• Valentin Boelgakov (1886-1966) was Tolstojs secretaris in het laatste jaar van diens leven. Zijn dagboek over die periode is vertaald (door Charles B. Timmer) als Het laatste levensjaar van Tolstoj.
7 november
Na het vertrek van alle Tolstojs ben ik weer naar Teljatinki verhuisd. Tsjertkov had mij toen hij naar Astapovo moest om een vriendendienst gevraagd: bij zijn zieke vrouw te blijven, die door alle gebeurtenissen erg opgewonden en overstuur was geraakt en haar in geval van nood zo goed ik kon bij te staan. Zo kwam het dat ik weer aan mijn woonplaats was geklonken terwijl ik wist dat er zich nu in Astapovo tal van vrienden en goede kennissen van Tolstoj hadden verzameld en ik van verlangen brandde er ook heen te gaan om nog eenmaal, al was het maar voor even, een blik op mijn dierbare leermeester te kunnen werpen.
Onverwachts deed zich daartoe een passende gelegenheid voor: er moesten warme kleren en andere benodigdheden aan de zieke worden gebracht. Tsjertkovs vrouw, Anna Konstantinovna, besloot dat ik die dingen moest gaan brengen. Mijn vertrek was voor vanavond bepaald. Ik was gelukkig in het vooruitzicht Tolstoj spoedig weer te zien.
Tegen elven vanochtend zat ik Anna Konstantinovna in haar werkkamer iets voor te lezen. Opeens gaat de deur open en haar zoon Dima komt binnen. Hij loopt snel op zijn moeder toe, strekt zijn armen naar haar uit en zegt snikkend, naar woorden zoekend: 'Moeder... lieve... Ach, wat hadden we nog kunnen doen! Het heeft wel zo moeten zijn... Het staat ons allen te wachten... Moeder!'
Ik luister en begrijp er niets van.
Op hetzelfde ogenblik staat Anna Konstantinovna uit haar leunstoel op, kijkt haar zoon aan, slaakt een zwakke kreet en valt hem dan als levenloos in de armen. Haar gezicht is krijtwit, haar ogen zijn gesloten, zij heeft het bewustzijn verloren...
Ik ren de gang in om hulp te halen... en eerst daar dringt het tot mij door: Tolstoj is dood!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten