• Sigurd von Ilsemann (1884-1952) was vleugeladjudant van de Duitse keizer Wilhelm II. Hij schreef Der Kaiser in Holland. Aufzeichnungen des letzten Flügeladjutanten Kaiser Wilhelms II.
Spa, 9 november 1918
Om halfnegen gebruikt de keizer met Fürstenberg, Hirschfeld en mij het ontbijt in Villa Fraineuse, brengt telegrammen mee, die hij van prins Max en Solf heeft ontvangen. Beiden raden hem dringend aan afstand te doen, daar de dynastie in gevaar is en het oorlogskabinet anders niet kan aanblijven. De invloed der bolsjewisten grijpt om zich heen, de sociaal-democraten kunnen zich niet handhaven. De kanselier verwijt de keizer, dat hij Berlijn zonder zijn goedkeuring heeft verlaten.
Na het ontbijt worden Plessen en Marschall geroepen en wordt hun de inhoud van de telegrammen meegedeeld. Daarna maakt Z.M. met ons de gebruikelijke wandeling in het park. Van verre zie ik iemand van de lijfgarde op ons toelopen, die meldt dat Hindenburg, Groener en Schulenburg Z.M. voor een bespreking verwachten.
Bij deze bespreking zijn de meningen over toestand en trouw van het leger verdeeld. Schulenburg is van mening dat men troepen moet samentrekken, die de door de bolsjewisten bezette steden zouden moeten nemen. Dan kon men l. de voorziening van het leger weer veilig stellen, die volgens Groener slechts nog voor vijf dagen toereikend is, en 2. zouden de overige bolsjewisten tot bezinning komen.
Na een half uur vindt de keizer Hintze en Grünau in de adjudantenkamer en beraadslaagt dan met hen in de tuin.
Intussen neem ik het volgende telefoongesprek van staatssecretaris von dem Bussche uit Berlijn op:
l. Men gelooft, dat vandaag in de loop van de namiddag door de arbeiders- en soldatenraden de republiek met Liebknecht aan het hoofd zal worden uitgeroepen.
2. De regering staat hier machteloos tegenover.
3. De troepen in het binnenland zijn tot dusverre zonder uitzondering naar de sociaal-democraten overgelopen. Bussche gelooft niet, dat de troepen in Berlijn en omgeving, behoudens enkele excepties, anders zullen handelen.
4. Excellentie von dem Bussche verzoekt Excellentie Von Hintze zijn invloed te doen gelden, opdat de keizer onmiddellijk aftreedt, om zodoende de dynastie te redden, die anders zonder twijfel verloren zou zijn.'
Deze notitie gaf ik direct aan Hintze, die terzijde stond. Hij scheurde de laatste alinea (nr. 4) van mijn aantekening af en ging daarmee naar de keizer.
Kort daarna komt het bericht uit Berlijn, dat de daar aanwezige troepen (Alexanderregiment, derde garderegiment en de jagers) zijn overgelopen.
Wahnschaffe dringt in het komende uur onophoudelijk op een beslissing van de keizer aan, die inmiddels in de tuin besprekingen voert met de volgende heren: Hindenburg, Groener, Heye, Hintze, Grünau, Marschall en Plessen. Om twaalf uur komt eindelijk de kroonprins. Ik ontvang hem en deel hem op het balkon mee, wat Bussche heeft getelefoneerd, en dat de keizer tot nu toe flink en standvastig is gebleven. De kroonprins is zeer ernstig en van mening, dat Z.M. geen afstand moet doen. Dan gaat hij naar zijn vader. De bespreking wordt met alle heren in de tuin voortgezet. Om één uur valt de volgende beslissing: afstand door Z.M. als keizer, aanblijven als koning van Pruisen.
Van halftwee tot halfdrie ontbijt met keizer en kroonprins. Gedurende deze tijd brengen in de adjudantenkamer Hintze en Grünau het besluit van de keizer op schrift. Toen dit na ondertekening door de koning telefonisch naar Berlijn zou worden doorgegeven, verklaarde Wahnschaffe: Te laat, kunnen wij niet meer gebruiken. De kanselier heeft reeds het volgende Wolff-telegram de wereld ingezonden: keizer en kroonprins afstand gedaan, prins Max is regent, Ebert rijkskanselier.' Z.M. besluit daarop in de afstand als keizer te berusten en de troepen mee te delen, dat de kanselier dit Wolff-telegram buiten hem om heeft opgesteld en gepubliceerd; Z.M blijft als koning van Pruisen bij zijn troepen.
De koning vraagt de kroonprins, die wil vertrekken, dit dadelijk aan zijn troepen mee te delen. Plessen en Gontard trachten de kroonprins over te halen om in deze beslissende uren bij zijn vader te blijven maar zonder ons te groeten stapt hij in zijn auto en stuift weg.
In de hal hoor ik, hoe generaal Von Marschall tegen Plessen zegt: 'Het is onmogelijk, dat de keizer als koning van Pruisen blijft.' De keizer gaat 's middags niet, zoals gewoonlijk, naar zijn vertrekken op de bovenste verdieping, maar blijft beneden bij ons. Gebroken zit hij in zijn leunstoel bij de haard en rookt zonder veel te spreken de ene sigaret na de andere. In het vertrek zijn aanwezig: Fürstenberg, Schulenburg, die niet met de kroonprins weggereden is, Niemann, Dr. Niedener, Gontard, Hirschfeld en ik. Schulenburg en Niemann verschillen van mening over de houding der troepen, of die Z.M. trouw zullen blijven of niet. De eerste blijft optimistisch.
De keizer zegt tot Gontard: 'Waarheen brengen wij de keizerin? Zij moet weg uit het Nieuwe Paleis, anders nemen ze de keizerin nog gevangen als gijzelaar.' Gontard is van mening, dat hare majesteit in het Nieuwe Paleis zonder twijfel veilig is.
Zo verstrijkt de tijd tot kwart voor vijf. Dan komen Hindenburg, Groener, Marschall, Hintze, Admiraal Scheer, Restorff en Levetzow en raden de keizer aan ook als koning van Pruisen af te treden, daar de troepen niet betrouwbaar zijn. De heren hadden zich tevoren in de villa van de veldmaarschalk twee uren beraden. Z.M. protesteert op krachtige toon, men hoort hem in het vertrek naast ons zeer luid en opgewonden spreken. Ik hoorde hoe hij Groener toeschreeuwde: 'Mijnheer de generaal, met u heb ik thans afgedaan!'
Na twintig minuten komt de keizer, alleen, in de salon, waar hij tevoren met ons had gezeten, en zegt tegen Dohna, die zich van ziekteverlof terugmeldt: 'De marine heeft geen bevelhebber meer. Aan Groener heb ik gezegd, dat hij kan doen wat hij wil (Groener was Württemberger.)
Tot graaf Dohna, Hirschfeld en mij gaat Z.M. voort: 'Ik blijf voorlopig in Spa. Voor het geval wij door bolsjewisten worden aangevallen en mijn hier aanwezige veiligheidstroepen niet trouw blijven, reizen wij naar Den Haag. Deze reis moet voorbereid worden; mijn chauffeurs moeten de uniformen van gewone onderofficieren dragen, de wagens hier uit het autopark worden genomen. Ik ben niet laf en vrees de kogel niet, maar ik zou niet gevangengenomen willen worden. Ja, wie had ooit gedacht, dat het zover zou komen, het Duitse volk is . . .' Voortgaande: 'Zo, kinderen, ga je nu bewapenen! Ik blijf vannacht hier in de villa; zorg ervoor dat de wapens bij de hand zijn.'
Z.M. bleef ook thans nog betrekkelijk rustig, waardig was zijn gehele houding. Pas om zes uur ging hij naar zijn kamer en, voor het eerst, sinds de ochtend was hij op deze verschrikkelijke dag alleen.
De tweede commandant van het hoofdkwartier, Münchhausen, een vroegere vleugeladjudant van Z.M., verscheen in de namiddag en meldde Von Plessen, de eerste commandant van het hoofdkwartier, dat blijkbaar ook op het stormbataljon Rohr geen staat meer was te maken. Ook zou de cavalerie stafbewaking, die de keizerin in Potsdam bewaakt, onbetrouwbaar zijn, de stafbewaking van de infanterie daarentegen zou zeker haar plicht doen. Ik sprak Rohr, toen deze zich twee dagen geleden bij de keizer meldde en vroeg hem of zijn mannen (meer dan duizend) betrouwbaar waren, waarop hij mij verzekerde, dat daaraan geen twijfel bestaat.
Kort na vier uur zei Grünau mij, dat de admiraalsstaf en de generale staf in Berlijn door de arbeiders- en soldatenraad is bezet. De keizer moest zo mogelijk nog vandaag naar het buitenland. De tocht naar Zwitserland was niet veilig, ook zou een verblijf aldaar wegens het internationale publiek te gevaarlijk zijn. De chef van de centrale afdeling, overste Von Tieschowitz, had meegedeeld, dat de officieren van het grote hoofdkwartier na overleg met de afdelingschefs besloten hadden niet te vechten, integendeel met de arbeiders- en soldatenraad zouden onderhandelen!
Om halfzeven komt kapitein Frhr. Fischer von Treuenfeld in de adjudantenkamer en zegt mij, dat de troepen lichamelijk totaal uitgeput zijn. Zijn divisie bijvoorbeeld lag sinds maanden, met uitzondering van vier of vijf dagen, bij hevige gevechten, met zeer zwakke gevechtseenheden en slechte verzorging, onder de blote hemel bij storm, regen en koude, de kleren gescheurd en zo vol luizen, dat de mannen niet konden slapen, ook als de gevechtspauzen 's nachts enige rust toestonden. Daarbij dan nog de berichten van thuis. Het is onmogelijk deze troepen tegen het vaderland in te zetten om voor de keizer de steden één voor één te heroveren! Misschien dat het mogelijk zou zijn, als de troepen verscheidene dagen rust kregen, in die tijd goed werden verzorgd en goed geïnstrueerd werden.
Om zeven uur komen Von Plessen en Hintze en blijven tien minuten alleen bij de keizer. Daarna gaat Plessen in de adjudantenkamer. 'Mijne heren (Hirschfeld en ik) pakt u alles in, om acht uur rijdt de keizer naar het station, al het verdere zult u in de trein vernemen.' Om kwart voor acht stappen Hirschfeld en ik bij de keizer in de auto, die ons naar het station brengt. Daarbij zegt Z.M.: 'Plessen en Hintze willen, dat ik vannacht naar Nederland vertrek. Ik kan mij met dit voorstel nog niet akkoord verklaren. Ik laat nog troepen hierheen komen. De I.G.I.D. en het stormbataljon 3 zijn reeds onderweg. Ik laat zojuist het leger weten, dat ik blijf als koning van Pruisen, en dan zou ik vluchten voordat zij zijn aangekomen? En als zij mij dan trouw blijven en voor mij vechten? Zelfs wanneer maar enkelen van hen mét de heren uit mijn omgeving trouw blijven, dan vecht ik samen met hen tot het uiterste, ook al zou dat voor ons allen de dood betekenen, - voor de dood ben ik niet bang! Nee, ik blijf hier!' Na een korte pauze vervolgt de keizer met een diepe zucht: 'Het beste zal nog zijn, dat ik mij doodschiet.'
In de trein gaat de keizer naar Gontard en Plessen, om hun te zeggen, dat hij toch in Spa blijft, en wel in de trein. Direct worden de nodige veiligheidsmaatregelen getroffen. Münchhausen vraagt om zijn ontslag, daar hij zich niet onder de arbeiders- en soldatenraad wil stellen. Z.M. wijst het af met de woorden: 'Nee, u moet blijven om uw plicht tegenover het vaderland te vervullen, om het met andere officieren en getrouwen voor het ergste te bewaren.'
Bij het gemeenschappelijk avondeten in de trein wordt nauwelijks een woord gesproken. Na het eten wenkt Marschall mij uit de eetzaal: 'Ilsemann, u moet bij Zijne Excellentie Von Plessen komen!' De oude heer spreekt lang met mij in zijn coupé: 'De keizer gaat morgenochtend om 5 uur naar Holland. De weg in het vaderland is versperd, alle Rijnovergangen zijn in handen van de bolsjewisten; de troepen aan het front zijn niet betrouwbaar, zij kunnen elk ogenblik naar huis vluchten; ook de bewaking is onbetrouwbaar; de generale staf rekent bovendien al op een aanval der bolsjewisten vanuit Aken-Verviers, misschien vannacht al. De heren, die met de keizer meegaan, moeten onmiddellijk hun ontslag nemen, daar zij als actieve officieren niet over de grens kunnen. Generaal Von Marschall zegt mij, dat u daarvoor te jong bent, en daarom moet ik u zeggen, dat het voor u beter is, indien u hier blijft. U hebt een prachtige carrière achter de rug en kunt als militair nog veel bereiken; u wordt hier door de generale staf direct weer opgenomen. Ik wil u bij het nemen van uw besluit echter niet beïnvloeden. Wilt u bij de keizer blijven, dan weet u hoezeer ik mij daarover zal verheugen. Maar het moet u duidelijk zijn, dat u dan geen beroep uitoefent en dat het staat te bezien of en wanneer u naar het vaderland kunt terugkeren! Welk besluit u ook zult nemen, u weet, dat ik u zal helpen zo goed ik kan.'
Buitengewoon ontroerd was Plessen bij deze woorden, de tranen kwamen hem in de ogen. Ik verzocht om bedenktijd. Buiten in de gang trof ik hofmaarschalk Graaf Platen. Daar ik altijd op goede voet met hem heb gestaan vroeg ik hem om raad. Hij gaf als zijn mening te kennen dat, nu de keizer niet meer beschikt over dezelfde middelen als vroeger, het gevolg ingekrompen zou moeten worden. Ik was te jong om ontslag te nemen, hij raadde mij aan hier te blijven.
Ik besloot daarop mijn oude vrienden in de generale staf te raadplegen. Toen ik daartoe de trein verliet, zag ik overal versterkte bewaking; de jonge, flinke, krachtige mannen hielden trouw de wacht bij de trein van de keizer, die hun keizer niet meer was, die binnen enige uren van hen en van zijn eens zo trotse leger zou wegvluchten. Ik zocht voor het station naar een auto. Mijn geweten zei voortdurend: 'Je mag je keizer niet verlaten; nu, in de uiterste nood, moet je bij hem blijven; wie weet, of je hem niet reeds spoedig met je leven zult moeten beschermen.'
Ik reed naar Hotel Britannique. Door de straten zwierven sterke patrouilles, overal stonden wachtposten, vaak werd ik aangehouden en moest mij legitimeren. In het hotel heerste een geweldige drukte: oude landweermannen sleepten met kisten munitie. op trappen en in gangen stonden groepen officieren van de generale staf opgewonden te praten, op alle gezichten was de ernst van het ogenblik te lezen. De wapenstilstandsvoorwaarden moesten zo juist bekend zijn gemaakt. Stülpnagel en Poseck, die ik wilde spreken, hadden een bespreking met Groener. Dus ging ik naar majoor Von dem Bussche, die ik in tegenwoordigheid van overste Von Bockelberg vertelde, voor welke beslissing Plessen mij had gesteld. Hun beider mening was, dat ik juist nu bij de keizer behoorde te blijven! Later kwamen Harbou en Stülpnagel er bij, die zonder er lang over na te hoeven denken dezelfde mening waren toegedaan; ook Poseck was dat, die ik later nog sprak. Alleen Niemann zei, dat niet al te velen de keizer konden vergezellen. Ik moest mij daarom ter beschikking van Z.M. stellen en hem de beslissing overlaten.
Toen ik bij de trein terugkwam, deelde von Plesscn mee, dat de keizer persoonlijk de wens te kennen had gegeven, dat ik bij hem zou blijven. Daarmee stond mijn toekomst vast. Ik schreef meteen een ontslagaanvrage en reed terug naar de generale staf. De wapenstilstandsvoorwaarden vernam ik van Stülpnagel, die geheel gebroken naar Harbou en Bussche kwam: 'De voorwaarden zijn eenvoudig verschrikkelijk, ik was op heel wat voorbereid, maar dat toch niet!' Het was allen duidelijk, dat de eis tot levering van locomotieven en wagons gelijk stond met hongersnood in Duitsland.
Alle heren in de strategische afdeling waren zeer overwerkt en zagen er afgemat uit. Zij vroegen zich af, wat er met hen zou gebeuren. Stülpnagel zei: 'Als de keizer ons nu maar van onze eed zou ontslaan, ik heb burgerkleren en zou het liefst daarin morgen naar Duitsland reizen. Zijn ontslag wilde hij in ieder geval onmiddellijk nemen. Bussche zei, dat hij kort tevoren in Berlijn met de Rijkskanselarij had gesproken (arbeiders- en soldatenraad); een afvaardiging zou direct naar Spa vertrekken. Bussche gelooft het met deze heren wel te zullen klaarspelen.
Van Hindenburg ging aan de legergroepen het bevel uit dat, in dien zich arbeiders- en soldatenraden zouden vormen, met deze diende te worden onderhandeld; het kwam er op aan, dat de rust onder alle omstandigheden moest worden gehandhaafd en geen plunderingen enz. zouden plaatsvinden.
Allen waren het erover eens, dat de keizer maar één mogelijkheid overbleef, namelijk naar Nederland te gaan. Hoe eerder hoe beter. Ze gaven mij hun groeten voor de keizer mede, ik moest hem zeggen dat hun het hart bloedde over het lot van hun geliefde keizer en dat hun beste wensen hem zullen vergezellen. Terwijl wij zo bijeen zaten, vielen buiten in de donkere nacht enige geweerschoten. De strijd met de bolsjewisten was begonnen, naar het scheen. Alle officieren hadden in verband met de te verwachten gevechten opdracht 's nachts op hun post te blijven.
Tegen één uur zat ik op de gang met Poseck en de een na de ander kwamen alle oude kameraden daar ook. Om mij heen staande hadden zij het over de toekomst van het vaderland. Hun meningen waren verdeeld. Alleen hierover waren zij het eens, dat het hun laatste taak was, het leger ordelijk terug te brengen en een burgeroorlog in het vaderland te voorkomen. Daartoe was het echter nu nodig de positie der sociaal-democraten te versterken en met hen tot overeenstemming te komen.
Ten slotte verzochten zij: 'Ilsemann, breng onze keizer veilig over de grens en bescherm hem in Nederland.' Menigeen streelde mij de wang en had tranen in de ogen, toen men mij ten afscheid de hand gaf.
Vervolgens reed ik terug naar de trein, waar ik mijn oppasser wekte, die verklaarde in elk geval bij mij te willen blijven. Met hem ging ik naar de afdeling van hofraad Knauff, waar mijn oude, vertrouwde kisten stonden. Het grootste deel verbrandde ik op de rails.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten