woensdag 18 september 2019

Gustave Flaubert • 19 september 1868

• De eindeloos aan zijn zinnen sleutelende kluizenaar Gustave Flaubert (1821-1880) en de veel extravertere en vlot schrijvende George Sand (1804-1876) waren in veel opzochten elkaars tegenpolen, maar ze onderhielden lange tijd een vriendschap in brieven. Onderstaande brief schreef Flaubert aan Sand. Uit Wij moeten lachen en huilen (vertaald door Edu Borger).

Croisset, 19 september 1868
Ik beklaag u. Want het is treurig de mensen van wie je houdt te zien veranderen. De vervanging van de ene ziel 'oor een andere in een lichaam dat hetzelfde blijft als tevoren, is een pijnlijk schouwspel. Je voelt je verraden. Ik heb het zelf meegemaakt en meer dan eens. Maar wat voor voorstelling maakt u zich dan van vrouwen, u die tot het Derde geslacht behoort? Zijn ze niet, zoals Proudhon zegt, 'de wanhoop van de Rechtvaardige?' Sinds wanneer kunnen zij zonder hersenschimmen? Na de liefde de Vroomheid; zo gaat het altijd. Sylvanie kan geen mannen meer krijgen, dus neemt ze de Lieve Heer. Dat is alles.
Er zijn maar weinig mensen die het Bovennatuurlijke niet nodig hebben. De Filosofie zal altijd het privilege van de aristocraten blijven. Je kunt het menselijk vee vetmesten zoveel je wilt, het stro geven tot buikhoogte en zelfs hun stal vergulden, het zullen altijd beesten blijven, wat men ook beweert. De enige vooruitgang waar je op kan hopen, is het beest een beetje minder gemeen te maken. Maar of het mogelijk is de ideeën van de massa op een hoger plan te brengen, haar een breder en dus minder menselijk Godsbegrip bij te brengen, ik betwijfel het, ik betwijfel het.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten