• Maurits Wagenvoort (1856-1944) was een Nederlandse schrijver (onlangs weer in de belangstelling vanwege de heruitgave van zijn roman Een huwelijk in het jaar 2020), die in 1901 een bezoek bracht aan Tripoli.
31 Maart.
Een aangenaam en Lucullus-waardig déjeuner op het Consulaat-generaal van Frankrijk, en daarna afscheid van den markies Du Blaisel en den heer Guy, den drogman, die naar Zanzibar overgeplaatst wordt.
Ik zat aan tafel links van den consul-général en rechts van onzen consul in spe. Ik vroeg dezen of 't waar is, dat hij nog niet meerderjarig is. De vraag was hem klaarblijkelijk niet aangenaam, maar hij beantwoordde haar bevestigend. Tot voor twaalf jaar was onze vertegenwoordiging hier een consulaat met een appointement van frs. 20,000. Hoe dat zoo was, verklaarde hij niet te begrijpen.
‘Omdat het Hollandsche Consulaat in het Tripolitaansche een oud en roemrijk verleden heeft,’ antwoordde ik hem. En dat wist hij niet eens! ‘En, zei ik nog, het is een eer ons land hier te vertegenwoordigen, waarop men niet te hoog kan gaan. Ofschoon onze betrekkingen met Tripoli tot nul zijn gereduceerd, heeft de Hollandsche consul hier traditiën van onkreukbaarheid en onafhankelijkheid op te houden.’
En zoo'n baardeloos jongmensch vertrouwt de Nederlandsche Regeering de vertegenwoordiging toe in een Turksch land, waar de autoriteiten zoo zeer op het uiterlijk afgaan. Trouwens wegens zijn minderjarigheid is hij al incompetent ons in rechten te vertegenwoordigen.
donderdag 30 maart 2023
woensdag 29 maart 2023
Catharina Schrader • 30 maart 1741
• Catharina Schrader (1656-1746) was een Friese vroedvrouw, die bijna 50 jaar haar vak uitoefende. Ze hield een journaal bij waarin ze de bevallingen beschreef.
1741 op witten donderdag den 30 marrt ben bij neef Fockma vrotzman sijn vrouw Wittzke Higt [geweest]. Haar verlost van een brave soon. Alles wel vor moeder en kint.
1741 den 1 april Paasavent bij Douwe Sibrans meyster timerman sijn vrouw Rimke gehalt. Tallemd[e] heel lang. Een grotte sware dochter. Alles well.
1741 op witten donderdag den 30 marrt ben bij neef Fockma vrotzman sijn vrouw Wittzke Higt [geweest]. Haar verlost van een brave soon. Alles wel vor moeder en kint.
1741 den 1 april Paasavent bij Douwe Sibrans meyster timerman sijn vrouw Rimke gehalt. Tallemd[e] heel lang. Een grotte sware dochter. Alles well.
1741 den 7 april bij Hanne een sleeper sij[n] wijf Ecke sijnde Jellte Struffs soon. Een soon. Mar het was dar all don ick qwam.
1741 april den 11 dingesdag bij Yde timerman sijn wiff Sittzke. Een verloste van een doodt kint dat al ant rotten war.
1741 den 8 n[i]wen [stijl] mey sondagen nacht gehalt bij Ype Classen backer, sijn wijf Acke. Haar van 2 kinder verlost van 7 manden. Dog hebben mar 8 uren geleeft. Beyde gelick gestorven.
1741 den 30 mey niwe stijl ben ick bij Eylart Schourrdems pachter sijn vrouw dingesdaag gehalt. En haar dor den seegen des Heeren een dochter, dyck en vett, gehalt.
dinsdag 28 maart 2023
Isabelle Eberhardt • 29 maart 1900
• Isabelle Eberhardt (1877-1904) was een Zwitsers-Russische ontdekkingsreizigster en schrijfster die een avontuurlijk leven heeft geleid in Noord-Afrika.
29 maart, half 7 's avonds
Inderdaad, ik maak een periode van afwachting door; de pijn van nu zal niet blijven duren, op de sombere werkelijkheid van mijn huidige leven in Parijs zal een ontwaken volgen!
Over een maand misschien zal ik naar de grote, eindeloze woestijn gaan, nieuwe indrukken opdoen, materiaal vergaren dat zal dienen voor het werk dat ik wil opbouwen.
Maar heel mijn geestelijke opvoeding moet worden herzien. Ik zou mijn inspiratie moeten putten uit de grote, overtuigende ideeën van het verleden en uit het islamitische geloof, dat innerlijke vrede geeft.
Zeker, aan het einde van alles wacht de stilte en wacht het graf. Maar alles waarnaar ik streef zal de wendingen van dit onverklaarbare drama dat het leven heet, en dat men wel moet spelen, helpen verzachten.
April 1900, Parijs
Op een avond, in het zwakke schijnsel van de sterren en de straatlantaarns, de witte omtrekken gezien van de kruisen van het kerkhof Montparnasse, die schimmig aftekenden op het fluwelige zwart van de grote bomen... En bedacht dat het omringende Parijs met zijn doordringende dreun er niet in slaagde de onzegbare slaap van de onbekenden die daar sliepen te verstoren...
29 maart, half 7 's avonds
Inderdaad, ik maak een periode van afwachting door; de pijn van nu zal niet blijven duren, op de sombere werkelijkheid van mijn huidige leven in Parijs zal een ontwaken volgen!
Over een maand misschien zal ik naar de grote, eindeloze woestijn gaan, nieuwe indrukken opdoen, materiaal vergaren dat zal dienen voor het werk dat ik wil opbouwen.
Maar heel mijn geestelijke opvoeding moet worden herzien. Ik zou mijn inspiratie moeten putten uit de grote, overtuigende ideeën van het verleden en uit het islamitische geloof, dat innerlijke vrede geeft.
Zeker, aan het einde van alles wacht de stilte en wacht het graf. Maar alles waarnaar ik streef zal de wendingen van dit onverklaarbare drama dat het leven heet, en dat men wel moet spelen, helpen verzachten.
April 1900, Parijs
Op een avond, in het zwakke schijnsel van de sterren en de straatlantaarns, de witte omtrekken gezien van de kruisen van het kerkhof Montparnasse, die schimmig aftekenden op het fluwelige zwart van de grote bomen... En bedacht dat het omringende Parijs met zijn doordringende dreun er niet in slaagde de onzegbare slaap van de onbekenden die daar sliepen te verstoren...
maandag 27 maart 2023
Reinier Lucassen • 28 maart 1975
• Reinier Lucassen (1939) is een Nederlandse kunstschilder. Hij publiceerde in 1975 enige dagboekbladen in De Revisor. Hieronder gaat hij tekeer tegen Sipke Huismans.
28 Maart
Heb het mededelingen-dubbelnummer 8 en 9 van het Centraal Museum Utrecht, dat verzorgd werd door S. Huismans enige keren ingekeken. Het is geen geringe prestatie door dit boekje heen te komen, is niet te lezen. Een opeenstapeling van onbeduidende flauwekul met wat verborgen en laffe insinuaties, die aan elkaar gebreid worden in een stijl - woordschijterij - als van de bekeerde junkie en beatnikschrijver W. Burroughs. Voordat ik verder ga, wil ik voorop stellen, om misverstanden te voorkomen, dat ik niets heb tegen racunes, ook niet tegen de racunes van S. Huismans - ben zelf zo racuneus als de pest -, maar zeg dan wel openlijk wat je tegen mensen hebt en doe dat niet op zo'n achterbakse stiekeme achter-de-ellebogenmanier, zoals hij dat doet. Ik had geen idee dat S. Huismans zo'n gluiperig broekschijtertje was, valt mij tegen van die gesublimeerde underdog (lector aan de Rijksakademie in Amsterdam - 3 dagen per week - en nog twee dagen per week docent, waarvan 1 dag aan de Akademie te Enschede en 1 dag aan de Akademie in Den Bosch) met zijn eeuwige crisiskoppie boven zijn altijd weer nieuw gekochte oude en te ruime crisisoverjassen. Daarbij beweegt hij zich graag voort op een daarbij passende hoge ouderwetse, maar degelijke transportfiets.
Wat ik wel moet toegeven is dat zijn proza een eerste klas roddelverhaaltje is, H. van der Meyden waardig. S. Huismans is, wat ook blijkt uit dit boekje, iemand die zich nogal voorstaat op zijn uitgebreide feitenkennis en zijn uitstekende beheersing van de Franse, Duitse, Engelse en Nederlandse taal. Hierin vertoont hij een grote overeenkomst met die slijmerd (zijn collega) T. Kurpershoek.
28 Maart
Heb het mededelingen-dubbelnummer 8 en 9 van het Centraal Museum Utrecht, dat verzorgd werd door S. Huismans enige keren ingekeken. Het is geen geringe prestatie door dit boekje heen te komen, is niet te lezen. Een opeenstapeling van onbeduidende flauwekul met wat verborgen en laffe insinuaties, die aan elkaar gebreid worden in een stijl - woordschijterij - als van de bekeerde junkie en beatnikschrijver W. Burroughs. Voordat ik verder ga, wil ik voorop stellen, om misverstanden te voorkomen, dat ik niets heb tegen racunes, ook niet tegen de racunes van S. Huismans - ben zelf zo racuneus als de pest -, maar zeg dan wel openlijk wat je tegen mensen hebt en doe dat niet op zo'n achterbakse stiekeme achter-de-ellebogenmanier, zoals hij dat doet. Ik had geen idee dat S. Huismans zo'n gluiperig broekschijtertje was, valt mij tegen van die gesublimeerde underdog (lector aan de Rijksakademie in Amsterdam - 3 dagen per week - en nog twee dagen per week docent, waarvan 1 dag aan de Akademie te Enschede en 1 dag aan de Akademie in Den Bosch) met zijn eeuwige crisiskoppie boven zijn altijd weer nieuw gekochte oude en te ruime crisisoverjassen. Daarbij beweegt hij zich graag voort op een daarbij passende hoge ouderwetse, maar degelijke transportfiets.
Wat ik wel moet toegeven is dat zijn proza een eerste klas roddelverhaaltje is, H. van der Meyden waardig. S. Huismans is, wat ook blijkt uit dit boekje, iemand die zich nogal voorstaat op zijn uitgebreide feitenkennis en zijn uitstekende beheersing van de Franse, Duitse, Engelse en Nederlandse taal. Hierin vertoont hij een grote overeenkomst met die slijmerd (zijn collega) T. Kurpershoek.
Bij dat soort fetisjisten gaat het niet om wat je zegt (zij hebben dan ook niets te zeggen) maar om hoe je het zegt. Ik heb sterk het vermoeden dat als dit type mens iets leest, zij niet lezen wát er staat, maar alleen op zoek zijn naar de hoeveelheid taal- en stijlfouten die zij kunnen vinden. Succes dus bij het lezen van dit stukje, de uitslag hoor ik met de tijd nog wel.
Ik zou aan de literatuur van S. Huismans niet zo zwaar hebben getild, wanneer hij belangrijke kunst zou maken, van een goed kunstenaar neem ik veel, maar tegen een artiest die zulke middelmatige etsjes maakt ben ik minder tolerant. De meester van de gevoelige lijn; zijn etsjes zijn al even nietszeggend als zijn geschrijf. Typerend voor deze nietszeggendheid is, dat je moeiteloos van een ets er twee, drie, vijf of tien kan maken of er vijf andere aan vast kan plakken, zonder dat dit te zien is of iets zal veranderen. De vormen, figuren, objecten binnen een ets van S. Huismans krijgen nooit een beeldende en visuele relatie; hangen als droog zand aan elkaar. Wat de relatie moet vormen is de anekdotische inhoud in zijn werk, die goed beschouwd alleen maar neerkomt op wat vage associaties, al even kwasie-literair en vrijblijvend als zijn stukje proza.
zondag 26 maart 2023
Elias Ashmole • 27 maart 1686
• Elias Ashmole (1617-1692) was een Engelse verzamelaar en grondlegger van het Ashmolean Museum in Oxford. Hij hield ook een dagboek bij.
March 26. This night I pissed so much, that I feared a diabetes, notwithstanding I had kept myself very temperate all the spring time.
27. This morning I grew ill and very hot, and was troubled with a sharpness of urine. I took syrup of white lilies in posset-drink, and the next day an emulsion of four cooling seeds, (this kept me temperate) with water of violets and wood-bine, to wash my mouth, and giving myself rest and ease, I thank God, I recovered in a few days. 162-2015>
March 26. This night I pissed so much, that I feared a diabetes, notwithstanding I had kept myself very temperate all the spring time.
27. This morning I grew ill and very hot, and was troubled with a sharpness of urine. I took syrup of white lilies in posset-drink, and the next day an emulsion of four cooling seeds, (this kept me temperate) with water of violets and wood-bine, to wash my mouth, and giving myself rest and ease, I thank God, I recovered in a few days. 162-2015>
Henrik Ibsen • 26 maart 1878
• Uit een brief van de grote Noorse schrijver Henrik Ibsen (1828-1906) aan Laura Kieler-Petersen, die haar financiële problemen wilde oplossen met de publicatie van een roman. Na Ibsens harde oordeel verbrandde ze het manuscript; later werd ze opgenomen in een inrichting. Elementen van ‘de zaak-Kieler’ zouden terugkomen in Ibsens toneelstuk Een poppenhuis.Uit: De zomer beschrijf je het best op een winterdag (vertaald door Suze van der Poll en Rob van der Zalm).
München, 26 maart 1878
Er kan absoluut geen sprake van zijn dat ik het mij toegestuurde manuscript Ultima Thule bij Hegel aanbeveel. In de kleinsteedse Deense gemeenschap zou u onmogelijk anoniem kunnen blijven, en bovendien zou u door een dergelijk, in alle opzichten mislukt haastwerk voor heel lange tijd, en volkomen terecht, uw literaire naam en goodwill kunnen verspelen. In de beschrijvingen ontbreekt elk spoor van waarschijnlijkheid of realiteitszin, het is totaal ongeloofwaardig. Dat u zoiets opschrijft kan ik me nog voorstellen, maar dat uw man zich niet pertinent heeft verzet tegen de publicatie van iets wat nog helemaal niet af is, is voor mij onbegrijpelijk. Hij zou het toch als zijn plicht moeten voelen om te waken over uw talent. En dat doet hij natuurlijk ook. Het kan haast niet anders of hij maant u om rustig en goed voorbereid te werk te gaan en om alleen te beginnen wanneer uw plannen uitgekristalliseerd zijn. Dan hebt u uzelf benadeeld door niet naar hem te luisteren. U schrijft in uw brief dat de omstandigheden u hebben gedwongen tot dit geforceerde werk. Dat begrijp ik niet. In een gezin waarvan de man in leven is, zou het nooit zo mogen zijn dat de vrouw des huizes, u in dit geval, genoodzaakt wordt haar hartenbloed af te tappen. Ik begrijp ook niet hoe iemand dat kan laten gebeuren. Er moet iets zijn wat u verzwijgt in uw brief en wat de zaak in een geheel ander daglicht zet. 314-2019>
München, 26 maart 1878
Er kan absoluut geen sprake van zijn dat ik het mij toegestuurde manuscript Ultima Thule bij Hegel aanbeveel. In de kleinsteedse Deense gemeenschap zou u onmogelijk anoniem kunnen blijven, en bovendien zou u door een dergelijk, in alle opzichten mislukt haastwerk voor heel lange tijd, en volkomen terecht, uw literaire naam en goodwill kunnen verspelen. In de beschrijvingen ontbreekt elk spoor van waarschijnlijkheid of realiteitszin, het is totaal ongeloofwaardig. Dat u zoiets opschrijft kan ik me nog voorstellen, maar dat uw man zich niet pertinent heeft verzet tegen de publicatie van iets wat nog helemaal niet af is, is voor mij onbegrijpelijk. Hij zou het toch als zijn plicht moeten voelen om te waken over uw talent. En dat doet hij natuurlijk ook. Het kan haast niet anders of hij maant u om rustig en goed voorbereid te werk te gaan en om alleen te beginnen wanneer uw plannen uitgekristalliseerd zijn. Dan hebt u uzelf benadeeld door niet naar hem te luisteren. U schrijft in uw brief dat de omstandigheden u hebben gedwongen tot dit geforceerde werk. Dat begrijp ik niet. In een gezin waarvan de man in leven is, zou het nooit zo mogen zijn dat de vrouw des huizes, u in dit geval, genoodzaakt wordt haar hartenbloed af te tappen. Ik begrijp ook niet hoe iemand dat kan laten gebeuren. Er moet iets zijn wat u verzwijgt in uw brief en wat de zaak in een geheel ander daglicht zet. 314-2019>
John Ruskin • 25 maart 1868
• John Ruskin (1819-1900) was een Britse criticus. Dagboek — en over zijn dagboek.
March 23rd, Monday, Yesterday weary, headachy, heartsick. Thos. Richmond at dinner.
Dreamed of walking in fields with my father, and coming to a narrow glacier, shut in between walls: very beautiful in soft ridges of snow. My father wondering at its narrowness and feebleness, for it wound far away between rows of trees, I explained to him that it was all that remained of the strength of the great glacier of Macugnaga which had come down fifty miles into that valley (Zermatt, I meant — not Macugnaga) . Also, a long dream of Carlyle’s coming to see me, very sorrowfully. The dream was very distinct, but the memory of it is wholly indistinct, and I had forgotten it, till I came just now by chance on Carlyle’s name in my other diary.
March 24th, Tuesday, Yesterday putting drawings in order. At Mrs. Thomson’s in evening — music wonderful; egotism — amiable, but intense.
Dreamed first of having to take care of two children in a wood walk. It was marshy, and I kept them on a hill gathering flowers, with pools of water round; I with an uneasy feeling of its being unwholesome for them. Then I was driving in a carriage with an old English gentleman who was the landlord of the shops in the street down which we drove, and he jumped up suddenly and shook his fist at a Scotch confectioner, because he had his shop open on Sunday.
I said we weren’t sure he was really selling anything; I had better go back and see. So I went, but couldn’t find anything I liked to buy. At last I found two little sponge cakes and they were a halfpenny each, and small at the price, to which I objecting, the Scotch confectioner said it was difficult to 'lay sponge cakes down’ because the 'almonds and milk’ were so dear. And then I was suddenly in a room, with my mother, writing a letter to somebody, I don’t know whom, describing some girls bathing in a pool surrounded by bulrushes [soort riet], and I was very long about it and my mother was terribly angry at my wasting time ; and I wouldn’t stop, but wrote a great deal, of which I remember only a single sentence: that ‘one of the girls when she saw her brother, jumped up and gave him such a kiss that she made the bulrushes shake, all round the pool’.
March 23rd, Monday, Yesterday weary, headachy, heartsick. Thos. Richmond at dinner.
Dreamed of walking in fields with my father, and coming to a narrow glacier, shut in between walls: very beautiful in soft ridges of snow. My father wondering at its narrowness and feebleness, for it wound far away between rows of trees, I explained to him that it was all that remained of the strength of the great glacier of Macugnaga which had come down fifty miles into that valley (Zermatt, I meant — not Macugnaga) . Also, a long dream of Carlyle’s coming to see me, very sorrowfully. The dream was very distinct, but the memory of it is wholly indistinct, and I had forgotten it, till I came just now by chance on Carlyle’s name in my other diary.
March 24th, Tuesday, Yesterday putting drawings in order. At Mrs. Thomson’s in evening — music wonderful; egotism — amiable, but intense.
Dreamed first of having to take care of two children in a wood walk. It was marshy, and I kept them on a hill gathering flowers, with pools of water round; I with an uneasy feeling of its being unwholesome for them. Then I was driving in a carriage with an old English gentleman who was the landlord of the shops in the street down which we drove, and he jumped up suddenly and shook his fist at a Scotch confectioner, because he had his shop open on Sunday.
I said we weren’t sure he was really selling anything; I had better go back and see. So I went, but couldn’t find anything I liked to buy. At last I found two little sponge cakes and they were a halfpenny each, and small at the price, to which I objecting, the Scotch confectioner said it was difficult to 'lay sponge cakes down’ because the 'almonds and milk’ were so dear. And then I was suddenly in a room, with my mother, writing a letter to somebody, I don’t know whom, describing some girls bathing in a pool surrounded by bulrushes [soort riet], and I was very long about it and my mother was terribly angry at my wasting time ; and I wouldn’t stop, but wrote a great deal, of which I remember only a single sentence: that ‘one of the girls when she saw her brother, jumped up and gave him such a kiss that she made the bulrushes shake, all round the pool’.
donderdag 23 maart 2023
Eva Meijer • 24 maart 2007
• Eva Meijer (1980) is kunstenaar, schrijver, filosoof en maakt muziek. Ze houdt een weblog-dagboek bij.
woensdag 21 maart
Andijvie
Ik had vandaag een medisch-ethisch dilemma in mijn koelkast. Er zat een beest in de andijvie. Wat voor beest weet ik niet precies, het was een insect, een soort kever, bruinig met pootjes. Hij leefde nog een beetje, een hele prestatie na een week in een andijvie in een plastic zak in de koelkast (en wie weet wat hij daarvoor allemaal meegemaakt heeft). Ik heb het blaadje waar hij (met een overleden soortgenoot waarvan ik niet zeker weet of het wel een soortgenoot was of een ander beest, hij was dood en zwart en leek er wel een beetje op) op zat over de balustrade naar beneden gegooid. Ik heb wel eerst gekeken of er niemand liep. Daarna heb ik de rest van de andijvie weggegooid. Een paar minuten later vroeg ik me echter af of er misschien nog meer dappere dieren in de andijvie zaten en toen heb ik de zak met andijvie weer uit de vuilnisbak gehaald. Ik wist niet goed wat ik ermee aan moest. Ik wilde de hele andijvie over de balustrade gooien, in het gras tussen de bomen maken insecten toch de meeste kans, en bovendien hebben ze voldoende andijvie te eten, maar de achterkant van de flat waarin ik woon kijkt uit op een andere flat en ik was bang dat mensen het zouden zien. Binnen laten liggen vond ik ook geen optie, wat moeten die insecten in mijn huis, en bovendien, de andijvie zou langzaam bederven. Dus ik heb hem voor mijn voordeur gelegd, zodat wie dat wil eruit kan kruipen en een betere plek kan zoeken. Als het donker is breng ik hem naar beneden en leg ik hem in de tuin.
vrijdag 23 maart
Meisje van de achterkant
Soms zie ik iemand lopen van ongeveer mijn leeftijd die er totaal anders uitziet dan ik. Eigenlijk zie ik nooit iemand lopen die er hetzelfde uitziet, maar dit terzijde. Soms raakt het me opeens. Het kan zijn dat ze een strakke spijkerbroek aanheeft met een bomberjack en platte schoentjes en dat ze belt met een nieuwe telefoon, het kan ook zijn dat ze eruitziet alsof ze net haar studie rechten heeft afgerond en op weg is naar haar vriendje (in de trein naar Delft), het kan zijn dat ze in Transvaal woont, een hoofddoek draagt of juist niet en bij de gemeente werkt. Wat me raakt is de overzichtelijkheid. Ik weet hoe haar vrienden eruit zien, ik weet in wat voor huis ze woont, ik weet hoe haar leven zal verlopen en hoe haar leven tot nu toe is verlopen. Ik kan daar soms een beetje jaloers op zijn. Of misschien is jaloers niet het juiste woord. Het maakt me melancholisch. Al die levens die ik niet leef, en de beperkingen van de mogelijkheden van het leven dat ik leef.
Natuurlijk weet ik dat alles relatief is, en iedereen even onzeker. En gewoon zijn wordt vreselijk overschat. Maar toch. Ik zou wel eens een dagje zoals zij willen zijn.
zaterdag 24 maart
Speelgoedwinkels
Om redenen die verder niet zo interessant zijn, bezocht ik de afgelopen weken een aantal speelgoedwinkels. In speelgoedwinkels vind je speelgoed. En kinderen. Kinderen houden van speelgoed. In speelgoedwinkels in Den Haag vind je allerlei soorten kinderen. Blanke kinderen, Marrokaanse kinderen, Turkse kinderen, Surinaamse kinderen en ga zo maar door. Volgens de website van de gemeente Den Haag is bijna vijftig procent van de bevolking in Den Haag van allochtone afkomst. De poppen in de speelgoedwinkel zijn bijna allemaal wit. Er is een zwarte babypop, maar verder zijn alle poppen blank.
Het is 2007.
De toekomst is begonnen. 157-2017>
woensdag 21 maart
Andijvie
Ik had vandaag een medisch-ethisch dilemma in mijn koelkast. Er zat een beest in de andijvie. Wat voor beest weet ik niet precies, het was een insect, een soort kever, bruinig met pootjes. Hij leefde nog een beetje, een hele prestatie na een week in een andijvie in een plastic zak in de koelkast (en wie weet wat hij daarvoor allemaal meegemaakt heeft). Ik heb het blaadje waar hij (met een overleden soortgenoot waarvan ik niet zeker weet of het wel een soortgenoot was of een ander beest, hij was dood en zwart en leek er wel een beetje op) op zat over de balustrade naar beneden gegooid. Ik heb wel eerst gekeken of er niemand liep. Daarna heb ik de rest van de andijvie weggegooid. Een paar minuten later vroeg ik me echter af of er misschien nog meer dappere dieren in de andijvie zaten en toen heb ik de zak met andijvie weer uit de vuilnisbak gehaald. Ik wist niet goed wat ik ermee aan moest. Ik wilde de hele andijvie over de balustrade gooien, in het gras tussen de bomen maken insecten toch de meeste kans, en bovendien hebben ze voldoende andijvie te eten, maar de achterkant van de flat waarin ik woon kijkt uit op een andere flat en ik was bang dat mensen het zouden zien. Binnen laten liggen vond ik ook geen optie, wat moeten die insecten in mijn huis, en bovendien, de andijvie zou langzaam bederven. Dus ik heb hem voor mijn voordeur gelegd, zodat wie dat wil eruit kan kruipen en een betere plek kan zoeken. Als het donker is breng ik hem naar beneden en leg ik hem in de tuin.
vrijdag 23 maart
Meisje van de achterkant
Soms zie ik iemand lopen van ongeveer mijn leeftijd die er totaal anders uitziet dan ik. Eigenlijk zie ik nooit iemand lopen die er hetzelfde uitziet, maar dit terzijde. Soms raakt het me opeens. Het kan zijn dat ze een strakke spijkerbroek aanheeft met een bomberjack en platte schoentjes en dat ze belt met een nieuwe telefoon, het kan ook zijn dat ze eruitziet alsof ze net haar studie rechten heeft afgerond en op weg is naar haar vriendje (in de trein naar Delft), het kan zijn dat ze in Transvaal woont, een hoofddoek draagt of juist niet en bij de gemeente werkt. Wat me raakt is de overzichtelijkheid. Ik weet hoe haar vrienden eruit zien, ik weet in wat voor huis ze woont, ik weet hoe haar leven zal verlopen en hoe haar leven tot nu toe is verlopen. Ik kan daar soms een beetje jaloers op zijn. Of misschien is jaloers niet het juiste woord. Het maakt me melancholisch. Al die levens die ik niet leef, en de beperkingen van de mogelijkheden van het leven dat ik leef.
Natuurlijk weet ik dat alles relatief is, en iedereen even onzeker. En gewoon zijn wordt vreselijk overschat. Maar toch. Ik zou wel eens een dagje zoals zij willen zijn.
zaterdag 24 maart
Speelgoedwinkels
Om redenen die verder niet zo interessant zijn, bezocht ik de afgelopen weken een aantal speelgoedwinkels. In speelgoedwinkels vind je speelgoed. En kinderen. Kinderen houden van speelgoed. In speelgoedwinkels in Den Haag vind je allerlei soorten kinderen. Blanke kinderen, Marrokaanse kinderen, Turkse kinderen, Surinaamse kinderen en ga zo maar door. Volgens de website van de gemeente Den Haag is bijna vijftig procent van de bevolking in Den Haag van allochtone afkomst. De poppen in de speelgoedwinkel zijn bijna allemaal wit. Er is een zwarte babypop, maar verder zijn alle poppen blank.
Het is 2007.
De toekomst is begonnen. 157-2017>
woensdag 22 maart 2023
Johann Peter Eckermann • 23 maart 1832
• Johann Peter Eckermann (1792-1854) was een Duitse dichter, en daarnaast medewerker en vriend van Johann Wolfgang von Goethe. Eckermann is vooral bekend geworden door zijn opgetekende en uitgegeven gesprekken met Goethe (vertaald door Gerda Meijerink).
[23 maart 1832] De ochtend na Goethe’s dood voelde ik een diep verlangen zijn aards omhulsel nog eenmaal te zien. Zijn trouwe dienaar Friedrich ontsloot de kamer waar men hem had neergelegd. Op zijn rug gelegen rustte hij als iemand die sliep. Een diepe vrede en vastberadenheid sprak uit de trekken van zijn verheven-edele gezicht. Het indrukwekkende voorhoofd scheen nog gedachten te koesteren. Ik verlangde ernaar een lok van zijn haar te bezitten, maar eerbied verhinderde dat ik die afknipte. Het lichaam was naakt in een wit laken gehuld, grote ijsblokken had men er op enige afstand omheen gezet om het zo lang mogelijk vers te houden. Friedrich sloeg het laken terug en ik verbaasde me over de goddelijke pracht van zijn lichaam. De borst uiterst krachtig, breed en gewelfd; armen en dijen vol en zacht gespierd; de voeten sierlijk en zeer fraai gevormd; en nergens over het hele lichaam een spoor van vet of vermagering en verval. Een volmaakt mens lag in grote schoonheid voor me en de verrukking die ik daarbij voelde liet me een ogenblik vergeten dat de onsterfelijke geest zulk een huls had verlaten. Ik legde mijn hand op zijn hart — er heerste een diepe stilte – en ik keerde mij af om mijn ingehouden tranen de vrije loop te laten.
240-2018>
[23 maart 1832] De ochtend na Goethe’s dood voelde ik een diep verlangen zijn aards omhulsel nog eenmaal te zien. Zijn trouwe dienaar Friedrich ontsloot de kamer waar men hem had neergelegd. Op zijn rug gelegen rustte hij als iemand die sliep. Een diepe vrede en vastberadenheid sprak uit de trekken van zijn verheven-edele gezicht. Het indrukwekkende voorhoofd scheen nog gedachten te koesteren. Ik verlangde ernaar een lok van zijn haar te bezitten, maar eerbied verhinderde dat ik die afknipte. Het lichaam was naakt in een wit laken gehuld, grote ijsblokken had men er op enige afstand omheen gezet om het zo lang mogelijk vers te houden. Friedrich sloeg het laken terug en ik verbaasde me over de goddelijke pracht van zijn lichaam. De borst uiterst krachtig, breed en gewelfd; armen en dijen vol en zacht gespierd; de voeten sierlijk en zeer fraai gevormd; en nergens over het hele lichaam een spoor van vet of vermagering en verval. Een volmaakt mens lag in grote schoonheid voor me en de verrukking die ik daarbij voelde liet me een ogenblik vergeten dat de onsterfelijke geest zulk een huls had verlaten. Ik legde mijn hand op zijn hart — er heerste een diepe stilte – en ik keerde mij af om mijn ingehouden tranen de vrije loop te laten.
240-2018>
dinsdag 21 maart 2023
J.D.A. Röge • 22 maart 1944
• Johannes Dionysius Albertus Röge (1911-1991) was in de oorlog krijgsgevangene in Thailand en Japan. Hij hield daarvan een dagboek bij waaruit fragmenten zijn gepubliceerd in De Japanse bezetting in dagboeken.
21 maart 1944
Heden gaan wij naar beneden, [naar] Non Pladuk [herstelkamp], 5 km achter Ban Pong. Wij staan met 38 man in een wagon.
22 maart 1944
[Non Paduk] Half 2 's middags, vertrek van het Hindatostation, aankomst Non Paduk half 7 's avonds. Een zeer groot kamp: plusminus 7000 man: 5600 Hollanders en 1400 Engelsen. Het is een zeer net kamp. Alles is uitstekend geregeld. Er is een kantine, ontluizingsafdeling, schurftbarak enz. Het eten is vrij goed. Vele bekenden ontmoet. [...] De laatste twee dagen zijn er plusminus 1000 zieken afgevoerd naar Nakhom Pathon (ziekenkamp, hier komen ook alle zieken van Birma.)
129-2013>
Heden gaan wij naar beneden, [naar] Non Pladuk [herstelkamp], 5 km achter Ban Pong. Wij staan met 38 man in een wagon.
22 maart 1944
[Non Paduk] Half 2 's middags, vertrek van het Hindatostation, aankomst Non Paduk half 7 's avonds. Een zeer groot kamp: plusminus 7000 man: 5600 Hollanders en 1400 Engelsen. Het is een zeer net kamp. Alles is uitstekend geregeld. Er is een kantine, ontluizingsafdeling, schurftbarak enz. Het eten is vrij goed. Vele bekenden ontmoet. [...] De laatste twee dagen zijn er plusminus 1000 zieken afgevoerd naar Nakhom Pathon (ziekenkamp, hier komen ook alle zieken van Birma.)
129-2013>
maandag 20 maart 2023
Hermann Hesse • 21 maart 1953
• Hermann Hesse (1877-1962) was een Zwitserse schrijver. In zijn gepubliceerde verspreide geschriften zijn ook wat dagboekbladen opgenomen.
Machinevertaling onder de Duitse tekst.
[ca. 21 maart] 1953
Schwesterchen! Gestern hat man dich auf dem alten Friedhof in Korntal begraben, der vom Geist und Duft, von der Stille und Würde des einst «heiligen» Korntal bis in diese unheiligen Tage hinein wohl am wenigsten eingebüßt hat.
Auf unsres Vaters Grab war die Tanne, die ich einst jung und klein und seither nicht wieder gesehen habe, ein hoher stattlicher Baum geworden. Ihn hat man dieser Tage fällen und ausgraben müssen, damit das Grab nun auch dich aufnehmen könne, und man hat recht daran getan, denn dort ist dein Platz, beim Vater, dessen einsamem Alter du einst mit vielen Opfern gedient und beigestanden hast.
Die langen Jahre dieses Dienstes haben ihre Prägung an dir hïnterlassen und dir unter uns Hessekindern eine besondere Art von Respekt verschafft, und zu den Opfern, die du damals ohne Sträuben brachtest, gehört vermutlich auch der Verzicht auf jene andre Liebe und Bindung, die dir wie jedem wohlgeratenen jungen Menschen angestanden hätte. Auch der jungfrauliche und beinah ein wenig klösterlich anmutende Charakter deines späteren Lebens stand unter dem Zeichen des Vaters. Wenn von diesem alten frommen Manne in seinen Korntaler Jahren, nach der Mutter Tod, so viel Stille und heiterernste Würde ausgestrahlt hat, wenn er so vielen, die ihn damals kannten, und sogar vielen, die ihn nur vom Sehen und von weitem kannten, fürs Leben unvergeßlich geblieben ist als eine Patriarchengestalt wie aus biblischen Zeiten, so hat dein Opfer, dein Dabeisein, deine Fürsorge, Pflege, Gesellschaft und Mitarbeit, zumal in den Jahren seiner Blindheit, mit daran teil. Einen «Urchristen» hat Bischof Wurm ihn mir einst genannt, und hat ein andermal geschrieben, er sei eine der beiden verehrungswürdigsten Persönlich-keiten gewesen, denen er in seinem Leben begegnet sei. [...]
vertaling door Chatgpt:
Lief zusje! Gisteren ben je begraven op de oude begraafplaats in Korntal, die waarschijnlijk het minst heeft verloren van de geest en geur, de stilte en waardigheid van het eens "heilige" Korntal tot aan deze onheilige dagen.
Op het graf van onze vader was de spar, die ik ooit als jong en klein boompje kende en sindsdien niet meer gezien heb, uitgegroeid tot een hoge en imposante boom. Hij moest deze dagen worden omgehakt en opgegraven zodat het graf jou nu ook kon opnemen, en dat was terecht, want daar is je plaats, naast vader, van wie je ooit in zijn eenzame ouderdom met veel opoffering hebt gediend en gesteund.
De vele jaren van deze dienst hebben hun stempel op je achtergelaten en je onder ons Hessenkinderen een speciaal soort respect gegeven, en tot de offers die je destijds zonder aarzeling hebt gebracht, behoort waarschijnlijk ook het afzien van die andere liefde en binding die je, zoals elke goed opgevoede jonge persoon, zou hebben gepast. Ook de maagdelijke en bijna kloosterachtige aard van je latere leven stond in het teken van vader. Als deze oude vrome man in zijn Korntaler jaren na de dood van moeder zoveel stilte en heiterernste waardigheid uitstraalde, als hij voor velen die hem toen kenden en zelfs voor velen die hem alleen van verre kenden, onvergetelijk bleef als een patriarchale figuur uit bijbelse tijden, dan heeft jouw offer, jouw aanwezigheid, jouw zorg, verzorging, gezelschap en medewerking, vooral in de jaren van zijn blindheid, daaraan bijgedragen. Bisschop Wurm noemde hem ooit een "oerchristen" en schreef een andere keer dat hij een van de twee meest vereerde persoonlijkheden was die hij in zijn leven had ontmoet.132-2015>
Machinevertaling onder de Duitse tekst.
[ca. 21 maart] 1953
Schwesterchen! Gestern hat man dich auf dem alten Friedhof in Korntal begraben, der vom Geist und Duft, von der Stille und Würde des einst «heiligen» Korntal bis in diese unheiligen Tage hinein wohl am wenigsten eingebüßt hat.
Auf unsres Vaters Grab war die Tanne, die ich einst jung und klein und seither nicht wieder gesehen habe, ein hoher stattlicher Baum geworden. Ihn hat man dieser Tage fällen und ausgraben müssen, damit das Grab nun auch dich aufnehmen könne, und man hat recht daran getan, denn dort ist dein Platz, beim Vater, dessen einsamem Alter du einst mit vielen Opfern gedient und beigestanden hast.
Die langen Jahre dieses Dienstes haben ihre Prägung an dir hïnterlassen und dir unter uns Hessekindern eine besondere Art von Respekt verschafft, und zu den Opfern, die du damals ohne Sträuben brachtest, gehört vermutlich auch der Verzicht auf jene andre Liebe und Bindung, die dir wie jedem wohlgeratenen jungen Menschen angestanden hätte. Auch der jungfrauliche und beinah ein wenig klösterlich anmutende Charakter deines späteren Lebens stand unter dem Zeichen des Vaters. Wenn von diesem alten frommen Manne in seinen Korntaler Jahren, nach der Mutter Tod, so viel Stille und heiterernste Würde ausgestrahlt hat, wenn er so vielen, die ihn damals kannten, und sogar vielen, die ihn nur vom Sehen und von weitem kannten, fürs Leben unvergeßlich geblieben ist als eine Patriarchengestalt wie aus biblischen Zeiten, so hat dein Opfer, dein Dabeisein, deine Fürsorge, Pflege, Gesellschaft und Mitarbeit, zumal in den Jahren seiner Blindheit, mit daran teil. Einen «Urchristen» hat Bischof Wurm ihn mir einst genannt, und hat ein andermal geschrieben, er sei eine der beiden verehrungswürdigsten Persönlich-keiten gewesen, denen er in seinem Leben begegnet sei. [...]
vertaling door Chatgpt:
Lief zusje! Gisteren ben je begraven op de oude begraafplaats in Korntal, die waarschijnlijk het minst heeft verloren van de geest en geur, de stilte en waardigheid van het eens "heilige" Korntal tot aan deze onheilige dagen.
Op het graf van onze vader was de spar, die ik ooit als jong en klein boompje kende en sindsdien niet meer gezien heb, uitgegroeid tot een hoge en imposante boom. Hij moest deze dagen worden omgehakt en opgegraven zodat het graf jou nu ook kon opnemen, en dat was terecht, want daar is je plaats, naast vader, van wie je ooit in zijn eenzame ouderdom met veel opoffering hebt gediend en gesteund.
De vele jaren van deze dienst hebben hun stempel op je achtergelaten en je onder ons Hessenkinderen een speciaal soort respect gegeven, en tot de offers die je destijds zonder aarzeling hebt gebracht, behoort waarschijnlijk ook het afzien van die andere liefde en binding die je, zoals elke goed opgevoede jonge persoon, zou hebben gepast. Ook de maagdelijke en bijna kloosterachtige aard van je latere leven stond in het teken van vader. Als deze oude vrome man in zijn Korntaler jaren na de dood van moeder zoveel stilte en heiterernste waardigheid uitstraalde, als hij voor velen die hem toen kenden en zelfs voor velen die hem alleen van verre kenden, onvergetelijk bleef als een patriarchale figuur uit bijbelse tijden, dan heeft jouw offer, jouw aanwezigheid, jouw zorg, verzorging, gezelschap en medewerking, vooral in de jaren van zijn blindheid, daaraan bijgedragen. Bisschop Wurm noemde hem ooit een "oerchristen" en schreef een andere keer dat hij een van de twee meest vereerde persoonlijkheden was die hij in zijn leven had ontmoet.132-2015>
zondag 19 maart 2023
Ferdinand Gregorovius • 20 maart 1882
• Ferdinand Gregorovius (1821-1891) was een Duitse geschiedkundige en schrijver. Hij schreef onder meer Eine Reise nach Palästina im Jahre 1882, waaruit bovenstaand fragment.
20 maart 1882
De passagiers der eerste klasse zijn niet talrijk; twee Russische prinsessen hebben, zo gaat het verhaal aan boord, uit pelgrimsdeemoed een tweedeklashut geboekt. Ik maak kennis met een Duitse jood, een intelligente jongeman, in wiens persoon de brandende Semitische kwestie mij voor de poorten van Jeruzalem tegemoet treedt. Hij wil via Jaffa doorreizen naar Askalon en Gaza om daar een stuk land te zoeken waar zijn ongelukkige, uit Rusland verstoten geloofsgenoten een kolonie kunnen stichten. We zien voor ons hoe de Semitische kwestie met het instorten van het Turkse rijk van Europa naar Palestina wordt verplaatst, waar het joodse koninkrijk een nieuwe kans krijgt onder de Rothschild-dynastie.
Helaas is dit mooie plan onuitvoerbaar, zelfs indien men de joden toestond naast de Omar-moskee een nieuwe Tempel te bouwen. Want Jeruzalem kan nooit meer uitsluitend de hoofdstad der joden zijn. De stad is het heiligdom geworden van de drie grote wereldreligies die zijn voortgekomen uit het Semitische volk – en de moslims vereren de stad niet minder dan de christenen. Het Hebreeuws speelt als nationale taal geen rol meer. Joden in de diaspora spreken de taal van het land waar ze wonen, in Egypte en Syrië is dat het Arabisch.
Zouden de Hebreeërs zichzelf uit Europa willen verbannen, afstand willen doen van de financiële wereld en hun macht op economisch en cultureel gebied, om zich uit liefde voor hun messias te laten opsluiten in de woestijn, zoals ooit in hun grote historische getto? De Europese farao's onderdrukken de joden niet langer, ook al steekt de oude jodenhaat onder het gepeupel de kop weer op. En heeft niet uitgerekend een sefardische jood het Britse wereldrijk geregeerd [premier Benjamin Disraeli], zoals voor hem Jozef het Egypteland?
Ons stoomschip laadt dadels en katoen voor Odessa. Voortdurend komen nieuwe schuiten langszij. Onder woest geschreeuw van Arabieren, negers en bootslieden worden de balen opgetakeld en onder de kreet 'maina!' neergelaten in het ruim. Dus ook hier in Afrika die kreet – maina! – die ik elders al zo vaak heb gehoord. Het is Italiaans (mainare of ammainare) voor het strijken van de zeilen of de vlag. De Franken hebben het woord naar de Oriënt gebracht en daar klinkt het sinds duizend jaar in de zeehavens.97-2012>
20 maart 1882
De passagiers der eerste klasse zijn niet talrijk; twee Russische prinsessen hebben, zo gaat het verhaal aan boord, uit pelgrimsdeemoed een tweedeklashut geboekt. Ik maak kennis met een Duitse jood, een intelligente jongeman, in wiens persoon de brandende Semitische kwestie mij voor de poorten van Jeruzalem tegemoet treedt. Hij wil via Jaffa doorreizen naar Askalon en Gaza om daar een stuk land te zoeken waar zijn ongelukkige, uit Rusland verstoten geloofsgenoten een kolonie kunnen stichten. We zien voor ons hoe de Semitische kwestie met het instorten van het Turkse rijk van Europa naar Palestina wordt verplaatst, waar het joodse koninkrijk een nieuwe kans krijgt onder de Rothschild-dynastie.
Helaas is dit mooie plan onuitvoerbaar, zelfs indien men de joden toestond naast de Omar-moskee een nieuwe Tempel te bouwen. Want Jeruzalem kan nooit meer uitsluitend de hoofdstad der joden zijn. De stad is het heiligdom geworden van de drie grote wereldreligies die zijn voortgekomen uit het Semitische volk – en de moslims vereren de stad niet minder dan de christenen. Het Hebreeuws speelt als nationale taal geen rol meer. Joden in de diaspora spreken de taal van het land waar ze wonen, in Egypte en Syrië is dat het Arabisch.
Zouden de Hebreeërs zichzelf uit Europa willen verbannen, afstand willen doen van de financiële wereld en hun macht op economisch en cultureel gebied, om zich uit liefde voor hun messias te laten opsluiten in de woestijn, zoals ooit in hun grote historische getto? De Europese farao's onderdrukken de joden niet langer, ook al steekt de oude jodenhaat onder het gepeupel de kop weer op. En heeft niet uitgerekend een sefardische jood het Britse wereldrijk geregeerd [premier Benjamin Disraeli], zoals voor hem Jozef het Egypteland?
Ons stoomschip laadt dadels en katoen voor Odessa. Voortdurend komen nieuwe schuiten langszij. Onder woest geschreeuw van Arabieren, negers en bootslieden worden de balen opgetakeld en onder de kreet 'maina!' neergelaten in het ruim. Dus ook hier in Afrika die kreet – maina! – die ik elders al zo vaak heb gehoord. Het is Italiaans (mainare of ammainare) voor het strijken van de zeilen of de vlag. De Franken hebben het woord naar de Oriënt gebracht en daar klinkt het sinds duizend jaar in de zeehavens.97-2012>
Maurits Wagenvoort • 19 maart 1901
• Maurits Wagenvoort (1856-1944) was een Nederlandse schrijver (dit jaar weer in de belangstelling vanwege de heruitgave van zijn roman Een huwelijk in het jaar 2020), die in 1901 een bezoek bracht aan Tripoli.
19 Maart.
[...] Ik ging van de moskee, waar ik op den menara-trans een paar foto's nam, naar de Dinsdagsche markt buiten de stad - soek-eth-thlata - een groot zandveld, deels begrensd door de zee, deels door een groote Turksche kazerne, en een buitenwijk. Het is daar altijd vol kameelen en drijvers, waarvan de laatste zich in niets geneeren om de werken der natuur te doen bewonderen. Nu, verder op, was het een onoverzienbare woeling van vuile burnoezen, met donkere fellahin daarin, wier ezels, paarden en kameelen in groepen stonden te rusten, door lange straten van driehoekige tentjes van markters van allerlei soort. En, evenals in de soeks der stad, was ook hier elk vak, elk bedrijf, elke verkoop bijeen. Hier zaten de schoezen sandalen te lappen, daar hadden de slachters hun geslachte schapen en penzen uitgehangen, ginder waren de broodverkoopers of de kruideniers, en elders weer was 't een kleurenmengeling van groenten en vruchten, terwijl ook de qahawadsjis niet werden gemist, die groote tenten hadden opgeslagen, waar zij koffie, thee, limonade schonken, of het versche legbi, den palmwijn, waarop, vooral later, als hij gegist is, de Arabieren zoo verlekkerd zijn, ondanks het voorschrift van hun Profeet. Ook hier trachtte ik wat kiekjes te nemen, maar 't lukte mij slechts een paar maal: de woeling was te groot, en de begeerte om gefotografeerd te worden van Turksche soldaten en fellahin zoo lastig, dat zij vlak voor mijn toestel gingen staan. Toch waren zij vriendelijk genoeg: ‘ga een beetje op zij’, zei ik tot een paar soldaten, ‘jelui bent niet mooi genoeg om gefotografeerd te worden.’ ‘Zijn wij niet mooi genoeg?’ vroeg de een met zichtbare teleurstelling. Een vruchtenverkooper, toen hij zag, dat ik hem fotografeeren wou, snelde haastig uit zijn tentje weg, tot vermaak van zijn kameraden naast hem, die hartelijk lachten, zoodat juist dit kiekje heel aardig is geworden. Al die menschen zijn zoo kinderlijk, zoo eenvoudig, en zoo goedmoedig. [...]
19 Maart.
[...] Ik ging van de moskee, waar ik op den menara-trans een paar foto's nam, naar de Dinsdagsche markt buiten de stad - soek-eth-thlata - een groot zandveld, deels begrensd door de zee, deels door een groote Turksche kazerne, en een buitenwijk. Het is daar altijd vol kameelen en drijvers, waarvan de laatste zich in niets geneeren om de werken der natuur te doen bewonderen. Nu, verder op, was het een onoverzienbare woeling van vuile burnoezen, met donkere fellahin daarin, wier ezels, paarden en kameelen in groepen stonden te rusten, door lange straten van driehoekige tentjes van markters van allerlei soort. En, evenals in de soeks der stad, was ook hier elk vak, elk bedrijf, elke verkoop bijeen. Hier zaten de schoezen sandalen te lappen, daar hadden de slachters hun geslachte schapen en penzen uitgehangen, ginder waren de broodverkoopers of de kruideniers, en elders weer was 't een kleurenmengeling van groenten en vruchten, terwijl ook de qahawadsjis niet werden gemist, die groote tenten hadden opgeslagen, waar zij koffie, thee, limonade schonken, of het versche legbi, den palmwijn, waarop, vooral later, als hij gegist is, de Arabieren zoo verlekkerd zijn, ondanks het voorschrift van hun Profeet. Ook hier trachtte ik wat kiekjes te nemen, maar 't lukte mij slechts een paar maal: de woeling was te groot, en de begeerte om gefotografeerd te worden van Turksche soldaten en fellahin zoo lastig, dat zij vlak voor mijn toestel gingen staan. Toch waren zij vriendelijk genoeg: ‘ga een beetje op zij’, zei ik tot een paar soldaten, ‘jelui bent niet mooi genoeg om gefotografeerd te worden.’ ‘Zijn wij niet mooi genoeg?’ vroeg de een met zichtbare teleurstelling. Een vruchtenverkooper, toen hij zag, dat ik hem fotografeeren wou, snelde haastig uit zijn tentje weg, tot vermaak van zijn kameraden naast hem, die hartelijk lachten, zoodat juist dit kiekje heel aardig is geworden. Al die menschen zijn zoo kinderlijk, zoo eenvoudig, en zoo goedmoedig. [...]
Ernesto Che Guevara • 18 maart 1967
• Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).
18.3.67
We vertrokken vroeg en lieten Joaquín achter om z'n halve paar de te koken en met de opdracht dat hij moest vertrekken als hij weer een beetje op krachten was gekomen. Ik heb er voor moeten vechten dat we wat vlees in voorraad zouden houden. Dit ging in tegen de mening van de mannen die het hele paard ineens hadden willen opeten. In de loop van de morgen raakten Ricardo, Inti en Urbano achter en we moesten op hen wachten. Dat strookte niet met mijn plan om pas te pauzeren op de plaats waar we op de heenweg vertrokken zijn.
We schieten trouwens in ieder geval slecht op. Om 14.30 uur kwam Urbano aanzetten met een hert dat Ricardo geschoten had, zodat we onze buik vol konden eten en het paardevlees konden bewaren. Om 16.30 uur kwamen we aan op de plek waar we alleen maar hadden moeten pauzeren. We hebben er geslapen. Verscheidene mannen traineren de zaak en zijn in een slechte stemming: Chinchu, Urbano en Alejandro.
18.3.67
We vertrokken vroeg en lieten Joaquín achter om z'n halve paar de te koken en met de opdracht dat hij moest vertrekken als hij weer een beetje op krachten was gekomen. Ik heb er voor moeten vechten dat we wat vlees in voorraad zouden houden. Dit ging in tegen de mening van de mannen die het hele paard ineens hadden willen opeten. In de loop van de morgen raakten Ricardo, Inti en Urbano achter en we moesten op hen wachten. Dat strookte niet met mijn plan om pas te pauzeren op de plaats waar we op de heenweg vertrokken zijn.
We schieten trouwens in ieder geval slecht op. Om 14.30 uur kwam Urbano aanzetten met een hert dat Ricardo geschoten had, zodat we onze buik vol konden eten en het paardevlees konden bewaren. Om 16.30 uur kwamen we aan op de plek waar we alleen maar hadden moeten pauzeren. We hebben er geslapen. Verscheidene mannen traineren de zaak en zijn in een slechte stemming: Chinchu, Urbano en Alejandro.
donderdag 16 maart 2023
Ernesto Che Guevara • 17 maart 1967
• Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).
17.3.67
Weer een tragedie nog voordat we zelfs maar begonnen zijn met de strijd. In de loop van de morgen kwam Joaquín; Miguel en Tuma waren hem gaan halen. Ze hadden een paar mooie stukken vlees meegenomen. De overtocht is slecht verlopen. Ze konden het vlot niet in hun macht houden. Het was de Nacahuasu afgedreven tot het in een draaikolk raakte en, volgens hen, een paar keer was omgeslagen. Het uiteindelijk resultaat was het verlies van een paar rugzakken, bijna alle patronen, 6 geweren en een man: Carlos. Hij was met Braulio in de draaikolk geraakt maar hij had geen geluk gehad. Braulio slaagde erin de oever te bereiken en zag dat Carlos werd meegesleurd zonder iets te kunnen doen. Joaquín was al eerder vertrokken met z'n mannen en heeft het niet zien gebeuren. Carlos beschouwden we als de beste Boliviaan van de achterhoede wegens zijn serieuze karakter, zijn discipline en zijn enthousiasme.
De wapens die we verloren zijn: de Brno van Braulio; twee M1's van Carlos en Pedro; 3 Mausers van Abel, Eusebio en Polo. Joaquín meldde dat hij El Rubio en de Dokter aan de andere oever had gezien en dat hij hen order had gegeven om een vlotje te maken en terug te komen. Om 14.00 uur verschenen ze met het verslag van hun wederwaardigheden en moeilijkheden. Ze hadden praktisch geen kleren meer aan hun lijf en El Rubio was zelfs z'n laarzen kwijt geraakt. Hun vlot was in de eerste draaikolk al uit elkaar geslagen. Ze waren op ongeveer dezelfde plek aan land gekomen als wij. We hebben afgesproken om morgenochtend vroeg op te breken. Joaquín zal tegen 12 uur vertrekken. Morgen hoop ik in de loop van de dag nieuws te krijgen. Het moreel van de mannen van Joaquín lijkt goed.
17.3.67
Weer een tragedie nog voordat we zelfs maar begonnen zijn met de strijd. In de loop van de morgen kwam Joaquín; Miguel en Tuma waren hem gaan halen. Ze hadden een paar mooie stukken vlees meegenomen. De overtocht is slecht verlopen. Ze konden het vlot niet in hun macht houden. Het was de Nacahuasu afgedreven tot het in een draaikolk raakte en, volgens hen, een paar keer was omgeslagen. Het uiteindelijk resultaat was het verlies van een paar rugzakken, bijna alle patronen, 6 geweren en een man: Carlos. Hij was met Braulio in de draaikolk geraakt maar hij had geen geluk gehad. Braulio slaagde erin de oever te bereiken en zag dat Carlos werd meegesleurd zonder iets te kunnen doen. Joaquín was al eerder vertrokken met z'n mannen en heeft het niet zien gebeuren. Carlos beschouwden we als de beste Boliviaan van de achterhoede wegens zijn serieuze karakter, zijn discipline en zijn enthousiasme.
De wapens die we verloren zijn: de Brno van Braulio; twee M1's van Carlos en Pedro; 3 Mausers van Abel, Eusebio en Polo. Joaquín meldde dat hij El Rubio en de Dokter aan de andere oever had gezien en dat hij hen order had gegeven om een vlotje te maken en terug te komen. Om 14.00 uur verschenen ze met het verslag van hun wederwaardigheden en moeilijkheden. Ze hadden praktisch geen kleren meer aan hun lijf en El Rubio was zelfs z'n laarzen kwijt geraakt. Hun vlot was in de eerste draaikolk al uit elkaar geslagen. Ze waren op ongeveer dezelfde plek aan land gekomen als wij. We hebben afgesproken om morgenochtend vroeg op te breken. Joaquín zal tegen 12 uur vertrekken. Morgen hoop ik in de loop van de dag nieuws te krijgen. Het moreel van de mannen van Joaquín lijkt goed.
woensdag 15 maart 2023
Ernesto Che Guevara • 16 maart 1967
• Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).
15.3.67 We zijn de rivier overgestoken, dat wil zeggen, alleen de hoofdmacht. Rubio en de Dokter kwamen ons helpen. We hoopten bij de monding van de Nacahuasu te komen maar we hadden drie mannen bij ons die niet konden zwemmen en we hadden een zware bepakking. De stroom dreef ons een kilometer af. We konden het vlot niet meer gebruiken om over te steken zoals we van plan waren geweest. We zijn alle elf aan deze kant van de rivier gebleven en morgen zullen we weer aan de gang gaan met de Dokter en El Rubio. We schoten 4 sperwers voor ons diner dat beter was dan we gedacht hadden. Alles is nat geworden en het weer blijft regenachtig. Het moreel van de mannen is laag. Miguel heeft gezwollen voeten. Een paar anderen ook.
16.3.67
We hebben besloten het paard op te eten want de zwellingen nemen alarmerende vormen aan. Miguel, Inti, Urbano en Alejandro vertonen meerdere gezwollen plekken. Ik ben erg verzwakt. We hebben een fout in onze berekening gemaakt. We dachten dat Joaquín over zou steken maar dat is niet gebeurd. De Dokter en EI Rubio hebben geprobeerd om terug te gaan om ze te helpen, maar ze werden stroomafwaarts meegesleurd en verdwenen uit het gezicht. Joaquín vroeg toestemming ze achterna te gaan, die ik hem gaf, maar hij raakte ze kwijt toen hij de stroom afzakte. Ik stuurde Pombo en Tuma om hen terug te halen. Joaquin heeft hen niet gezien; hij kwam pas vanavond terug. Na 17.00 uur hadden we een feestmaal van paardevlees. Morgen zullen we er ongetwijfeld de gevolgen van ondervinden. Volgens mijn berekening moet Rolando vandaag in het kamp zijn aangekomen. We ontcijferden boodschap nr 32 waarin de komst vermeld werd van een Boliviaan die zich kortgeleden heeft aangesloten, en van een lading glucantine, een middel tegen parasieten, dingen die we tot nu toe niet hadden.
15.3.67 We zijn de rivier overgestoken, dat wil zeggen, alleen de hoofdmacht. Rubio en de Dokter kwamen ons helpen. We hoopten bij de monding van de Nacahuasu te komen maar we hadden drie mannen bij ons die niet konden zwemmen en we hadden een zware bepakking. De stroom dreef ons een kilometer af. We konden het vlot niet meer gebruiken om over te steken zoals we van plan waren geweest. We zijn alle elf aan deze kant van de rivier gebleven en morgen zullen we weer aan de gang gaan met de Dokter en El Rubio. We schoten 4 sperwers voor ons diner dat beter was dan we gedacht hadden. Alles is nat geworden en het weer blijft regenachtig. Het moreel van de mannen is laag. Miguel heeft gezwollen voeten. Een paar anderen ook.
16.3.67
We hebben besloten het paard op te eten want de zwellingen nemen alarmerende vormen aan. Miguel, Inti, Urbano en Alejandro vertonen meerdere gezwollen plekken. Ik ben erg verzwakt. We hebben een fout in onze berekening gemaakt. We dachten dat Joaquín over zou steken maar dat is niet gebeurd. De Dokter en EI Rubio hebben geprobeerd om terug te gaan om ze te helpen, maar ze werden stroomafwaarts meegesleurd en verdwenen uit het gezicht. Joaquín vroeg toestemming ze achterna te gaan, die ik hem gaf, maar hij raakte ze kwijt toen hij de stroom afzakte. Ik stuurde Pombo en Tuma om hen terug te halen. Joaquin heeft hen niet gezien; hij kwam pas vanavond terug. Na 17.00 uur hadden we een feestmaal van paardevlees. Morgen zullen we er ongetwijfeld de gevolgen van ondervinden. Volgens mijn berekening moet Rolando vandaag in het kamp zijn aangekomen. We ontcijferden boodschap nr 32 waarin de komst vermeld werd van een Boliviaan die zich kortgeleden heeft aangesloten, en van een lading glucantine, een middel tegen parasieten, dingen die we tot nu toe niet hadden.
dinsdag 14 maart 2023
Gerard Bilders • 15 maart 1860
• Gerard Bilders (1838-1865) was een Nederlandse schilder. Zijn brieven en dagboek zijn te lezen bij de dbnl.
15 Maart.
- Ik heb goede muziek gehoord. Nog altijd ben ik in onzekerheid welke der schoone kunsten den meesten invloed heeft, den diepsten indruk maakt op het gemoed. Telkens, als ik goede muziek heb gehoord, ben ik geneigd te meenen, dat zij het eerst en het sterkst aanspreekt. Geheel onzigtbaar en zonder gedaante, is ze zoo uitmuntend geschikt, onvoorwaardelijk tot het gemoed door te dringen. Ik begrijp niet, dat er menschen gevonden worden, die haar miskennen en durven verklaren er niets voor te gevoelen. Maar dikwijls zijn het er ook menschen naar. Als ze schilders zijn, ziet men al ligt in hun werk de sporen van hun kouden geest. Ze zijn vervaardigers en ellendige peuteraars. Niets in hun werk, dat wegsleept of eenige bezieling aanduidt. Er is geene liefde in.
Violen, o, het is alsof ze eene stem hebben ontvangen om te klagen, te lagchen, te spreken van vroomheid, liefde of lust! Er zijn toonen van ruischende dennebosschen in. Dennebosschen! ik verlang naar u! In lang heb ik ze niet gezien, die deftige, droevige boomen met gebogene hoofden, gloeijend in de avondzon, ernstig en zacht fluisterend. Ik verlang naar den geur en de schaduw dier plekken en de heerlijke natuur hulde te brengen en meer dan ooit lief te krijgen, om er door opgebouwd te worden en er zich die liefde, dat gevoel door te doen ontwikkelen, dat men noodig heeft om haar zoo goed mogelijk te verstaan en te vertalen. Dat gevoel rijpt alleen in de zonnestralen, die de wouden doorsnijden of weiden en heuvelen doen baden in licht, kleuren en toonen.
133-2013>
15 Maart.
- Ik heb goede muziek gehoord. Nog altijd ben ik in onzekerheid welke der schoone kunsten den meesten invloed heeft, den diepsten indruk maakt op het gemoed. Telkens, als ik goede muziek heb gehoord, ben ik geneigd te meenen, dat zij het eerst en het sterkst aanspreekt. Geheel onzigtbaar en zonder gedaante, is ze zoo uitmuntend geschikt, onvoorwaardelijk tot het gemoed door te dringen. Ik begrijp niet, dat er menschen gevonden worden, die haar miskennen en durven verklaren er niets voor te gevoelen. Maar dikwijls zijn het er ook menschen naar. Als ze schilders zijn, ziet men al ligt in hun werk de sporen van hun kouden geest. Ze zijn vervaardigers en ellendige peuteraars. Niets in hun werk, dat wegsleept of eenige bezieling aanduidt. Er is geene liefde in.
Violen, o, het is alsof ze eene stem hebben ontvangen om te klagen, te lagchen, te spreken van vroomheid, liefde of lust! Er zijn toonen van ruischende dennebosschen in. Dennebosschen! ik verlang naar u! In lang heb ik ze niet gezien, die deftige, droevige boomen met gebogene hoofden, gloeijend in de avondzon, ernstig en zacht fluisterend. Ik verlang naar den geur en de schaduw dier plekken en de heerlijke natuur hulde te brengen en meer dan ooit lief te krijgen, om er door opgebouwd te worden en er zich die liefde, dat gevoel door te doen ontwikkelen, dat men noodig heeft om haar zoo goed mogelijk te verstaan en te vertalen. Dat gevoel rijpt alleen in de zonnestralen, die de wouden doorsnijden of weiden en heuvelen doen baden in licht, kleuren en toonen.
133-2013>
maandag 13 maart 2023
Nescio • 14 maart 1952
• Nescio (J.H.F. Grönloh, 1882-1961) was een Nederlandse schrijver. In zijn Natuurdagboek (1946-1955) deed hij verslag van onder meer zijn wandelingen en bustochtjes.
14 maart Vrijdagochtend. Bus 9.43. Loenersloot, Vreeland, Kortenhoef, 's-Graveland, Hilversum en zoo metéén terug.
Schitterend wolkenlooze hemel, in den vroegen ochtend zeer koud. Weer overal heen! Weer de onvergankelijke wereld en het laantje, zwart tegen blauw. En het water. De Vecht wat gerimpeld, de witte weerspiegeling gebroken en nauweliks te zien. Het desolate torentje (zie 4 Maart Kortenhoef).
Vinkeveens cathedraal met een klein stukje van het leiendak blinkend.
De twee lammetjes bij Loenersloot die stoeiden met hun voorhoofdjes tegen elkaar. De toren van Hilversum en de doorkijk door de ramen, tegen de zon. De toren van het Kastanjepleintje en de toren van Hilversum.
De beuken van 's Graveland, die ik wel altijd zou willen zien. Hoe telkens weer hier en daar het jaar 1907 herleeft.
Door het Oosterpark naar huis geloopen.
Voor één boerderij, ergens omtrent Baambrugge, de matrassen op stoelen en kloppen en over lijnen dekens. Voorjaar.
188-2012>
Schitterend wolkenlooze hemel, in den vroegen ochtend zeer koud. Weer overal heen! Weer de onvergankelijke wereld en het laantje, zwart tegen blauw. En het water. De Vecht wat gerimpeld, de witte weerspiegeling gebroken en nauweliks te zien. Het desolate torentje (zie 4 Maart Kortenhoef).
Vinkeveens cathedraal met een klein stukje van het leiendak blinkend.
De twee lammetjes bij Loenersloot die stoeiden met hun voorhoofdjes tegen elkaar. De toren van Hilversum en de doorkijk door de ramen, tegen de zon. De toren van het Kastanjepleintje en de toren van Hilversum.
De beuken van 's Graveland, die ik wel altijd zou willen zien. Hoe telkens weer hier en daar het jaar 1907 herleeft.
Door het Oosterpark naar huis geloopen.
Voor één boerderij, ergens omtrent Baambrugge, de matrassen op stoelen en kloppen en over lijnen dekens. Voorjaar.
zondag 12 maart 2023
André Bonnez • 13 maart 1949
• Uit de runriek 'Mengelmaren' in de 50ste jaargang van Biekorf, geschreven door André Bonnez.
Kattefeest te Ieper
Met veel bijval werd dit jaar weer, op 13 Maart (2e Zondag van den Vasten) het Kattefeest gevierd. Het overzicht van de feestelijkheden van verleden jaar (Biekorf 1948, bl. 70) moet met enkele bijzonderheden aangevuld worden.
De Heraut die, rond den middag, de ‘Mare vander Feeste’ brengt, berijdt een wit paard en is vergezeld van een groep trommels en thebaanse trompetten. Hij verkondigt zijn ‘Mare’ op St Pieters, bij de Dikmuidepoort en onder het Belfort.
In den historischen stoet, 's namiddags treden nu ook op, een groep ‘lustig dansende, miauwende zwarte katten, door de schildknapen in toorn gehouden’. Zij worden gevolgd door den Nar en de kat Freya, in bedwang gehouden door den Beul.
Het toneel onder het Belfort onderging geen verdere ontwikkeling tenzij misschien in de oratorische fantasiën van den Stadsbaljuw: in zijn strafeis tegen de kat wordt nu een zekere dosis folklore van het huisdier ingeweven. De Ieperse kat is een zinnebeeld van de godin Freya geworden, het Venus-dier ‘oorzaak van al onze rampen en ongelukken’. Hier vooral gaat het Kattefeest nieuwe wegen op. In den naam Kattefeest is ‘katte’ een meervoud, en historisch is het feest steeds geweest het werpen van verscheidene - twee of meer - katten. Het feest krijgt nu echter ook zijn vedette in de kat Freya. De andere zusterkatten en kleine katjes vormen een naamloos gevolg van Freya.
De Kattefeestfoor op de Markt duurde dit jaar tot den volgenden Zondag.
B.
Kattefeest te Ieper
Met veel bijval werd dit jaar weer, op 13 Maart (2e Zondag van den Vasten) het Kattefeest gevierd. Het overzicht van de feestelijkheden van verleden jaar (Biekorf 1948, bl. 70) moet met enkele bijzonderheden aangevuld worden.
De Heraut die, rond den middag, de ‘Mare vander Feeste’ brengt, berijdt een wit paard en is vergezeld van een groep trommels en thebaanse trompetten. Hij verkondigt zijn ‘Mare’ op St Pieters, bij de Dikmuidepoort en onder het Belfort.
In den historischen stoet, 's namiddags treden nu ook op, een groep ‘lustig dansende, miauwende zwarte katten, door de schildknapen in toorn gehouden’. Zij worden gevolgd door den Nar en de kat Freya, in bedwang gehouden door den Beul.
Het toneel onder het Belfort onderging geen verdere ontwikkeling tenzij misschien in de oratorische fantasiën van den Stadsbaljuw: in zijn strafeis tegen de kat wordt nu een zekere dosis folklore van het huisdier ingeweven. De Ieperse kat is een zinnebeeld van de godin Freya geworden, het Venus-dier ‘oorzaak van al onze rampen en ongelukken’. Hier vooral gaat het Kattefeest nieuwe wegen op. In den naam Kattefeest is ‘katte’ een meervoud, en historisch is het feest steeds geweest het werpen van verscheidene - twee of meer - katten. Het feest krijgt nu echter ook zijn vedette in de kat Freya. De andere zusterkatten en kleine katjes vormen een naamloos gevolg van Freya.
De Kattefeestfoor op de Markt duurde dit jaar tot den volgenden Zondag.
B.
Thomas Mann • 12 maart 1950
• Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald (door Paul Beers) in Roem en verliefdheid. Dagboeken 1949-1955.
P.P., zaterdag 11 maart 1950
Na het werk bericht dat Heinrich 's morgens bewusteloos, niet te wekken, in coma aangetroffen [is]. Consultering van een oude consiliarius uit Santa Monica door dr Mann. Hersendood, bij nog zwak werkend hart. K. daar. Het overlijden een kwestie van uren. Natuurlijke geschoktheid zonder weerstand tegen dit gebeuren, daar het niet te vroeg komt en de genadigste oplossing is. Hij had de avond onder het luisteren van muziek lang gerekt. - Brieven met de hand, om iets te doen. [...] Moe en bewogen. De nu laatst volhoudende van de vijf. - Nieuws in de bladen.
P.P., zondag 12 maart 1950
's Morgens om 7 bericht dat 's nachts 1/2 12 het hart tot stilstand gekomen [is]. Constatering van de dood en overbrenging. - De genadigste oplossing, 's Morgens met K. erover. Gisteren, bij koude stormwind, kou gevat. - Stelde voor dat [dominee] Fritschman van de Unitarian Church zou spreken.-Blauw, koel weer. -- Aan de voordracht. - K. vertelt van de vondst van een groot aantal obscene tekeningen in het bureau van de gestorvene. De nurse wist ervan dat hij elke dag getekend [heeft], dikke naakte vrouwen. Het seksuele in zijn problematiek bij ons broers en zusters, Lula [=Julia], Carla, Heinrich en ik. Vikko schijnt simpel te zijn geweest, zijn vrouw weliswaar rijkelijk te hebben bedrogen. - Erika haalt de bladen benevens een problem. manuscript over Klaus uit de woning weg. - Gelopen, 's Middags geen rust. [...]
P. P., maandag 13 maart 1950
Artikelen met grove fouten in de bladen. Radio-bericht moet waardig zijn geweest. Contact via Klaus Pr. met [violist] Temianka en zijn kwartet, dat morgen zal spelen .- K. naar het kerkhof in Santa Monica. — Gewerkt aan 'Meine Zeit'. - Gelopen. - Na tafel bezoek van Rev. Fritschman. Met hem het verloop van de dienst morgen besproken. [...] Tijdschriften doorgekeken. - Almaar zeer moe en geschokt. Lange officiële [telegrammen] uit de 'Deutsche Demokratische Republik'; daarnaast vele particuliere.
P. P, dinsdag 14 maart 1950
Vroeg wakker. Blauwe hemel. Zorgvuldig rouwtoilet. Bij het ontbijt verdere telegrammen; dat van Alma Mahler heel belachelijk geformuleerd.-Tot 1/2 11 wat gewerkt. Rit naar het mortuary in S.Monica. Wachten in gereserv. ruimte voor familieleden. De dienst waardig. Orgel-voorspel. Een heel mooi langzaam deel van Debussy, gespeeld door het Temianka-kwartet. Toespraken van Feuchtwanger en Fritschman. De belangstelling niet erg groot. Kransen en bloemen een mooi gezicht. Mijn krans met 'Meinem großen Bruder in Liebe'. Condoleanties. Achter de lijkwagen naar het kerkhof gereden. Volgde de kist over het gras tussen de graven. Korte ceremonie. De kist werd niet neergelaten. - Telegram van de Tsjechische ambassadeur. - Liep na thuiskomst nog wat in de zon. Middageten met Golo. - H. heeft geen enkele 'wil' achtergelaten. Erika's bespreking met de advocaat-tamelijk verbijsterend resultaat. [...] 170-2015>
P.P., zaterdag 11 maart 1950
Na het werk bericht dat Heinrich 's morgens bewusteloos, niet te wekken, in coma aangetroffen [is]. Consultering van een oude consiliarius uit Santa Monica door dr Mann. Hersendood, bij nog zwak werkend hart. K. daar. Het overlijden een kwestie van uren. Natuurlijke geschoktheid zonder weerstand tegen dit gebeuren, daar het niet te vroeg komt en de genadigste oplossing is. Hij had de avond onder het luisteren van muziek lang gerekt. - Brieven met de hand, om iets te doen. [...] Moe en bewogen. De nu laatst volhoudende van de vijf. - Nieuws in de bladen.
P.P., zondag 12 maart 1950
's Morgens om 7 bericht dat 's nachts 1/2 12 het hart tot stilstand gekomen [is]. Constatering van de dood en overbrenging. - De genadigste oplossing, 's Morgens met K. erover. Gisteren, bij koude stormwind, kou gevat. - Stelde voor dat [dominee] Fritschman van de Unitarian Church zou spreken.-Blauw, koel weer. -- Aan de voordracht. - K. vertelt van de vondst van een groot aantal obscene tekeningen in het bureau van de gestorvene. De nurse wist ervan dat hij elke dag getekend [heeft], dikke naakte vrouwen. Het seksuele in zijn problematiek bij ons broers en zusters, Lula [=Julia], Carla, Heinrich en ik. Vikko schijnt simpel te zijn geweest, zijn vrouw weliswaar rijkelijk te hebben bedrogen. - Erika haalt de bladen benevens een problem. manuscript over Klaus uit de woning weg. - Gelopen, 's Middags geen rust. [...]
P. P., maandag 13 maart 1950
Artikelen met grove fouten in de bladen. Radio-bericht moet waardig zijn geweest. Contact via Klaus Pr. met [violist] Temianka en zijn kwartet, dat morgen zal spelen .- K. naar het kerkhof in Santa Monica. — Gewerkt aan 'Meine Zeit'. - Gelopen. - Na tafel bezoek van Rev. Fritschman. Met hem het verloop van de dienst morgen besproken. [...] Tijdschriften doorgekeken. - Almaar zeer moe en geschokt. Lange officiële [telegrammen] uit de 'Deutsche Demokratische Republik'; daarnaast vele particuliere.
P. P, dinsdag 14 maart 1950
Vroeg wakker. Blauwe hemel. Zorgvuldig rouwtoilet. Bij het ontbijt verdere telegrammen; dat van Alma Mahler heel belachelijk geformuleerd.-Tot 1/2 11 wat gewerkt. Rit naar het mortuary in S.Monica. Wachten in gereserv. ruimte voor familieleden. De dienst waardig. Orgel-voorspel. Een heel mooi langzaam deel van Debussy, gespeeld door het Temianka-kwartet. Toespraken van Feuchtwanger en Fritschman. De belangstelling niet erg groot. Kransen en bloemen een mooi gezicht. Mijn krans met 'Meinem großen Bruder in Liebe'. Condoleanties. Achter de lijkwagen naar het kerkhof gereden. Volgde de kist over het gras tussen de graven. Korte ceremonie. De kist werd niet neergelaten. - Telegram van de Tsjechische ambassadeur. - Liep na thuiskomst nog wat in de zon. Middageten met Golo. - H. heeft geen enkele 'wil' achtergelaten. Erika's bespreking met de advocaat-tamelijk verbijsterend resultaat. [...] 170-2015>
Wolfgang Herrndorf • 11 maart 2010
• Wolfgang Herrndorf (1965-2013) was een Duitse schilder en schrijver. Nadat bij hem in 2010 een hersentumor geconstateerd werd, begon hij een online dagboek dat hij bijhield tot aan zijn dood. Het is daarna ook in boekvorm gepubliceerd. De Nederlandse vertaling hiervan is van Pauline de Bok.
11-3-2010 15:00
Zit in de tuin in de zon met Dostojevski, De speler. Mijn beste vriend Rolf Müller raadde me het boek aan toen ik me nog ergens tussen Enid Blyton en Karl May bevond. Toen ik het dan halverwege de twintig las, vond ik het veel zwakker dan de andere Dostojevski’s. Nu ben ik zo enthousiast over de eerste acht zinnen dat ik niet door kan lezen. Het superelegante en indirecte informeren, het perfecte handwerk. Wie het heeft vertaald, staat er helaas niet bij. Kunstleer, destijds voor een koopje: zeven Russen voor de prijs van een.
Dan groeiende angst dat het X. zou kunnen zijn. Ik ga naar de afdeling om nieuwe thee te halen, kom de coassistente tegen en vraag zo neutraal mogelijk (nadat ik erop had gewezen dat het snikken me stóórde bij het lezen) of het iemand van onze afdeling was. De coassistente ontkent en voegt eraan toe: ‘X. is het in elk geval niet. Die is naar buiten gegaan.’
11-3-2010 20:00
’s Avonds is het rustig. Wie wakker is kijkt in de recreatiezaal tv, over het programma wordt gestemd. Ik drink thee en lees. ‘Raise High the Roof Beam, Carpenters’.
11-3-2010 20:11
Iemand loopt steeds heen en weer. Dat is de treurigste.
12-3-2010 2:30
Zolpidem verminderd. Doe in bed yogaoefeningen terwijl ik denk aan het enige uur yoga dat ik zevenentwintig jaar geleden deed tijdens een projectweek op de middelbare school bij de moeder van Anja Kranz. Elk lichaamsdeel apart aanspreekbaar. Geconcentreerd ontspannen. Daarna weliswaar nog steeds slapeloos, maar ontspannen en zwaar als lood. Ons project destijds heette Week van de Gezondheid, en ik had me opgegeven omdat ik dacht dat B. eraan mee zou doen, die het bedacht had. Maar zij deed skiën, en ik leefde een week op groenten en leerde yoga. 126-2017>
11-3-2010 15:00
Zit in de tuin in de zon met Dostojevski, De speler. Mijn beste vriend Rolf Müller raadde me het boek aan toen ik me nog ergens tussen Enid Blyton en Karl May bevond. Toen ik het dan halverwege de twintig las, vond ik het veel zwakker dan de andere Dostojevski’s. Nu ben ik zo enthousiast over de eerste acht zinnen dat ik niet door kan lezen. Het superelegante en indirecte informeren, het perfecte handwerk. Wie het heeft vertaald, staat er helaas niet bij. Kunstleer, destijds voor een koopje: zeven Russen voor de prijs van een.
Copyright WeltbildDat is alles, en dat was allemaal belangrijker dan de vertaler. Terwijl ik lees, wanhopig gesnik uit het gebouw naast me. Het gevoel dat het iemand van onze afdeling kan zijn, iemand wiens gezicht ik ken uit de recreatiezaal, van het eten, is uiterst deprimerend.
Met toestemming van de auteursrechthebbende
Productie: SVS, Stuttgart
Printed in Austria
Dan groeiende angst dat het X. zou kunnen zijn. Ik ga naar de afdeling om nieuwe thee te halen, kom de coassistente tegen en vraag zo neutraal mogelijk (nadat ik erop had gewezen dat het snikken me stóórde bij het lezen) of het iemand van onze afdeling was. De coassistente ontkent en voegt eraan toe: ‘X. is het in elk geval niet. Die is naar buiten gegaan.’
11-3-2010 20:00
’s Avonds is het rustig. Wie wakker is kijkt in de recreatiezaal tv, over het programma wordt gestemd. Ik drink thee en lees. ‘Raise High the Roof Beam, Carpenters’.
11-3-2010 20:11
Iemand loopt steeds heen en weer. Dat is de treurigste.
12-3-2010 2:30
Zolpidem verminderd. Doe in bed yogaoefeningen terwijl ik denk aan het enige uur yoga dat ik zevenentwintig jaar geleden deed tijdens een projectweek op de middelbare school bij de moeder van Anja Kranz. Elk lichaamsdeel apart aanspreekbaar. Geconcentreerd ontspannen. Daarna weliswaar nog steeds slapeloos, maar ontspannen en zwaar als lood. Ons project destijds heette Week van de Gezondheid, en ik had me opgegeven omdat ik dacht dat B. eraan mee zou doen, die het bedacht had. Maar zij deed skiën, en ik leefde een week op groenten en leerde yoga. 126-2017>
donderdag 9 maart 2023
Ernst Heldring • 10 maart 1947
• Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.
10 Maart 1947.
Weer zijn 4 à 5 maanden verstreken, waarin slechts achteruitgang te boeken valt. Ik ben zeer ongerust over de ontwikkeling van de verhouding tot Indië. Het gebrek aan regeerkracht hier te lande tezamen met de eigengereidheid van Van Mook heeft het zoover gebracht. In mijn in dit schrift liggende aanteekeningen alsmede in mijn correspondentie (op kantoor) vindt men een en ander. Volgens Bolderhey, wiens berichten en meeningen belangrijk zijn, wordt vóór 15 Maart een gewichtige beslissing genomen, waarmede het ontslag van Van Mook en de zoogenaamde ‘paleiskliek’ (Van Hoogstraten, Van der Plas enz.) bedoeld wordt. Indien dit zoo is, heeft Van Mook dezer dagen getracht dezen slag te pareeren door aan een Amerikaansch journalist zijn meening te kennen te geven, volgens welke de Vereenigde Staten goed zouden doen Engeland, Frankrijk en Nederland tot een conferentie uit te noodigen om hun Oostersche moeilijkheden onderling te bespreken en op te lossen. India, Indo-China en Indonesië zouden van de partij moeten zijn. Ik laat de waarde van het denkbeeld in het midden, maar indien het bericht juist is, zou onze Regeering door Van Mook regelrecht gehoond zijn en haar positie zeer moeilijk worden, daar in de laatste dagen naast de sleepende Linggadjati-kwestie de aanhouding van de ‘Martin Behrman’ en het uitvoerverbod uit Indië — gegeven de goederenhonger — de factoren voor een anti-Nederlandsche stemming in Engeland en Amerika geschapen hebben. Daartegenover moeten onze belangen door fatsoenlijke maar onbeteekenende mannen als Jonkman en Boetzelaer verdedigd worden. Intusschen boezemt de stand van onze deviezen in Indië en hier mij de grootste ongerustheid in: wij zijn er over een maand of 6 doorheen en kunnen dan ons leger niet meer betalen, dat tot nu toe door Engeland gefinancierd wordt. Dit zou beteekenen dat wij met pak en zak uit Indië zouden trekken, het land geheel aan de Indonesiërs overlatende, terwijl de terugkomende soldaten, die voor niets naar Indië gezonden en grootendeels zonder betrekking zullen zijn, hier licht het oproerige element zullen versterken. Bekijken we de positie in de long run, dan is Nederland zonder Indië niet bestaanbaar. 67-2012>
10 Maart 1947.
Weer zijn 4 à 5 maanden verstreken, waarin slechts achteruitgang te boeken valt. Ik ben zeer ongerust over de ontwikkeling van de verhouding tot Indië. Het gebrek aan regeerkracht hier te lande tezamen met de eigengereidheid van Van Mook heeft het zoover gebracht. In mijn in dit schrift liggende aanteekeningen alsmede in mijn correspondentie (op kantoor) vindt men een en ander. Volgens Bolderhey, wiens berichten en meeningen belangrijk zijn, wordt vóór 15 Maart een gewichtige beslissing genomen, waarmede het ontslag van Van Mook en de zoogenaamde ‘paleiskliek’ (Van Hoogstraten, Van der Plas enz.) bedoeld wordt. Indien dit zoo is, heeft Van Mook dezer dagen getracht dezen slag te pareeren door aan een Amerikaansch journalist zijn meening te kennen te geven, volgens welke de Vereenigde Staten goed zouden doen Engeland, Frankrijk en Nederland tot een conferentie uit te noodigen om hun Oostersche moeilijkheden onderling te bespreken en op te lossen. India, Indo-China en Indonesië zouden van de partij moeten zijn. Ik laat de waarde van het denkbeeld in het midden, maar indien het bericht juist is, zou onze Regeering door Van Mook regelrecht gehoond zijn en haar positie zeer moeilijk worden, daar in de laatste dagen naast de sleepende Linggadjati-kwestie de aanhouding van de ‘Martin Behrman’ en het uitvoerverbod uit Indië — gegeven de goederenhonger — de factoren voor een anti-Nederlandsche stemming in Engeland en Amerika geschapen hebben. Daartegenover moeten onze belangen door fatsoenlijke maar onbeteekenende mannen als Jonkman en Boetzelaer verdedigd worden. Intusschen boezemt de stand van onze deviezen in Indië en hier mij de grootste ongerustheid in: wij zijn er over een maand of 6 doorheen en kunnen dan ons leger niet meer betalen, dat tot nu toe door Engeland gefinancierd wordt. Dit zou beteekenen dat wij met pak en zak uit Indië zouden trekken, het land geheel aan de Indonesiërs overlatende, terwijl de terugkomende soldaten, die voor niets naar Indië gezonden en grootendeels zonder betrekking zullen zijn, hier licht het oproerige element zullen versterken. Bekijken we de positie in de long run, dan is Nederland zonder Indië niet bestaanbaar. 67-2012>
woensdag 8 maart 2023
Benno Barnard • 9 maart 2020
• Uit Afscheid van de handkus van de Nederlandse schrijver Benno Barnard (1954), een boek bestaande uit een journaal en een roman.
Zondag 5 maart
Op Heathrow zit ik met mijn duimen te draaien in afwachting van mijn vlucht naar Kaapstad.
Aan de Kaap heeft iemand het initiatief genomen mijn bundel Het trouwservies in het Afrikaans te vertalen. Daniel Hugo heeft ook Tom Lanoye en Stefan Hertmans vertaald. En nu ben ik uitgenodigd voor een groot literatuurfestival in Stellenbosch, Woordfees geheten.
Intussen is er op deze luchthaven geen enkele stoel te vinden waar je niet wordt belaagd door een muzikale variant van tinnitus.
Maandag 9 maart
Goed. De Kaap dus. Ik ben er eerder geweest, in 2002, een dienstreis betaald door de Taalunie. Eens zien wat er in de tussentijd veranderd is. In elk geval is het aangenaam nazomers weer. De chauffeur die mij afhaalt stopt bij een tankstation en roept iets naar een jongen in een overall. Ik vraag hem welke taal ze spreken - Xhosa, en behalve Engels kent hij ook Afrikaans. Ik zeg iets in langzaam Nederlands en hij antwoordt zonder blikken of blozen.
De groene bergen van toen; de uit golfplaat vervaardigde mensonterende oorden van toen; de wijngaarden van toen (de eerste zijn opmerkelijk genoeg door zeventiende-eeuwse Hollandse kolonisten aangelegd). Dan, na minder dan een uur, Stellenbosch, gastehuis Roosenwijn, waar de bruine receptioniste in het Engels begint — maar uit enig onhandig geglimlach ontstaat na een paar zinnen de passieve Afrikaans-Nederlandse tweetaligheid die ik me van mijn vorige bezoek herinner. Zo ziet ook Die trouservies eruit.
's Middags
Sociologisch veldwerk in de nazomerzon. Ik noteer dat er in dit vroeger volledig Afrikaanstalige stadje van twintigduizend zielen veel meer zwarte mensen rondlopen dan toen, veel meer auto's rondrijden dan toen en veel meer Engels wordt gesproken dan toen. De universiteit heeft zichzelf deels verengelst. Overheidsdruk. Angst voor associaties met de apartheid. Ons is kosmopolities — ook hier weerklinkt dit refrein van de lijkzang bij de teraardebestelling van een taal.
Kom, kom, niet zo pessimistisch: 'Afrikaans is baie lekker,' zegt die lieverd van een receptioniste.
Bij de receptionisle behoort dus Roosenwijn, een buitenhuis dat in de stad is komen te liggen, met vele bekoorlijke trekken van de Gelderse plattelandsarchitectuur van rond 1850, gepolitoerd hout, knarsende schuiframen, een overdekte veranda, een bloeiende tuin, dit alles tegen het dramatische achterdoek van smaakvol onder de blauwe hemel gerangschikte groene en violette bergen. Binnen het vierkant van de binnenplaats het tweede vierkant van een blauw zwembad: vanuit mijn kamer volstaan drie stappen om te luieren op een van de dekstoelen ...
Nou ja, u kent reisbeschrijvingen.
's Avonds
Bij het restaurant van de literaire kennis hoort een voorhof, waar ik gratis zit te eten en meer van de avondzon geniet dan van het eten zelf. Ik vraag de serveerster in mijn mengelmoes om een glas rode wijn. Zij, blank, blijkt uitsluitend Engels te spreken. Ik, hoffelijk, steek wat koud vuurwerk af: 'Dom van me. Ik meende abusievelijk dat zo'n Afrikaanstalig festival misschien kennis van het Afrikaans zou verlangen.'
Een dame aan een belendend tafeltje leunt naar mij over en complimenteert mij door middel van een belediging: 'Ik hoor dat u Engels bent, anders zou ik denken dat u Hollands was.'
Vanuit mijn te grote bed kijk ik naar een Turkse serie, die is nagesynchroniseerd in het Afrikaans en ondertiteld in het Engels.
Zondag 5 maart
Op Heathrow zit ik met mijn duimen te draaien in afwachting van mijn vlucht naar Kaapstad.
Aan de Kaap heeft iemand het initiatief genomen mijn bundel Het trouwservies in het Afrikaans te vertalen. Daniel Hugo heeft ook Tom Lanoye en Stefan Hertmans vertaald. En nu ben ik uitgenodigd voor een groot literatuurfestival in Stellenbosch, Woordfees geheten.
Intussen is er op deze luchthaven geen enkele stoel te vinden waar je niet wordt belaagd door een muzikale variant van tinnitus.
Maandag 9 maart
Goed. De Kaap dus. Ik ben er eerder geweest, in 2002, een dienstreis betaald door de Taalunie. Eens zien wat er in de tussentijd veranderd is. In elk geval is het aangenaam nazomers weer. De chauffeur die mij afhaalt stopt bij een tankstation en roept iets naar een jongen in een overall. Ik vraag hem welke taal ze spreken - Xhosa, en behalve Engels kent hij ook Afrikaans. Ik zeg iets in langzaam Nederlands en hij antwoordt zonder blikken of blozen.
De groene bergen van toen; de uit golfplaat vervaardigde mensonterende oorden van toen; de wijngaarden van toen (de eerste zijn opmerkelijk genoeg door zeventiende-eeuwse Hollandse kolonisten aangelegd). Dan, na minder dan een uur, Stellenbosch, gastehuis Roosenwijn, waar de bruine receptioniste in het Engels begint — maar uit enig onhandig geglimlach ontstaat na een paar zinnen de passieve Afrikaans-Nederlandse tweetaligheid die ik me van mijn vorige bezoek herinner. Zo ziet ook Die trouservies eruit.
's Middags
Sociologisch veldwerk in de nazomerzon. Ik noteer dat er in dit vroeger volledig Afrikaanstalige stadje van twintigduizend zielen veel meer zwarte mensen rondlopen dan toen, veel meer auto's rondrijden dan toen en veel meer Engels wordt gesproken dan toen. De universiteit heeft zichzelf deels verengelst. Overheidsdruk. Angst voor associaties met de apartheid. Ons is kosmopolities — ook hier weerklinkt dit refrein van de lijkzang bij de teraardebestelling van een taal.
Kom, kom, niet zo pessimistisch: 'Afrikaans is baie lekker,' zegt die lieverd van een receptioniste.
Bij de receptionisle behoort dus Roosenwijn, een buitenhuis dat in de stad is komen te liggen, met vele bekoorlijke trekken van de Gelderse plattelandsarchitectuur van rond 1850, gepolitoerd hout, knarsende schuiframen, een overdekte veranda, een bloeiende tuin, dit alles tegen het dramatische achterdoek van smaakvol onder de blauwe hemel gerangschikte groene en violette bergen. Binnen het vierkant van de binnenplaats het tweede vierkant van een blauw zwembad: vanuit mijn kamer volstaan drie stappen om te luieren op een van de dekstoelen ...
Nou ja, u kent reisbeschrijvingen.
's Avonds
Bij het restaurant van de literaire kennis hoort een voorhof, waar ik gratis zit te eten en meer van de avondzon geniet dan van het eten zelf. Ik vraag de serveerster in mijn mengelmoes om een glas rode wijn. Zij, blank, blijkt uitsluitend Engels te spreken. Ik, hoffelijk, steek wat koud vuurwerk af: 'Dom van me. Ik meende abusievelijk dat zo'n Afrikaanstalig festival misschien kennis van het Afrikaans zou verlangen.'
Een dame aan een belendend tafeltje leunt naar mij over en complimenteert mij door middel van een belediging: 'Ik hoor dat u Engels bent, anders zou ik denken dat u Hollands was.'
Vanuit mijn te grote bed kijk ik naar een Turkse serie, die is nagesynchroniseerd in het Afrikaans en ondertiteld in het Engels.
dinsdag 7 maart 2023
August von Platen • 8 maart 1860
• August von Platen (1796-1835) was een Duitse schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen als Memorandum meines Lebens, en in het Nederlands vertaald (door C.R. Vink) als Memorandum van mijn leven. Adrast is een jongeling op wie hij een oogje had.
8 maart 1819, Würzburg
Wat zal ik zeggen? O hemel! Wat zal ik zeggen? Ik heb met Adrast gesproken. Ik wist dat het cijfer vier me niet zou bedriegen. Op de vierde van deze maand heb ik hem voor het eerst gegroet en vier dagen later heb ik met hem gesproken. De tekenen waren gunstig, vandaag was het het mooiste weer van de wereld, een lentedag. Maar wat heb ik gezegd! Ik ontmoette hem in de straat van het theater, na vijf uur 's middags toen ik uit de Harmonie kwam. Eerst groetten we elkaar, daarna draaiden we ons beiden om, zoals dat bij een concert gaat. Hij liep op me af en vroeg of ik van college kwam. Op dezelfde toon, zwak en koud, ging ons gesprek verder. We spraken over het theater, het weer, de colleges,
8 maart 1819, Würzburg
Wat zal ik zeggen? O hemel! Wat zal ik zeggen? Ik heb met Adrast gesproken. Ik wist dat het cijfer vier me niet zou bedriegen. Op de vierde van deze maand heb ik hem voor het eerst gegroet en vier dagen later heb ik met hem gesproken. De tekenen waren gunstig, vandaag was het het mooiste weer van de wereld, een lentedag. Maar wat heb ik gezegd! Ik ontmoette hem in de straat van het theater, na vijf uur 's middags toen ik uit de Harmonie kwam. Eerst groetten we elkaar, daarna draaiden we ons beiden om, zoals dat bij een concert gaat. Hij liep op me af en vroeg of ik van college kwam. Op dezelfde toon, zwak en koud, ging ons gesprek verder. We spraken over het theater, het weer, de colleges,
Et des propos communs, bien éloignés d'amour!Maar wat ik heel vervelend vond, was dat hij zo bizar en verbaasd reageerde, alsof hij mij nooit eerder had gezien. Het enige dat er nog aan ontbrak, is dat hij mijn naam vroeg. Hij kreeg van mij inlichtingen over mijn gezondheid, mijn toekomstige carrière, mijn leefpatroon en hij was bijna verbaasd toen ik zei dat mijn bezittingen in München waren en dat ik vorige zomer in deze stad heb gestudeerd! Ik ben er zeker van dat hij het heel goed wist. Waarom simuleert hij? Hij is een onbekende voor mij, maar hij stelt me erg teleur. Adrast is oneerlijk. 71-2012>
maandag 6 maart 2023
José Saramago • 7 maart 1995
• De Portugese schrijver (en Nobelprijswinnaar) José Saramago (1922-2010) hield vijf jaar lang, van 1993 tot en met 1997, een dagboek bij dat gepubliceerd werd onder de titel Cadernos de Lanzarote. Een keuze daaruit werd (vertaald door Harrie Lemmens) gepubliceerd in Bzzletin.
7 maart 1995
Het is algemeen bekend dat de cultuurindustrie van de machtige landen, bediend door een vernietigend gebruik van de massacommunicatiemiddelen dat het grijpen naar directe actie totaal verouderd zal maken, al die landen in een figurantenrol heeft gedrongen die uit gebrek aan technologische en financiële middelen niet met gelijke munt kunnen betalen en dus veroordeeld zijn tot wat ik een eerste graad van onzichtbaarheid zou willen noemen. De bovengenoemde landen kunnen deze laatste landen niet zien. Sterker nog: ze willen ze niet zien. Het moet eindelijk voor iedereen duidelijk worden dat de huidige culturele hegemonie wezenlijk voortkomt uit een niet altijd even subtiel proces van tonen van het eigene en wegdringen van het vreemde, een proces dat zich opdringt als iets onafwendbaars en rekent op de berusting, vaak ook medeplichtigheid, van zijn slachtoffers. Is het nodig om nog op te merken dat de moderne geostrategieën niet alleen economisch en militair zijn maar ook, op een veel sluwer manier, linguïstisch en cultureel?
7 maart 1995
Het is algemeen bekend dat de cultuurindustrie van de machtige landen, bediend door een vernietigend gebruik van de massacommunicatiemiddelen dat het grijpen naar directe actie totaal verouderd zal maken, al die landen in een figurantenrol heeft gedrongen die uit gebrek aan technologische en financiële middelen niet met gelijke munt kunnen betalen en dus veroordeeld zijn tot wat ik een eerste graad van onzichtbaarheid zou willen noemen. De bovengenoemde landen kunnen deze laatste landen niet zien. Sterker nog: ze willen ze niet zien. Het moet eindelijk voor iedereen duidelijk worden dat de huidige culturele hegemonie wezenlijk voortkomt uit een niet altijd even subtiel proces van tonen van het eigene en wegdringen van het vreemde, een proces dat zich opdringt als iets onafwendbaars en rekent op de berusting, vaak ook medeplichtigheid, van zijn slachtoffers. Is het nodig om nog op te merken dat de moderne geostrategieën niet alleen economisch en militair zijn maar ook, op een veel sluwer manier, linguïstisch en cultureel?
zondag 5 maart 2023
J.H. Leopold • 6 maart 1890
• De Nederlandse dichter J.H. Leopold (1865-1925) bezocht Italië in 1890, en hield daar een reisdagboek bij.
6 maart
[...] Het laatste merkwaardige of althans mij treffende was de Campo Santo, het kerkhof. Dit ligt buiten de stad, in het dal van de droge rivier, tegen de helling van een berg op. De omgeving is naar en dor, want de bergen hier zijn slechts hier en daar met een kleinen cypres of een verschrompelden eik begroeid, nergens huizen of tuinen, dorre, verlaten wildernis. Het kerhof is omloopen door een galerij aan alle vier zijden en hier in staan aan weerszijden onafgebroken een reeks van praalgraven. Hier is dezelfde weelde van marmer als in de kerken, alle monumenten zijn uit dezen steen, bijna alle versierd met levensgroote figuren. Vooral geliefkoosd is het deurmotief bekend uit de graven van Canova, overigens was er weinig moois en nog minder origineels bij. En wat een bespottelijken indruk maakt is, dat van de goedkoopheid van de stof en de werkkrachten het gevolg is, dat Jan en Alleman hier in onvergankelijken steen vereeuwigd staat. Hier schijnt een praalgraf slechts een questie van geld te zijn en niet eens van veel geld; en wat in de letterkunde een gewoon ding is, hoe de verhevenste, stoutste termen in gelegenheidsgedichten worden verkwist en verkracht bij een zeer alledaagsche persoon, kan men hier in de beeldhouwkunst opmerken. Het is de profanatie van een eer, die bij ons alleen als grootste gave aan de grootsten uit den lande wordt geschonken. Maar hier ziet ge een marmeren vrouw, de Historie, die met vergulde stift in onvergankelijk graniet den naam groeft van een braaf en eerzaam koopman of zeekapitein; op een kwistig versierd voetstuk verrijst een figuur, in hoofsche houding de hand uitgestrekt of diepzinnig de armen gekruist, en er staat de platte kop op van een burgermannetje met een ruigen ringbaard en een breeden mond, waarin men graag een pruim zou vermoeden. Ja, op een plaats is het levensgroote standbeeld te zien van een rijke bakkersvrouw, die haar afkomst niet wilde verloochenen maar met haar broodjes in de hand vereeuwigd is! Ook nog iets ploertigs was, dat alle vrouwen geportretteerd waren met zooveel mogelijk kanten sluiers en sjaals om, wat heel kunstig in marmer is nagebootst, en waarschijnlijk omdat het veel arbeidsloon kost, een criterium van chic is.
Er vraagt mij een meisje, of ik haar hart wel ken. — Er hangt ergens in een rijke kerk een oude schilderij, gevat in marmeren randen en verguld. Een donker doek, dat niet helderder wordt door het karige daglicht, door het licht der kaarsen, die branden voor het altaar in luchters uit zilver gedreven. Uit de duisternis van het doek licht slechts hier en daar een stralende aureool om het hoofd van een heilige of een goudblond kinderkopje, van rozig getint vleesch, dat opziet naar den heilige. Maar waar het oog niet onderscheiden kan, gist onze ziel en in de zwarte schaduw vermoedt zij ernstige gebaarde mannentrekken, en lijdende vrouwen gehuld in een kleed met zware plooien, een heilige handeling, geheim voor 't oog des leeks.
6 maart
[...] Het laatste merkwaardige of althans mij treffende was de Campo Santo, het kerkhof. Dit ligt buiten de stad, in het dal van de droge rivier, tegen de helling van een berg op. De omgeving is naar en dor, want de bergen hier zijn slechts hier en daar met een kleinen cypres of een verschrompelden eik begroeid, nergens huizen of tuinen, dorre, verlaten wildernis. Het kerhof is omloopen door een galerij aan alle vier zijden en hier in staan aan weerszijden onafgebroken een reeks van praalgraven. Hier is dezelfde weelde van marmer als in de kerken, alle monumenten zijn uit dezen steen, bijna alle versierd met levensgroote figuren. Vooral geliefkoosd is het deurmotief bekend uit de graven van Canova, overigens was er weinig moois en nog minder origineels bij. En wat een bespottelijken indruk maakt is, dat van de goedkoopheid van de stof en de werkkrachten het gevolg is, dat Jan en Alleman hier in onvergankelijken steen vereeuwigd staat. Hier schijnt een praalgraf slechts een questie van geld te zijn en niet eens van veel geld; en wat in de letterkunde een gewoon ding is, hoe de verhevenste, stoutste termen in gelegenheidsgedichten worden verkwist en verkracht bij een zeer alledaagsche persoon, kan men hier in de beeldhouwkunst opmerken. Het is de profanatie van een eer, die bij ons alleen als grootste gave aan de grootsten uit den lande wordt geschonken. Maar hier ziet ge een marmeren vrouw, de Historie, die met vergulde stift in onvergankelijk graniet den naam groeft van een braaf en eerzaam koopman of zeekapitein; op een kwistig versierd voetstuk verrijst een figuur, in hoofsche houding de hand uitgestrekt of diepzinnig de armen gekruist, en er staat de platte kop op van een burgermannetje met een ruigen ringbaard en een breeden mond, waarin men graag een pruim zou vermoeden. Ja, op een plaats is het levensgroote standbeeld te zien van een rijke bakkersvrouw, die haar afkomst niet wilde verloochenen maar met haar broodjes in de hand vereeuwigd is! Ook nog iets ploertigs was, dat alle vrouwen geportretteerd waren met zooveel mogelijk kanten sluiers en sjaals om, wat heel kunstig in marmer is nagebootst, en waarschijnlijk omdat het veel arbeidsloon kost, een criterium van chic is.
Er vraagt mij een meisje, of ik haar hart wel ken. — Er hangt ergens in een rijke kerk een oude schilderij, gevat in marmeren randen en verguld. Een donker doek, dat niet helderder wordt door het karige daglicht, door het licht der kaarsen, die branden voor het altaar in luchters uit zilver gedreven. Uit de duisternis van het doek licht slechts hier en daar een stralende aureool om het hoofd van een heilige of een goudblond kinderkopje, van rozig getint vleesch, dat opziet naar den heilige. Maar waar het oog niet onderscheiden kan, gist onze ziel en in de zwarte schaduw vermoedt zij ernstige gebaarde mannentrekken, en lijdende vrouwen gehuld in een kleed met zware plooien, een heilige handeling, geheim voor 't oog des leeks.
Judith Herzberg • 5 maart 1980
• Judith Herzberg (1934) is een Nederlands dichteres en toneelschrijfster. In 1980 hield ze tijdens de draaidagen van de film Charlotte (gebaseerd op het leven van de Joodse kunstenares Charlotte Salomon), waarvoor zij het scenario geschreven had, een dagboek bij, dat is gepubliceerd onder de titel Charlotte.
dinsdag 4 maart Na de slechte rushes van gisteravond is iedereen down, lijkt het. Irritatie op de set. Als Jerzy het heeft over het iets anders houden van een 'Kopf' zegt Frans: 'Das ist kein Kopf, das ist ein Personage.'
Dit vat hun probleem samen, met taalverwarring en al. Van Jerzy 's gevoelens weet ik niks, maar hij maakt eigenlijk voortdurend een nogal brommerige indruk. Hij lijkt me moe. Een moeilijk filmbaar iets, camera-technisch gezien, blijkt een tafelgezelschap te zijn. Soms lijkt het een zuiver meetkundig probleem, de shots zo te kiezen dat ze later gemonteerd kunnen worden zonder dat er iemand 'over de as gaat': omdat er een echt over-en-weer-con-tact moet zijn (dat wil zeggen dat iedereen zowel met zijn linker-, rechter- als overbuur praat) is het erg moeilijk de camerarichting (instelling) steeds zo te kiezen dat een gezicht niet om lijkt te klappen.
woensdag 5 maart Belde op verzoek van Frans 'Paulinka' op, om te vragen of ze zichzelf op de piano zou kunnen begeleiden, in kleine kring, of dat dat nooit voorkwam. Het kan. Als boodschap voor de actrice die haar speelt, geeft ze mee: zeg haar dat ik een vogelhuisje was. De rushes zijn goed. Iedereen opgelucht. Pim!
dinsdag 4 maart Na de slechte rushes van gisteravond is iedereen down, lijkt het. Irritatie op de set. Als Jerzy het heeft over het iets anders houden van een 'Kopf' zegt Frans: 'Das ist kein Kopf, das ist ein Personage.'
Dit vat hun probleem samen, met taalverwarring en al. Van Jerzy 's gevoelens weet ik niks, maar hij maakt eigenlijk voortdurend een nogal brommerige indruk. Hij lijkt me moe. Een moeilijk filmbaar iets, camera-technisch gezien, blijkt een tafelgezelschap te zijn. Soms lijkt het een zuiver meetkundig probleem, de shots zo te kiezen dat ze later gemonteerd kunnen worden zonder dat er iemand 'over de as gaat': omdat er een echt over-en-weer-con-tact moet zijn (dat wil zeggen dat iedereen zowel met zijn linker-, rechter- als overbuur praat) is het erg moeilijk de camerarichting (instelling) steeds zo te kiezen dat een gezicht niet om lijkt te klappen.
woensdag 5 maart Belde op verzoek van Frans 'Paulinka' op, om te vragen of ze zichzelf op de piano zou kunnen begeleiden, in kleine kring, of dat dat nooit voorkwam. Het kan. Als boodschap voor de actrice die haar speelt, geeft ze mee: zeg haar dat ik een vogelhuisje was. De rushes zijn goed. Iedereen opgelucht. Pim!
Gerard Reve • 4 maart 1996
• Gerard Reve (1923-2006) ) was een Nederlandse schrijver. In 1996 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Maandag 4 maart
Vandaag op de Verrekijk een leuke film gezien over een man met een verlamde arm, zodat hij zelf niet een gebraden kip kon voorsnijden maar aan een ander moest vragen wil jij die kip voorsnijden want ik kan het niet. Uit die kip spoot toen allemaal vloeibare troep en opeens gleed hij, die kip dus, weg van het dienbord en kwam op een ander zijn schoot terecht. Het was een cultureel progamma, maar ik heb zo vreselijk moeten lachen dat ik telkens opnieuw in de lach schoot.
Als een dag op een bepaalde manier goed begint dan gebeuren er aldoor achter elkaar nog meer fijne dingen. Ik ontving namelijk het prachtig gekleurde blad Libris (El Dorado Voor Lezers). Het wordt in de brievenbus van één en een kwart miljoen koopkrachtige gezinnen gratis aan huis bezorgd. Prachtig in kleuren gedrukt, en wat stond er op het omslag? Een schoon meideken dat Het Boek Van Violet En Dood zit te lezen, een boek dus dat ik geschreven heb. Haar rokje is nogal kort en de bovenste knoop van haar wolletje of boezeroentje staat open, maar toch is de foto heel decent. Is het een katholiek meideken? Dat zoude best kunnen, want op haar schouder zit een papegaai die met haar mede leest, één van de twee vogels die door de Kerk als katholieke dieren zijn erkend. Dus alles klopt, want het grootste deel van mijn lezersbestand bestaat uit vrouwen, vaak ook moeders van kinderen. En de zeer hooggeplaatste persoon die geen boek van mij wil missen en alles van mijn pen leest, die is ook een vrouw: het een heeft altijd met het ander te maken.
En reeds nu verheug ik mij zeer op de komst van Johann Peter, die ik beschouw als mijn Eckermann. Wij gaan samen de door mij op te richten staatkundige partij grondig bespreken, maar voorlopig blijft alles natuurlijk geheim. De talenkennis van deze Johann Peter is ongehoord groot. Hij leest alles wat ik schrijf voordat het naar de uitgever gaat, voor de continuïteit en om te voorkomen dat er iets verkeerds in staat. Hij schrijft en spreekt Duits net zo goed als ik, maar weet veel meer over de literatuur van ons stamverwante broedervolk. Over die door mij op te richten partij heeft hij zeer pragmatische ideeën, terwijl ik soms te onbesuisd te werk ga. Hij houdt van het werk van Rainer Maria Rilke, dat ik verfoei, maar wij zijn eensgezind in onze gemeenschappelijke verering van de Frühromantiker, waartoe men ook Eichendorff kan rekenen. Hij overschat Goethe schromelijk, maar daartoe heeft hij het recht. En hij kan iemand inspireren en moed inspreken, waarschijnlijk omdat hij niet zo verknipt is als ik. Ik ben gestoord, pervers, overgevoelig en manisch-depressief terwijl hij het degelijke en huiselijke karakter vertegenwoordigt. Van die sekstroep in mijn boeken waardeert hij wel het correctionele en politionele aspect als positief, maar hij staat er boven, zonder er op neder te zien. Matroos Vosch is ook erg op hem gesteld. Af en toe een normaal mens over de vloer kan geen kwaad. Johann Peter zijn vader z.g. was een katholieke politie, die door het gehele korps op de handen gedragen werd. In zijn gezin woonde orde: je moest je best doen op school, en je mocht niets wegnemen wat van een ander was. In de boeken die ik schrijf heb ik niet veel aan normale, oppassende mensen, omdat zij de handeling vertragen en ophouden. In mijn boeken schuifelen allerlei gestoorde typen rond, heel anders dus dan bij mij thuis. God beware ons, als ik bijvoorbeeld iemand als die Treger uit Bezorgde Ouders hier in mijn eigen huis zoude binnen laten. Hij bedoelt het goed, maar het kan gewoon niet, welk een prachtig boek het ook moge zijn.
Hoofdzaak is dat wij zuiverheid betrachten op eigen lichaam en geest, eerbied tonen jegens de Natuur, en lief zijn jegens dieren en vogels, gekooid of in vrijheid, die net als wij, in angstige barensnood, wachten op verlossing. 472-2019>
Maandag 4 maart
Vandaag op de Verrekijk een leuke film gezien over een man met een verlamde arm, zodat hij zelf niet een gebraden kip kon voorsnijden maar aan een ander moest vragen wil jij die kip voorsnijden want ik kan het niet. Uit die kip spoot toen allemaal vloeibare troep en opeens gleed hij, die kip dus, weg van het dienbord en kwam op een ander zijn schoot terecht. Het was een cultureel progamma, maar ik heb zo vreselijk moeten lachen dat ik telkens opnieuw in de lach schoot.
Als een dag op een bepaalde manier goed begint dan gebeuren er aldoor achter elkaar nog meer fijne dingen. Ik ontving namelijk het prachtig gekleurde blad Libris (El Dorado Voor Lezers). Het wordt in de brievenbus van één en een kwart miljoen koopkrachtige gezinnen gratis aan huis bezorgd. Prachtig in kleuren gedrukt, en wat stond er op het omslag? Een schoon meideken dat Het Boek Van Violet En Dood zit te lezen, een boek dus dat ik geschreven heb. Haar rokje is nogal kort en de bovenste knoop van haar wolletje of boezeroentje staat open, maar toch is de foto heel decent. Is het een katholiek meideken? Dat zoude best kunnen, want op haar schouder zit een papegaai die met haar mede leest, één van de twee vogels die door de Kerk als katholieke dieren zijn erkend. Dus alles klopt, want het grootste deel van mijn lezersbestand bestaat uit vrouwen, vaak ook moeders van kinderen. En de zeer hooggeplaatste persoon die geen boek van mij wil missen en alles van mijn pen leest, die is ook een vrouw: het een heeft altijd met het ander te maken.
En reeds nu verheug ik mij zeer op de komst van Johann Peter, die ik beschouw als mijn Eckermann. Wij gaan samen de door mij op te richten staatkundige partij grondig bespreken, maar voorlopig blijft alles natuurlijk geheim. De talenkennis van deze Johann Peter is ongehoord groot. Hij leest alles wat ik schrijf voordat het naar de uitgever gaat, voor de continuïteit en om te voorkomen dat er iets verkeerds in staat. Hij schrijft en spreekt Duits net zo goed als ik, maar weet veel meer over de literatuur van ons stamverwante broedervolk. Over die door mij op te richten partij heeft hij zeer pragmatische ideeën, terwijl ik soms te onbesuisd te werk ga. Hij houdt van het werk van Rainer Maria Rilke, dat ik verfoei, maar wij zijn eensgezind in onze gemeenschappelijke verering van de Frühromantiker, waartoe men ook Eichendorff kan rekenen. Hij overschat Goethe schromelijk, maar daartoe heeft hij het recht. En hij kan iemand inspireren en moed inspreken, waarschijnlijk omdat hij niet zo verknipt is als ik. Ik ben gestoord, pervers, overgevoelig en manisch-depressief terwijl hij het degelijke en huiselijke karakter vertegenwoordigt. Van die sekstroep in mijn boeken waardeert hij wel het correctionele en politionele aspect als positief, maar hij staat er boven, zonder er op neder te zien. Matroos Vosch is ook erg op hem gesteld. Af en toe een normaal mens over de vloer kan geen kwaad. Johann Peter zijn vader z.g. was een katholieke politie, die door het gehele korps op de handen gedragen werd. In zijn gezin woonde orde: je moest je best doen op school, en je mocht niets wegnemen wat van een ander was. In de boeken die ik schrijf heb ik niet veel aan normale, oppassende mensen, omdat zij de handeling vertragen en ophouden. In mijn boeken schuifelen allerlei gestoorde typen rond, heel anders dus dan bij mij thuis. God beware ons, als ik bijvoorbeeld iemand als die Treger uit Bezorgde Ouders hier in mijn eigen huis zoude binnen laten. Hij bedoelt het goed, maar het kan gewoon niet, welk een prachtig boek het ook moge zijn.
Hoofdzaak is dat wij zuiverheid betrachten op eigen lichaam en geest, eerbied tonen jegens de Natuur, en lief zijn jegens dieren en vogels, gekooid of in vrijheid, die net als wij, in angstige barensnood, wachten op verlossing. 472-2019>
donderdag 2 maart 2023
Gerard Reve • 3 maart 1996
• Gerard Reve (1923-2006) ) was een Nederlandse schrijver. In 1996 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Zondag 3 maart
Vanmorgen eerst naar de H. Mis in de Mariakapel. Vader D., onze pastoor, was heel tevreden over mijn voordracht in Gent, want hij had die bijgewoond. Het was hem opgevallen dat zulk een groot deel van het publiek uit jongeren bestond. Ik zeide dat komt omdat de jeugd meer dan ooit een antwoord zoekt op de grote levensvragen. Hij beaamde dat. De waarheid is dat de jeugd genoeg heeft van al die vuilschrijverij, overspelige spelletjes, S.M.-troep en soortgelijke ontsporingen die vooral de jonge ziel bezoedelen.
Zojuist naar de tijdschriftenkiosk geweest, en kranten gekocht. De eerste besprekingen van mijn boek gelezen. De meeste zeer gunstig, enkele zuinig en laatdunkend met het verwijt, "dat ik altijd over hetzelfde schrijf". Dat geldt toch voor iedere schrijver en voor alle kunstenaars in het algemeen? Een kunstenaar heeft toch slechts één thema, één visie op het bestaan, één levensgevoel? In Bezorgde Ouders staat toch, wat al in Werther Nieland is aangeroerd? Liefde en Dood, daar gaat het bij mij over, want alleen daarmede kan ik uit de voeten. Niet over Macht, niet over Avontuur, niet over Misdaad, en evenmin over Emancipatie. Evenmin ben ik een vernieuwer of baanbreker; daar heb ik gewoon de tijd niet voor, zo zit dat. Trouwens: het kan alleen maar erger worden. 328-2018>
Zondag 3 maart
Vanmorgen eerst naar de H. Mis in de Mariakapel. Vader D., onze pastoor, was heel tevreden over mijn voordracht in Gent, want hij had die bijgewoond. Het was hem opgevallen dat zulk een groot deel van het publiek uit jongeren bestond. Ik zeide dat komt omdat de jeugd meer dan ooit een antwoord zoekt op de grote levensvragen. Hij beaamde dat. De waarheid is dat de jeugd genoeg heeft van al die vuilschrijverij, overspelige spelletjes, S.M.-troep en soortgelijke ontsporingen die vooral de jonge ziel bezoedelen.
Zojuist naar de tijdschriftenkiosk geweest, en kranten gekocht. De eerste besprekingen van mijn boek gelezen. De meeste zeer gunstig, enkele zuinig en laatdunkend met het verwijt, "dat ik altijd over hetzelfde schrijf". Dat geldt toch voor iedere schrijver en voor alle kunstenaars in het algemeen? Een kunstenaar heeft toch slechts één thema, één visie op het bestaan, één levensgevoel? In Bezorgde Ouders staat toch, wat al in Werther Nieland is aangeroerd? Liefde en Dood, daar gaat het bij mij over, want alleen daarmede kan ik uit de voeten. Niet over Macht, niet over Avontuur, niet over Misdaad, en evenmin over Emancipatie. Evenmin ben ik een vernieuwer of baanbreker; daar heb ik gewoon de tijd niet voor, zo zit dat. Trouwens: het kan alleen maar erger worden. 328-2018>
woensdag 1 maart 2023
Gerard Reve • 2 maart 1996
• Gerard Reve (1923-2006) ) was een Nederlandse schrijver. In 1996 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Zaterdag 2 maart
Ik heb U nog niet verteld hoe wij gisteren zijn thuis gekomen. Vaak word ik zo maar bang dat ik per ongeluk achtergelaten word en ook niet meer weet wie ik ben, omdat ik mijn papieren niet meer bij mij heb. Hoe moet dat dan? Uitwijzing naar Peru, denk ik, en gewoon op een vrachtvliegtuig gezet, zo gaat dat, en een ander gaat zich voor mij uitgeven die mijn handschrift en mimiek klakkeloos heeft overgenomen. Brutaal hoor, maar het openbaar ministerie staat machteloos. Neen, het ging zo: nadat Matroos en ik in Antwerpen waren aangekomen ging Matroos informeren of er autobussen van stad tot stad bestonden, en of die op deze stakingsdag waren blijven rijden. Omdat hij geen uitsluitsel kreeg, nam hij een taxi naar huis. Wel een fors bedrag, maar geen afzetterij.
Voort ging het dus, langs velden en wegen. Ik genoot van al de huizen die voorbij snelden, en had daarbij gedachten, net als in Hoofdstuk Eén en Twintig van Het Boek van Violet En Dood, dat toevallig de vorige dag verschenen was. Wat een prachtige uitvoering, en welk een kleurenpracht op het omslag! En zelden had ik zulk een mooie flaptekst gelezen, op het omslag dus: mooier en waarheidsgetrouwer dan ik hem zelf had kunnen schrijven.
De taxichauffeur bracht ons in drie kwartier thuis. Zelf zoude ik er misschien anderhalf uur over gedaan hebben, door mijn belangstelling voor de woonstedes die opdoemden en wederom achter mij verdwenen zonder dat ik ooit zoude weten of er misschien een jongetje in woonde dat net zo eenzaam was als ik.
De poesjes waren zo blij dat we terug waren! En wij natuurlijk ook erg dankbaar waren dat wij onze viervoetige huisgenootjes tevreden aantroffen in hunne respektieve mandjes en dozen, lekker warm dus, wat wel fijn was want in de tuin was het veel te guur om buiten te spelen. Wat is er schoner dan vrede en saamhorigheid?219-2017>
Zaterdag 2 maart
Ik heb U nog niet verteld hoe wij gisteren zijn thuis gekomen. Vaak word ik zo maar bang dat ik per ongeluk achtergelaten word en ook niet meer weet wie ik ben, omdat ik mijn papieren niet meer bij mij heb. Hoe moet dat dan? Uitwijzing naar Peru, denk ik, en gewoon op een vrachtvliegtuig gezet, zo gaat dat, en een ander gaat zich voor mij uitgeven die mijn handschrift en mimiek klakkeloos heeft overgenomen. Brutaal hoor, maar het openbaar ministerie staat machteloos. Neen, het ging zo: nadat Matroos en ik in Antwerpen waren aangekomen ging Matroos informeren of er autobussen van stad tot stad bestonden, en of die op deze stakingsdag waren blijven rijden. Omdat hij geen uitsluitsel kreeg, nam hij een taxi naar huis. Wel een fors bedrag, maar geen afzetterij.
Voort ging het dus, langs velden en wegen. Ik genoot van al de huizen die voorbij snelden, en had daarbij gedachten, net als in Hoofdstuk Eén en Twintig van Het Boek van Violet En Dood, dat toevallig de vorige dag verschenen was. Wat een prachtige uitvoering, en welk een kleurenpracht op het omslag! En zelden had ik zulk een mooie flaptekst gelezen, op het omslag dus: mooier en waarheidsgetrouwer dan ik hem zelf had kunnen schrijven.
De taxichauffeur bracht ons in drie kwartier thuis. Zelf zoude ik er misschien anderhalf uur over gedaan hebben, door mijn belangstelling voor de woonstedes die opdoemden en wederom achter mij verdwenen zonder dat ik ooit zoude weten of er misschien een jongetje in woonde dat net zo eenzaam was als ik.
De poesjes waren zo blij dat we terug waren! En wij natuurlijk ook erg dankbaar waren dat wij onze viervoetige huisgenootjes tevreden aantroffen in hunne respektieve mandjes en dozen, lekker warm dus, wat wel fijn was want in de tuin was het veel te guur om buiten te spelen. Wat is er schoner dan vrede en saamhorigheid?219-2017>
Abonneren op:
Posts (Atom)