14 september 1957
Anna Andrejevna [Achmatova] is terug, ze heeft gebeld, en ik ben bij haar geweest. Ze had een schat aan verzen, proza en kritieken. Zelfs een epigram.
Ze was opgefleurd en bruin geworden; de zomer in de buitenlucht had haar goed gedaan.
Allereerst las ze me een paar gedichten voor en een hoofdstuk uit haar herinneringen aan Mandelsjtam.
'Ik heb nog maar zo weinig tijd,' zei ze, 'dat ik me moet beperken tot datgene dat niemand anders zal schrijven.'
Daarna zei ze: 'Een paar dagen geleden kwam Anitsjka [Kaminskaja] bij me binnenstormen: "Akoema, wij behandelen op school staatsvijandige groeperingen; daar zitten Goemiljov enjij bij!"'
Na een kort stilzwijgen vervolgde ze plechtig: 'Ik vind een schandpaal zonder mijn aanwezigheid niet erg indrukwekkend; onthoudt u dat, Lidija Kornejevna ?'
Maar, om de waarheid te zeggen, ik stelde mij die schandpaal meteen als iets moois en feestelijks voor.
'Ik ben gebeld door een Bulgaar; en een paar Tsjechen wilden mij bezoeken. Maar bij ons in de gang zijn de muren verdwenen en is het behang een eigen leven gaan leiden. Je kan niemand ontvangen. Trouwens, dat zou ik toch al niet doen...
'Er doen twee gevleugelde uitspraken van Zinaïda Nikolajevna [Pasternak] de ronde. De ene luidt: "Ik zal niet de verstoten vrouw van Pasternak zijn. Ik word alleen zijn weduwe." De andere: "Boris Leonidovitsj bestaat niet meer. Er is alleen nog maar Olga Vsevolodna [Ivinskaja]." Ik ben bang dat Zina daar gelijk in heeft. Dat wijf heeft hem verslonden. Ze heeft hem levend opgeslokt.'
Anna Andrejevna sprak die laatste woorden eerder peinzend uit dan boosaardig. Alsof ze zich afvroeg of Pasternak echt verdronken was of dat er een kans bestond dat hij vandaag of morgen weer kwam bovendrijven.
Ik maakte gebruik van de pauze die was gevallen om haar te vertellen (het was wel behoorlijk laat!) van Mitja's rehabilitatie en van mijn ongepaste huilbui op het Openbaar Ministerie.
'U moet uzelf niet kwellen,' zei Anna Andrejevna vol sympathie. 'Ik herinner me hoe u toen was. Toen huilde u niet. Geen mens weet op welk moment zijn tranen opkomen.'
Alsof ze mij mijn zonden vergaf.
"Ik heb ook toen veel gehuild,' zei ik. 'Maar niet waar zij bij waren.' Toen werd er aan de deur geklopt. Het was Ardov die ons op de thee nodigde.
[...]
Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) was een Russische schrijfster en dichteres. Haar dagboeknotitities over de dichteres Achmatova zijn gebundeld in Ontmoetingen met Anna Achmatova.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten