd als Achter de barricaden.

Donderdag 2 december
Gisteravond is prins Bernhard overleden, drieënnegentig jaar oud. Hij was een man met sterke en zwakke kanten, zoals zovelen van ons. De woorden Greet Hofmans en Lockheed zullen niet van de lucht zijn, de komende dagen. Wat ik nooit heb begrepen is dat iemand die zei zo van de natuur en van dieren te houden, ook graag jaagde. Premier Balkenende noemde hem een man om van te houden'. Dat gaat misschien wat ver, maar ik begrijp wat hij bedoelt. Ook ik heb prins Bernhard natuurlijk de nodige malen ontmoet. Het viel op hoe hartelijk hij me begroette. Je zou denken dat we intieme vrienden waren. Ik neem aan dat dat zijn gewone manier van doen was, maar het zegt toch wel iets: warmte. Ik herinner me de Ginkelse hei, september 1994. Het was vijftig jaar na de slag om Arnhem. Er waren droppings en oefeningen, veel militairen op de been. We stonden, urenlang. Ik zei tegen de prins: 'Gaat u toch zitten op die bank daar, bij de oud-commandant van de paratroopers'. Die was ook in de tachtig. Maar daar wou hij niets van weten. Zolang de manschappen stonden, stond hij ook. Wel klopte hij op een gegeven moment op mijn jas en zei: 'Zeg commissaris, heb je daar niet een heupflesje zitten?' Toen dat niet het geval bleek, stuurde hij een luitenant-kolonel op pad, die na verloop van tijd terugkwam met een fles jonge jenever en een blad vol glaasjes.
De oud-strijders hebben hun commandant zijn misstap met Lockheed allang vergeven. Ik begrijp dat. Sommige relaties zijn zo positief dat ze een stootje kunnen hebben. Ik had met hem te doen toen hij een tijdlang zijn uniform niet mocht dragen, al leek de maatregel me juist. Op een ochtend eind jaren zeventig schoot de toenmalige premier Van Agt me aan in het gebouw van de Tweede Kamer. Ik was toen een van de fractievoorzitters van de oppositie. Hij zei dat hij de prins toestemming had gegeven om in uniform naar de begrafenis van zijn oude strijdmakker lord Mountbatten te gaan. 'Ik weet dat ik fout zit,' zei Dries, 'maar ik kon het niet laten. Als je er politieke stampij over wilt maken, dan moet dat maar.' Die heb ik natuurlijk niet gemaakt. En mijn collega-fractievoorzitters evenmin. We konden de overwegingen van Van Agt heel goed navoelen.