On the morning of the 1st of October the wind was strong and the weather as unfavourable as before for crossing on the raft. We were rejoiced to see Mr. Back and his party in the afternoon. They had traced the lake about fifteen miles farther than we did and found it undoubtedly connected, as we had supposed, with the lake we fell in with on the 22nd of September and, dreading as we had done, the idea of coasting its barren shores, they returned to make an attempt at crossing here. St. Germain now proposed to make a canoe of the fragments of painted canvas in which we wrapped our bedding. This scheme appearing practicable, a party was sent to our encampment of the 24th and 25th last to collect pitch amongst the small pines that grew there to pay over the seams of the canoe.
In the afternoon we had a heavy fall of snow which continued all night. A small quantity of tripe de roche was gathered and Credit, who had been hunting, brought in the antlers and back bone of a deer which had been killed in the summer. The wolves and birds of prey had picked them clean but there still remained a quantity of the spinal marrow which they had not been able to extract. This, although putrid, was esteemed a valuable prize and the spine being divided into portions was distributed equally. After eating the marrow, which was so acrid as to excoriate the lips, we rendered the bones friable by burning and ate them also.
John Franklin (1786-1847) was een Britse marineofficier en poolreiziger. In The Journey to the Polar Sea doet hij verslag van zijn eerste reizen naar het noordpoolgebied.
zondag 30 september 2012
Romy Schneider -- 30 september 1976
Berlijn, 30 september 1976
Ik heb weleens gedacht dat het me helemaal niets zou kunnen schelen als mijn man als een gigolo en ik als een idioot werd afgeschilderd. Er moet maar eens duidelijk gezegd worden, dat Daniël hard werkt in zijn eigen vak. Hij maakt politieke reportages voor de televisie. Hij heeft vanuit België en Angola bericht en werkt op dit ogenblik in Argentinië en Paraguay. De Franse, Belgische en Zwitserse televisie hebben zijn films al gekocht. Ik heb al in geen tien jaar meer in Duitsland gefilmd. De rollen die mij de laatste jaren vanuit Duitsland werden aangeboden, waren onacceptabel. Dat had te maken met mijn oude Duitse films en ook met de Jonge Duitse Film. Ik ben voor het bioscoopwezen hier gewoon niet geschikt. Wim Wenders' Falsche Bewegung vind ik doodgewoon slecht. Gruppenbild mit Dame, dat script vond ik mooi, hoewel ik de roman moeilijk door te komen vond. Het gaat bij mij als volgt: eerst het script, dan de regisseur en dan de spelers. Bij Böll vond ik eerst het script goed. Toen zag ik dat de regisseur Aleksandar Petrovic de gedachten, de personages en Leni begreep. Daarom heb ik mijn handtekening gezet. Ik wilde die Leni spelen, die Leni zijn, zo goed als ik kon. De keuze van een rol is voor mij ook niet zo eenvoudig meer, want we leven in een mannenfilmwereld. Zeventig procent van alle goede rollen wordt voor mannen geschreven.
Zoals deze Leni leeft, voelt en liefheeft, aanvaardt ze alle risico's. Alleen op die manier kon ze overleven. Wat Romy Schneider betreft, die heeft het ook overleefd, ondanks alles wat haar sinds haar vijftiende wordt aangedaan.
In Frankrijk leef ik 'gewoner' dan hier. Daar word ik heel anders bekeken en met rust gelaten. In Frankrijk word ik niet op straat achterna gerend. Als het al eens gebeurt, dan toch maar heel zelden. Hier, dat moet ik toch even kwijt, is sinds mijn vijftiende een imago van mij opgebouwd, dat een eigen leven is gaan leiden en waaraan nu niet meer te tornen valt. Maar het heeft helemaal niets meer met mij, met de persoon Romy Schneider, te maken. Een wens? Wat mijn carrière betreft, ja. Ik ben een door en door Europese toneelspeelster. Maar ik zou dolgraag eens in een goede Amerikaanse film spelen.
De naoorlogse wereld van Leni kan ik met mijn achtendertig jaar niet navoelen. Ik weet wel het een en ander van mijn moeder. Het treft me allemaal heel erg. Zij heeft deze tijd meegemaakt en ik moet ervan leren.
Het heeft geen zin dat David me hier komt opzoeken, want ik moet hier drie maanden lang twaalf uur per dag werken. Na de rol van Leni neem ik eerst maar eens een jaar vrij. Daarna staan er vier films op het programma. De geschiedenis van een vrouw die kanker heeft en die wordt gevolgd door een man die een ingebouwde camera in zijn hoofd heeft. Een toekomstfilm. Daarna komt er een film met Francis Girod, met wie ik al In de ban van de duivel heb gemaakt, vervolgens La Banquière, en daarna met Claude Sautet Een eenvoudig verhaal.
Ik hoop dat ik in mijn drie maanden Berlijn eens wat tijd zal hebben om te wandelen. Tot nu toe is het me nog niet één keer gelukt om over de Kurfürstendamm te slenteren. Ik hoop dat de Berlijners hetzelfde zijn gebleven. Het is altijd een publiek geweest dat bijzonder aardig voor me was. Ik heb ruim twee jaar in deze stad gewoond.
Romy Schneider (1938-1982) was een Oostenrijkse actrice. in Ich, Romy: Tagebuch eines Lebens zijn dagboekfragmenten van haar opgenomen.
Ik heb weleens gedacht dat het me helemaal niets zou kunnen schelen als mijn man als een gigolo en ik als een idioot werd afgeschilderd. Er moet maar eens duidelijk gezegd worden, dat Daniël hard werkt in zijn eigen vak. Hij maakt politieke reportages voor de televisie. Hij heeft vanuit België en Angola bericht en werkt op dit ogenblik in Argentinië en Paraguay. De Franse, Belgische en Zwitserse televisie hebben zijn films al gekocht. Ik heb al in geen tien jaar meer in Duitsland gefilmd. De rollen die mij de laatste jaren vanuit Duitsland werden aangeboden, waren onacceptabel. Dat had te maken met mijn oude Duitse films en ook met de Jonge Duitse Film. Ik ben voor het bioscoopwezen hier gewoon niet geschikt. Wim Wenders' Falsche Bewegung vind ik doodgewoon slecht. Gruppenbild mit Dame, dat script vond ik mooi, hoewel ik de roman moeilijk door te komen vond. Het gaat bij mij als volgt: eerst het script, dan de regisseur en dan de spelers. Bij Böll vond ik eerst het script goed. Toen zag ik dat de regisseur Aleksandar Petrovic de gedachten, de personages en Leni begreep. Daarom heb ik mijn handtekening gezet. Ik wilde die Leni spelen, die Leni zijn, zo goed als ik kon. De keuze van een rol is voor mij ook niet zo eenvoudig meer, want we leven in een mannenfilmwereld. Zeventig procent van alle goede rollen wordt voor mannen geschreven.
Zoals deze Leni leeft, voelt en liefheeft, aanvaardt ze alle risico's. Alleen op die manier kon ze overleven. Wat Romy Schneider betreft, die heeft het ook overleefd, ondanks alles wat haar sinds haar vijftiende wordt aangedaan.
In Frankrijk leef ik 'gewoner' dan hier. Daar word ik heel anders bekeken en met rust gelaten. In Frankrijk word ik niet op straat achterna gerend. Als het al eens gebeurt, dan toch maar heel zelden. Hier, dat moet ik toch even kwijt, is sinds mijn vijftiende een imago van mij opgebouwd, dat een eigen leven is gaan leiden en waaraan nu niet meer te tornen valt. Maar het heeft helemaal niets meer met mij, met de persoon Romy Schneider, te maken. Een wens? Wat mijn carrière betreft, ja. Ik ben een door en door Europese toneelspeelster. Maar ik zou dolgraag eens in een goede Amerikaanse film spelen.
De naoorlogse wereld van Leni kan ik met mijn achtendertig jaar niet navoelen. Ik weet wel het een en ander van mijn moeder. Het treft me allemaal heel erg. Zij heeft deze tijd meegemaakt en ik moet ervan leren.
Het heeft geen zin dat David me hier komt opzoeken, want ik moet hier drie maanden lang twaalf uur per dag werken. Na de rol van Leni neem ik eerst maar eens een jaar vrij. Daarna staan er vier films op het programma. De geschiedenis van een vrouw die kanker heeft en die wordt gevolgd door een man die een ingebouwde camera in zijn hoofd heeft. Een toekomstfilm. Daarna komt er een film met Francis Girod, met wie ik al In de ban van de duivel heb gemaakt, vervolgens La Banquière, en daarna met Claude Sautet Een eenvoudig verhaal.
Ik hoop dat ik in mijn drie maanden Berlijn eens wat tijd zal hebben om te wandelen. Tot nu toe is het me nog niet één keer gelukt om over de Kurfürstendamm te slenteren. Ik hoop dat de Berlijners hetzelfde zijn gebleven. Het is altijd een publiek geweest dat bijzonder aardig voor me was. Ik heb ruim twee jaar in deze stad gewoond.
Romy Schneider (1938-1982) was een Oostenrijkse actrice. in Ich, Romy: Tagebuch eines Lebens zijn dagboekfragmenten van haar opgenomen.
Bella Fromm -- 29 september 1931
Francois-Poncet bracht een toast uit op de president van het Duitse rijk en de president van de Franse republiek [tijdens een ontvangst van een hoge Franse delegatie]. De filmwagen met geluidsapparatuur was gearriveerd bij de ingang van de ambassade aan het Pariser Platz. De Fransen keken met een schuin oog naar de motregen en begaven zich met Brüning naar het balkon. Van beneden klonk er gejuich: 'Vive la Paix! Hoch Briand! Hoch Brüning!'
Toen Briand [voormalige Franse premier] terugkeerde naar Hotel Adlon, nam hij me bij de arm en nodigde me uit nog even met hem te komen babbelen. Hij legde me zijn ideeën uit. 'Ik hoop toch zo dat ik erin slaag mijn ideeën uit te werken! Het is een oude droom van mij en de Fransen om Europa te verenigen in een grote alliantie van afzonderlijke landen, zoiets als de Verenigde Staten. Daarmee zou een volgende oorlog in Europa kunnen worden voorkomen. Wanneer we niet in vrede kunnen samenleven, staat de hele Europese beschaving op het spel. Wanneer we zonder het gebruik van dwangmiddelen tot een Europese unie zouden komen, zou ik als een gelukkig mens sterven.'
Hij leek zo enthousiast dat ik er diep door werd geraakt.
Maar Laval [Franse premier, in 1945 wegens collaboratie met de nazi's ter dood veroordeeld] leek me niet de man te zijn die zich in Briands idealen kon vinden. Briand had me aan hem voorgesteld en vroeg me daarna: 'Waarom heb je niet even met hem gepraat?' 'Omdat ik hem niet mag, excellentie', zei ik. 'Hij kijkt gemeen, het is een sluwe vos.'
Lavals tanden, geel van te veel nicotine, zien er inderdaad uit als die van een roofdier. Zijn legendarische witte das, als vlinderdas gestrikt, accentueert zijn zwarte haar en gelige huid. Ik wilde Briand niet kwetsen door zijn discipel al te streng te beoordelen. Hij voelde echter dat ik niets van Laval moest hebben en zei: 'Het is niet goed om alleen op het uiterlijk af te gaan, mijn kind.' Hij gaf me zijn handtekening. 'Wil je die van Laval ook hebben?' Ik schudde mijn hoofd. 'Ik wil niets te maken hebben met mensen die in het geheim die Dr. Goebbels ontmoeten', zei ik.
Bella Fromm (1917-1971) was een Duitse journaliste. Ze vluchtte in 1938 voor de nazi's naar de Verenigde Staten. In Blood & banquets staan gedeellten uit haar dagboeken.
Toen Briand [voormalige Franse premier] terugkeerde naar Hotel Adlon, nam hij me bij de arm en nodigde me uit nog even met hem te komen babbelen. Hij legde me zijn ideeën uit. 'Ik hoop toch zo dat ik erin slaag mijn ideeën uit te werken! Het is een oude droom van mij en de Fransen om Europa te verenigen in een grote alliantie van afzonderlijke landen, zoiets als de Verenigde Staten. Daarmee zou een volgende oorlog in Europa kunnen worden voorkomen. Wanneer we niet in vrede kunnen samenleven, staat de hele Europese beschaving op het spel. Wanneer we zonder het gebruik van dwangmiddelen tot een Europese unie zouden komen, zou ik als een gelukkig mens sterven.'
Hij leek zo enthousiast dat ik er diep door werd geraakt.
Maar Laval [Franse premier, in 1945 wegens collaboratie met de nazi's ter dood veroordeeld] leek me niet de man te zijn die zich in Briands idealen kon vinden. Briand had me aan hem voorgesteld en vroeg me daarna: 'Waarom heb je niet even met hem gepraat?' 'Omdat ik hem niet mag, excellentie', zei ik. 'Hij kijkt gemeen, het is een sluwe vos.'
Lavals tanden, geel van te veel nicotine, zien er inderdaad uit als die van een roofdier. Zijn legendarische witte das, als vlinderdas gestrikt, accentueert zijn zwarte haar en gelige huid. Ik wilde Briand niet kwetsen door zijn discipel al te streng te beoordelen. Hij voelde echter dat ik niets van Laval moest hebben en zei: 'Het is niet goed om alleen op het uiterlijk af te gaan, mijn kind.' Hij gaf me zijn handtekening. 'Wil je die van Laval ook hebben?' Ik schudde mijn hoofd. 'Ik wil niets te maken hebben met mensen die in het geheim die Dr. Goebbels ontmoeten', zei ik.
Bella Fromm (1917-1971) was een Duitse journaliste. Ze vluchtte in 1938 voor de nazi's naar de Verenigde Staten. In Blood & banquets staan gedeellten uit haar dagboeken.
donderdag 27 september 2012
Wouter Jacobsz -- 28 september 1573
Vandaag zijn de kapelaan en een geprofeste non van het Agnietenklooster, die hun geloof verzaakt hebben, weggegaan, de wereld in, alsof ze geen eeuwige geloften hebben afgelegd. Daar kan ook weinig tegen gedaan worden uit angst voor wat deze goddeloze tijd de religie nog aan kan doen. We waren allemaal verslagen en benauwd van harte, onze Heer uit het diepste van ons hart biddend dat hij op ons wil neerzien en dezen hun geloften weer doet nakomen en dat hij alle bedrukte, angstige en de talloze uitgeweken, brave mensen verlossing en inwendige vertroosting zal verlenen naar zijn welbehagen.
Op de laatste dag van september was de bisschop van Haarlem in Amsterdam om alle pastoors en priesters te ondervragen die zich meldden om pastorale diensten uit te oefenen. Hij ondervroeg ook alle mannelijke en vrouwelijke schoolhouders en gebood hun dat zij de kinderen uit de boekjes moesten onderwijzen die vanouds door de christenen geleerd zijn. En de bisschop nam van allen de eed van trouw aan de katholieke kerk af. Vandaag heeft het Ter Lelieklooster een halve last mout gekocht voor 95 goudguldens per last en een last tarwe voor 216 gulden, te betalen voor volgend jaar februari.
Wouter Jacobsz (1521-1595) was een kloosterbroeder die tussen 1572 en 1579 verslag deed van de 'troebelen', oftewel de opstand van de geuzen. Zijn verslag is gepubliceerd als Dagboek van broeder Wouter Jacobsz 1572-1579.
Op de laatste dag van september was de bisschop van Haarlem in Amsterdam om alle pastoors en priesters te ondervragen die zich meldden om pastorale diensten uit te oefenen. Hij ondervroeg ook alle mannelijke en vrouwelijke schoolhouders en gebood hun dat zij de kinderen uit de boekjes moesten onderwijzen die vanouds door de christenen geleerd zijn. En de bisschop nam van allen de eed van trouw aan de katholieke kerk af. Vandaag heeft het Ter Lelieklooster een halve last mout gekocht voor 95 goudguldens per last en een last tarwe voor 216 gulden, te betalen voor volgend jaar februari.
Wouter Jacobsz (1521-1595) was een kloosterbroeder die tussen 1572 en 1579 verslag deed van de 'troebelen', oftewel de opstand van de geuzen. Zijn verslag is gepubliceerd als Dagboek van broeder Wouter Jacobsz 1572-1579.
woensdag 26 september 2012
Ank van der Moer -- 27 september 1980
Zaterdag
In Frank Govers' show zag ik die lijn onophoudelijk terug. Het was een schitterende show, veel zwart, maar ook rood en paars, zeer veel gepailletteerd, wijde rokken met plissé. Marian Goekoop, de vrouw van de burgemeester van Leiden, opende de show met een paar woorden. Zelf gekleed in een beeldige zwarte jurk, natuurlijk ook van Frank. Een dochter - zeventien jaar - van de bekende chirurg Honnebier, liep mee in de show als een volleerde mannequin en het jongste meisje van drie sloot ook in een beeldigjurkje, aanheteinde de bruidsstoet. Roze champagne, veel bekende gezichten, o.a. Marjol Flore, Elsa Leoni, Hetty Blok, Bruni Heincke. Na afloop waren er plannen om nog uit te gaan, maar ik was van dat interview zo hondsmoe, dat ik naar huis én naar bed ben gegaan.
Diduine heeft rokje bij Edgar Vos voor me opgehaald dat verkort moest worden. Ik heb twee pakjes bij hem gekocht. En een hoed. Het grijsgroene is vooral beeldig. Dat trek ik morgen aan als ik naar mijn dochter Annemarie ga. Diduine kwam gezellig vroeg. Donya Feuer, de regisseuse van het Shakespeare-programma, was over uit Zweden om de voorstelling van Othello te zien. Ze bracht een mooie tas voor me mee. Ik heb haar het boekje van Annemarie gegeven (Een moeder van niks, heet het) en er een paar regeltjes in geschreven op de eerste bladzijde. Donya heeft met ons meegegeten en toen zijn Diduine en ik naar Arnhem gereden, alwaar voorstelling.
Ank van der Moer (1912-1983) was een Nederlandse actrice. In 1980 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
In Frank Govers' show zag ik die lijn onophoudelijk terug. Het was een schitterende show, veel zwart, maar ook rood en paars, zeer veel gepailletteerd, wijde rokken met plissé. Marian Goekoop, de vrouw van de burgemeester van Leiden, opende de show met een paar woorden. Zelf gekleed in een beeldige zwarte jurk, natuurlijk ook van Frank. Een dochter - zeventien jaar - van de bekende chirurg Honnebier, liep mee in de show als een volleerde mannequin en het jongste meisje van drie sloot ook in een beeldigjurkje, aanheteinde de bruidsstoet. Roze champagne, veel bekende gezichten, o.a. Marjol Flore, Elsa Leoni, Hetty Blok, Bruni Heincke. Na afloop waren er plannen om nog uit te gaan, maar ik was van dat interview zo hondsmoe, dat ik naar huis én naar bed ben gegaan.
Diduine heeft rokje bij Edgar Vos voor me opgehaald dat verkort moest worden. Ik heb twee pakjes bij hem gekocht. En een hoed. Het grijsgroene is vooral beeldig. Dat trek ik morgen aan als ik naar mijn dochter Annemarie ga. Diduine kwam gezellig vroeg. Donya Feuer, de regisseuse van het Shakespeare-programma, was over uit Zweden om de voorstelling van Othello te zien. Ze bracht een mooie tas voor me mee. Ik heb haar het boekje van Annemarie gegeven (Een moeder van niks, heet het) en er een paar regeltjes in geschreven op de eerste bladzijde. Donya heeft met ons meegegeten en toen zijn Diduine en ik naar Arnhem gereden, alwaar voorstelling.
Ank van der Moer (1912-1983) was een Nederlandse actrice. In 1980 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
dinsdag 25 september 2012
Jeff Ventura -- 26 september 2001
Last night I had drinks with a new friend of mine, a lieutenant in the United States army who lives in my dorm with his girlfriend. He is a great guy. Even though he knows I am gay, it is not even an issue with him.
He's a native New Yorker, so such things really don't phase him. He's what I like about New York: in possession of a thick-skinned attitude that isn't easily offended, and rarely shocked.
Of course the World Trade Center disaster pierced that skin.
Over beers at the bar that is located in our dorm, he told me that the foreign graduate students here -- our dormitory is 75% international visitors -- keep coming up to him and asking with concern, "How are things going?" He knows they mean the war preparations. He is polite to them, but inside he confessed that he is feeling a disconnection with foreigners these days. They don't seem as affected by this as we are.
To be in the company of Americans now seems more comforting.
A student from Germany stole a gym machine from me at the health club, before the terrorist attack. He just commandeered it for himself, and laughed at his bit of bullying. Ever since I have disliked him. I saw him two days ago in the gym again, the first time since the attack. I had a profound urge to scream at him, "Go back to your own country!" Intellectually that is not the sentiment I have, but emotionally I am tired of the people who come here feeling they are entitled.
I have a new sense of patriotism that I don't know what to do with, an emotional sort of nationalism that I cannot classify as good or bad. I am conflicted.
I told my army friend that my 17-year-old brother said he would enlist if his country needed him; there was a time when I would have called him crazy for even considering entering the military. Instead I told him if he did sign-up he would make me proud.
As I related this story to my friend, I became choked-up with emotion and turned away, embarrassed to be crying in front of such a strong military man. He reached over and put his hand on my shoulder in a gesture of comfort.
"I understand," he said. "I understand completely."
Jeff Ventura uit New York hield in 2001 gedurende enige weken na 9/11 samen met Arshad Mahmood Yusufzai uit Peschawar (Pakistan) een 'west-östliche Tagebuch' bij.
He's a native New Yorker, so such things really don't phase him. He's what I like about New York: in possession of a thick-skinned attitude that isn't easily offended, and rarely shocked.
Of course the World Trade Center disaster pierced that skin.
Over beers at the bar that is located in our dorm, he told me that the foreign graduate students here -- our dormitory is 75% international visitors -- keep coming up to him and asking with concern, "How are things going?" He knows they mean the war preparations. He is polite to them, but inside he confessed that he is feeling a disconnection with foreigners these days. They don't seem as affected by this as we are.
To be in the company of Americans now seems more comforting.
A student from Germany stole a gym machine from me at the health club, before the terrorist attack. He just commandeered it for himself, and laughed at his bit of bullying. Ever since I have disliked him. I saw him two days ago in the gym again, the first time since the attack. I had a profound urge to scream at him, "Go back to your own country!" Intellectually that is not the sentiment I have, but emotionally I am tired of the people who come here feeling they are entitled.
I have a new sense of patriotism that I don't know what to do with, an emotional sort of nationalism that I cannot classify as good or bad. I am conflicted.
I told my army friend that my 17-year-old brother said he would enlist if his country needed him; there was a time when I would have called him crazy for even considering entering the military. Instead I told him if he did sign-up he would make me proud.
As I related this story to my friend, I became choked-up with emotion and turned away, embarrassed to be crying in front of such a strong military man. He reached over and put his hand on my shoulder in a gesture of comfort.
"I understand," he said. "I understand completely."
Jeff Ventura uit New York hield in 2001 gedurende enige weken na 9/11 samen met Arshad Mahmood Yusufzai uit Peschawar (Pakistan) een 'west-östliche Tagebuch' bij.
zondag 23 september 2012
Mrs Hessey -- 23 september 1952
Wednesday, 23 September
Bet slept here
A lovely day of Indian summer. Bet and Barnaby saw the Changing of the Guard at Whitehall and were photographed with the pigeons at Trafalgar Square. After lunch we took Barnaby to Waterloo station for his school train at 2.30. He was very cheerful - not a tear. We then came back and sat in the garden, and after tea Bet went down to meet Awly at Piccadilly Circus and take her to the cinema. Philippa came in for half an hour after supper on her way back to Bushey. She had been up for the CH Mansion House do. She looked awfully tired.
Mrs Hessey's diary.
Bet slept here
A lovely day of Indian summer. Bet and Barnaby saw the Changing of the Guard at Whitehall and were photographed with the pigeons at Trafalgar Square. After lunch we took Barnaby to Waterloo station for his school train at 2.30. He was very cheerful - not a tear. We then came back and sat in the garden, and after tea Bet went down to meet Awly at Piccadilly Circus and take her to the cinema. Philippa came in for half an hour after supper on her way back to Bushey. She had been up for the CH Mansion House do. She looked awfully tired.
Mrs Hessey's diary.
Lt. Robert J. Beckley -- 22 september 1944
No. 17. Kassel, September 22, 1944:
7 hours 30 minutes flying time.
Bomb load 6, five-hundred pound GP bombs and 6, five-hundred pound IB.
Our target was the Tiger Tank Works (a pre-war Ford plant). No results were observed because of solid cloud coverage. There was heavy flak, but we got through untouched. The lead navigator was off course at the IP and took us over the town of Frankfurt.
Lt. Robert J. Beckley, Navigator, 600th/601st Squadron, voerde bombardementsvluchten uit boven Duitsland. Bovenstaande is afkomstig uit zijn logboek.
7 hours 30 minutes flying time.
Bomb load 6, five-hundred pound GP bombs and 6, five-hundred pound IB.
Our target was the Tiger Tank Works (a pre-war Ford plant). No results were observed because of solid cloud coverage. There was heavy flak, but we got through untouched. The lead navigator was off course at the IP and took us over the town of Frankfurt.
Lt. Robert J. Beckley, Navigator, 600th/601st Squadron, voerde bombardementsvluchten uit boven Duitsland. Bovenstaande is afkomstig uit zijn logboek.
donderdag 20 september 2012
Menno ter Braak -- 21 september 1939
Tiel, 21 Sept.
Gisteren hier aangekomen na verblijf in Renkum bij de v. H's, wier ceremoniële hartelijkheid in staat is om iemand weer aan de waarde van de cultuur te doen geloven. Gefietst langs Opheusden-Ochten, met het prachtigste landschap vol herinneringen aan 17e eeuwse meesters. Dit landschap pas leren zien door die meesters. Weinig ‘contact’ met de oorlog; het apocalyptische ondier heeft te Dantzig gebruld, maar ik heb het niet gehoord en alleen de conclusies in de kranten gelezen. Zijn stem moet ‘mat’ hebben geklonken.
Ik liep vanmorgen door dit stadje rond, waar ik de vorige oorlog meemaakte (meemaakte is veel gezegd). Voor sommige mensen is het verbazingwekkend, als er veel inwoners blijken verdwenen te zijn, veel huizen blijken te zijn opgeruimd na 25 jaar etc. Ik voor mij ben zo gewoon in de categorieën van het ‘vloeiende’ te denken, dat ik mij telkens verbaas, als er nog ergens eenzelfde naambordje is, als ik nog dezelfde wezens tegenkom van vroeger, en soms niet eens erg veranderd. Het semi-permanente karakter van dit alles (de eleastische ‘schijn’ boven de heraclitische ‘werkelijkheid’) is het eigenlijk-bekoorlijke van deze wandelingen. Panta rei: maar de heer Stolk woont nog precies waar hij vroeger woonde. Hij is nog, hoewel hij wordt gestroomd. En ook dit huis is nog het huis van de vorige oorlog; het is, alsof het in twintig jaar niets gedaan heeft dan wachten, tot ‘het’ opnieuw zou beginnen. Mijn tante breit weer sokken voor militairen; alleen de radio, waaruit alle nieuwsberichten worden getapt, is een novum.
Het krekelblaadje hier aangetroffen, n.b. naast Rauschning! Dit abstracte gezwam van een verbalist is alleen maar komisch, als men het met de ‘werkelijkheid’ vergelijkt. Maar zulke ‘beschouwingen’ maken indruk op dezelfde geesten, die zich geestelijk herbewapenden en Hitler door hun instinctloosheid groot lieten worden. Zij zullen ook door niets te genezen zijn en alleen ‘de prullemand der historie’ zal hier uitkomst brengen.
Het ‘verraad’ der Sowjets en de ‘heldenmoed’ der Polen. Men ‘tast nog in het duister’ over de bedoelingen der Russen, en dus zullen de gelovige heilstaatmarxisten nog wel weer op adem komen en ‘heilige’ bedoelingen veronderstellen bij Stalin c.s. Zij willen uiteraard niet zien, dat een ‘heilstaat’ niet als een hyena van het slagveld optreden kan, zelfs niet voor het ‘heil’. Alle verwachtingen t.o.v. Rusland waren gebaseerd op een verschil in middelen; theorie b.v., dat de Sowjet-Unie geen imperialistische roofstaat was etc. Deze legende zal in communistische kringen nu wel prompt vervangen worden door de legende van de ‘bevrijde volken’, die onder het Pools kapitalistisch juk zuchtten. Voor gelovigen zijn dergelijke overgangen niets bijzonders om te verteren.
Intussen zijn, zoals W. opmerkte, de gangbare begrippen zo zinneloos geworden en zo confuus, dat men een ineenstorting van de taal zou kunnen verwachten, of het optreden van een messias, die door een verlossend ‘woord’ de hele Hitler-Stalin-rommel van ‘onderdrukte minderheden’, ‘neutraliteit’ etc. zou wegvagen. Zulk een man zou van oude pacifistische en democratische gemeenplaatsen gebruik kunnen maken. De enige realiteit is de moed, waarmee Warschau zich verdedigt tegen een overmacht. Ik zou mij zoiets alleen kunnen voorstellen, wanneer ik i.p.v. Warschau zette: Amsterdam.
Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
Gisteren hier aangekomen na verblijf in Renkum bij de v. H's, wier ceremoniële hartelijkheid in staat is om iemand weer aan de waarde van de cultuur te doen geloven. Gefietst langs Opheusden-Ochten, met het prachtigste landschap vol herinneringen aan 17e eeuwse meesters. Dit landschap pas leren zien door die meesters. Weinig ‘contact’ met de oorlog; het apocalyptische ondier heeft te Dantzig gebruld, maar ik heb het niet gehoord en alleen de conclusies in de kranten gelezen. Zijn stem moet ‘mat’ hebben geklonken.
Ik liep vanmorgen door dit stadje rond, waar ik de vorige oorlog meemaakte (meemaakte is veel gezegd). Voor sommige mensen is het verbazingwekkend, als er veel inwoners blijken verdwenen te zijn, veel huizen blijken te zijn opgeruimd na 25 jaar etc. Ik voor mij ben zo gewoon in de categorieën van het ‘vloeiende’ te denken, dat ik mij telkens verbaas, als er nog ergens eenzelfde naambordje is, als ik nog dezelfde wezens tegenkom van vroeger, en soms niet eens erg veranderd. Het semi-permanente karakter van dit alles (de eleastische ‘schijn’ boven de heraclitische ‘werkelijkheid’) is het eigenlijk-bekoorlijke van deze wandelingen. Panta rei: maar de heer Stolk woont nog precies waar hij vroeger woonde. Hij is nog, hoewel hij wordt gestroomd. En ook dit huis is nog het huis van de vorige oorlog; het is, alsof het in twintig jaar niets gedaan heeft dan wachten, tot ‘het’ opnieuw zou beginnen. Mijn tante breit weer sokken voor militairen; alleen de radio, waaruit alle nieuwsberichten worden getapt, is een novum.
Het krekelblaadje hier aangetroffen, n.b. naast Rauschning! Dit abstracte gezwam van een verbalist is alleen maar komisch, als men het met de ‘werkelijkheid’ vergelijkt. Maar zulke ‘beschouwingen’ maken indruk op dezelfde geesten, die zich geestelijk herbewapenden en Hitler door hun instinctloosheid groot lieten worden. Zij zullen ook door niets te genezen zijn en alleen ‘de prullemand der historie’ zal hier uitkomst brengen.
Het ‘verraad’ der Sowjets en de ‘heldenmoed’ der Polen. Men ‘tast nog in het duister’ over de bedoelingen der Russen, en dus zullen de gelovige heilstaatmarxisten nog wel weer op adem komen en ‘heilige’ bedoelingen veronderstellen bij Stalin c.s. Zij willen uiteraard niet zien, dat een ‘heilstaat’ niet als een hyena van het slagveld optreden kan, zelfs niet voor het ‘heil’. Alle verwachtingen t.o.v. Rusland waren gebaseerd op een verschil in middelen; theorie b.v., dat de Sowjet-Unie geen imperialistische roofstaat was etc. Deze legende zal in communistische kringen nu wel prompt vervangen worden door de legende van de ‘bevrijde volken’, die onder het Pools kapitalistisch juk zuchtten. Voor gelovigen zijn dergelijke overgangen niets bijzonders om te verteren.
Intussen zijn, zoals W. opmerkte, de gangbare begrippen zo zinneloos geworden en zo confuus, dat men een ineenstorting van de taal zou kunnen verwachten, of het optreden van een messias, die door een verlossend ‘woord’ de hele Hitler-Stalin-rommel van ‘onderdrukte minderheden’, ‘neutraliteit’ etc. zou wegvagen. Zulk een man zou van oude pacifistische en democratische gemeenplaatsen gebruik kunnen maken. De enige realiteit is de moed, waarmee Warschau zich verdedigt tegen een overmacht. Ik zou mij zoiets alleen kunnen voorstellen, wanneer ik i.p.v. Warschau zette: Amsterdam.
Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
woensdag 19 september 2012
Piet Buwalda -- 20 september 1989
De Intourist-juffrouw heeft mij eigenlijk afgeraden vanavond naar de Opera te gaan. Op het programma stond een 'lokale' opera, zei ze, en ook nog in de Oezbeekse taal. Maar de Amerikaanse diplomaat George Kennan heeft in zijn memoires grote bewondering geuit voor de inwoners van Tasjkent, die midden in de Tweede Wereldoorlog hun Operagebouw hadden weten te voltooien. Dat wil ik dus toch zien.
Het was te lopen, zei de juffrouw, maar ik besluit de metro te nemen, want die zou volgens de lokale opvattingen nog mooier zijn dan die in Moskou. Dat blijkt een kwestie van smaak.
Vanuit de metro is het Operagebouw daarna wat moeilijk te vinden en ik ben dus aan de late kant. Er is in feite zo weinig drukte voor het gebouw dat ik mij afvraag of dit wel de goede plek is. Maar bij de controle wordt mijn kaartje zonder probleem afgescheurd en ik kan de zaal inlopen, hoewel de voorstelling al is begonnen. Ik kijk om mij heen om mijn rij te vinden en ontdek iets heel merkwaardigs: geen mensen! Nog eens rondgekeken en ja, hier en daar valt toch iemand te bekennen. In de pauze blijken er welgeteld 17 mensen in de zaal te zitten...
Er wordt een volledig geënsceneerde opera opgevoerd, met solisten, koor, ballet en orkest in de bak. Samen met de toneelknechten, belichtingsoperateurs, ouvreuses en nog zowat, moeten er die avond een 150 mensen in dienst geweest zijn - voor 17 toeschouwers!
Langzaam aan wordt mij duidelijk wat de oorzaak van dit debacle moet zijn geweest. De opera is door een lokale componist gecomponeerd ter ere van de zeventigste herdenkingsdag, twee jaar geleden, van de 'Grote Oktober Revolutie'. Het libretto is een volledige draak, de muziek inhoudsloos en lelijk. Maar dat alles zou de Oezbeki's misschien toch nog niet zó hebben afgeschrikt. De ware reden zit waarschijnlijk in het verhaal zelf, dat beschrijft hoe arme, door de laatste Khan onderdrukte Oezbeki's aan Lenin, die persoonlijk op het toneel verschijnt, om hulp en bevrijding vragen, waardoor de zegeningen van de revolutie ook over hun land worden uitgestort. Juist dat gaat er kennelijk bij de bewoners van de Oezbeekse hoofdstad in de tijd van Perestrojka en Glasnost niet meer in.
Piet Buwalda (1925) was van 1986 tot 1990 Nederlands ambassadeur in Moskou.
Het was te lopen, zei de juffrouw, maar ik besluit de metro te nemen, want die zou volgens de lokale opvattingen nog mooier zijn dan die in Moskou. Dat blijkt een kwestie van smaak.
Vanuit de metro is het Operagebouw daarna wat moeilijk te vinden en ik ben dus aan de late kant. Er is in feite zo weinig drukte voor het gebouw dat ik mij afvraag of dit wel de goede plek is. Maar bij de controle wordt mijn kaartje zonder probleem afgescheurd en ik kan de zaal inlopen, hoewel de voorstelling al is begonnen. Ik kijk om mij heen om mijn rij te vinden en ontdek iets heel merkwaardigs: geen mensen! Nog eens rondgekeken en ja, hier en daar valt toch iemand te bekennen. In de pauze blijken er welgeteld 17 mensen in de zaal te zitten...
Er wordt een volledig geënsceneerde opera opgevoerd, met solisten, koor, ballet en orkest in de bak. Samen met de toneelknechten, belichtingsoperateurs, ouvreuses en nog zowat, moeten er die avond een 150 mensen in dienst geweest zijn - voor 17 toeschouwers!
Langzaam aan wordt mij duidelijk wat de oorzaak van dit debacle moet zijn geweest. De opera is door een lokale componist gecomponeerd ter ere van de zeventigste herdenkingsdag, twee jaar geleden, van de 'Grote Oktober Revolutie'. Het libretto is een volledige draak, de muziek inhoudsloos en lelijk. Maar dat alles zou de Oezbeki's misschien toch nog niet zó hebben afgeschrikt. De ware reden zit waarschijnlijk in het verhaal zelf, dat beschrijft hoe arme, door de laatste Khan onderdrukte Oezbeki's aan Lenin, die persoonlijk op het toneel verschijnt, om hulp en bevrijding vragen, waardoor de zegeningen van de revolutie ook over hun land worden uitgestort. Juist dat gaat er kennelijk bij de bewoners van de Oezbeekse hoofdstad in de tijd van Perestrojka en Glasnost niet meer in.
Piet Buwalda (1925) was van 1986 tot 1990 Nederlands ambassadeur in Moskou.
Tom de Booy -- 19 september 1962
Woensdag 19 september 1962. De dag begonnen met een wedloop om het vliegveld. Gewonnen door Holger op gevolgd een borstlengte door van Peter en op 100 meter Paul. Kriel kwam een enkele honderden meters daarna, maar had het toch gehaald, terwijl ik op "doktersadvies" maar een half rondje mocht maken. Paul heeft ons zowel voor als na de inspanning gewogen, trouwens de dag begint met de zeer nauwkeurige weging van de deelnemers. Er zijn grote teleurstellingen. Egeler woog nl 90 kilo, de Booy (zeer tot zijn opluchting ) 80.8, Bodenhausen 72, Paul 78, Holger 72,Peter 73, Nijhuis 81, Tammes 88, en Schaar 79. Deze gewichten der deelnemers worden dagelijks genomen in verband met wetenschappelijke proefnemingen, waarover een andere keer zal worden verteld. Vandaag werd begonnen met het maken van 30 kilo vrachten voor de coolies die hopelijk overmorgen zullen arriveren. Dit blijkt nog ene zeer tijdrovend werk. Nauwkeurig wegen, max 30 kg dan beplakken met een waterdicht plastic linnen en catalogiseren. 's Middags zijn de doktoren naar het Engelse hospitaal gegaan en tevens onze tandarts, die al met spanning werd verwacht. In een uiterst primitief kamertje kon hij met zijn werk beginnen. Peter heeft het prima gedaan. 4 patiënten, 1 kies getrokken en 6 vullingen. In het middag vliegtuig was een zending brood en cake, afkomstig van de directeur van het hotel. Bijzonder aardig om hieraan te denken. Hij stuurde ook nog een fles gin die weinig tijd nodig had om de 9 dorstige kelen te voeden. Nadat deze fles op was, lieten we door Dannu nog wat plaatselijke drank kopen de zogenaamde Rakshi, zeer goed drinkbaar! In ieder geval is vannacht weer door de expeditieleden voortreffelijk geslapen.
Uit: Het dagboek van de Himalayas expeditie 22 augustus- 27 december 1962 geschreven door Tom de Booy voor het weekblad de Spiegel.
Uit: Het dagboek van de Himalayas expeditie 22 augustus- 27 december 1962 geschreven door Tom de Booy voor het weekblad de Spiegel.
maandag 17 september 2012
Ernst Heldring -- 18 september 1939
18 September 1939.
Rusland valt Polen aan en neemt die gebieden terug welke Polen na den grooten
oorlog van Rusland afnam. Het gebeurt in een ommezien, zoogenaamd met
goedkeuring der Duitschers. De kracht van Polen schijnt volkomen gebroken te zijn.
Blijft het hierbij of gaan Duitschland en Rusland gezamenlijk ook Roemenië te lijf?
Het is opmerkelijk dat het stuk van de Oekraine dat Rusland bezet heeft, de Duitschers
van Roemenië afsnijdt. Het loopt tot dusver slecht met de geallieerden. Ook een
Britsch moederschip voor de luchtmacht werd vandaag getorpedeerd. Het pond is
op ƒ 7, - gedaald. [...]
Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken publiceerde hij in Herinneringen en dagboek.
Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken publiceerde hij in Herinneringen en dagboek.
zondag 16 september 2012
Marten Toonder -- 17 september 1982
Slecht geslapen, en buiten opnieuw mist, met eigentijds gedaver. Jammer, vandaag zijn de zaken aan de beun en dan moet men fris zijn. Leerde dat tenminste in mijn jeugd. Voordat ik naar Ierland ging had ik 25 jaren zakenbesprekingen achter de rug. Werd allergisch en kreeg een akelige uitslag aan mijn verstandsklier die hachelijke vormen aannam. Had zelfs explosief kunnen worden als ik mij niet had aangewend ruwe gesprekken door een ijzige stilte te onderbreken. Het bleek heilzaam de zaken in de Oostindische doofpot te stoppen, omdat mondelinge afspraken het papier niet waard zijn waarop zij geschreven zijn. Had daardoor mijn hoofd er vaak niet bij. zodat ik niet in de gaten had, wanneer ik neergeslagen was. Komt, omdat mijn eigenlijke werk voor tachtig procent uit gevoel bestaat en voor veertig procent uit verstand. Gesprekken met zakelijk leider Voster zijn echter leerzaam, en zelfs opbeurend. Conclusie was dan ook, dat men niet alleen een gedeelte moet opgeven, maar zo nodig alles, om te sparen wat er overblijft. Wat er overblijft zijn de noodzakelijke psi-factoren die in het zakendoen onbekend zijn. Kan die begrijpen omdat zij in andere wereld horen. Heel iets anders dan vroeger. Toen was motto: de winst zal eerlijk verdeeld worden en de rest gaat naar de ondernemer. Albert doorziet dat soort ragfijn spel en zal er wel komen.
Bracht ons 's avonds naar Breda, waar ik de Stripschapsprijs waarmee men mij vereerd heeft, in ontvangst zal nemen. Zat daar wat mee in. Meende aanvankelijk, dat jury een onwaardige had aangewezen, die door omgang met slechte vrienden, als de uitgever G.L. te A., tot literatuur vervallen was. Viel echter erg mee. Allemaal erg aardige mensen, die mij kennelijk vergeven hadden. Ben daar blij om, want geloof oprecht, dat strips literair zijn als zij zich van een tekst met enige betekenis bedienen. Word daarin gesteund door Al Gap, Walt Kelly, Schulz en Maurice Sendak. Helaas slechts Amerikanen en geen Hollanders, maar ben te oud om mijn nederig standpunt nog te veranderen. Waren om 11.30 terug in Amsterdam. Gelukkig geen mist meer, alleen maar heiig en broeierig.
Marten Toonder (1912-2005) was een Nederlandse striptekenaar. In 1982 hield hij gedurende enige dagen voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Bracht ons 's avonds naar Breda, waar ik de Stripschapsprijs waarmee men mij vereerd heeft, in ontvangst zal nemen. Zat daar wat mee in. Meende aanvankelijk, dat jury een onwaardige had aangewezen, die door omgang met slechte vrienden, als de uitgever G.L. te A., tot literatuur vervallen was. Viel echter erg mee. Allemaal erg aardige mensen, die mij kennelijk vergeven hadden. Ben daar blij om, want geloof oprecht, dat strips literair zijn als zij zich van een tekst met enige betekenis bedienen. Word daarin gesteund door Al Gap, Walt Kelly, Schulz en Maurice Sendak. Helaas slechts Amerikanen en geen Hollanders, maar ben te oud om mijn nederig standpunt nog te veranderen. Waren om 11.30 terug in Amsterdam. Gelukkig geen mist meer, alleen maar heiig en broeierig.
Marten Toonder (1912-2005) was een Nederlandse striptekenaar. In 1982 hield hij gedurende enige dagen voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Jiddu Krishnamurti -- 16 september 1973
Het is goed om alleen te zijn. Ver van de wereld verwijderd zijn en toch door haar straten lopen, is alleen zijn. Alleen wandelen over het pad langs de razende bergstroom vol voorjaarsregen en smeltende sneeuw, is je bewust zijn van die eenzame boom, alleen in zijn schoonheid. De eenzaamheid van een man op straat is de pijn van het leven; hij is nooit alleen, ver weg, onaangeraakt en kwetsbaar. Boordevol kennis zitten kweekt eindeloze ellende. Het verlangen naar expressie, met zijn frustraties en pijn, dat is de man die daar op straat loopt; hij is nooit alleen. Smart is de beweging van die eenzaamheid.
Die bergstroom was vol en gezwollen door de smeltende sneeuwen regen van het vroege voorjaar. Je kon horen hoe grote keien door de kracht van het voortrazende water werden weggeduwd. Een grote den, een jaar of vijftig oud, stortte in het water, de weg werd door water overspoeld. De stroom was modderig, leikleurig. De velden erboven stonden vol wilde bloemen. De lucht was zuiver en er was betovering. Op de hoge heuvels lag nog sneeuw, en de gletsjers en hoge toppen bewaarden de vers gevallen sneeuw: ze zouden de hele zomer wit blijven. Het was een schitterende ochtend en je zou eindeloos kunnen doorwandelen zonder de steile heuvels ook maar een moment te voelen. Er hing een heerlijke geur, zuiver en sterk. Er was niemand die het pad opging of afkwam. Je was alleen met die donkere dennen en dat razende water. De lucht was verbazingwekkend blauw, zoals alleen in de bergen te zien is. Je keek er naar door bladeren en de rechte dennen. Er was niemand om mee te praten en geen gekakel in de geest. Een ekster, wit en zwart, vloog voorbij en verdween in de bossen. Het pad boog af van de luidruchtige stroom en de stilte was absoluut. Het was niet de stilte na het lawaai: het was niet de stilte die optreedt bij het ondergaan van de zon, niet de stilte van de bedaarde geest. Het was niet de stilte van musea en kerken, maar iets dat totaal geen verband hield met tijd en ruimte. Het was niet de stilte die de geest voor zichzelf schept. De zon was heet en de schaduw was aangenaam.
Hij ontdekte pas kort geleden dat er tijdens deze lange wandelingen, in de drukke straten of op die eenzame paden, geen enkele gedachte in hem opkwam. Dat was al zo sinds hij een jongen was; geen gedachte kwam bij hem op. Hij keek en luisterde en verder niets. Het denken met zijn associaties bleef achterwege. Op een dag werd hij zich er plotseling van bewust hoe buitengewoon het was; vaak probeerde hij te denken, maar er wilde geen enkele gedachte komen. Tijdens deze wandelingen, met of zonder mensen, was elke beweging van het denken afwezig. Dit betekent alleen zijn.
Boven de besneeuwde bergtoppen vormden zich wolken, zwaar en donker; waarschijnlijk zou het later gaan regenen, maar op dat moment waren de schaduwen scherp en straalde de zon helder. Er hing nog steeds een aangename geur in de lucht; de regen zou hierin verandering brengen. Het was een lange weg naar het chalet beneden.
Jiddu Krishnamurti (1895-1986) was een uit India afkomstige spiritueel leider. Fragment is afkomstig uit Dagboek.
Die bergstroom was vol en gezwollen door de smeltende sneeuwen regen van het vroege voorjaar. Je kon horen hoe grote keien door de kracht van het voortrazende water werden weggeduwd. Een grote den, een jaar of vijftig oud, stortte in het water, de weg werd door water overspoeld. De stroom was modderig, leikleurig. De velden erboven stonden vol wilde bloemen. De lucht was zuiver en er was betovering. Op de hoge heuvels lag nog sneeuw, en de gletsjers en hoge toppen bewaarden de vers gevallen sneeuw: ze zouden de hele zomer wit blijven. Het was een schitterende ochtend en je zou eindeloos kunnen doorwandelen zonder de steile heuvels ook maar een moment te voelen. Er hing een heerlijke geur, zuiver en sterk. Er was niemand die het pad opging of afkwam. Je was alleen met die donkere dennen en dat razende water. De lucht was verbazingwekkend blauw, zoals alleen in de bergen te zien is. Je keek er naar door bladeren en de rechte dennen. Er was niemand om mee te praten en geen gekakel in de geest. Een ekster, wit en zwart, vloog voorbij en verdween in de bossen. Het pad boog af van de luidruchtige stroom en de stilte was absoluut. Het was niet de stilte na het lawaai: het was niet de stilte die optreedt bij het ondergaan van de zon, niet de stilte van de bedaarde geest. Het was niet de stilte van musea en kerken, maar iets dat totaal geen verband hield met tijd en ruimte. Het was niet de stilte die de geest voor zichzelf schept. De zon was heet en de schaduw was aangenaam.
Hij ontdekte pas kort geleden dat er tijdens deze lange wandelingen, in de drukke straten of op die eenzame paden, geen enkele gedachte in hem opkwam. Dat was al zo sinds hij een jongen was; geen gedachte kwam bij hem op. Hij keek en luisterde en verder niets. Het denken met zijn associaties bleef achterwege. Op een dag werd hij zich er plotseling van bewust hoe buitengewoon het was; vaak probeerde hij te denken, maar er wilde geen enkele gedachte komen. Tijdens deze wandelingen, met of zonder mensen, was elke beweging van het denken afwezig. Dit betekent alleen zijn.
Boven de besneeuwde bergtoppen vormden zich wolken, zwaar en donker; waarschijnlijk zou het later gaan regenen, maar op dat moment waren de schaduwen scherp en straalde de zon helder. Er hing nog steeds een aangename geur in de lucht; de regen zou hierin verandering brengen. Het was een lange weg naar het chalet beneden.
Jiddu Krishnamurti (1895-1986) was een uit India afkomstige spiritueel leider. Fragment is afkomstig uit Dagboek.
zaterdag 15 september 2012
Harry Graf Kessler -- 15 september 1927
De arme Isadora Duncan is gisteravond in haar auto door haar eigen shawl, die in een achterwiel verstrikt geraakt was, gewurgd. Een tragische, noodlottige dood: de shawl, die een zo essentieel onderdeel was van haar danskunst, heeft haar dood bewerkt. Haar rekwisiet en slaaf heeft zich op haar gewroken. Zelden is een kunstenares met zo'n waas van tragiek omgeven geweest en door zo'n onvervreemdbaar levenslot tragisch aan haar eind gekomen: haar beide kleine kinderen zijn bij een catastrofaal auto-ongeluk om het leven gekomen, haar man Jessenin door zelfmoord aan zijn eind gekomen, zijzelf nu op deze manier door haar eigen rekwisiet, je zou bijna zeggen uit wraak, omgebracht.
Ooit aan het prille begin van haar carrière trof ik haar bij Luise Begas in Berlijn toen er sneeuw lag en het dooide. We kwamen elkaar tegen in de hal, zij kwam net aan en ik ging weg. Ik denk dat dat de eerste keer was dat ik haar zag. Ze had een wijde lila jas aan die van haar schouders tot de grond reikte, een soort habijt, en daaronder blote voeten, die weliswaar in rubberschoenen staken. Ze trok de rubberschoenen in de hal uit en liep toen tot mijn grote verbazing (dat was toen absoluut nieuw) blootsvoets de salon in.
Nadien was ze de protégé van gravin Harrach, destijds de mooiste vrouw van het Berlijnse hof en de vriendin van de uiterst preutse keizerin. Deze liet de oude Spitzemberg opdraven en vroeg haar of dat rondlopen op blote voeten van de dames niet onzedelijk was. Mevrouw Spitzemberg, die me de volgende dag over de aangelegenheid vertelde, stelde haar gerust, en zo werd een soort christelijke damesvereniging ter ondersteuning van Isadora in het leven geroepen, die floreerde tot plotseling op een dag het feit niet meer te loochenen was dat de Vestaalse maagd op zeer korte termijn een kind verwachtte; waarop de vereniging onder bliksem en donder uit elkaar spatte en Isadora Berlijn moest verlaten.
Arme Isadora! Ze heeft zich nooit helemaal weten te bevrijden van bepaalde bekrompen-pedante trekjes, hoezeer ze ook door de vrije liefde het puriteins-Amerikaanse poogde te overstijgen. En toch was ze een kunstenares. De dans, die we in zijn hedendaagse vorm als grote kunst appreciëren, en ook het Russische ballet, zou zonder haar niet denkbaar geweest zijn.
Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse kunstverzamelaar, museumdirecteur, schrijver, publicist, politicus, diplomaat en pacifist. Hij hield 57 jaar lang een dagboek bij.
Ooit aan het prille begin van haar carrière trof ik haar bij Luise Begas in Berlijn toen er sneeuw lag en het dooide. We kwamen elkaar tegen in de hal, zij kwam net aan en ik ging weg. Ik denk dat dat de eerste keer was dat ik haar zag. Ze had een wijde lila jas aan die van haar schouders tot de grond reikte, een soort habijt, en daaronder blote voeten, die weliswaar in rubberschoenen staken. Ze trok de rubberschoenen in de hal uit en liep toen tot mijn grote verbazing (dat was toen absoluut nieuw) blootsvoets de salon in.
Nadien was ze de protégé van gravin Harrach, destijds de mooiste vrouw van het Berlijnse hof en de vriendin van de uiterst preutse keizerin. Deze liet de oude Spitzemberg opdraven en vroeg haar of dat rondlopen op blote voeten van de dames niet onzedelijk was. Mevrouw Spitzemberg, die me de volgende dag over de aangelegenheid vertelde, stelde haar gerust, en zo werd een soort christelijke damesvereniging ter ondersteuning van Isadora in het leven geroepen, die floreerde tot plotseling op een dag het feit niet meer te loochenen was dat de Vestaalse maagd op zeer korte termijn een kind verwachtte; waarop de vereniging onder bliksem en donder uit elkaar spatte en Isadora Berlijn moest verlaten.
Arme Isadora! Ze heeft zich nooit helemaal weten te bevrijden van bepaalde bekrompen-pedante trekjes, hoezeer ze ook door de vrije liefde het puriteins-Amerikaanse poogde te overstijgen. En toch was ze een kunstenares. De dans, die we in zijn hedendaagse vorm als grote kunst appreciëren, en ook het Russische ballet, zou zonder haar niet denkbaar geweest zijn.
Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse kunstverzamelaar, museumdirecteur, schrijver, publicist, politicus, diplomaat en pacifist. Hij hield 57 jaar lang een dagboek bij.
donderdag 13 september 2012
Lidija Tsjoekovskaja -- 14 september 1957
14 september 1957
Anna Andrejevna [Achmatova] is terug, ze heeft gebeld, en ik ben bij haar geweest. Ze had een schat aan verzen, proza en kritieken. Zelfs een epigram.
Ze was opgefleurd en bruin geworden; de zomer in de buitenlucht had haar goed gedaan.
Allereerst las ze me een paar gedichten voor en een hoofdstuk uit haar herinneringen aan Mandelsjtam.
'Ik heb nog maar zo weinig tijd,' zei ze, 'dat ik me moet beperken tot datgene dat niemand anders zal schrijven.'
Daarna zei ze: 'Een paar dagen geleden kwam Anitsjka [Kaminskaja] bij me binnenstormen: "Akoema, wij behandelen op school staatsvijandige groeperingen; daar zitten Goemiljov enjij bij!"'
Na een kort stilzwijgen vervolgde ze plechtig: 'Ik vind een schandpaal zonder mijn aanwezigheid niet erg indrukwekkend; onthoudt u dat, Lidija Kornejevna ?'
Maar, om de waarheid te zeggen, ik stelde mij die schandpaal meteen als iets moois en feestelijks voor.
'Ik ben gebeld door een Bulgaar; en een paar Tsjechen wilden mij bezoeken. Maar bij ons in de gang zijn de muren verdwenen en is het behang een eigen leven gaan leiden. Je kan niemand ontvangen. Trouwens, dat zou ik toch al niet doen...
'Er doen twee gevleugelde uitspraken van Zinaïda Nikolajevna [Pasternak] de ronde. De ene luidt: "Ik zal niet de verstoten vrouw van Pasternak zijn. Ik word alleen zijn weduwe." De andere: "Boris Leonidovitsj bestaat niet meer. Er is alleen nog maar Olga Vsevolodna [Ivinskaja]." Ik ben bang dat Zina daar gelijk in heeft. Dat wijf heeft hem verslonden. Ze heeft hem levend opgeslokt.'
Anna Andrejevna sprak die laatste woorden eerder peinzend uit dan boosaardig. Alsof ze zich afvroeg of Pasternak echt verdronken was of dat er een kans bestond dat hij vandaag of morgen weer kwam bovendrijven.
Ik maakte gebruik van de pauze die was gevallen om haar te vertellen (het was wel behoorlijk laat!) van Mitja's rehabilitatie en van mijn ongepaste huilbui op het Openbaar Ministerie.
'U moet uzelf niet kwellen,' zei Anna Andrejevna vol sympathie. 'Ik herinner me hoe u toen was. Toen huilde u niet. Geen mens weet op welk moment zijn tranen opkomen.'
Alsof ze mij mijn zonden vergaf.
"Ik heb ook toen veel gehuild,' zei ik. 'Maar niet waar zij bij waren.' Toen werd er aan de deur geklopt. Het was Ardov die ons op de thee nodigde.
[...]
Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) was een Russische schrijfster en dichteres. Haar dagboeknotitities over de dichteres Achmatova zijn gebundeld in Ontmoetingen met Anna Achmatova.
Anna Andrejevna [Achmatova] is terug, ze heeft gebeld, en ik ben bij haar geweest. Ze had een schat aan verzen, proza en kritieken. Zelfs een epigram.
Ze was opgefleurd en bruin geworden; de zomer in de buitenlucht had haar goed gedaan.
Allereerst las ze me een paar gedichten voor en een hoofdstuk uit haar herinneringen aan Mandelsjtam.
'Ik heb nog maar zo weinig tijd,' zei ze, 'dat ik me moet beperken tot datgene dat niemand anders zal schrijven.'
Daarna zei ze: 'Een paar dagen geleden kwam Anitsjka [Kaminskaja] bij me binnenstormen: "Akoema, wij behandelen op school staatsvijandige groeperingen; daar zitten Goemiljov enjij bij!"'
Na een kort stilzwijgen vervolgde ze plechtig: 'Ik vind een schandpaal zonder mijn aanwezigheid niet erg indrukwekkend; onthoudt u dat, Lidija Kornejevna ?'
Maar, om de waarheid te zeggen, ik stelde mij die schandpaal meteen als iets moois en feestelijks voor.
'Ik ben gebeld door een Bulgaar; en een paar Tsjechen wilden mij bezoeken. Maar bij ons in de gang zijn de muren verdwenen en is het behang een eigen leven gaan leiden. Je kan niemand ontvangen. Trouwens, dat zou ik toch al niet doen...
'Er doen twee gevleugelde uitspraken van Zinaïda Nikolajevna [Pasternak] de ronde. De ene luidt: "Ik zal niet de verstoten vrouw van Pasternak zijn. Ik word alleen zijn weduwe." De andere: "Boris Leonidovitsj bestaat niet meer. Er is alleen nog maar Olga Vsevolodna [Ivinskaja]." Ik ben bang dat Zina daar gelijk in heeft. Dat wijf heeft hem verslonden. Ze heeft hem levend opgeslokt.'
Anna Andrejevna sprak die laatste woorden eerder peinzend uit dan boosaardig. Alsof ze zich afvroeg of Pasternak echt verdronken was of dat er een kans bestond dat hij vandaag of morgen weer kwam bovendrijven.
Ik maakte gebruik van de pauze die was gevallen om haar te vertellen (het was wel behoorlijk laat!) van Mitja's rehabilitatie en van mijn ongepaste huilbui op het Openbaar Ministerie.
'U moet uzelf niet kwellen,' zei Anna Andrejevna vol sympathie. 'Ik herinner me hoe u toen was. Toen huilde u niet. Geen mens weet op welk moment zijn tranen opkomen.'
Alsof ze mij mijn zonden vergaf.
"Ik heb ook toen veel gehuild,' zei ik. 'Maar niet waar zij bij waren.' Toen werd er aan de deur geklopt. Het was Ardov die ons op de thee nodigde.
[...]
Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) was een Russische schrijfster en dichteres. Haar dagboeknotitities over de dichteres Achmatova zijn gebundeld in Ontmoetingen met Anna Achmatova.
woensdag 12 september 2012
August Willemsen -- 13 september 1959
Amsterdam, 13 september
Hoe vaak ik ook heb geprobeerd het woord ‘reis’ te gebruiken in plaats van 'vakantie’, het was een vakantie omdat het een mislukte reis was. Reizen doet men alleen.
Muziek... In mei ben ik met de studie opgehouden en de muziek laat me niet los. Ik denk nog vaak aan een moment van verterende ontroering in een boekwinkeltje in Lissabon, waar ik toevallig in een oude muziekgeschiedenis een portret van Mozart zag. Daardoor is me duidelijk geworden dat die ontroering van literaire aard was. Maar ik kan muzikale en literaire ontroeringen niet meer uit elkaar houden. Mijn hele liefde voor de muziek van Mozart, voor alle mooie muziek, is misschien begonnen bij het zien, ooit, vroeger, ik weet niet waar, van dat portret. Veel liefdes zullen zo zijn begonnen. Vaak zullen de oorzaken van grote gevoelens en gebeurtenissen minder groot zijn dan wij willen geloven. Misschien (en dat is echt een rotgedachte), misschien heeft het opgeven van de muziek wel als oorzaak, of aanleiding, dat ik 3 weken iang niet had gestudeerd en niet met lege handen op les durfde komen. En ik was er zo dichtbij. "Nog één jaar," had Callenbach gezegd. Nog één jaar, en ik had beheerst wat ik nu met moeite speel. In Almunccar heb ik ontelbare malen de sonate in Bes van Mozart gespeeld, en nooit heb ik die muziek zo mooi gevonden als toen.
Ophouden!
August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.
Hoe vaak ik ook heb geprobeerd het woord ‘reis’ te gebruiken in plaats van 'vakantie’, het was een vakantie omdat het een mislukte reis was. Reizen doet men alleen.
Muziek... In mei ben ik met de studie opgehouden en de muziek laat me niet los. Ik denk nog vaak aan een moment van verterende ontroering in een boekwinkeltje in Lissabon, waar ik toevallig in een oude muziekgeschiedenis een portret van Mozart zag. Daardoor is me duidelijk geworden dat die ontroering van literaire aard was. Maar ik kan muzikale en literaire ontroeringen niet meer uit elkaar houden. Mijn hele liefde voor de muziek van Mozart, voor alle mooie muziek, is misschien begonnen bij het zien, ooit, vroeger, ik weet niet waar, van dat portret. Veel liefdes zullen zo zijn begonnen. Vaak zullen de oorzaken van grote gevoelens en gebeurtenissen minder groot zijn dan wij willen geloven. Misschien (en dat is echt een rotgedachte), misschien heeft het opgeven van de muziek wel als oorzaak, of aanleiding, dat ik 3 weken iang niet had gestudeerd en niet met lege handen op les durfde komen. En ik was er zo dichtbij. "Nog één jaar," had Callenbach gezegd. Nog één jaar, en ik had beheerst wat ik nu met moeite speel. In Almunccar heb ik ontelbare malen de sonate in Bes van Mozart gespeeld, en nooit heb ik die muziek zo mooi gevonden als toen.
Ophouden!
August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.
zondag 9 september 2012
Maarten 't Hart - 10 september 1999
10 september. Vaughan Williams - Wakker worden om half vijf de radio aanzetten, weer insluimeren, en dan half wakend, half dromend luisteren naar The Pilgrim's Progress. Waarom de muziek van VW zich er zo bij uitstek toe leent om sluimerend beluisterd te worden, ik weet het niet, maar ik weet wel dat je dan openbaringen deelachtig worden die je op geen andere wijze ten deel vallen. Wat niet wegneemt dat de muziek van VW ook wakend een openbaring kan zijn.
Toen Koningin Wilhelmina stierf zond de radio drie dagen lang 'ernstige muziek' uit. Een van de werken die men toen programmeerde was de Vijfde symfonie van VW. Ik had nog nooit iets van VW gehoord, ik onderging die Vijfde als een genadegave. Opstijgende en neerdalende nevels in een grijs merenlandschap waar af en toe een zonnestraal over een heuveltop streek, bleken tot een symfonie getransformeerd te zijn.
Sindsdien behoor ik tot het zeer selecte gezelschap van de VW-bewonderaars. Behalve naar die onvolprezen Vijfde, gaat mijn hart ook uit naar de verbeten Vierde en de daverende Zesde, en de Five Tudor Portraits en Flos Campi, naar The Wasps en de Tallis-fantasie, naar Job, A Lark Ascending en natuurlijkThe Pilgrim's Progress. Lees je over VW dan krijg je te horen dat hij zijn grimmige Vierde schreef onder invloed van de naderende Tweede Wereldoorlog, en dat hij in zijn verpletterende Zesde de ellende van die oorlog verwerkte. Zou het waar zijn? Of moet het dichter bij huis gezocht worden? De vrouw van VW, Adeline Fisher, leed aan artritis. Uiterst traag, in een proces van jaren, raakte ze steeds meer verlamd. Op het laatst kon ze geen stap meer doen, geen beweging meer maken. In 1951 stierf ze. Zou dat wellicht kunnen verklaren waarom de muziek van VW zo ongeveer vanaf de Vierde steeds tussen de twee uiterste polen van wijze berusting en grote verbittering heen en weer lijkt te switchen? Wijze berusting in die geresigneerde Vijfde, grote verbittering in de Zesde. Als Adeline gestorven is, en VW hertrouwd met Ursula, verdwijnt die verdwijnt die verbeten spanning uit z'n werk. In de Zevende, Achtste en Negende symfonie is de geweldige kracht van de Zesde niet meer aanwezig. De muziek is zonniger, maar valer.
Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.
Toen Koningin Wilhelmina stierf zond de radio drie dagen lang 'ernstige muziek' uit. Een van de werken die men toen programmeerde was de Vijfde symfonie van VW. Ik had nog nooit iets van VW gehoord, ik onderging die Vijfde als een genadegave. Opstijgende en neerdalende nevels in een grijs merenlandschap waar af en toe een zonnestraal over een heuveltop streek, bleken tot een symfonie getransformeerd te zijn.
Sindsdien behoor ik tot het zeer selecte gezelschap van de VW-bewonderaars. Behalve naar die onvolprezen Vijfde, gaat mijn hart ook uit naar de verbeten Vierde en de daverende Zesde, en de Five Tudor Portraits en Flos Campi, naar The Wasps en de Tallis-fantasie, naar Job, A Lark Ascending en natuurlijkThe Pilgrim's Progress. Lees je over VW dan krijg je te horen dat hij zijn grimmige Vierde schreef onder invloed van de naderende Tweede Wereldoorlog, en dat hij in zijn verpletterende Zesde de ellende van die oorlog verwerkte. Zou het waar zijn? Of moet het dichter bij huis gezocht worden? De vrouw van VW, Adeline Fisher, leed aan artritis. Uiterst traag, in een proces van jaren, raakte ze steeds meer verlamd. Op het laatst kon ze geen stap meer doen, geen beweging meer maken. In 1951 stierf ze. Zou dat wellicht kunnen verklaren waarom de muziek van VW zo ongeveer vanaf de Vierde steeds tussen de twee uiterste polen van wijze berusting en grote verbittering heen en weer lijkt te switchen? Wijze berusting in die geresigneerde Vijfde, grote verbittering in de Zesde. Als Adeline gestorven is, en VW hertrouwd met Ursula, verdwijnt die verdwijnt die verbeten spanning uit z'n werk. In de Zevende, Achtste en Negende symfonie is de geweldige kracht van de Zesde niet meer aanwezig. De muziek is zonniger, maar valer.
Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.
vrijdag 7 september 2012
Vita Sackville-West -- 8 september 1951
It is a long time since I have put down any dreams. I think it may be rather boring, meaning nothing except to oneself. I did however have a dream out of which I think I might make a poem — a real deep poem of experience.
Anyhow I don't want to put that down now — I wanted only to record a recurrent dream I have:
It is a recurrent dream about a party where I am very popular. Very much in demand. Everybody likes me — and clusters round me, and makes a fuss of me. I can very easily interpret this dream: it goes right back to when I came out and nobody liked me — and I supposc I minded.
This dream was very vivid. It took place at Sissinghurst. I went down towards the moat, and round a sort of arch like a bridge through which I went, and there I found a sort of community of young pcople making pots. Young potters in fact. They were all very gay and they were dressed in brightly coloured clothes, and they all seemed to accept me as one of themselvcs which pleased me. I forget what happencd then - except that I woke up wishing I could find that arch and still feeling surprised that I had never noticed it or found my way through it — or up a sort of paved way towards the place where the young potters were working.
Vita Sackville-West (1892-1962) was een Engelse schrijfster. Delen uit haar dagboeken zijn opgenomen in Selected writings.
Anyhow I don't want to put that down now — I wanted only to record a recurrent dream I have:
It is a recurrent dream about a party where I am very popular. Very much in demand. Everybody likes me — and clusters round me, and makes a fuss of me. I can very easily interpret this dream: it goes right back to when I came out and nobody liked me — and I supposc I minded.
This dream was very vivid. It took place at Sissinghurst. I went down towards the moat, and round a sort of arch like a bridge through which I went, and there I found a sort of community of young pcople making pots. Young potters in fact. They were all very gay and they were dressed in brightly coloured clothes, and they all seemed to accept me as one of themselvcs which pleased me. I forget what happencd then - except that I woke up wishing I could find that arch and still feeling surprised that I had never noticed it or found my way through it — or up a sort of paved way towards the place where the young potters were working.
Vita Sackville-West (1892-1962) was een Engelse schrijfster. Delen uit haar dagboeken zijn opgenomen in Selected writings.
donderdag 6 september 2012
Ellis Cohen Pereira -- 7 september 1942
Aan tafel zei Tante Mien: 'het zou mij nu reuze uitkomen, als we paddestoelen hadden want ik heb voor morgen niets op het brood.' En zo kwam het, dat Bob en ik eropuit zijn getrokken om kwart over zeven 's avonds om canterellen te zoeken. We zijn naar de Q.-bossen gegaan; daar waren wij nog nooit eerder geweest (om paddestoelen tenminste, want we komen er iedere dag door als we melk gaan halen). De oogst was vrij behoorlijk, net genoeg voor een ragoutje bij de lunch. We zijn net thuisgekomen, doodmoe, want canterellen zoeken is een vermoeiend werkje. (Dat zal jij ook ondervinden als we met zijn viertjes hier logeren volgend jaar, blew [bij leven en welzijn]!}
En nu heb ik mijn dagboek, of liever ONS dagboek weer voor mij genomen. Eigenlijk moest ik maar ophouden want ik ben op van moeheid, nerveusiteit en zeer, zeer down. En ik weet niet wanneer jij dit schrift te lezen zult krijgen: als het NA de oorlog is dan geeft het niet als het eens wat down is maar als we nu weer een 'Austausch' van schriften hebben VOOR het afgelopen is en jij leest mijn downe gedachten, dan word jij zelf ook weer beroerd. Ik weet niet hoe het komt: eigenlijk heb ik niet de minste reden om zo pessimistisch te zijn, maar ik ben bang dat ik de dag van onze hereniging niet zal beleven. Ik ben ongerust om jou maar ik heb een hoop, dat jij nu wel veilig bent.
Maar er hangt iets dreigends in de lucht. Ik voel het. Een naderend onheil voor ons viertjes speciaal.
God, laat dat blijken onzin te zijnl Laat mij alstublieft alstublieft weer bij mijn lief jongetje terug komen...
Uiit: De dagboeken van Bernie & Ellis. Het verhaal van een Scheveningse liefde in oorlogstijd.
En nu heb ik mijn dagboek, of liever ONS dagboek weer voor mij genomen. Eigenlijk moest ik maar ophouden want ik ben op van moeheid, nerveusiteit en zeer, zeer down. En ik weet niet wanneer jij dit schrift te lezen zult krijgen: als het NA de oorlog is dan geeft het niet als het eens wat down is maar als we nu weer een 'Austausch' van schriften hebben VOOR het afgelopen is en jij leest mijn downe gedachten, dan word jij zelf ook weer beroerd. Ik weet niet hoe het komt: eigenlijk heb ik niet de minste reden om zo pessimistisch te zijn, maar ik ben bang dat ik de dag van onze hereniging niet zal beleven. Ik ben ongerust om jou maar ik heb een hoop, dat jij nu wel veilig bent.
Maar er hangt iets dreigends in de lucht. Ik voel het. Een naderend onheil voor ons viertjes speciaal.
God, laat dat blijken onzin te zijnl Laat mij alstublieft alstublieft weer bij mijn lief jongetje terug komen...
Uiit: De dagboeken van Bernie & Ellis. Het verhaal van een Scheveningse liefde in oorlogstijd.
woensdag 5 september 2012
Michel van der Plas -- 6 september 1972
Om halfnegen zie ik de krantenkoppen. 'Die Geiseln sind alle tot.' Een vreselijke schok. Ongeloof nog. Werktuiglijk koop ik de kranten. Maar lezen kan ik ze niet, ik stop ze achter elkaar in mijn tas. Eten kan ik ook niet, ik stap in de bus naar het Olympisch Stadion. Op de oefenvelden waar ik langs kom trainen atleten, slaan hockeyers elkaar keihard ballen toe, draaien hardlopers, vuisten gebald, hun rondjes. Onwerkelijk, spookachtig haast, maar ik zie het toch?
Boven het Stadion staat de lichtblauwe hemel van de Openingsdag, dezelfde trouwens die tot nu toe boven de Spelen heeft gestaan. Bij de ingang maken een paar collega's cynische opmerkingen over de bewakingspolitiemannen in hun lichtblauwe pakken: 'Nu zijn ze er wel.'
Op de nog bijna lege tribune haal ik de kranten te voorschijn. Lees de afschuwelijke feiten. Ik vouw ze dicht, kijk over het gras heen naar de vlaggen, halfstok, aan de overkant. Die van Israël, nauwelijks te zien, hangt slap, onwillig tegen zijn mast, wil niet uitwaaien. Langzaam worden de paar duizend stoelen gevuld die in blokken voor de eretribune staan. De Zweedse ploeg. Noren. De Nederlanders. Op de eerste rijen in het midden Israëli's, met kleine witte kalotjes op hun hoofd. Om tien over tien begint de rouwplechtigheid. Onwerkelijk, alweer, de eerste woorden van de speaker: 'Spelen van de Twintigste Olympiade'. Mijn keel wordt dichtgeknepen als de Israëlische chef de mission (hij spreekt in het Hebreeuws) de namen uitspreekt van de elf vermoorde atleten: David Berger, Eliezer Halfin, Zeev Friedman, Yosef Gutfreund, Kehat Shorr, Yosef Romano, Amizur Sjapira, Mark Slavin, André Spitzer, Yakov Springer, Mosje Weinberg.
Pas wanneer de Duitse vertaling wordt uitgesproken, blijkt dat de Israëli's ondanks het onmetelijke leed dat hun overkomen is, zelf besloten hebben de Spelen voor de anderen te redden. Althans, zo begrijpt het stadion het, wanneer de chef de mission zegt dat zij in de toekomst zelf mee willen blijven doen. Maar het is Avery Brundage die de knoop definitief doorhakt: 'The games must go on'. Op de een of andere manier is dat nu net niét de goede term. Maar de krachtig uitgesproken zin wordt zo overluid met applaus begroet dat gedachten als deze erin verdrinken.
Michel van der Plas (1927) is een Nederlandse schrijver, dichter en journalist.
Boven het Stadion staat de lichtblauwe hemel van de Openingsdag, dezelfde trouwens die tot nu toe boven de Spelen heeft gestaan. Bij de ingang maken een paar collega's cynische opmerkingen over de bewakingspolitiemannen in hun lichtblauwe pakken: 'Nu zijn ze er wel.'
Op de nog bijna lege tribune haal ik de kranten te voorschijn. Lees de afschuwelijke feiten. Ik vouw ze dicht, kijk over het gras heen naar de vlaggen, halfstok, aan de overkant. Die van Israël, nauwelijks te zien, hangt slap, onwillig tegen zijn mast, wil niet uitwaaien. Langzaam worden de paar duizend stoelen gevuld die in blokken voor de eretribune staan. De Zweedse ploeg. Noren. De Nederlanders. Op de eerste rijen in het midden Israëli's, met kleine witte kalotjes op hun hoofd. Om tien over tien begint de rouwplechtigheid. Onwerkelijk, alweer, de eerste woorden van de speaker: 'Spelen van de Twintigste Olympiade'. Mijn keel wordt dichtgeknepen als de Israëlische chef de mission (hij spreekt in het Hebreeuws) de namen uitspreekt van de elf vermoorde atleten: David Berger, Eliezer Halfin, Zeev Friedman, Yosef Gutfreund, Kehat Shorr, Yosef Romano, Amizur Sjapira, Mark Slavin, André Spitzer, Yakov Springer, Mosje Weinberg.
Pas wanneer de Duitse vertaling wordt uitgesproken, blijkt dat de Israëli's ondanks het onmetelijke leed dat hun overkomen is, zelf besloten hebben de Spelen voor de anderen te redden. Althans, zo begrijpt het stadion het, wanneer de chef de mission zegt dat zij in de toekomst zelf mee willen blijven doen. Maar het is Avery Brundage die de knoop definitief doorhakt: 'The games must go on'. Op de een of andere manier is dat nu net niét de goede term. Maar de krachtig uitgesproken zin wordt zo overluid met applaus begroet dat gedachten als deze erin verdrinken.
Michel van der Plas (1927) is een Nederlandse schrijver, dichter en journalist.
dinsdag 4 september 2012
William Maclay -- 5 september 1789
September 5th. — Worse. Confined mostly to bed. Visited by sundry gentlemen. Scott, Heister, Fitzsimons called in the evening. The Susquehanna, Potomac, and Delaware in every mouth. I find Mr. Wynkoop has revived his hopes of the Delaware. He said, "If we lose the Susquehanna, then it will be fixed at the Delaware." I looked hard at him, and asked if he had seen Mr. Morris. He answered "No," hesitatingly. I find by several hints this day that there is some new scheme on foot.
Mr. Wynkoop urged me so incessantly about a doctor that I unfortunately said yes. He asked who I knew. I said Dr. Treat. He was gone in a moment, and soon after Treat and Rodgers called, very well dressed. The sole point I wished them to attend to was my left knee. I could hardly get them to look at it. They said it was immaterial. Aren't you a good hand at taking medicine? No (faintly). You are all over indisposed; you must undergo a course of physic; you must take a course of antimonials to alter your blood. A vomit, said the other, to clean your stomach. I begged leave to observe that I was well circumstanced in my body, both as to urine and blood; had not a high fever. My knee, gentlemen; my knee. And I showed it to them, flayed as it was with blistering. Here is my great pain. "Poultice it with Indian mush, and we will send you some stuff to put on file poultice; and the antimonial wine, etc.; the drops and the laudanum," etc. They seemed to me like storekeepers, with their country customers; won't you take this, and this? You must take this, and this, etc.
William Maclay (1737-1804) was een Amerikaanse politicus. In de tijd dat hij senator was voor Pennsylvania (1789-1991) hield hij een 'journal' bij.
Mr. Wynkoop urged me so incessantly about a doctor that I unfortunately said yes. He asked who I knew. I said Dr. Treat. He was gone in a moment, and soon after Treat and Rodgers called, very well dressed. The sole point I wished them to attend to was my left knee. I could hardly get them to look at it. They said it was immaterial. Aren't you a good hand at taking medicine? No (faintly). You are all over indisposed; you must undergo a course of physic; you must take a course of antimonials to alter your blood. A vomit, said the other, to clean your stomach. I begged leave to observe that I was well circumstanced in my body, both as to urine and blood; had not a high fever. My knee, gentlemen; my knee. And I showed it to them, flayed as it was with blistering. Here is my great pain. "Poultice it with Indian mush, and we will send you some stuff to put on file poultice; and the antimonial wine, etc.; the drops and the laudanum," etc. They seemed to me like storekeepers, with their country customers; won't you take this, and this? You must take this, and this, etc.
William Maclay (1737-1804) was een Amerikaanse politicus. In de tijd dat hij senator was voor Pennsylvania (1789-1991) hield hij een 'journal' bij.
maandag 3 september 2012
Willem Arondéus -- 4 september 1922
4 September '22. Urk. Maandag-avond.
Ik wandelde in de schemering over de haven, er waren Volendammer botters binnengevallen, en op de plecht zaten de visschers te praten: prachtige mannen met ranke lichamen en open-blonde gezichten. Het deed me bijna physiek pijn hen aan te zien. Ik dacht ook aan mijn werk, en voelde dat altijd, altijd weer de schoonheid van dit leven, de begeerte naar deze schoone menschen, naar de schoonheid van een daadwerkelijk belijden boven alles uitstijgt - ook boven alle arbeid; wanneer ik te staan kom tegenover de groote onbereikbare heerlijkheid der liefde, waar elk dezer eenvoudige visschers in hun ranke bekoring de drager van is.
Ik ben machteloos tot verzet daartegen, al mijn kracht tot arbeid wordt als waardeloos tegenover de lach van een blond gelaat, dat het diepste en wonderlijkste van alle mysterieën is. Ik voel mijn eenzaamheid en armoede dáártegen zoo groot en zoo bitter -
Willem Arondéus (1894-1943) was een Nederlandse kunstenaar. In Het leven van Willem Arondéus 1894-1943. Een documentaire (door Rudi van Dantzig) zijn veel passages uit zijn dagboeken opgenomen.
Ik wandelde in de schemering over de haven, er waren Volendammer botters binnengevallen, en op de plecht zaten de visschers te praten: prachtige mannen met ranke lichamen en open-blonde gezichten. Het deed me bijna physiek pijn hen aan te zien. Ik dacht ook aan mijn werk, en voelde dat altijd, altijd weer de schoonheid van dit leven, de begeerte naar deze schoone menschen, naar de schoonheid van een daadwerkelijk belijden boven alles uitstijgt - ook boven alle arbeid; wanneer ik te staan kom tegenover de groote onbereikbare heerlijkheid der liefde, waar elk dezer eenvoudige visschers in hun ranke bekoring de drager van is.
Ik ben machteloos tot verzet daartegen, al mijn kracht tot arbeid wordt als waardeloos tegenover de lach van een blond gelaat, dat het diepste en wonderlijkste van alle mysterieën is. Ik voel mijn eenzaamheid en armoede dáártegen zoo groot en zoo bitter -
Willem Arondéus (1894-1943) was een Nederlandse kunstenaar. In Het leven van Willem Arondéus 1894-1943. Een documentaire (door Rudi van Dantzig) zijn veel passages uit zijn dagboeken opgenomen.
zondag 2 september 2012
Frida Vogels -- 3 september 1956
3 sept. - Gisteren een uitstapje naar Anzio in gemengd gezelschap. Isabelle, Franse studente, die bij het stereotiepe grapje over haar tasje dat te klein is om er iets in te doen nonchalant zegt 'c'est svmbolique'. Albert, ook Frans, hetzelfde type als Claudio in Milaan, onbetrouwbaar maar zeker niet dom: hij zingt ook, net als Claudio, met een hoge, klankloze stem; Claudio deed her beter. Albert is me grondig antipathiek en ik gedraag me grof tegen hem, wat hij voelt. Carlo daarentegen vind ik aardig: gevraagd naar zijn leeftijd, zegt hij dat hij drieëntwintig is en licht dan trouwhartig toe dat hij eigenlijk de 20e pas jarig is, dus drieëntwintig min achttien dagen. Carlo gaat op alles wat er gezegd wordt ernstig in, behandelt alle onderwerpen uitputtend en zegt nooit iets dat hij niet volop meent. Franco, de advocaat, lijkt op Hellinga: net als Hellinga heeft hij altijd een stoet meisjes om zich heen, die hij allemaal de illusie weet te geven dat hij juist háár boven alle andere verkiest en waartussen hij zich beweegt als een sjeik.
Wanneer heb ik me ooit eerder in dergelijk gezelschap bevonden? - Dat dat nu zo is, is te danken aan mijn dubbele status van fidanzata van E., al is die dan ver weg, en van vriendin van Dea. Je kunt zeggen dat nu ik volwassen ben geworden de wereld voor me wordt ontsloten, maar wat moet ik ermee?
Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.
Wanneer heb ik me ooit eerder in dergelijk gezelschap bevonden? - Dat dat nu zo is, is te danken aan mijn dubbele status van fidanzata van E., al is die dan ver weg, en van vriendin van Dea. Je kunt zeggen dat nu ik volwassen ben geworden de wereld voor me wordt ontsloten, maar wat moet ik ermee?
Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.
Franz Grillparzer -- 2 september 1843
2. Sept. Wenig geschlafen ... Muß heute bei Takatsch essen, was mir unangenehm ist. Schon gestern setzte ich die Hausfrau durch meine Diät in Verzweiflung.
Ein paar Dinge besehen, Museum, Akademie, was weiß ich? Fühle mich recht krank. Mittags bei Takatsch. Die Mädchen recht angenehm. Der Vater jovial. Wenig gegessen, aber im Mißmut ein paar Glaser starken Wein hinabgegossen. Abschied, ans Gerührte streifend. Nach Hause, gepackt, geärgert. Im Wirtshause die schlechteste Bedienung, die mir je vorgekommen. Mein englischer Reisegefährte Mr. Smith sucht mich auf, um mir die Arbeiten an der neuen Donaubrücke zu zeigen. Erstaunenswürdig, kolossal. Verstehe nichts davon. Gegen acht Uhr ins ungarische Theater, das ich noch nicht gesehen. Gaben den Barbier von Sevilla. Der erste Akt war eben zu Ende. Die Vorstellung schlecht zu nennen wäre niedrige Schmeichelei. Sie war unter aller Vorstellung. Pantaleoni sang den Almaviva italienisch und ließ alle Recitative, hingesprochene Prosa, aus. Eine Mamsell Eder, vielleicht die von Wien, Rosina. Bei ihr allein kann man den Positiv »Schlecht« brauchen. Die andern, Pantaleoni eingerechnet, gehören schon in die Vergleichungsstaffel. Abends noch im Wirtshause geärgert. Früh zu Bette.
Franz Grillparzer (1791-1872) was een Oostenrijkse schrijver. Hij deed verslag van zijnb reizen in zijn Reisetagebücher.
Ein paar Dinge besehen, Museum, Akademie, was weiß ich? Fühle mich recht krank. Mittags bei Takatsch. Die Mädchen recht angenehm. Der Vater jovial. Wenig gegessen, aber im Mißmut ein paar Glaser starken Wein hinabgegossen. Abschied, ans Gerührte streifend. Nach Hause, gepackt, geärgert. Im Wirtshause die schlechteste Bedienung, die mir je vorgekommen. Mein englischer Reisegefährte Mr. Smith sucht mich auf, um mir die Arbeiten an der neuen Donaubrücke zu zeigen. Erstaunenswürdig, kolossal. Verstehe nichts davon. Gegen acht Uhr ins ungarische Theater, das ich noch nicht gesehen. Gaben den Barbier von Sevilla. Der erste Akt war eben zu Ende. Die Vorstellung schlecht zu nennen wäre niedrige Schmeichelei. Sie war unter aller Vorstellung. Pantaleoni sang den Almaviva italienisch und ließ alle Recitative, hingesprochene Prosa, aus. Eine Mamsell Eder, vielleicht die von Wien, Rosina. Bei ihr allein kann man den Positiv »Schlecht« brauchen. Die andern, Pantaleoni eingerechnet, gehören schon in die Vergleichungsstaffel. Abends noch im Wirtshause geärgert. Früh zu Bette.
Franz Grillparzer (1791-1872) was een Oostenrijkse schrijver. Hij deed verslag van zijnb reizen in zijn Reisetagebücher.
Ernst Heldring -- 1 september 1939
1 September 1939.
Duitschland is de vijandelijkheden tegen Polen begonnen, zeggende, dat Polen geen gevolmachtigde naar Berlijn heeft willen sturen om te ‘onderhandelen’ - à la Schnusschnig en Hacha -. De voorstellen, die overigens, voor zoover men het hier kan beoordeelen, zoo laat overhandigd werden dat voor een ernstige bespreking geen tijd gelaten werd, waren op den grondslag: ‘ik neem wat ik begeer en daarna praten wij verder’. Precies hetzelfde als ten aanzien van de Tjechen.
Hitler's oorlogsrede in den Rijksdag werd klaarblijkelijk in opgewonden toestand uitgesproken. Overwinnen of sterven, was zijn eigen parool. Tevens was zij zijn politiek testament. Opvolging door Göring/Hess. Zoo zou hij niet spreken indien hij alleen het verachte Polen tegenover zich had. In den avond, na een nieuwe Parlementszitting, stelde Engeland dan ook zijn te verwachten ultimatum aan Duitschland.
Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken publiceerde hij in Herinneringen en dagboek.
Duitschland is de vijandelijkheden tegen Polen begonnen, zeggende, dat Polen geen gevolmachtigde naar Berlijn heeft willen sturen om te ‘onderhandelen’ - à la Schnusschnig en Hacha -. De voorstellen, die overigens, voor zoover men het hier kan beoordeelen, zoo laat overhandigd werden dat voor een ernstige bespreking geen tijd gelaten werd, waren op den grondslag: ‘ik neem wat ik begeer en daarna praten wij verder’. Precies hetzelfde als ten aanzien van de Tjechen.
Hitler's oorlogsrede in den Rijksdag werd klaarblijkelijk in opgewonden toestand uitgesproken. Overwinnen of sterven, was zijn eigen parool. Tevens was zij zijn politiek testament. Opvolging door Göring/Hess. Zoo zou hij niet spreken indien hij alleen het verachte Polen tegenover zich had. In den avond, na een nieuwe Parlementszitting, stelde Engeland dan ook zijn te verwachten ultimatum aan Duitschland.
Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken publiceerde hij in Herinneringen en dagboek.
Abonneren op:
Posts (Atom)