• August Strindberg (1849-1912) was een Zweedse schrijver. Zijn autobiografische boek Inferno bevat ook 'Uittreksel uit mijn dagboek over het jaar 1896' (vertaald dor Cora Polet).
Juli 1896
De grote hitte van de julimaand is ingezet; het leven wordt ondraaglijk. Alles stinkt, vooral de honderd plees. Ik verwacht een catastrofe, zonder te weten hoe die zich zal aandienen.
Op straat vind ik een stukje papier met het woord 'marter' in een andere straat één met het woord 'aasgier'. Beide zijn door dezelfde hand geschreven. Popoffsky lijkt precies op een marter, zijn vrouw op een aasgier. Zijn zij naar Parijs gekomen om mij te doden? Gewetenloos moordenaar die hij is – want heeft hij niet vrouw en kinderen vergiftigd ? – is hij tot alles in staat.
Ik lees het mooie geschrift Over de vreugde van het sterven en dit doet het verlangen in mij opkomen deze wereld te verlaten. Om uit te proberen waar de grens tussen leven en dood ligt, strek ik mij uit op mijn bed en ontkurk een flesje cyaankali zodat de dodelijke geur zich kan verspreiden. Zacht, verlokkend nadert de man met de zeis, maar op het laatste moment komt er altijd onverwachts iets tussen: de huisknecht met een boodschap, een wesp die door het raam naar binnen vliegt. De machten ontzeggen mij de enige vreugde die mij gebleven is en ik buig mij voor hun wil.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten