woensdag 31 juli 2024

Jean Cocteau • 1 augustus 1953

Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar (vertaald door Joop van Helmond).

1 augustus [1953] Vliegtuig tussen Madrid en Nice.
Snelheid van de reis. Ik moest denken aan Chopin en de naargeestige reis naar Majorca met dat mens van Sand. Het zou interessant zijn om het ware verhaal te publiceren over deze reis en die naar Venetië. De aankomst van Musset-Sand*. Dit vreemde koppel bestaande uit een vrouw met een baard en een man in rokken, en de gevolgen van dit misverstand, gevolgen die niets van doen hebben met de amoureuze romantiek waarmee de onwetendheid over seksuele problemen het aandikt. Pagello* die tussen deze vrouwelijke toeristen terechtkomt. De pederastische dame die verkikkerd raakt op Pagello na haar lesbische teleurstelling met een onechte vrouw met een blonde baard. En dit trio dat niets begrijpt van wat hen overkomt.
Hetzelfde geldt voor Chopin*. Het komt vaak voor dat het soort donkerharige, zelf zo mannelijke vrouwen, dat zichzelf als normaal beschouwt omdat het op zoek is naar mannen, maar alleen zoals mannen onderling met elkaar omgaan, kiest voor vrouwelijke mannen die inspelen op hun mannelijke instincten en hen doen geloven dat ze echte vrouwen zijn die houden van echte mannen. Terwijl deze vrouwelijke mannen worden aangetrokken door een mannelijke vrouw en deze mannelijke vrouw omdat ze homoseksueel is bij hen geen enkele bevrediging vindt. Zelfs Freud heeft zich nooit aan een dergelijke studie gewaagd.

* De negentiende-eeuwse Franse schrijvers George Sand en Alfred de Musset hadden een stormachtige en veelbesproken relatie met elkaar. Pagello was De Mussets arts, met wie Sand op een gegeven moment ook een verhouding kreeg. Enige jaren daarna werd Sand de minnares van het Poolse pianowonder Frédéric Chopin.

dinsdag 30 juli 2024

Hector Berlioz • 31 juli 1830

Hector Berlioz (1803-1869) was een Franse componist. Als 27-jarige maakte hij de Parijse opstand mee. Zie ook Mijn leven (vertaald door W. Scheltens).

31 juli 1830
Het palais de l’Institut, dat door talrijke families bewoond werd, bood toen een merkwaardige aanblik; geweerkogels gingen dwars door de gebarricadeerde deuren heen, kanonskogels deden de voorgevel op zijn grondvesten schudden, vrouwen slaakten kreten, en op de momenten van stilte tussen de schoten door hervatten de zwaluwen hun vrolijk lied dat talloze malen onderbroken was. En ik schreef, ik schreef ijlings de laatste bladzijden van mijn orkestpartituur, onder het droge en doffe geluid van de verdwaalde kogels, die na een parabool beschreven te hebben boven de daken, vlak naast mijn ramen platsloegen tegen de muur van mijn kamer. De negenentwintigste was ik eindelijk vrij, en kon ik uitgaan en tot de volgende dag, met het pistool in de vuist, Parijs afschuimen samen met het heilig Gepeupel.
Ik zal nooit vergeten hoe Parijs eruitzag tijdens die beroemde dagen; de dolle moed van de straatjongens, het enthousiasme van de mannen, de razende woede van de hoeren, de sombere berusting van de Zwitsers en de koninklijke garde, de eigenaardige trots van de arbeiders omdat zij, zeiden zij, meester over de stad waren en niets stalen; en de verbluffende opschepperij van enkele jongelui die, na van echte onverschrokkenheid blijk te hebben gegeven, kans zagen die belachelijk te maken door de manier waarop zij hun heldendaden vertelden en de groteske manier waarop zij de waarheid opsmukten. Zo geloofden zij dat ze verplicht waren, omdat ze niet zonder grote verliezen de cavaleriekazerne in de rue de Babylone hadden ingenomen, te zeggen met een ernst, de soldaten van Alexander de Grote waardig: Wij waren bij de inname van Babylon. De zin die ze eigenlijk moesten zeggen was te lang; die werd trouwens zo vaak herhaald dat men niet meer buiten de kortere versie kon. Hoe ronkend en met wat een lang aangehouden o werd dat woord Babylon uitgesproken! O Parijzenaars!... grootse zotten, zo men wil, maar ook zotten in het groot!... En dan de muziek, de liederen en de hese stemgeluiden waarvan de straten weergalmden, men moet ze gehoord hebben om er zich een voorstelling van te maken!

maandag 29 juli 2024

Multatuli • 30 juli 1863

Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) schreef zijn liefdesbrieven in twee lichtingen – in 1845-1846 aan zijn eerste vrouw, Everdine van Wijnbergen, en in 1862-1863 aan zijn (op dat moment nog toekomstige) tweede vrouw, Mimi Hamminck Schepel. Uit: Liefdesbrieven (bezorgd door Paul van ’t Veer).

30 juli 1863
Ik beken dat het katholicisme een oud verrot gebouw is geworden (eenmaal was ’t schoon en stevig, hoewel 't slecht bewoond werd, of bewoond door slecht volk), maar ’t protestantisme is 'n huis zonder rez-de-chaussee [benedenwoning].
Wie de onfeilbaarheid van de paus in twijfel trekt, heeft regt het heele gebouw, daarop gegrond, te verlaten, maar dat te willen behouden, zonder dien basis, is gekheid.
En, die onfeilbaarheid der kerk bestond indedaad voor den denkenden katholiek zoo goed als voor den domme die meende dat de paus nooit zondigde. Dat was 't niet! Vraag eens een matroos of zijn kommandant nooit verkeerde orders gaf? Het staat hem vrij dat te meenen, te betoogen zoo langdradig als hij maar wil. Stel zelfs dat-i gelijk heeft, en juist is de wijze matroos bezig op 't voordek dat bondig te demonstreren, daar klinkt de stem van dien feilbaren kommandant:
– Reven, alle man óp!
Weg is de feilbaarheid! Hij roept: reven! en als er niet gaauw gereefd wordt, is 't schip naar de maan, met den wijzen matroos er bij! Als hij indedaad intelligent is geeft hij een oorveeg aan den nieuweling, die, geschokt door zijn betoog het wagen zou te protesteren tegen 't bevel. Wel kan de kommandant falen, maar geen feil van zijn kant kan zoo nadeelig werken op 't geheel, als 't verlies van den eerbied voor zijn stem.

zondag 28 juli 2024

Koos van Zomeren • 29 juli 2009

Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. Dit fragment komt uit Naar de natuur, een natuur- en mijmerdagboek ineen.

29 juli In Woerden had ik in feite maar één standaardwandeling: Hollandse Kade heen, Hollandse Kade terug. Hier in Arnhem tel ik wel zes standaardwandelingen, en die kun je ook nog eens linksom of rechtsom maken. Toch komt het me voor dat de wandelingen in Woerden gevarieerder waren. Hoe is dat te verklaren?
Het kan zijn dat mijn herinneringen door nostalgie gekleurd worden. Het kan ook zijn dat de leeftijd me parten speelt: met het klimmen der jaren wordt het steeds moeilijker een landschap in te vullen met dagdromen. Maar ik geloof toch dat het landschap zelf de beslissende factor is.
Daar domineerden wolken. Lucht en licht legden een zweem van permanente verandering over de polder. En altijd een verrekijker bij de hand omdat er altijd wat te beleven was met vogels.
Hier domineren bomen, en bomen verspreiden nu eenmaal een sfeer van stilstand. Ik heb al heel wat bijzondere bomen op mijn wandelingen ontdekt, maar een week, een maand, een jaar later zijn het, hoewel nog steeds bijzonder, nog steeds dezelfde bomen. Er valt wel degelijk zoiets als gedrag bij bomen te bespeuren, maar je moet er wel een eeuwigheid de tijd voor nemen.
Beuken. Het is een en al beuk in deze omgeving. Ik heb het niet zo op beuken. Imponerend vaak, maar minstens even vaak deprimerend.
En wat de verrekijker betreft: je hóórt vogels in het bos. Als je alle vogels die je hoort zou willen zien, kwam je nooit meer thuis.

30 juli Een en al beuk, daarmee doe je de Veluwezoom een beetje onrecht. Er zijn ook heidevelden. Er zijn ook lichte bossen, veelal voormalig eikenhakhout met berk en een zee van adelaarsvarens. Hier en daar een verrukkelijk vergezicht. Hier en daar een heerlijk beekje, stromend water - wat me eraan herinnert hoe verstikkend de aanblik van al dat gestolde slootwater kan zijn.
[...]

Matthijs Vermeulen • 28 juli 1945

Matthijs Vermeulen (1888-1967) was een Nederlandse componist en muziekcriticus. Toen zijn vrouw in augustus 1944 in het ziekenhuis werd opgenomen, ging hij haar briefjes schrijven, en hij ging daarmee door nadat ze korte tijd daarop overleden was. Ze laten zich lezen als een dagboek en zijn gepubliceerd als Het enige hart.

28 juli 1945
Brief van Thea*, die me inlicht over onze vrienden. Allen zijn behouden. Niemand onder alle mensen met wie ik in sympathische verhouding gestaan heb, is gedeerd. Noch hier, noch in Holland. Alsof de oorlog voor mij niet had plaatsgevonden, in de letterlijkste zin. Ook dat heb ik gewild. Geen dag is voorbijgegaan zonder dat ik in de avond van de dag die wens geuit heb, met de kracht waarover ik beschikte. Je bent mijn getuige. Ik vraag mij opnieuw: Werkelijkheid of onwerkelijkheid? Ik verhoud mij sceptisch genoeg tegenover mijzelf, ik weet te precies hoe vele omstandigheden mij onwaardig maakten om dergelijke macht te bezitten, uit te oefenen, en ik ben genoeg geschokt, gebeukt, bijna ontworteld door de fulgurante ontkenning, door de verpletterende dubbele nederlaag welke ik onderging in jou, in hem, om mij niet te zeggen en toe te sarren: dat is allemaal verbeelding, dwaasheid, eigenwaan.
Maar uit het diepste van mijn binnenste leven komt mij ook een onafwijsbare stem die mij zegt dat ik juist op dit punt niet mag bezwijken, dat ik juist deze hoedanigheid van mijn Ik, intact moet handhaven, ondanks dat alles, tegen dat vermorzelende alles.
Neen, nimmer zal ik versagen. En nu reeds wil ik, nu reeds zal ik niet meer falen wanneer wij elkaar wederom tegemoet gaan en hervinden op deze aarde, met diezelfde ziel van ons in een betere vorm.

* Thea Diepenbrock (1907-1995), de dochter van componist Alphons Diepenbrock, met wie hij sinds 1939 correspondeerde en die in 1946 zijn tweede echtgenote zou worden.

Marie Wassiltchikoff • 27 juli 1944

• Tijdens de oorlog was de in Rusland geboren Marie Wassiltchikoff (1917-1978) in dienst bij het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar raakte ze betrokken bij de samenzwering tegen Hitler, die uiteindelijk op 20 juli 1944 uitmondde in een aanslag op Hitler. De aanloop naar en de nasleep van deze mislukte aanslag beschreef ze van dag tot dag in haar dagboek, dat is gepubliceerd als Berlijns dagboek 1940-1945 (vertaald door Tinke Davids).

Donderdag 27 juli
Vandaag vertelde Judgie Richter me dat de aanklacht tegen Adam Trott er niet best uitziet. De rechercheur die het bewijsmateriaal onderzoekt, heeft tegenover de adjudant van dr. Six bevestigd dat er lijsten zijn gevonden. Adam zou staatssecretaris van Buitenlandse Zaken zijn geworden! Six lijkt nog enigszins geneigd Adam eruit te helpen. Op het ogenblik maakt hij het Adam tenminste niet nog moeilijker. Ze hopen dat een neutrale buitenlandse mogendheid ingrijpt, maar ik denk dat hij daardoor nog meer in gevaar zal komen.
Gottfried Bismarck komt elke dag naar de stad en we ontmoeten elkaar in de ruïnes bij mijn huis. Vandaag was hij nog hoopvol. Hij dacht niet dat ze Adam terecht zouden stellen, maar Helldorf, zegt hij, is ten dode opgeschreven; Hitler is vooral zo razend op hem omdat hij een oude partijveteraan was, een hoge SA-leider. Het gerucht wil dat kwartiermeester-generaal Wagner zelfmoord heeft gepleegd.
Gottfried is van plan morgen per auto naar Reinfeld te gaan, zijn boerderij in Pommeren. Nu er een week is verstreken waarin hij rustig thuis heeft gezeten om te bewijzen dat hij niets te vrezen had, denkt hij dat het gezonder is de stad uit te gaan. Hij wil dat ik en Loremarie Schönburg ook meekomen, maar ik kan niet. Ik moet doorgaan met te doen alsof ik naar kantoor ga, al voer ik daar niets uit.

donderdag 25 juli 2024

Abraham Rutgers van der Loeff • 26 juli 1848

Abraham Rutgers van der Loeff (1808-1881) was predikant te Noordbroek, Zutphen en Leiden. Zijn dagboeken staan hier online.

maandag 26 juli 1841
Reeds te 5 uur waren wij weder bij den hand ten einde met [Jan] Uniken stadwaarts te rijden. Alles was in de weer om dat de Koning te Groningen verwacht wierd. Ik ging te Zuidbroek uit het rijtuig en huurde daar bij Buning nog een wagen, die Oom en Tante Breukelman 's middags naar Groningen te rijden. Daarop wandelde ik naar Noordbroek en vond de familie regt monter. Zij hadden zich den vorigen dag met visschen geamuseerd en nog al een aardig zoodje gevangen, 't welk wij 's middags aten. Te drie uur kwam het rijtuig. Ik haalde den voerman over om ons over Slochteren en Kolham te brengen. De jongen was gewillig en hoewel de weg zeer slecht was hadden wij toch zeer veel genoegen. Tegen 6 uur kwamen wij in het prachtig versierde Groningen. Het weder was gunstig en de illuminatie schoon. Wij wandelden tot diep in den nacht en verheugden ons over den stillen, beschaafden genoegelijken geest die overal onder de duizenden wandelaars heerschte. Oom en Tante werden overgehaald om nog een dag langer te Groningen te blijven.

dinsdag 27 juli 1841
Wederom een drukke feestelijke dag. Vader en moeder Van der Tuuk kwamen reeds te 9 uur teneinde de plaats te vervangen van Breukelman, doch daar deze nog bleef, werd het aantal logeergasten slechts vermeerderd. Den geheelen voordemiddag besteedden wij, om de stad te bezien die inderdaad zeer fraai gedecoreerd was. Er werd vroeg gegeten en wij gingen naar de harddraverij waar onze plaats echter niet zeer gunstig was om wat te zien. De regen dreef ons dan ook spoedig weer naar huis terug. 'S avonds zagen wij het heerlijke vuurwerk dat van stadswege ter eere van Zijne Majesteit werd afgestoken en tamelijk wel uitviel. Bijzonder waren wij allen over de feestviering voldaan.

woensdag 28 juli 1841
'S morgens vroeg vertrok ik te 8 uur met een volle schuit, had echter nog al aangenaam gezelschap. Ook [predikant Jacob] Bodisco met wien ik te Zuidbroek nog even bij [Idzard] Tinga aanging. Deze was wat neergedrukt, daar hij eene bloedspuwing gehad had. Uit alles kwam het ons echter waarschijnelijk voor dat het eene ongesteldheid van de maag was, nog tengevolge zijner ziekte. Onder een stortregen kwamen wij te Noordbroek aan en hadden natuurlijk aan de vrouwtjes veel te vertellen.

woensdag 24 juli 2024

Wim Kan • 25 juli 1973

Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.

Maandag 23 juli 2.07 uur
Sinds ik weer aan het werk ben is het slapen weer een stuk minder. Vanmiddag weer eens ouderwets met Meike en Mirjam gewandeld. Maar verbeeld je maar niets, er gaapt toch een diepe generatiekloof tussen ons. Au fond weinig tot geen contact met Meike en Mir. Alles erg uiterlijk en eigenlijk wat opgeschroefd. Hoe gaan oude mannen verhoudingen aan en zelfs huwelijken met zulke meisjes. Onmogelijk!!!

Woensdag 25 juli 19.50 uur
Al twee repetities in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag achter de rug. Viel me niet mee. Veel technisch personeel dat vraagt: repeteren ze nou nog of praten ze maar wat?

Zaterdag 3 augustus 14.30 uur. Werkhuisje
Première werd toch nog een groot succes, alhoewel allerlei narigheid daartussen lag. Ol steeds slechter. Medisch Engeltje gekomen. Ik zaterdag alleen zonder Ol gerepeteerd in Koninklijke Schouwburg. Ik zondag niet lekker. Naar meneer Van Liempt om de borden, altijd weer die borden, te maken. Thuis Medisch Engeltje gebeld. Pillen. Maandag samen gerepeteerd. Dinsdag ik ziek thuis gebleven. Gedacht om première een week uit te stellen.
Woensdag grote generale repetitie. Donderdag per telefoon met meneer Van Liempt borden gemaakt. Fijne première gespeeld. Maar mij persoonlijk viel de ‘Nachtwacht’-proloog wat tegen en ook het ‘Melkmeisje’ van Ol en Vermeer. Maar daarna ook meevallers. Entreeliedje na de pauze bepaald enorm en slot ‘Lief Vaderland’ nog nooit zo goed geweest met vier grote lachers erin. Schmelzer met ‘Carla’ en zoon Norbert in de zaal. Na afloop even achter. Kreeg boek ‘Het verschijnsel Schmelzer’ en fles champagne cadeau. Ko van Dijk was er ook. Even in de pauze. Met veel zoenen! Ik had Paul en Myra verboden voorlopig de voorstelling te komen zien. Na afloop waren ze er wel.
Verheug me bijna op de voorstelling van vanavond. Heerlijke sfeer in die enorme schouwburg. Na afloop bij de eerste maal halen stáát het publiek al te klappen. Een droom. Wie had dat vijftig jaar geleden gedacht? Ik! Maar toen ik ouder werd en zag hoe moeilijk het allemaal was, toen niet meer!

dinsdag 23 juli 2024

Nina d'Aubigny von Engelbrunner • 24 juli 1790

Nina d’Aubigny (1770–1847) was een Duitse zangeres en schrijfster van een dagboek over haar verblijf in Nederland.

Zaterdag, 24 juli
Mevrouw Tolling had ons uitgenodigd een kop chocola te komen drinken in het vondelingentehuis, in het Hollands proveniershuis genaamd. Deze instelling is voortreffelijk. Ik had nooit gedacht dat een zo grote instelling met zoveel orde zou kunnen worden bestuurd. Je ziet de kinderen naar leeftijd in verschillende zalen. In de ene bevinden zich de oudste meisjes, allen ordelijk op banken. Er is een onderwijzeres die hen het linnen leert naaien en een kleermaker voor de kleren die in het huis zelf gebruikt worden. Vervolgens zagen wij ze dineren. Zij aten rijst met melk en voor de groten was er een boterham met kaas. De kleintjes bevinden zich in een aparte zaal. 's Zaterdags mogen ze op de binnenplaats van het huis spelen, die buitengewoon groot is. Er zijn 2300 kinderen. Als ze vlees krijgen, eten ze per maaltijd óf twee runderen van 300 pond per stuk, óf 4 varkens van elk 200 pond. In het hele huis waren niet meer dan 10 zieken, die een aparte keuken hebben. Dc bedden en al het andere was bijzonder schoon. Zuigelingen zijn er helemaal niet in dit huis. We zagen de zolder voor het linnengoed, dat twee keer per week wordt verwisseld. Hoewel ik gezien heb dat deze kinderen het heel goed hebben in dit huis, kan ik niet nalaten medelijden te voelen als ik ze zie, vooral een aantal meisjes van 18 tot twintig jaar die zeker niet van eenvoudige afkomst waren. Na mevrouw Tolling weer naar huis te hebben gebracht en na te hebben gegeten, brachten we een visite aan mijn neef Kees, waar we thee dronken. Zijn huis is extreem klein. Zijn vrouw is misschien een enorme goedzak, maar niet in gezelschap. We gingen nogal laat naar huis.


maandag 22 juli 2024

Bert Voeten • 23 juli 1940

Bert Voeten (1918-1992) was een Nederlandse schrijver en vertaler. Zijn oorlogsdagboek werd in 1946 gepubliceerd onder de titel Doortocht. Op de foto ook zijn echtgenote Marga Minco.

23 Juli
Gisteren was ik voor mijn blad in Rotterdam. Opdracht: een puinreportage. Afgaande op hetgeen ik in Vlaanderen gezien had, vormde ik mij, tijdens de treinreis, een beeld van de verwoestingen. Maar de zon rees zoo hel boven Holland en tegenover mij zat een glimlachende oude heer, die het had over de paring van inktvisschen, over protoplasma, atomen en nazi's. Het beeld trok weg.
Toen ik de ruïnes van D.P. verliet, week de zomermorgen voor een verbijsterende werkelijkheid. Tot den avond ben ik er in omgegaan. Ik heb de oude wegen gezocht, de oude straten. Tallooze kon ik in het geheel niet meer vinden. Andere herkende ik aan de brokkige rompstukken van een gebouw, dat met zijn betonnen skelet het vuur gedeeltelijk had weten te weerstaan. De grauwe stofwalm die overal hing, drong door alle poriën. Een weeïge lucht van smeulend hout en tusschen het puin ontbindende lijken maakte mij misselijk. Dit was dus ‘de totale oorlog’. Hoe had ik het mij anders voorgesteld? Was ik dan Warschau al vergeten? En de tooneelen in Poperinghe?
Ik was alles vergeten. Ik voelde mij leeg, naakt, uitgebrand als de Sint-Laurens, die donker en alleen oprees boven de puinvelden, toen mijn trein, langzaam over het viaduct stoomend, de stad verliet. Bij den Moerdijk stonden we geruimen tijd stil. Afweergeschut dreunde. Lichtraketten hingen boven het water, dat glinsterend voortstroomde. Tot Breda hoorden we het zoemen der Bristol Blenheims. Zij droegen de wraak naar het Oosten.

zondag 21 juli 2024

Alice • 22 juli 196x

• In de jaren 70 was Go ask Alice (1971) een bestseller. Het is een dagboek van een 15-jarig meisje dat aan de drugs raakt. Tegenwoordig wordt aangenomen dat het boek is geschreven door Beatrice Sparks.

Vertaling door DeepL onderaan.

July 22
I could tell Mom had been crying when she came to see me today, so I tried to be very strong and put on a really happy face. It's a good thing I did because they are sending me to an insane asylum, a loony bin, a crazy house, freak wharf, where I can wander around with the other idiots and lunatics. I am so scared I cannot even take a full breath. Daddy tried to explain it all very professionally but it was obvious that he had been completely unhinged by the whole thing. But not as much as I am. No one could be.
He said that when my case was taken before the juvenile judge, Jan and Marcie both testified that I had been trying for weeks to sell them LSD and marijuana and that around school I was a known user and pusher.
Circumstances really were quite against me. I have a drug record and Daddy said that when Mrs. Larsen's neighbor heard me screaming, she and the gardener came over to see what was happening and thinking I had gone insane they locked me in a small closet, ran to check the baby who had apparently also been awakened by my screams, and called the police. By the time they got there I had injured myself severely and was trying to scratch the rough piaster off the walls to get out and had beaten my head against the door until I had a brain concussion and a fractured skull.
Now they are going to send me to the Boobie Hatch which is probably where I belong. Daddy says I probably won't be there long and he will immediately start proceedings to have me released and put into the hands of a good psychiatrist.
Dad and Mom keep calling the place where l'm going a youth center, but they aren't fooling arrybody They aren't even fooling themselves. They are sending me to an insane asylum! And I don't understand how can that be. How is it possible? Other people have bad trips and they don't get sent to an insane asylum. They tell me my worms aren't real and yet they're sending me to a place that's worse than all the coffins and the worms put together. I don't understand why this is happening to me. I think I have fallen off the face of the earth and that I will never stop falling. Oh, please, please don't let them take me. Don't let them put me away with insane people. I'm afraid of them. Please let me go home to my own room and go to sleep. Please God.


DeepL-vertaling:
Ik kon zien dat mam had gehuild toen ze me vandaag kwam opzoeken, dus ik probeerde heel sterk te zijn en een heel blij gezicht op te zetten. Het is maar goed dat ik dat gedaan heb, want ze sturen me naar een gekkenhuis, een gekkenhuis, een freak wharf, waar ik kan rondlopen met de andere idioten en gekken. Ik ben zo bang dat ik niet eens volledig adem kan halen. Papa probeerde het allemaal heel professioneel uit te leggen, maar het was duidelijk dat hij helemaal van de kaart was. Maar niet zo erg als ik. Dat kan niemand zijn.
Hij zei dat toen mijn zaak voor de jeugdrechter kwam, Jan en Marcie allebei getuigden dat ik wekenlang had geprobeerd hen LSD en marihuana te verkopen en dat ik op school een bekende gebruiker en pusher was.
De omstandigheden waren echt tegen me. Ik heb een drugsverleden en papa zei dat toen de buurvrouw van mevrouw Larsen me hoorde schreeuwen, zij en de tuinman kwamen kijken wat er aan de hand was en dachten dat ik gek was geworden. Ze sloten me op in een kleine kast, renden naar de baby die blijkbaar ook wakker was geworden door mijn geschreeuw en belden de politie. Tegen de tijd dat ze daar aankwamen had ik mezelf ernstig verwond en probeerde ik het ruwe stucwerk van de muren te krabben om eruit te komen en had ik met mijn hoofd tegen de deur geslagen tot ik een hersenschudding en een schedelbasisfractuur had.
Nu gaan ze me naar de Boobie Hatch sturen, waar ik waarschijnlijk thuishoor. Papa zegt dat ik daar waarschijnlijk niet lang zal blijven en dat hij meteen een procedure zal starten om me vrij te krijgen en bij een goede psychiater onder te brengen.
Papa en mama blijven de plaats waar ik naartoe ga een jeugdcentrum noemen, maar ze houden niemand voor de gek Ze houden zelfs zichzelf niet voor de gek. Ze sturen me naar een gekkenhuis! En ik begrijp niet hoe dat kan. Hoe is het mogelijk? Andere mensen hebben slechte trips en worden niet naar een gekkenhuis gestuurd. Ze vertellen me dat mijn wormen niet echt zijn en toch sturen ze me naar een plek die erger is dan alle doodskisten en wormen bij elkaar. Ik begrijp niet waarom me dit overkomt. Ik denk dat ik van de aarde gevallen ben en dat ik nooit zal stoppen met vallen. Oh, alsjeblieft, laat ze me niet meenemen. Laat ze me niet opsluiten bij krankzinnige mensen. Ik ben bang voor hen. Laat me alsjeblieft naar huis gaan naar mijn eigen kamer en gaan slapen. Alstublieft God.

A.H. Wertheim-Gijse Weenink • 21 juli 1945

A.H. Wertheim-Gijse Weenink (1903-1988). De Jodenhan. Lotgevallen van de Joden op Java onder de Japanse bezetting, 1942-1945.

21 Juli 1945
Strafappel. De Irakkers hebben weer gegedèkt (ruilhandelen met Indonesiërs door de omheining van gedèk - soort hard riet - heen). Fantastisch wat die mensen nog binnensmokkelen. Toch is bij zaalinspectie van Han IV maar weinig gevonden. De Irakjoden hebben haast alles door de bilikwand die hen van de andere Joden van Han IV scheidt, naar die andere Jodenzaal gewerkt. Gré zei: 't Leek wel een kip die eieren legde, zo rolden de harde eieren door de wand. En toen waren ze nog boos dat we er wat van opgegeten hebben, terwijl wij het risico liepen. Bovendien krijgen we allemaal morgen voor straf geen eten.

22 Juli 1945
Inderdaad, we kregen vandaag geen eten. Doodstil met de kinderen op de kolong blijven liggen. Dat deden we allen, om geen energie te verbruiken. Het kamp leek wel uitgestorven.

27 Juli 1945
Iedereen schrijft recepten over of leest in kookboeken. Hoe is het mogelijk? Ik word al stapel als ik van gebakken uitjes hoor spreken. Maar gelukkig zijn er ook nog anderen die uit de werkelijkheid vluchten. Zo geniet ik van het clubje dat met Toos Eyken Hamlet leest. Dat geeft geen associaties met ons trieste heden.

Andy Warhol • 20 juli 1978

Andy Warhol (1928-1987) was een Amerikaanse kunstenaar. Hij hield een dagboek bij van 1976-1987.

DONDERDAG 20 JULI 1978
's Morgens naar mijn dokter voor een van die vreselijke jaarlijkse onderzoeken, waarbij zij alles doen Als het dezelfde verpleegster is, is het niet zo erg, maar Rosemary is er niet, en Doc Cox heelt een mannelijke assistent, en daarom (lacht) voel je je net als bij The Anvil. Eerst een röntgenfoto van de onderbuik, daarna een proctoscopie, ja zo heet dat. Je voelt je zo verlegen dat je door de grond zou willen zakken, maar de dokter was heel aardig.
Catherine opgehaald en een taxi genomen naar de Bottom Line ($ 6). Steve Paul was er, ik geloof dat hij David Johansens manager is. Lou Reed zat aan de volgende tafel en Catherine was verliefd op hem, en daarom wilde zij juist hierheen. Lou nodigde ons uit bij hem thuis.
Het is in Christopher Street, tussen Sixth en Seventh, ongeveer waar de Voice was, boven een winkel waar ongedesemde broodjes worden verkocht. Toen wij naar binnen gingen, kon je jongelui van vlak bij horen fluisteren: 'Dat is Lou Reed.' Dan zegt hij: 'Ach man, schiet toch op.' Is dat niet geweldig? De twee tekkels die hij heeft genomen, nadat hij mij met de mijne heeft gezien, zijn ronduit schattig — Duke en Baron. Hij is min of meer gescheiden van Rachel de drag queen, maar niet helemaal, zij hebben elk hun eigen appartement. Het leven van Lou is precies wat ik voor mijzelf zou wensen. In iedere kamer elektronische snufjes: een knaap van een TV, een antwoordapparaat dat je kunt horen als de telefoon gaat, banden, TV's, video's en hij is zo vriendelijk en gek tegelijkertijd, zo'n man uit één stuk, gewoon ongelooflijk.
Zijn huis is keurig netjes. Er komt een dienstmeisje... het ruikt natuurlijk een beetje naar hondepoep, maar vooruit...
Catherine ging naar de winkel beneden, en haalde grapefruitsap, ongedesemde broodjes en jus d'orange. Lou dronk alleen een goede halveliter-fles whisky.

donderdag 18 juli 2024

Koos van Zomeren • 19 juli 2004

Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. In Nog in morgens gemeten werkt hij dagboekaantekeningen uit 2003/2004 uit over het verleden van het dorp Herwijnen en een gebeurtenis met dodelijke afloop die daar in 1951 heeft plaatsgevonden.

19 juli
Je zou willen weten hoe het nieuws uit de Herwijnse polder ontvangen werd door de broers De Lint in Den Haag, Herman in het bankwezen en George bij de rechterlijke macht. Het was tenslotte hun jachtopziener die zich moest verantwoorden voor de dood van Lin van Zandwijk.
Nu zat ik in de welige boomgaard naast het kerkhof te praten met Sophie Wessels, dochter van Herman, de huidige bewoonster van Frissestein. Het was lekker weer en we zagen een boomkruipertje langs een boom kruipen en Sophie zei dat haar vader en moeder het er natuurlijk over gehad hadden en dat ze natuurlijk ontdaan waren geweest. Maar verder? Verder niets.
In een roman denk je dan: ontwijkende antwoorden, in een roman denk je dan: daar zit vast en zeker een geheim achter, in een roman denk je dan: dat gaan we eens mooi ontsluieren. In die boomgaard dacht ik niets van dit alles. Ik had geen moment de indruk dat Sophie iets voor me achterhield.
'Die Jan van Boggelen over wie je het zo-even had,' zei ik, 'die jullie met zijn oude Morris in Gorkum van de trein kwam halen voor een heerlijk verblijf op Herwijnen... ik heb gehoord... het is toen op een zaterdag gebeurd en ik heb gehoord dat Willem Bijl op maandag al door Jan van Boggelen naar Den Haag werd gebracht om met jouw vader en/of oom te overleggen.'
'Ja?' vroeg Sophie belangstellend. Wat deze dingen betreft had ik haar kennelijk meer te vertellen dan zij mij. En opeens dacht ik terug aan mijn eigen uitgangspositie. Ze was net als ik van 1946, ze was net als ik vijf toen het gebeurde - wat zij zich herinnerde van een gesprek tussen haar vader en moeder kon niet veel concreter zijn dan wat ik me herinnerde van dat moment in het achterhuis bij Tante en Atje.
Ze woont sinds 1982 op Herwijnen en niemand, zegt ze, heeft haar ooit naar de rol van haar vader en/of oom in de affaire gevraagd.

(Tenger in plaats van mager? Ik weet het niet. Tenger heeft voor mijn gevoel ook iets van zwak, ook iets van minder dan gemiddelde lengte.)


woensdag 17 juli 2024

Julien Green • 18 juli 1933

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1926-1945.

18 juli - In Leeuwarden. Er zijn landen en steden waar ik als kind van droomde omdat zij een naam hadden die mij met een bedwelmend, verrukkelijk verlangen vervulde. Van de naam Edinburgh werd ik ontzettend melancholiek. En de naam Antwerpen oefende zoveel bekoring op mij uit dat ik die stad lange tijd niet goed durfde te bezoeken, uit angst voor de teleurstelling die mij dan misschien wachtte. Nu ik Antwerpen ken, en deze havenstad vrijwel geen geheimen meer voor mij heeft, probeer ik hem soms in gedachten te reconstrueren zoals ik me hem voorstelde toen ik tien was, met als enig houvast zijn naam.
Friesland was ook zo'n magische naam. Jezelf zitten vervelen in een studiezaal van het Janson-lyceum terwijl er op hetzelfde moment mensen rondliepen in Friesland, je moest er niet aan denken! Ik had liever gehad dat ik nooit, nooit van dat land gehoord had, of dat het een andere naam had gehad. En nu ben ik dan in Friesland, in Leeuwarden. We logeren in een oud hotel met grote kamers, die uitkijken op een rustige, diepe tuin. Op de tafel waaraan ik zit te schrijven, ligt net als honderd jaar geleden een groen pluche kleed, en tegenover mij staat een grote gecapitonneerde sofa die doet denken aan een wat rijpe provinciaalse dame die in een verfomfaaide baljapon haar middagslaapje doet. Elk uur speelt het carillon van een kerk in de buurt een wijsje dat ik niet herken, waarschijnlijk het begin van een gezang.
Gisteren zijn we gaan lunchen in Grouw. Dat is een dorp aan de rand van een van de talloze grote plassen waarmee deze streek als het ware doorzeefd is, want Friesland is een waar vergiet. Witte zeilen schuin op het water in de wind, weilanden vol gele bloemen, boerderijen die langzaam in de grond lijken weg te zinken onder het gewicht van hun rieten daken, eindeloze luchten, dat alles ligt besloten in de naam Friesland. We hebben gezeild met een oude Hollander, die ons de schoten gaf nadat hij ons uitgelegd had hoe we de zeilen moesten bedienen. Robert hield de ene kant vast, ik de andere. Wat ons een gemakkelijke handeling had geleken waar we niet bij na hoefden te denken, sneed na enige tijd onze vingers bijna af, en we hadden al gauw gloeiende, opgezwollen handen. Op de uitgestrekte watervlakte geen ander geluid dan het gretige gefluister van het riet.

dinsdag 16 juli 2024

Sylvia Plath • 17 juli 1958

Sylvia Plath (1932-1963) was een Amerikaanse dichteres, die ook een bekend dagboek bijhield. Ze geeft daarin blijk van grote ambitie, maar tegelijkertijd ook van grote twijfel aan eigen kunnen. Het is in het Nederlands vertaald door Nelleke van Maaren. 

Donderdag, 17 juli 1958
Van Marianne Moore ontving ik, als antwoord op mijn gedichten & mijn verzoek of ik haar als referentie mocht gebruiken voor mijn aanvraag voor een Saxton-beurs, een merkwaardig dubbelzinnige en hatelijke brief. Zo hatelijk dat ik het bijna niet kan geloven: commentaren zonder duidelijke zin of betekenis die me in geen enkel opzicht helpen en waarin alleen een heel onaangename toon doorklinkt: 'niet zo huiveringwekkend', 'ik verjaag alleen de vliegen' (over mijn kerkhofgedicht), 'u bent te meedogenloos' (in 'Mussel Hunter'). En een paar pinnige opmerkingen over 'tikken is slavenwerk', dus ze stuurt de gedichten terug die we haar hadden gestuurd. Ik kan niet geloven dat ze alleen zo bits & zuur reageert omdat ik haar doorslagen heb gestuurd ('goed leesbaar', merkt ze op). Ik besef dat dit mijn grote & domme vergissing moet zijn geweest – doorslagen sturen aan de Grande Dame van de Amerikaanse Literatuur. Misschien heb ik daarmee mijn kans op een Saxton-beurs verspeeld.

maandag 15 juli 2024

Rogi Wieg • 16 juli 1997

Rogi Wieg (1962-2015) was een Nederlandse schrijver. Zijn dagboek over het jaar 1997 is gepubliceerd als Liefde is een zwaar beroep.

Woensdag, 16 juli
Modeontwerper Gianni Versace is vermoord door een seriemoordenaar die de homowereld van Miami Beach angst aanjaagt. Hitlers oude secretaresse, Gerda Christian, is overleden. Ze heeft nooit over het verleden willen praten: 'Wat ik daarover te zeggen heb, zou toch maar verkeerd worden uitgelegd,' heeft ze ooit verklaard.
Politiek dagboek: de ETA heeft de 29-jarige Miguel Angel Blanco doodgeschoten na hem twee dagen te hebben gegijzeld. Spanje is in rep en roer. De dollar staat hoog. Ik heb mijn vader geadviseerd zijn dollars te verkopen.
Patrick Kluivert heeft in twee jaar tijd iemand doodgereden, een meisje verkracht en deelgenomen aan een vechtpartij waarbij agenten zijn bedreigd. Kluivert trapt een aardig balletje, daar zal iedereen het over eens zijn. Maar wordt het geen tijd voor een hersenonderzoek bij Patrick? En daarna een kleine operatie. Goede voetballers zijn er toch nog genoeg.
G. vertrekt zaterdag met de kinderen naar Hongarije. Vandaag is een redelijke dag: er staat een koele wind en ik heb een gedicht gemaakt. Op CNN wordt gepraat over een vermoord meisje. En daarna zegt Larry King dat Marlon Brando graag een jood was geweest.

zondag 14 juli 2024

Nina d'Aubigny von Engelbrunner • 15 juli 1790

Nina d’Aubigny (1770–1847) was een Duitse zangeres en schrijfster van een dagboek over haar verblijf in Nederland



Donderdag, 15 juli [1790]
We haastten ons om op tijd klaar te zijn met ons toilet. De heer Da Costa, een Portugese jood, kwam ons vragen de menagerie te bezichtigen. Om 11 uur waren Coo en zijn vrouw hier, zoals ze beloofd hadden. Coo is een man over wie ik niets kan zeggen, zelfs niet tegenover een intiemere kennis. Hij heeft een dochter van een professor uit Leiden getrouwd, die zich naar men zegt nogal laat voorstaan op de titel van haar vader. Ik zal niet zeggen dat dit waar is, ze leek me wel aardig. Ze zou een mooie vrouw zijn als zij maar voordeel wist te halen uit de gaven der natuur, hoewel ze belachelijk groot is, want - ik overdrijf niet - zelfs zonder kapsel is ze een hoofd groter dan de heer De Ratzmann. Toen ze vlak langs een winkel liep scheurde haar mutsje van Brussels kant omdat ze te groot was - en ze kan niet onder de lantaarns lopen zonder de kans haar hoofd te stoten.

We gingen naar een beroemde porseleinfabriek om een antieke vaas te zien die 5000 gulden kostte. Ik zal er geen beschrijving van geven, het is voldoende die in de brochure te lezen, die uitleg bevat over de bas-reliëfs die zich op de vaas bevinden. Deneken, die ons niet thuis had getroffen om zijn zoon aan ons voor te stellen die uit 's-Hertogenbosch was gekomen, voegde zich in de fabriek bij ons en kondigde voor vanavond zijn dochter aan. Vandaar wandelden we langs het Oudemannenhuis om winkels te kijken. Tante vertelde ons vanavond dat mijn tante Van Varelen ons een cadeau wilde geven. Het zou mij helemaal geen plezier doen als ze zou denken dat we daarvoor waren gekomen. Na het diner maakten we een lange rit door de stad met het rijtuig van mijn oom en dat van Coo. Om 8 uur kwam Deneken. Zijn zoon is niet in zijn voordeel veranderd. Zijn dochter, hoewel niet mooi, is wel aardig. We maakten muziek en dronken koffie. Na het souper maken we altijd papillotten met mijn lieve Mietje. Nooit heb ik een zo volmaakte vrouw gezien. Het gaat er niet om te weten wat je moet doen in het huishouden, bij de opvoeding en in het gehele huiselijke gedrag, maar óm het te doen. En zonder enige twijfel kan ik zeggen dat ze ruimschoots de originele Campe overtreft. De heer Scholten junior inviteerde ons voor het feest in Zaandam aanstaande woensdag.

Mart Smeets • 14 juli 2008

Mart Smeets (1947) is sportverslaggever en -commentator. In 2008 schreef hij Sportzomerdagboek. Foto: Iris Vetter.

14 juli
We blijven drie dagen in dit hotel dus worden koffers en tassen uitgepakt. Op zoek naar een wasserij moeten we vaststellen dat Quatorze Juillet inderdaad een feestdag is. Jammer dus. Alles gesloten.
Ik slaap uit. Doordat ons bereik op de telefoontjes hier zeer matig is, mis ik mijn vaste lastpost [Giel Beelen]. Dat scheelt ergernis.
De renners van Saunier Duval rijden in de finale van de mooie bergetappe de anderen helemaal zoek. Je dient dan tegenwoordig direct te roepen: 'Dat kan niet.' Was dat vroeger bij Merckx, Hinault of Rooks & Theunisse ook zo? Gingen toen ook direct de voelsprieten omhoog en vertrouwden we de boel niet?
Onze uitzending vindt plaats aan een snel stromend gekanaliseerd watertje dat door de stad loopt. Vakantie vierende Nederlanders kijken van afstand toe. Een man roept me toe: 'Hé Smeets, wie is die man naast Boogerd?' en ik antwoord: 'Minister Eurlings.' en de man roept terug: 'Maak dat je moeder wijs, dat is toch een televisiepresentator van RTL! Kom hoe heet ie? Die met dat lekkere mokkel van jullie Journaal getrouwd is. Je weet wel!'
Minister Camiel Eurlings blijkt een grappige man van deze tijd te zijn die zich moeiteloos aanpast aan het gezelschap. Zijn Limburgse afstamming en zijn drang alle aspecten van het leven maximaal te testen, maken hem direct tot een favoriet van de hele crew. Hij heeft al eens met Michael Boogerd gekoerst, dus de gasten aan tafel kennen elkaar. Het wordt een goede, spontane uitzending. Ik mis de nazit omdat de nek weer niet meedoet en slapen vereist is. Later begrijp ik dat de minister van Verkeer een grote voorganger was en dat vrijwel de gehele ploeg koorddansend door de nacht is getrokken. De eerste rustdag is op komst en dan gebeurt dat vaak.

Søren Kierkegaard • 14 juli 1837

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.

[63] 14 juli
Iedereen ziet het parodistische van het kleine-stadsbestaan, maar niemand ziet dat de hoofdstad een wereldhistorische hoofdstad aan het naäpen is en toch spreekt men met elkaar en toch drukt de een ogenblikkelijk in kriebelige duodecimo-létters de uncialen van de ander af; toch worden de grote tragedies, scène voor scène en in dezelfde woorden, zowel in het grootste theater als in het vaudeville-theater opgevoerd!

[64] 14 juli
Spitsburgers [kleinburgers] wippen altijd over een fase van het leven heen en daar komt dan hun parodistische relatie tot hen die hun geestelijke meerderen zijn uit voort.
[...] Voor hen is de moraal het hoogste, veel belangrijker dan intelligentie; nooit hebben ze de geestdrift voor het grote, het talentvolle, zelfs in afwijkende vorm, gevoeld. Hun moraal bestaat uit de eenvoudige optelsom van verschillende politieplakkaten; voor hen is het belangrijkste een nuttig lid van de staat te zijn en in hun sociëteit te zitten discussiëren; nooit hebben ze heimwee gevoeld naar een ver, onbekend iets, of naar de diepte van het niets-zijn, nooit het verlangen om Nørreport uit te wandelen met vier stuivers op zak en een lichte wandelstok in de hand; ze hebben geen notie van de levensbeschouwing (die een gnostische sekte tot de hare heeft gemaakt): de wereld te leren kennen door de zonde - en toch zeggen ook zij: je moet in je jeugd uitrazen ('Wer niemals hat ein Rausch gehabt, er is kein braver Mann'); nooit hebben ze een glimp opgevangen van de onderliggende idee: geduwd te worden door een gesloten, geheime deur, die in heel zijn verschrikking opengaat op wat men alleen vaag kan vermoeden, geduwd te worden in dat donkere rijk der zuchten - waar men de vermorzelde offers van de verleiding en de verlokking en de kilte van de verleider aanschouwt.

[65] Zonder datum
In de marge bij 64:
De mensen verwijten anderen dat zij God te zeer vrezen. Heel juist, want om God op de juiste wijze lief te hebben, moet men God eerst gevreesd hebben: de liefde voor God van de spitsburgers echter begint als hun vegetatieve leven gedijt en floreert, als de handen zich behaaglijk op de buik vouwen en als zich van het tegen een zachte fauteuil leunende hoofd een slaperige blik op het plafond richt, naar het hogere; vergelijk het pantheïstische 'wel bekome het ons'.

[66] 19 juli
In de marge bij 65:
'Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf,' zeggen de spitsburgers en deze keurig netjes opgevoede kinderen en thans nuttige leden van de maatschappij - die zeer ontvankelijk zijn voor iedere, voorbijgaande, gevoelsinfluenza - bedoelen daarmee enerzijds, dat als ze iemand om een kaarsesnuiter vragen, hij, ondanks het feit dat hij er een eind vandaan zit, moet zeggen 'natuurlijk' en 'met het grootste genoegen', waarna hij opstaat om hem te halen, en anderzijds, dat men niet mag vergeten de voorgeschreven condoleantievisites af te leggen; maar ze hebben nooit gevoeld wat het wil zeggen dat de hele wereld hen de rug toekeert; want de hele school haringen die hun sociale leven uitmaakt zal natuurlijk nooit toestaan dat dit zal gebeuren; en wanneer iemand ooit serieus hulp nodig heeft, zegt hun gezond verstand hen, dat iemand, die een dringend beroep op hen doet maar naar alle waarschijnlijkheid nooit in de gelegenheid zal zijn hen op hun beurt te helpen, niet hun* naaste is.

[67] 7 oktober
Bij 66:
* Per slot van rekening heeft men geen naaste; want het 'ik' is tegelijk zichzelf en zijn naaste, het gezegde luidt immers: je bent jezelf het naast (dat wil zeggen, je bent je eigen naaste).

donderdag 11 juli 2024

Lodewijk van Deyssel • 12 juli 1891

Lodewijk van Deyssel (1864-1952) was een Nederlandse schrijver. Hij hield verschillende dagboeken bij, onder meer over zijn dwangmatige neiging tot onanie.

• Portret: Jan Veth.

Zondag 12 Juli 1891, 12u. 45 middag.
Het is nu het geschikte seizoen om de bestrijding der onanie weêr met kracht te beginnen. Geestelijk om dat ik in een zeldzame periode van wil-werking ben, stoffelijk om dat de slaapkamer ’s zomers een geriefelijker werkplaats voor de mechanische bestrijding is dan ’s winters èn om dat ik er nu eenig geld voor beschikbaar heb indien dit noodig mocht zijn (voor instrumenten, dwang-buizen, enz.)
Kom, laat ik nu eens maken dat met 1[e] november de onanie zoo goed als overwonnen is. […] Trouwens, het door-zetten van goed-opstaan moge niet zóó moeilijk zijn, - het komt in moeilijkheid de overwinning der onanie zéér nabij. In het eerste lijk ik eenigszins te slagen, - waarom zoû dat met het laatste óok niet het geval kunnen zijn. Te meer daar ik tegen de onanie nog sterker mechanische maatregelen kan nemen dan tegen het opstaan. Want de houten met spijkers beslagen handomhulsels, die mij de onanie mechanisch beletten, staan gelijk met een mekanieke matras, die mij, op het uur dat het wekkertje afloopt, uit het bed zoû smijten.

I.S. Toergenjev • 11 juli 1883

I.S. Toergenjev (1818-1883) was een Russische schrijver. Hieronder de afscheidsbrief die hij op zijn sterfbed schreef aan zijn collega-schrijver en landgenoot Lev Tolstoj. Uit: Brieven (vertaald door Tom Eekman).

Bougival, 11 juli 1883
Beste en dierbare Lev Nikolajevitsj!
Lange tijd heb ik je niet geschreven, want ik lag – en lig nog, om het maar onomwonden te zeggen – op mijn doodsbed. Beter worden kan ik niet – het heeft geen zin daar ook maar aan te denken. Ik schrijf je eigenlijk om je te zeggen hoe blij ik was je tijdgenoot geweest te zijn, en om je mijn laatste dringende verzoek over te brengen. Mijn vriend, keer terug tot je literaire werk! Die gave heb je immers gekregen van waar al het andere vandaan komt. Ach, wat zou ik gelukkig zijn als ik kon denken dat mijn verzoek die uitwerking op je zou hebben!! Met mij is het afgelopen – de dokters weten niet eens hoe mijn kwaal heet, névralgie stomacale goutteuse. Ik kan niet lopen, niet eten, niet slapen – dat is geen leven! Het wordt zelfs vervelend dat allemaal te herhalen! Mijn kameraad, grote schrijver van het Russische land, luister naar mijn bede! Laat mij wat horen als je dit velletje ontvangt, en sta me toe je nog eens stevig te omhelzen – jou, je vrouw en je hele gezin. Ik kan niet meer, ik ben uitgeput.

dinsdag 9 juli 2024

Jean Cocteau • 10 juli 1953

Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar (vertaald door Joop van Helmond).

10 juli
Manolete zelf werd soms uitgefloten en toch was hij een god van het stierengevecht, zoals Nijinski een god van de dans was. Hij werd in triomf op de schouders naar zijn hotel gedragen. (Het Oriente-hotel op de Rambla.) De dood van Manolete dompelde het hele land in rouw. Hij werd gedood in de arena van een dorpje. In een stad hadden ze hem kunnen redden. Maar zo is het misschien beter. Ze hadden ongetwijfeld zijn been moeten afzetten. In de kleinste herbergen vind je allegorische afbeeldingen van hem.

In Spanje verbiedt de kerkelijke censuur alles. Toneelstukken kunnen één keer worden opgevoerd (door het kamertheater) als de kerk daarvoor tenminste toestemming heeft gegeven. Grote acteurs zijn bereid één avond te spelen omdat ze geen andere klassieke of moderne rollen kunnen spelen. Het gevolg van deze kerkelijke censuur is het tegenovergestelde van waar de kerk op uit is. Dit gewelddadige volk dat tuk is op gewelddadige vertoningen, zoekt ze, omdat ze ze niet in het theater vindt, op in het leven en in de politiek. De kerk staat de corrida's toe omdat ze het publiek ervan weerhouden na te denken. Verhinderen te denken, zoals de kardinaal in Bacchus zegt, daar is de kerk alleen maar op uit.

Dali had in Barcelona een mis willen organiseren, decoreren en aankleden voor het zielenheil van Picasso, om hem terug te brengen naar de katholieke kerk. De regering stemde ermee in. De kerk verzette zich ertegen.

De corrida van Dali, waarin de dode stier per helikopter de lucht in werd getild. Dominguin [beroemde torero] was ervoor (hij schuwde enige publiciteit niet). Er werd veel over deze corrida gesproken. Ze heeft nooit plaatsgevonden.

Na de revolutie heeft de kerk geprobeerd zich gevreesd te maken. Ze heeft zich alleen gehaat gemaakt. Het Spaanse volk is bijgelovig, maar heeft een afkeer van priesters. Daarom werd hun bij de eerste opstand de hals afgesneden.

Tennessee Williams is vanochtend aangekomen. We hebben samen de flamencodansers gezien. Williams altijd wat stijf, staat altijd wat af van wat niet seksueel is.

maandag 8 juli 2024

Willem Oltmans • 9 juli 1966

Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de dbnl. De papieren versie wordt uitgegeven onder de titel Memoires.

9 juli 1966
We reden naar De Kievit in Wassenaar. Frits las in mijn dagboek. ‘Hoe kan je je hele leven schrijven?’ vroeg hij. ‘Ik vind hardop denken in een dagboek knap vermoeiend.’ Hij las dat ik meende dat mijn intieme vriendschappen, met hem, Richard, Erik en John een vorm van kruisbevruchting waren en voor mij een enorme verrijking van mijn leven vormden. Wanneer ik een jawoord zou geven aan een van hen, zou ik dit met inzet van mijn hele wezen doen. ‘Schrap mij maar van je lijstje,’ zei Frits. Ik zou van je kunnen houden, maar ik zou me nooit aan je kunnen geven. Ik kan me aan niemand meer geven.’ Wat hij zei klopt natuurlijk helemaal niet. Trouwens, of hij wel of niet van me houdt of zich aan me geeft, I love him for always. [noot: In 1991 geldt dit nog steeds.] Vlakbij De Kievit vroeg hij me eerst even in een donkere laan af te slaan. Ik vermoedde dat hij weer wilde leren rijden, met draaien en wenden. Maar hij wilde me gewoon een zoen geven. Later, toen ik naar huis reed vroeg hij of ik zijn dagboek wilde bewaren. ‘Rij voorzichtig en maak een ontbijt voor je moeder.’

10 juli 1966
Ik vertelde mam wat Frits had gezegd. Zij antwoordde: ‘Zou hij voor zijn eigen moeder wel eens ontbijt maken?’
Henk Hofland zei laatst dat Verrips met diens auto-ongeluk nabij Sassenheim zelfmoord had gepleegd. Dat is waanzin. Het is al te gemakkelijk om je er zo vanaf te maken, maar dat is tegenwoordig typerend voor hem. Hij is een waardeloze zak geworden, wat ik hem ook heb gezegd, want die onzin maakte me woedend.
Had een bijzonder gesprek met Gerard Croiset. ‘Ken uzelve is onze belangrijkste taak, zoals reeds in de oude tempels van Egypte stond geschreven.’ Croiset is overtuigd dat God, om zichzelf te leren kennen, een proces moest ondergaan, en dat is de mens. ‘Hij deed de mens de eer aan om in dat proces te mogen plaats nemen. De mens, daarentegen, is pedant genoeg om zichzelf als de hoogste uiting van de goddelijke schepping te zien. De mens is het spiegelbeeld Gods. Om God te kunnen benaderen kaatsen wij vanuit die spiegel terug. De spiegel bestaat uit facetten. Leven is het bijslijpen van de kanten. Hoe scherper die kanten hoe beter de mens resoneert. Hoe scherper geslepen hoe exacter op God afgesteld, des te scherper geeft de mens het beeld Gods weer.’ Ik had moeite hem te volgen. Ik heb zijn gedachten uitgetypt en zal ze Frits, Erik en John voorleggen. Volgens Croiset bestaan er drie vormen van liefde: liefde gebonden aan materie (seks); liefde gebonden aan geest; en liefde gebonden in zielenovereenkomst. Ik vroeg hem deze laatste nader te omschrijven: ‘Dat is liefde waarbij men los-vast aan elkaar is gebonden, in vrijheid gebonden, door liefde, maar door goddelijke liefde. De wens Gods is liefde.’

zaterdag 6 juli 2024

August Muls • 8 juli 1917

August Muls (1878-1958) beheerde samen met zijn broer Henri een mangaanmijn in Georgië, toen hij in 1917 opeens klem kwam te zitten tussen de oprukkende Russische revolutie en de Duitse bezetters. Hij hield in die tijd een dagboek bij.

Zondag 8 juli 1917
Aankomst met Pieter in Darkveti [in de Kaukasus], na een vermoeiende reis die ons deed kennismaken met de Vrijheid die de Revolutie aan de Russen heeft geschonken: de trein volgepropt met soldaten die zonder biljet reizen en zowel van de daken en trappen der wagons als de compartimenten van eerste klas bezit nemen, zodat de gewone reiziger letterlijk gevangen zit op zijn eng plaatsje en langs het venster moet zoeken buiten te geraken, wil hij zich enig eten aanschaffen of aan een behoefte voldoen.
Henri stond ons beneden in de statie van Darkveti af te wachten, ofschoon hij niet juist wist wanneer wij zouden aankomen, maar hij kwam regelmatig zien sinds enige dagen. De ontvangst was heel gulhartig, ofschoon Henri wat verlegen scheen en heel rood zag.
Onder de drukkende hitte van de middagzon klimmen we naar boven en het eerste dat we doen is van ons helemaal te wassen en van linnen te veranderen, want gedurende de laatste acht dagen was het water een kostbare zeldzaamheid geweest. De knecht Nicolas was naar Satsj-keri en er kon dus weinig bestel voor het eten gemaakt worden. Ik maakte voor het eerst kennis met een Georgiaans gerecht dat later nog dikwijls op onze tafel zou komen: inlandse kaas met rauwe groenten, peterselie, jonge porei, estragon en daarbij halfzwart brood. Maar er was ook goede koffie bij en het smaakte mij opperbest.
Het huis was heel in 't nieuw gestoken en overal vers geschilderd met doorgedrukte ornementen en lichte, geschakeerde kleuren die het een heel aangenaam uitzicht gaven. Het was al eigenhandig werk van Henri en Pieter.
We brachten enige uren door in vertellen en toen de grote hitte wat voorbij was, gingen we naar het kerkhof vaders graf bezoeken. Henri plukte wilde bloemen langs de weg, want we hadden er niet op gedacht bloemen uit onze hof mee te nemen om vaders graf te versieren. Daar stond het nu, het nederig grafje zoals het mij afgeschilderd was, in een hoek van het kerkhof naast een dik bosje van palmstruiken, omgeven door een blauwgeschilderd houten hekken en beplant met irisbloemen, rozen en chrysanthemums. Een klein houten kruisje, zonder naam, duidde aan dat daar te midden van de schismatieken een katholiek voor eeuwig rustte. Toen ik mij zo ineens zo dicht bij vader voelde, al bleef er slechts het stoffelijk overschot van over, kon ik mijn tranen niet bedwingen en moest in luide snikken mijn droefheid lucht geven.
Ik stelde mij de goede man nog zo goed voor, hij die zo afkerig was van de lange reis naar Kaukasus maar tenslotte, omdat hij zag dat het moeders wens was, blijmoedig zijn toestemming had gegeven en na enige maanden verblijf alhier, ver van huis en zijn hof waaraan hij zoveel hield, op een eenzame berg in een wilde streek zijn hoofd voor eeuwig was komen neerleggen. Ik zette mij op de steen waar Tin, zo 't schijnt, ook altijd op rustte en lang bleven we in diepe gepeinzen verzonken.
[...]
De knecht, toen ik hem voor 't eerst zag, heeft op mij geen gunstige indruk gemaakt. Hij ziet er een sluwe, schijnheilige kerel uit die tot alle kwaad bereid is en hoegenaamd niet mag betrouwd worden. Hij was me nochtans afgeschilderd door moeder en Tin als een lief mannetje, ijverig, verkleefd, gedienstig. Hoe de meningen toch verschillen, en moeder die gewoonlijk zo juist in eenieders karakter kan lezen!

Marina Tsvetajeva • 7 juli 1919

Marina Tsvetajeva (1892-1941) was een Russische dichteres. (Hier een gedicht van haar, hier nog een). In Ik loop over de sterren (vertaling door Anne Stoffel) zijn dagboekfragmenten van haar opgenomen.

7 juli 1919
Gisteren in het 'Paleis der Kunsten' (Povarskaja 52, het Sollogoeb-huis, mijn voormalige betrekking) — 'Fortuna' voorgedragen. Ik werd goed ontvangen, was de enige die applaus kreeg. (Dat zegt meer over het publiek dan over mij).
Behalve ik droegen voor: Loenatsjarski - uit de Zwitserse dichter Carla Müller, vertalingen; ene Dir Nevelig - eigen werk, d.w.z. Majakovski, - er zijn veel van die nevelige Dirs en het is allemaal Majakovski!
Loenatsjarski zag ik voor het eerst. Vrolijk, blozend, gelijkmatig en matig uit zijn wufte militaire jasje puilend.
Gezicht: middelbaar-intellectueel: onvermogen tot kwaad. Figuur: tamelijk rond, maar van een luchtig soort volheid' (zoals Anna Karenina). Alles aan hem is luchtig.
Hij luisterde goed, werd me verteld, siste zelfs als iemand bewoog. Maar de zaal was fatsoenlijk.
'Fortuna' had ik uitgekozen vanwege de monoloog aan het slot:
Dat is uw loon voor uw driewerf gelogen
Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap!
Zo duidelijk had ik nog nooit iets voorgedragen.
Ook ik, Lauzun, heb met mijn blanke hand
Ten heildronk op het grauw het glas geheven!
Ook ik wilde gelijke rechten geven
Aan edelen en boeren op het land!
[...]

14 juli 1919
Eergisteren hoorde ik van Balmont dat Roekavisjnikov, het hoofd van het Paleis der Kunsten, mijn voordracht van Fortuna — een oorspronkelijk stuk, nog nergens voorgedragen, de voordracht duurde 45 min. of langer — heeft getaxeerd op een waarde van 60 roebel.
Ik heb besloten die te weigeren - publiekelijk — in de volgende bewoordingen: 'die 60 r. mag u houden — voor 3 p. aardappelen (misschien vindt u die nog voor 20 r. het pond!) - of voor 3 p. bieten - of voor 6 doosjes lucifers; dan ga ik van mijn eigen 60 r. een kaars branden bij de Iberische Madonna voor het einde van een regime dat dit soort waarde hecht aan arbeid.'

[...]

Marie Bashkirtseff • 6 juli 1881

Marie Bashkirtseff (1858-1884) was een Oekraïense schilderes, die na haar dood - ze overleed aan tbc - vooral bekend is geworden door haar dagboek, dat als Waarom zou ik liegen in het Nederlands vertaald is (door Marianne Kaas).

Woensdag 6 juli. – Mijn schilderij is af en het is beter dan wat ik tot dusverre heb gemaakt, de kop vooral, die ik driemaal helemaal heb overgedaan. Maar doordat ik niet zorgvuldig genoeg heb getekend, blijkt dat de arm een beetje te kort is en dat er iets onhandigs is in de pose. Welnu, die fouten zijn onvergeeflijk, gezien het feit dat ik genoeg in mijn mars heb om ze te vermijden. Verscheidene malen zou ik het daarbij hebben gelaten, want uiteindelijk had ik evengoed verschillende studies kunnen maken als die te korte arm voltooien. Ik had steeds de hoop dat mijn vader het van me zou kopen; aangezien hij me geen enkel cadeau had gegeven en ik hierheen ben gekomen... Maar het ziet er niet naar uit dat dat ervan komt.
Er is jaarmarkt in het dorp, we gaan erheen en vermaken ons met het werpen naar de menigte van alle snoepjes die we kunnen vinden; net de confetti op het carnaval. Er ontstaat een fraaie groepsbeweging, alle handen worden tegelijkertijd uitgestrekt, iedereen stort zich op de grond, net een menselijke golf.
Een menigte is iets prachtigs.

Donderdag 7 juli. – Nini, haar zuster en Dina zijn met me meegegaan naar mijn kamer en we hebben over onheilspellende dingen gepraat naar aanleiding van gebroken spiegels. En de drie kaarsen, die heb ik hier al een keer of twee, drie gehad. Nu ja, zal ik sterven? Op sommige momenten verkilt die gedachte me. Maar wanneer ik in God geloof ben ik minder bang, hoewel... ik graag wil leven. Of ik word blind; dat zou op hetzelfde neerkomen, want dan zou ik een einde aan mijn leven maken... Maar wat tref je daarginds aan? Wat doet het ertoe? Er worden je evengoed bekende smarten bespaard. Of misschien zal ik volledig doof worden? Ik doe mezelf geweld aan om deze zin op te schrijven die pijn deed aan mijn pen... Oh God! Maar ik kan zelfs niet bidden zoals de andere keren. – Als het de dood van een naaste betekent... van mijn vader...! Maar als het mamma is...? Ik zou het mezelf nooit vergeven als ik iets onheus tegen haar heb gezegd.

Wat me waarschijnlijk bij God in een kwaad daglicht zal stellen is dat ik al mijn zielenroerselen, ook de onbeduidendste, registreer en, of ik wil of niet, denk dat een bepaalde gedachte ten kwade kan worden geduid, en een andere ten goede. Welnu, zodra ik inzie dat het goed is, is er geen verdienste meer en is alles verloren. Als ik een grootmoedige, of goedhartige, of christelijke impuls heb, ben ik me dat meteen bewust. Bijgevolg voel ik, mijns ondanks, voldoening met het oog op wat ik er, in mijn ogen, mee zal winnen... En door deze overwegingen is er van verdienste geen sprake meer. Zo kwam het daarnet bij me op naar beneden te gaan, me in de armen van mamma te werpen, me te vernederen. En natuurlijk dacht ik meteen daarop aan het voordeel dat dat me zou opleveren, en alles was verloren. Daarna voelde ik dat het me niet bijzonder zwaar zou vallen zo te handelen en dat ik het, tegen wil en dank, op een wat onhebbelijke of kinderlijke manier zou doen. Want een oprechte, serieuze, dramatische gevoelsuiting tussen ons is onmogelijk; ze hebben me nooit anders dan als grappenmaakster gezien, en het zou niet geloofwaardig zijn. Ze zouden denken dat ik me aanstelde.

donderdag 4 juli 2024

Vincent van Gogh • 5 juli 1888

Vincent van Gogh (1853-1890) was een Nederlandse schilder. Het fragment hieronder komt uit een brief aan zijn broer Theo.

Arles, 5 juli 1888
Het werk houdt me zo bezig dat ik er niet toe kan komen om te schrijven. Ik had nog graag aan Gauguin willen schrijven, want ik vrees dat hij zieker is dan hij zegt; zijn laatste met potlood geschreven brief deed daar erg aan denken. In dat geval, wat te doen — ik heb nog geen antwoord van Russell.
Gisteren was ik bij zonsondergang op een rotsachtige heide waar heel kleine kromme eiken groeien; op de achtergrond een ruïne op de heuvel en in de laagte korenvelden. Het kón niet romantischer, à la Monticelli; de zon wierp felgele stralen op de struiken en het terrein, echt een regen van goud. En alle lijnen waren mooi, het geheel ademde charme en adel. Men zou in het geheel niet verbaasd zijn geweest als men plotseling ridders en dames had zien opdoemen, terugkomend van een valkenjacht, of de stem van een oude Provencaalse troubadour had gehoord.
De velden leken paars, de einders blauw. Ik heb er trouwens een studie van meegebracht, maar die ver gebleven is beneden wat ik had willen maken. Tasset had dezer dagen niet genoeg zinkwit gestuurd. Ik bevind me er wel bij het te gebruiken, maar het heeft het nadeel heel langzaam te drogen; zo zijn bijvoorbeeld de in Stes Maries gemaakte studies nog niet droog. Ik had erop gerekend naar de Camargues te gaan, maar de veearts die me zou komen halen om zijn ronde met hem mee te maken, heeft me laten zitten. Het laat me tamelijk onverschillig, gezien het feit dat ik maar matig gesteld ben op wilde stieren.
Het is met verbijstering dat ik nu al de bodem van mijn portemonnaie zie; het is waar dat ik mijn maandhuur heb moeten betalen.
Je moet wel weten dat, als ik er mijn kost en inwoning van aftrek, de hele rest van mijn geld nog in mijn schilderijen gaat zitten. Die komen ons tenslotte tamelijk duur, de moeite die ze kosten nog daargelaten.
Toch durf ik te hopen dat eens het geld dat we uitgeven, ten dele zal terugkomen en als ik meer geld had, zou ik er nog meer van besteden om te proberen heel rijke en kleurige doeken te maken.
Ziehier een nieuw motief — een hoekje van het park met bolvormige struiken en een treurboom, en op de achtergrond struiken oleander. En het grasveld dat men juist gemaaid heeft, met de lange strepen hooi, dat in de zon droogt, een stukje blauwgroene hemel in de hoogte. [...]

woensdag 3 juli 2024

Lewis Carroll • 4 juli 1862

• De Brit Lewis Carroll (1832-1898) werd wereldberoemd met zijn boeken Alice in Wonderland en Through the Looking-glass, die hij schreef voor het meisje Alice Liddell. In zijn dagboek vermeldde hij wanneer hij de familie Liddell daarover vertelde.

July 4 (F) Atkinson brought over to my rooms some friends of his, a Mrs. & Miss Peters, of whom I took photographs, & who afterwards looked over my albums & staid to lunch. They then went off to the Museum, & Duckworth & I made an expedition up the river to Godstow with the 3 Liddells: we had tea on the bank there, & did not reach Ch. Ch. Again till ¼ past 8, when we took them on to my rooms to see my collection of micro-photographs, & restored them to the Deanery just before 9

[Later voegde hij hieraan toe:]
On which occasion I told them the fairy-tale of “Alice’s Adventures Under Ground,” which I undertook to write out for Alice, & which is now finished (as to the text) though the pictures are not yet nearly done — Feb. 10. 1863
nor yet — Mar. 12. 1864.
“Alice’s Hour in Elfland”? June 9/64.
Alice’s Adventures in Wonderland”? June 28.

July 5 (Sat.) Left, with Atkinson, for London at 9.. 2, meeting at the station the Liddells, who went along by the same train. We reached 4, Alfred Place about 11, & found Aunt [Lucy, Frances], & [Elizabeth] there, & took the 2 last to see Marochetti’s studio. After luncheon Atkinson left, & we visited the International Bazaar.

dinsdag 2 juli 2024

Etty Hillesum • 3 juli 1942

Etty Hillesum (1914–1943), geboren in een Nederlands-joodse familie, kreeg bekendheid door de publicatie van haar dagboek, 38 jaar nadat zij in Auschwitz werd vermoord.

3 juli 1942, vrijdagavond half 9. Het is waar, ik zit nog aan hetzelfde bureau, maar het is me of ik een streep onder al het vorige zetten moet en op een nieuwe toon verder gaan. Men moet een nieuwe zekerheid in zijn leven een onderdak geven, men moet er even een plaats voor vinden: het gaat om onze ondergang en onze vernietiging, daarover hoeft men zich geen enkele illusie meer te maken. Men is op onze algehele vernietiging uit, dit moet men aanvaarden en dan gaat het wel weer. Vandaag beving me voor het eerst een grote moedeloosheid en daar moet ik nu mee zien af te rekenen. En als we naar de bliksem gaan, dan zo gracieus mogelijk. Maar zo plat wilde ik het niet eens zeggen. Waarom nu pas dit gevoel? Omdat ik een blaar aan mijn voet heb van het lopen door die warme stad, omdat zovelen kapotgelopen voeten hebben sinds ze niet meer in de tram mogen, om Renates bleke gezichtje omdat ze naar school moet lopen met haar korte beentjes door de warmte, een uur heen en een uur terug? Omdat Liesl in de rij staat en nóg geen groente krijgt? Om zo verschrikkelijk veel, op zichzelf alles kleinigheden, maar alles onderdeeltjes van de grote vernietigingsstrijd tegen ons. En al het andere is voorlopig alleen nog maar grotesk en nauwelijks te realiseren, dat S. dit huis niet meer mag bezoeken, niet meer zijn vleugel en niet zijn boeken. Dat ik niet bij Tide mag komen enz.

Goed, deze nieuwe zekerheid dat men onze totale vernietiging wil, aanvaard ik. Ik wéét het nu. Ik zal anderen niet met mijn angsten lastig vallen, ik zal niet verbitterd zijn wanneer anderen niet begrijpen waar het bij ons joden om gaat. De ene zekerheid zal door de andere niet aangevreten of ontkracht worden. Ik werk en leef door met dezelfde overtuiging en vind het leven zinrijk, tóch zinrijk, al durf ik dat nauwelijks meer in gezelschap te zeggen.
Het leven en het sterven, het lijden en de vreugde, de blaren van de kapotgelopen voeten en de jasmijn achter het huis, de vervolgingen, de ontelbare wreedheden, alles en alles is in me als één krachtig geheel en ik aanvaard alles als één geheel en begin steeds beter te begrijpen zomaar voor mezelf, zonder dat ik het nog aan iemand uit zou kunnen leggen, hoe het alles in elkaar zit. Ik zou lang willen leven om het later toch nog eens te kunnen uitleggen en als me dat niet vergund is, welnu, dan zal een ander het doen en dan zal een ander mijn leven verder leven, daar waar het mijne is afgebroken en daarom moet ik het zo goed en zo overtuigd mogelijk leven tot de laatste ademtocht, zodat diegene die na mij komt niet helemaal opnieuw hoeft te beginnen en het niet meer zo moeilijk heeft. Is dat ook niet iets doen voor het nageslacht? Bernards joodse vriend liet vragen bij de laatste verordeningen: of ik nu nog niet vond dat ze allemaal afgemaakt moesten worden, liefst stuk voor stuk gefileerd.

maandag 1 juli 2024

Nina d'Aubigny von Engelbrunner • 2 juli 1790

Nina d’Aubigny (1770–1847) was een Duitse zangeres en schrijfster van een dagboek over haar verblijf in Nederland

Vrijdag, 2 juli
Na het opstaan liet onze neef ons ontbijten op zijn belvédère. Toen de paarden waren ingespannen bracht hij ons in twee rijtuigen naar Aspeln, een mooi landgoed dicht bij Rees, dat te koop staat. De heer D'Ammon, die door de kapper was opgehouden, haalde ons halverwege met losse teugel in. Mama, Susette en Beughem zaten in één rijtuig, en de heer D'Ammon, vader en ik in het andere. Op Aspeln aten we nog eens. Mijn vader wilde dat we naar Amsterdam vertrokken, maar D'Ammon en Beughem deden alles om hem te doen besluiten via Emmerik te gaan. Teruggekeerd in Rees dineerden we in de herberg met vele Resenaren. Na afscheid te hebben genomen van mevrouw Keer, begaven we ons op de grote weg naar Emmerik. De Hütte is een mooi landgoed, en 2 uur na Rees gebruikten we daar de thee. Er is een zeer fraaie concertzaal alwaar we hebben gezongen. De nederlaag van de heer D'Ammon staat vast. Bij aankomst te Emmerik werden we door een vreselijk onweer overvallen. De dochter van de hotelier bood ons pijpen en stoven aan, wat ons erg deed lachen. Aan tafel kwam het gesprek op de vraag wat precies het verschil is tussen wrok en haat. Onze kamer was erg lelijk. Heel Emmerik is vol mensen die morgen de processie willen zien. Vader, Charles, Beughem en D'Ammon hebben samen maar één kamer.