woensdag 17 juli 2024

Julien Green • 18 juli 1933

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1926-1945.

18 juli - In Leeuwarden. Er zijn landen en steden waar ik als kind van droomde omdat zij een naam hadden die mij met een bedwelmend, verrukkelijk verlangen vervulde. Van de naam Edinburgh werd ik ontzettend melancholiek. En de naam Antwerpen oefende zoveel bekoring op mij uit dat ik die stad lange tijd niet goed durfde te bezoeken, uit angst voor de teleurstelling die mij dan misschien wachtte. Nu ik Antwerpen ken, en deze havenstad vrijwel geen geheimen meer voor mij heeft, probeer ik hem soms in gedachten te reconstrueren zoals ik me hem voorstelde toen ik tien was, met als enig houvast zijn naam.
Friesland was ook zo'n magische naam. Jezelf zitten vervelen in een studiezaal van het Janson-lyceum terwijl er op hetzelfde moment mensen rondliepen in Friesland, je moest er niet aan denken! Ik had liever gehad dat ik nooit, nooit van dat land gehoord had, of dat het een andere naam had gehad. En nu ben ik dan in Friesland, in Leeuwarden. We logeren in een oud hotel met grote kamers, die uitkijken op een rustige, diepe tuin. Op de tafel waaraan ik zit te schrijven, ligt net als honderd jaar geleden een groen pluche kleed, en tegenover mij staat een grote gecapitonneerde sofa die doet denken aan een wat rijpe provinciaalse dame die in een verfomfaaide baljapon haar middagslaapje doet. Elk uur speelt het carillon van een kerk in de buurt een wijsje dat ik niet herken, waarschijnlijk het begin van een gezang.
Gisteren zijn we gaan lunchen in Grouw. Dat is een dorp aan de rand van een van de talloze grote plassen waarmee deze streek als het ware doorzeefd is, want Friesland is een waar vergiet. Witte zeilen schuin op het water in de wind, weilanden vol gele bloemen, boerderijen die langzaam in de grond lijken weg te zinken onder het gewicht van hun rieten daken, eindeloze luchten, dat alles ligt besloten in de naam Friesland. We hebben gezeild met een oude Hollander, die ons de schoten gaf nadat hij ons uitgelegd had hoe we de zeilen moesten bedienen. Robert hield de ene kant vast, ik de andere. Wat ons een gemakkelijke handeling had geleken waar we niet bij na hoefden te denken, sneed na enige tijd onze vingers bijna af, en we hadden al gauw gloeiende, opgezwollen handen. Op de uitgestrekte watervlakte geen ander geluid dan het gretige gefluister van het riet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten