zaterdag 31 juli 2021

Mírzá Mahmúd-i-Zarqání • 2 augustus 1912

Mahmúd's Diary. The Diary of Mírzá Mahmúd-i-Zarqání Chronicling `Abdu'l-Bahá's Journey to America.
Abdu'l-Bahá was de zoon van de grondlegger van het Bahá'í-geloof.

Friday, August 2, 1912 [Dublin (in de VS)]
A meeting for blacks was held near Lake Dublin. At this gathering the Master delivered an eloquent address regarding unity and amity between blacks and whites. He spoke of the approaching wedding of Miss [Louisa] Mathew, a white woman, and Mr [Louis] Gregory, a black man, which is to take place shortly in Washington DC. The white people in the audience were astonished to see the influence of the Cause and the blacks were pleased. Incidents like these are little less than miracles; in fact, `splitting the moon in half' would be an easier accomplishment in the eyes of the Americans. This meeting was full of joy.
The guests rejoiced when the Master returned to Mr and Mrs Parsons's home. His words made a deep impression. He spoke on the oneness of the basic principles of the religions of God and the unity of His Manifestations. When questioned about Muhammad, the Prophet of God, His proofs were clear and persuasive and his arguments decisive, uplifting every downcast heart. Everyone testified to the convincing nature of His argument and the greatness of this Cause. About Islam some seemed restrained but no one uttered a dissenting word.



Abraham Rutgers van der Loeff • 1 augustus 1854

Abraham Rutgers van der Loeff (1808-1881) was predikant te Noordbroek, Zutphen en Leiden. Zijn dagboeken staan hier online. Hieronder zijn dagboekaantekeningen over de kraamdood van Koosje, de echtgenote van zijn oudste broer Manta .

zaterdag 29 juli 1854
Heden morgen werden wij te 11 uur verschrikt door een telegrafisch berigt uit s Hertogenbosch met verzoek dat ik onmiddellijk zou overkomen. Daar wij de vorige dag de tijding ontvangen hadden van Koosjes bevalling stelden wij ons terstond het ergste voor. Ik ging op de middag trein naar Rotterdam, haalde daar savonds Muurling van de Haagsche trein af en besloot sanderedaags met de 8 uur boot te vertrekken.

zondag 30 juli 1854
Breukelman bij wien ik gelogeerd had, bragt mij op de boot. Te s Hertogenbosch komende, vond ik mijn vrees maar altezeer verwezenlijkt. Vrijdag was de lieve Koos bezweken. Allen waren in de bitterste droefheid gedompeld. Gelukkig dat ik er was om den goeden broeder wat op te beuren en te versterken, dat ook nog al gelukte.

maandag 31 juli 1854
Wij moesten heden de begrafenis reeds hebben, een zware dag.

dinsdag 1 augustus 1854
Langzaam kruipen de uren voorbij. Nogtans houdt Manta zich kloek en bedaard. Veel stichtelijke gesprekken vloeijen natuurlijk uit dit sterfgeval plaats. De deelneming is algemeen en groot.

woensdag 2 augustus 1854
Manta's verjaardag. Ach hoe treurig zijn heden de herinneringen aan vroeger gemaakt maar verloren geluk. Ik ging heden eens met hem en de jongens wandelen naar Vught.

donderdag 3 augustus 1854
Vele visites ontvangen en allerlei noodwendige dingen met den arme broeder geregeld.

vrijdag 4 augustus 1854
Een tourtje met hem gemaakt naar Oirschot. De Heer vd Burg was uit. Mevrouw ontving ons met deelnemende vriendelijkheid.

zaterdag 5 augustus 1854
Gewerkt voor morgen als wanneer het kindje zal gedoopt worden.

zondag 6 augustus 1854
De plegtigheid had heden onder veel tranen plaats. Alles liep goed af en Manta gevoelde zich daarna kalmer. ( Ik preekte: lijden en verheerlijking!)

Louis Tas (Loden Vogel) • 31 juli 1971

Louis Tas (1920-2011) publiceerde onder het pseudoniem Loden Vogel Dagboek uit een kamp, over zijn ervaringen in Bergen-Belsen. Na de oorlog werd hij een bekende Amsterdamse psychoanalyticus, die veel kunstenaars en acteurs onder zijn clientèle had. Interview. Hieronder een fragment uit een veel later dagboek, opgesteld tijdens een fietstocht door Oostenrijk.

31-VII-1971
Verse vruchten heeft hier niemand!
Laten we, wachtend op de ham and eggs, even de kaart bekijken. KREMS a/d Donau is nog ±20 km. en Wenen ligt meer dan 55 km. achter me. Half twee, was om kwart over negen al bij B. weg. (gesupr.*)
Het fraaie franse mes is weg. Ik kocht een primitief oostenrijks. Het houten handvat is met waterverf paars geverfd.
Het hele klotecongres door scheen de zon en nu is hij weg. (gesupr.*) Wel viel het me op, toen gisteren Anna Freud het congres samenvatte met een inderdaad meesterlijk verhaal over agressie (o.a. gaf ze het geheel op er een ontwikkeling in fasen, analoog aan die van de libido aan toe te kennen!) hoe (gesupr.*) daar met een vertederd bewonderende glimlach naar zat te luisteren.
Ik vroeg me af of ik niet psychologisch veel mis door dit gebrek aan hero-worship.
Maar hij shipt wel wor waar hij er beter van kan worden.
Eigenlijk is dit een wetenschappelijk nihilisme met een au fond neerbuigend soort persoonlijkheidsverheerlijking.
(gesupr.*)

KREMS - zelfde dag 6 uur
‘Durch dieses Tor zog das K.U.K. Infanterie Regiment 84 am 6 August 1914 nach 19jährigen Aufenthalte in Krems für Heimat und Vaterland in den Groszen Krieg’.
Daar het station nu de andere kant uit ligt, moeten ze daarna met een grote boog terug zijn gelopen naar de klaarstaande goederenwagons, of misschien toen nog personenwagens.
Vandaag zijn de astronauten op de maan bezig, als ik geen catastrofebericht heb gemist, maar de grosze Krieg was onverbiddelijker voor mensen dan de maan, hoewel die vlak bij de plek waar ze landen bergen heeft van 4000 meter hoog.
Heb enkele malen de Donau gezien, een zeer snel stromende vrij smalle rivier, die tè vervuild schijnt om in te zwemmen.
Je bent in een paar uur met de stroom mee in Wenen, maar wat zou ik daar.
Het hotel hier heeft, zoals de Fransen al opmerkten, iets meridionaals.
De meeste Oostenrijkers die ik zie, zijn van gedrochtelijke bouw.


(gesupr.*): Uit deze aantekeningen zijn op de met ‘gesupr.’ aangegeven plaatsen opmerkingen weggelaten waarvan het weergeven hetzij tegen mijn belang indruist, hetzij een schending van in mij gesteld vertrouwen zou inhouden.

donderdag 29 juli 2021

William Byrd • 30 juli 1710

William Byrd II (1674-1744) was een Amerikaanse schrijver, politicus en plantagebezitter. Fragmenten uit zijn dagboeken staan hier online. Halverwege schrijft hij dat hij goedmaaksex had met zijn vrouw op de biljarttafel. Meer over zijn seksleven hier.

July, 30, 1710. I rose at 5 o’clock and wrote a letter to Major Burwell about his boat which Captain Broadwater’s people had brought round and sent Tom with it. I read two chapters in Hebrew and some Greek in Thucydides. I said my prayers and ate boiled milk for breakfast. I danced my dance. I read a sermon in Dr. Tillotson and then took a little [nap]. I ate fish for dinner. In the afternoon my wife and I had a little quarrel which I reconciled with a flourish. Then she read a sermon in Dr. Tillotson to me. It is to be observed that the flourish was performed on the billiard table. I read a little Latin. In the evening we took a walk about the plantation. I neglected to say my prayers, but had good health, good thoughts, and good humor, thanks be to God. This month there were many people sick of fever and pain in their heads; perhaps this might be caused by the cold weather which we had this month, which was indeed the coldest that ever was known in July in this country. Several of my people have been sick, but none died, thank God.

woensdag 28 juli 2021

Matthijs Vermeulen • 29 juli 1945

Matthijs Vermeulen (1888-1967) was een Nederlandse componist en muziekcriticus. Toen zijn vrouw in augustus 1944 in het ziekenhuis werd opgenomen, ging hij haar briefjes schrijven, en hij ging daarmee door nadat ze korte tijd daarop overleden was. Ze laten zich lezen als een dagboek en zijn gepubliceerd als Het enige hart.

29 juli 1945
Vanuit mijn raam zag ik de kat op het bemoste terras spelen met een jonge lijster. Telkens liet zij de vogel opfladderen, wierp zich acrobatisch in de lucht en haalde hem met de klauwen omlaag.
Mijn intellect schouwt toe en mijmert. Waar is de Hemelse Vader? De kat, de leeuw, de tijger, de krokodil, de naja, de haai, de valk, de sperwer, de spin, de arend, de bunzing, de vliegende draken der prehistorie, en duizend andere wreed-bezielden zijn manifestaties van de scheppende geest, dit wil zeggen bewegingen van het goddelijk denken. Ook de haas, het konijn, de struis, de hoender, de hinde, de gazelle, de giraf, de olifant, de duif, het schaap, het lam, de vlinder, en tienduizend andere zacht-voelenden, teder-bedoelenden zijn intonaties, aspiraties, beroeringen, wensuitingen van de scheppende geest. Twee stromingen, twee richtingen. Als in onze geest. De ene negatief, de andere positief. Als de polen der elektriciteit. Hij, de scheppende geest heeft niet gekozen. Hij kon niet kiezen. Hij vermocht niet, evenmin als wij, een positief elektron te verwekken, zonder tegelijkertijd een negatief elektron te verwekken. Zijn laatste schepping, zijn laatste incarnatie was de vrije mens. Twee stromingen, twee richtingen. Aan ons de keuze. Aan ons, die Hij zijn, de taak het positief te scheppen zonder zijn negatief. En ik dacht aan de tweeënzestig miljoen vermoorden en gemartelden. Er is geen kwaad. Er zijn enkel gradaties van goed.
Ik ging naar beneden. Ik leidde de kat af met lokkende woorden. Ik greep de vogel tussen haar tanden. Ik zette hem in mijn hand en sperde zijn vleugels uit. Hij was ongewond en liet mij begaan, mij aankijkend met onbeweeglijke donkere ogen. Ik zocht de kat. Zij was verdwenen tussen de struiken. Ik plaats de vogel op de grond. Hij verroert niet. Er verloopt een minuut. Plotseling zie ik een vlugge, zwarte schaduw tussen mijn benen. Met een ruk welke mij pijn doet in de schouders buig ik mij neer en pak in de nek de kat die achter mij was aangeslopen. Op 't zelfde deel van de honderdste seconde nam de lijster haar vlucht en fladderde weg. De kat gaf een schreeuw. De eerste maal koos ik zinnend, wikkend, van buiten af. De tweede maal, in die honderdste seconde, korter dan de gedachte, koos ik van binnen uit, koos ik met al mijn drift voor Hem, door Hem. Of zijn wil zal geschieden, of zijn rijk ons zal toekomen hangt overal af van ons.
Laat dit mijn klaarheid worden: Er is geen kwaad. Er zijn enkel gradaties van goed, en wij, wij moeten de hoogste verwerkelijken.

dinsdag 27 juli 2021

Raphaël Waterschoot • 28 juli 1915

Raphaël Waterschoot (1890-1962) was een Belgische architect. Tijdens WO 1 hield hij een oorlogsdagboek bij.

27 juli 1915 dinsdag
Papa gaat naar Antwerpen; alles is er rustig. Na een jaar oorlog zijn er zo'n 20 St Nikolazenaren dood die ik persoonlijk ken. Hoeveel onbekenden zijn er dan niet gevallen!

28 juli 1915 woensdag
Alle honden moeten op 't bevel der Duitschers op het stadhuis aangegeven, genummerd en van eene medalie voorzien worden.

29 juli 1915 donderdag
De secretaris van kardinaal Mercier heeft 3 maand gevang of 2000 mark boete opgeloopen wegens ongehoorzaamheid tegenover Duitsche soldaten. Hij doet zijn straf in den amigo [gevangenis] uit.

30 juli 1915 vrijdag
N'en Duitsche soldaat wordt hier gedegradeerd en tot 3 jaar tuchthuis veroordeeld om brieven helpen smokkelen. Een Belgisch wijf dat de brieven oversmokkelde krijgt insgelijks 3 jaar.

31 juli 1915 zaterdag
Vader Lentacker trekt van den Belgische staat voor zijn zoon Edmond. 's Avonds en gansch den nacht door hevig kanongebulder in de verte waar te nemen; 't is dus nog oorlog zou men zeggen. Verjaring der Belgische mobilisatie.

maandag 26 juli 2021

Jan Bolsius • 27 juli 1778

• Jan Bolsius was een 18de-eeuwse chirurgijn uit Den Bosch, die een journaal bijhield van allerlei operaties en ziektegevallen. Het onderstaande fragment beschrijft het geval van een meisje dat werd geboren zonder anus.

1778 den 12 may wierd 'er een dogterke gebooren zijnde den anus geslooten. Hetwelke men niet en heeft ontdekt, dan als het kind ontrent twaalf dagen oud was, want de faecis ontlasten zig door de vagina. De heer Van der Haar heeft aan dit kint, agt weeken oud zijnde, d'operatie in deser voegen gedaan: een pincette ofte ordinaar verbind tangsken door de vagina inbrengende voelde men duydelijk des selfs punten op de plaats daar den anus natuurlijk zijn moest. Met een regt mesje daar dan een wonde maakende en het tangsken door mij vastgehouden wat aanstootende kwaamen des selfs punten door de nuuwe gemaakte wonde uyt. In dese punten een turonde [staafje] vast nemende, trok men het tangsken te rug en de wonde was dan met de turonde op gevult. Men ondersteunden se met een kleefpleyster en Tband en dit verband bleef twee daagen.
Ik hebbe dan nog twee ofte drie daagen een turonde, twee dwerse vingeren lang, van buyten in de wonde gebrogt volgens den loop van den intest. Met d'ontlasting hadde altijd door de vagina gecontinueert. By uytneemingen van de turonde quam er ook faecis door de gemaakte opening. Op den vijfden dag naar d'operatie bragt ik er een van theeloot [bladlood] gemaakt pijpjen in ontrent zoo lang als de turonde en de dikte van een schrijfpen. Hier door ontlasten zig de faecis; 'er quam ook zomtijds urine door en faecis door de vagina. Dit pijpjen 'er veertien daagen in geweest zijnde was de wonde volkoomen gecicatriseert [verlittekend]. Ik nam het 'er dan uyt en de faecis ontlasten dan het meesten door den anus, dog altijd nog een weynig door de vagina, alsmede d'urine 't meest door de vagina en ook een weynig door den anus.
Het kint was van kort na de geboorte altijd teer en swak geweest en stierf den 27 juli 1778.

zondag 25 juli 2021

Sarah Raymond • 26 juli 1865

Sarah Raymond (1840-1914) trok met haar familie per huifkar naar het westen als kolonist. Haar dagboek is later gepubliceerd als Days on the road. "The family began their journey on May 1, 1865 in Missouri and arrived at their destination in Virginia City, Montana Territory on September 6.

Wednesday, July 26
...I did not awake this morning until everything was ready for a very early start. Mother had kept my breakfast warm by keeping the stove until the last minute. I sat in the wagon and ate my breakfast after the train had started. When through, I climbed out and went to see how Neelie [Sarah's friend] was. I found her feverish and restless; her symptoms unfavorable.
Oh, the dust, the dust; it is terrible. I have never seen it half as bad; it seems to be almost knee-deep in places. We came twenty miles without stopping, and then camped for the night. We are near a fine spring of most excellent water - Barrel Spring it is called. I do not know why; there are no barrels there. When we stopped, the boys' faces were a sight; they were covered with all the dust that could stick on. One could just see the apertures where eyes, nose and mouth were through the dust; their appearance was frightful. How glad we all are to have plenty of clear cold water to wash away the dust.

Godfried Bomans • 25 juli 1971

Godfried Bomans (1913-1971) was een Nederlandse schrijver. In 1971 verbleef hij een week op het eiland Rottumerplaat. Van dat verblijf hield hij een dagboek bij.

Week later -- Gisteren nog op de Breedenburg in Warffum geweest om die fles wijn aan te bieden aan Willem en Gé en om Jan Wolkers te begroeten. Het was of ik een trommel opendeed met veel oud brood. Het heeft ook wel lang geduurd voor die twee en de rol van Willem moet vrijwel passief geweest zijn. Jan spoelde als een nog steeds niet geëxplodeerde zeemijn aan land. Ook onze gezamenlijke eind-uitzending beheerste hij volledig: alles wat er rondom hem was, niets over zichzelf. Ik vroeg hem, als een laatste poging, wat er 's avonds door hem heenging als het donker werd, maar hij gooide er onmiddellijk een paar zeehonden tegenaan. Ik weet niet, of die ontwijking van het kernprobleem, waar het hele experiment eigenlijk om begonnen is, bewust wordt toegepast of dat het probleem (het alleen zijn) gewoon voor hem niet bestaat. Ik vind dit laatste wel heel onwaarschijnlijk en vermoed een afweermechanisme, dat hij echter briljant in werking stelt. Ik was veel minder boeiend, maar zei eigenlijk meer. Hoe dan ook, twee grotere contrasten waren niet denkbaar en daar zat iets aardigs in.


Adviseur, 48 jaar - Overijsel • 24 Juli 1941

• Adviseur, 48 jaar - Overijsel. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945, geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening

Zie voor meer informatie over de V-acties hier en hier.

24 Juli 1941
- Vanmiddag moest ik in de stad wezen, om een afscheidsbezoek te brengen aan den ontvanger. De heele stad was op een onbeschrijfelijke manier toegetakeld. Naar ik te voren al gehoord had, waren diverse schilders 's nachts uit hun bed getrommeld door NSB-ers - naar men beweert met de politie erbij! - en omstreeks half twee is het gekalk begonnen. Het is bijna ondenkbaar dat dit werkje onder toezicht van de politie is verricht, maar het is mij van zooveel kanten zóó positief verteld, dat ik het bijna tegen beter weten in moet gelooven. De straten zagen eruit alsof er een horde zatgevoerde waanzinnigen feest had gevierd. Niets was ontzien: overal was de kwast met menie gehanteerd. Niet alleen op het asfalt en de trottoirtegels, maar ook op winkelruiten, gevels, zonneschermen, hekken, uithangborden, luiken en lantarenpalen. Verschillende uithangborden en zonneschermen waren volkomen bedorven. Waar geen plaats gevonden kon worden voor behoorlijke vegen en halen met menie of teer, waren de kozijnen en ramen beplakt met duizenden papiertjes met zwarte, witte en oranje V-s. Wie in vroeger jaren wel eens een marktplein gezien heeft, nadat de kermisweek was afgeloopen, of de standplaats van een ijscoventer heeft bezocht na een volksfeest op een mooien zomeravond, kan zich een kleine voorstelling vormen van den prullemand waarin heel de stad herschapen was. Maar dát is nog op te vegen en déze rommel is niet weg meer te poetsen. De NSB behoeft bij mij niet meer aan te komen met sentimentaliteiten over steden- en landschapsschoon, noch met fanfares over tucht en orde.....

Later op den namiddag hoorde ik dat niemand de smeerlapperij van zijn particuliere eigendommen mocht verwijderen, op straffe van zooveel gulden boete. Men gaat nu eenmaal niet zegevieren om den volgenden morgen de zegepraal ongestraft te laten wegspoelen - bovendien wat een spoelwater kost datallemaal, en wat een zeep! En de lood-, lijnolie- en papiervoorraden zijn tòch al zoo aangetast.. Uit één van de spandoeken, waarvan er een dik half dozijn in de stad hing, knip zelfs ik met gemak drie beddelakens, of zeker zes polohemden voor den volgenden zomer. En met die menie van al die V-s kan men zeker een blok woningen in de grondverf zetten, wat de deur- en raamkozijnen betreft. Als men er tenminste de lijnolie voor zou kunnen krijgen. Maar dat is afgeloopen ... V van victorie, V van vernieling, V van verminking, verdooving, verdwazing, verwarring, verkwisting en vandalisme. Er is maar één V meer, de V van vee. En die hebben we niet noodig: we hebben behoefte aan een andere V, de V van vrede, vetpotjes, vuurwerk en volksliederen. En als we héél subtiel denken: een klein lettertje v voor vrijheid - hoe gering ook - en voor een heel klein vaderlandje. Het behoeft niet grooter te zijn dan het altijd geweest is: het mag mijnentwege gerust bij Bentheim en Schoonebeek ophouden, al is Berlijn volgens Radio Bremen een Hollandsche stad, en al leven er in Hamburg en Blahkenese nog enkele democraten, met wie men zich in ons dorpsdialect in 1934 nog uitstekend wist te verstaan.

‘Niemands volgeling en niemands belager’, het is de eenige slagzin die me uit het oude Europa nog altijd is bijgebleven. En hiermee schrap ik voor vanavond de laatste V-s: die van volgen en vervolgen. Men kan dat net zoo goed, zoo niet beter, zonder ons.

Bedenk maar eens een letter, lieve kinderen, voor het volgende offensief. Geen W asjeblieft, want die kost te veel menie en papier. Neem een economische letter: de I is het beste. De I van Idealisme - persoonlijk zou ik Individualisme verkiezen, of bij gebreke van dat Isolement. Maar bereid je dan vast voor op den onvermijdelijken tegenaanval: zoolang er nog teer en menie in voorraad is, zal de NSB achter iedere I of ‘dioot’ of ‘mbeciel’ of - wat haast nog erger is - ‘sraëliet’ laten aanbrengen. Er zijn reeds hoogescholen ingesteld voor wetenschappelijke bestudeering van het nationaal-socialisme - weest dus voorzichtig.

donderdag 22 juli 2021

Adviseur, 48 jaar - Overijsel • 23 Juli 1941

• Adviseur, 48 jaar - Overijsel. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945, geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening

Zie voor meer informatie over de V-acties hier en hier.

KLIK HIER VOOR 24 JULI..

23 Juli 1941
- De mop van den V-veldslag is er geloof ik in ons dorp al zoo'n beetje af, maar ik hoor dat er in de afgeloopen nachten veel bedenkelijker letters en opschriften op de straten zijn geverfd. Men heeft zelfs doodskoppen moeten wegpoetsen, en die waren zeer zeker niet bedoeld als een spontane hulde aan de Sicherheits-polizei (ik heb je al eens verteld dat die menschen ook zoo'n griezelig embleem op hun pet dragen). Men beweert zelfs van een heel geraamte, maar dat geloof ik niet - welke dorpsbewoner zou nu een geraamte kunnen teekenen dat een beetje op een geraamte lijkt?
Nu evenaren die letters nog lang niet de inscripties die ik een paar weken geleden in Almelo in een urinoir zag - waarbij allerlei met name genoemde personen met den dood bedreigd werden - maar O.B. en OZO zijn in deze tijden al erg genoeg. OZO beteekent niet alleen oost-zuid-oost, maar het is ook het volstrekt niet geheime codewoordje voor ‘Oranje zal overwinnen’. De Duitschers zien dat niet graag; het is niet in overeenstemming met de voorwaarden der capitulatie, die volgens de bepalingen der Haagsche Conventie stipt loyaal moeten worden nagekomen. O.B. beteekent behalve ‘Omzetbelasting’ tegenwoordig ook ‘Oranje Boven’, en onder de kinderen - de rijpere jeugd daaronder begrepen - is het een groet, die algemeen ingang heeft gevonden; dat gaat dan gepaard met het opsteken van twee vingers van de rechterhand, die samen de letter V heeten te vormen.
Inderdaad, het is allemaal vrij kinderachtig, en ik geloof dat het gauw uit zou zijn als de Duitschers het maar heel eenvoudig toelieten.

We hebben vandaag ons Rotterdamsche kind gekregen. Het is een tienjarig meisje met name Riekje Schouten. Over enkele dagen hoop ik een verklaring omtrent haar af te leggen.

woensdag 21 juli 2021

Henry David Thoreau • 22 juli 1851

Henry David Thoreau (1817-1862) was een Amerikaans essayist, leraar, sociaal filosoof, natuuronderzoeker en dichter. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn hier te lezen.

The season of morning fog has arrived. I think it is connected with dog-days. Perhaps it is owing to the greater contrast between the night and day, the nights being nearly as cold, while the days are warmer? Before I rise from my couch, I see the ambrosial fog stretched over the river, draping the trees. It is the summer’s vapor bath. What purity in the color? It is almost musical; it is positively fragrant. How faery-like it has visited our fields. I am struck by its firm outlines, as distinct as a pillow’s edge, about the height of my house. A great crescent over the course of the river from southwest to northeast. Already 5:30 A.M., some parts of the river are bare. It goes off in a body down the river, before this air, and does not rise into the heavens. It retreats, and I do not see how it is dissipated. This slight, thin vapor which is left to curl over the surface of the still, dark water, still as glass, seems not [to] be the same thing,—of a different quality. I hear the cockerels crow through it, and the rich crow of young roosters, that sound indicative of the bravest, rudest health, hoarse without cold, hoarse with rude health. That crow is all-nature-compelling; famine and pestilence flee before it. These are our fairest days, which are born in fog.

dinsdag 20 juli 2021

Julien Green • 21 juli 1944

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1926-1945.

21 juli - [...] Aanslag op Hitler. Hij is met de schrik en een paar schrammen vrijgekomen, en kondigt na de bomontploffing in een van zijn gebruikelijke schreeuwpartijen een groot Blutbad aan.
Gesoupeerd bij de Milhauds, in hun gezellige huisje waar alleen de sympathieke rommel in de zitkamer Frans aandoet: muziekboeken boven op de piano, een rond tafeltje stampvol boeken, glazen en borden; tekeningen van de kleine Daniel op een kastje, kleren over een stoel.

23 juli - Vanmorgen, in de kerk, neerslachtig geworden van een preek die gehouden werd door een priester in soutane met een kruis van hout en metaal tussen zijn riem gestoken. Gemeenplaatsen, verkondigd met een sonore stem...
Gisteravond voor de leerlingen Il ne faut jurer de rien voorgedragen; Milhaud speelde Van Buck, Madeleine Milhaud Cécile, ik Valentin, enzovoort. Ik ben verrukt van deze verfijnde taal, die zo levendig is en zo gemakkelijk te lezen, zo gemakkelijk zelfs goed te lezen. Ik heb, voor zover ik weet, duidelijk en zonder versprekingen gelezen, dat is alles wat ik ervan zeggen kan. Later komt een charmant - hoewel ze lelijk is -, onbezonnen meisje naar me toe en zegt: 'O meneer Green, u was zo komisch, zo komisch... vooral in de liefdesscène...' Wat een slag voor mijn ijdelheid! Ik dacht dat al die meisjes niet naar me keken, dat ze geen aandacht aan me schonken, maar vanmorgen bij het ontbijt zei een van hen: 'O meneer Green (zo beginnen ze altijd, alsof het een soort vocatief is), uw das!' 'Wat is er dan wel met mijn das, jongedame?' De anderen vallen in koor in: 'Ja, ja, uw das, het is niet dezelfde van gisteren, de vlinderstrik die u zo goed stond!' Ze zijn soms heel gevat, en als ik ze plaag plagen ze onmiddellijk terug. De knapste, die herteogen heeft in een bruin gezicht, vertrouwt ons argeloos toe dat ze geen enkel spel kent behalve dammen... en roulette.

maandag 19 juli 2021

Adviseur, 48 jaar - Overijsel • 20 Juli 1941

• Adviseur, 48 jaar - Overijsel. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945, geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening

Zie voor meer informatie over de V-acties hier en hier.

20 Juli 1941
- Het is vannacht hevig geweest: het heele dorp lag vol uitgeknipte V-s van allerlei kleur, en om de twintig meter waren de rijwegen met groote V-s bekalkt, gele, witte en oranje. Hier en daar was deze vrij eentonige versiering onderbroken door min of meer geslaagde koningskronen, lauwertakken en leuzen. De politie is van middernacht tot half zes in actie geweest om het allerergste met bezems en putsen water te vernietigen of onleesbaar te maken. In Geesteren en Tubbergen was het zoo mogelijk nog erger, en men kan zich bijna niet indenken hoe de straten van de groote steden er vanmorgen hebben uitgezien.
Van morgen was er niet heel veel van over; alleen in het Uitbreidingsplan kreeg men nog een flauw denkbeeld van de tallooze manieren waarop men zich in letters V kan uitdrukken. Van een hoop baksteenen bij een in aanbouw zijnd huis waren alle steenen van het symbool der victorie voorzien, en men kon er V-s bezichtigen van twee centimeter tot 3 meter lengte. Nergens stond er echter bij of de V van de Vrijheid, dan wel die van de (Duitsche) victorie bedoeld werd.
De paarden van Jorissen - een N.S.B-er aan de Hoge Dijk - liepen van morgen met groote V's beschilderd in de wei; bij een anderen N.S.B-er prijkte tegenover zijn huis het opschrift:
V, de V van Vergelding
en er was een soort verkeerspijl op den weg gekalkt, die met de punt naar zijn voordeur liep. Hier was de bedoeling dus tamelijk duidelijk toegelicht.
Het is allemaal gruwelijk flauw, maar ik gun de menschen wel graag een verzetje. Ze hebben het wel verdiend. Verzet baat niet, dus waarom dan geen verzetje - een verzetje met een hoofdletter V...
In de stad was het nog erger. Geplaagd door een angina van je moeder, die den Zondagmiddag liefst rustig lezend wilde doorbrengen (waartoe ze natuurlijk niet gekomen is) en door een persoonlijke infectie met mond- en klauwzeer, althans met een stomatitis van soortgelijke allure, maakte ik vanmiddag een fietstocht in die omgeving. De uitgeknipte V-s lagen langs de trottoirbanden als afgevallen bladeren in den herfst, en langs de Groote Straat - die ik anders in den zomer op Zondagen niet frequenteer - bewoog zich een opgewekte volksmenigte, om te zien wat er op het gebied van Vrijheid, Victorie en Vergissing gepresteerd was. Dit was inderdaad niet mis.
Op den terugweg had ik nog het groote genoegen, te moeten schuilen voor een onweersbui. De eenige boom was een berk, en voor het eerst sedert anderhalf jaar rook ik weer een berk in den regen. Het is een nat pak waard, na een jaar van ranzige boter en slechte cigaretten.

zondag 18 juli 2021

Jan Bouwer • 19 juli 1944

• De Nederlandse journalist Jan Bouwer zat tijdens de bezetting door de Japanners ondergedoken in Bandoeng. Zijn dagboek uit die tijd is gepubliceerd onder de titel Het vermoorde land.

Woensdag, 19 juli
[...] We hebben een paar maal luchtalarm gehad, maar er is niets gebeurd. Er wordt streng op de verduistering gelet. Indo-Europese vrouwen zijn nu ook bij de actieve luchtbescherming ingeschakeld. Van ieder gezin moet één vrouwelijk lid eenmaal per week 's nachts gedurende drie uren wacht houden op een van de L.B.D.-posten. Uit Indramajoe zijn berichten overgewaaid over ongeregeldheden als gevolg van de vordering van rijst door de bezetters. Sommige Indonesiërs spreken over een nieuwe opstand. De oorzaak schijnt te zijn, dat de Japanners bij de voor iedere residentie vastgestelde hoeveelheid in te leveren rijst geen rekening hielden met de rijstoogst. De 'guntyoo' - wedana - die bekend stond als een willig werktuig van z'n Japanse bazen, zou door Indonesiërs zijn doodgestoken. Er zijn, volgens de berichten, troepen uit Cheribon gestuurd. Voor het dempen van zulke relletjes gebruiken de Japanners nu ook fanatieke Indonesiërs, die zich als 'heiho' bij de Kenpeitai hebben aangesloten. Grote ontstemming is ontstaan onder het hogere- en middelbare personeel van de spoorwegen, nadat maandagmiddag j.l. de Japanse chef van de afdeling algemene zaken, Ohashi, in een toespraak alle Indonesiërs 'dieven' noemde, die veel geld verdienen, maar niets uitvoeren en zelfs weigeren om de Japanse taal te leren, terwijl de Japanners alle moeite doen om de Indonesische taal machtig te worden'. Deze Ohashi heeft zich vroeger al onpopulair gemaakt door zijn personeel uit te schelden voor 'binatangs' (beesten), die veel te stom zijn om de Japanse schrifttekens te leren. Het personeel protesteerde bij de plaatselijke bezetters. De direkteur van de spoorwegen stuurde daarop een rondschrijven, dat 'de heer Ohashi deze woorden zeker niet zo heeft bedoeld en niet met een kwaad hart heeft gesproken, maar slechts als een vader tot zijn kinderen'. De Japanners moeten maar zo doorgaan. De stemming tegen hen is zo, dat zij zelfs in de Indonesische bladen in bedekte termen in het ootje worden genomen, zoals in het Bataviase blad 'Asia Raya.' Hierin publiceert geregeld een Indonesische kroniekschrijver onder het pseudoniem Bang Bedjat. ('Bang' is oudere broer, 'bedjat' betekent kapot of invalide). Hij voert denkbeeldige gesprekken met zijn vriend Bang Montok. (Montok betekent: dik, gezet, kort, mollig, goed gevoed, volgevreten en is daarmede vermoedelijk een toespeling op de Japanners). Schreef Bang Bedjat: 'Bang Montok vraagt altijd alles, wat van mij is, en ik moet alles maar geven, maar als ik eens wat aan Bang Montok vraag, doet hij net alsof hij het niet heeft gehoord'.
[...]

Sal Santen • 18 juli 1982

Sal Santen (1915-1998) was een Nederlandse schrijver (en communist). In 1982 maakte Rudiolf van den Berg een documentaire over hem (die bekroond werd met een Gouden Kalf). Tijdens de opnames hield Santen een dagboek bij. Dit is de laatste bijdrage daaraan.

  18 juli We hebben vandaag in Hilversum de 'voorvertoning' van de film gezien, op de montagetafel, zoals Rudolf die wil uitwerken. Mijn eerste indruk? Wat een zonde, zoveel werk er voor niets is verricht. De Sneevliet-herdenking bijvoorbeeld is helemaal komen te vervallen. Niet ten onrechte, want alleen de vooroorlogse Sneevliet behoort bij het verhaal van mijn leven. Maar pijnlijk is het wel voor alle mensen die destijds in Westerveld zo hun best hebben gedaan, en verwachting zijn gaan koesteren. Ook zelf kom ik er soms bekaaid af. De door mij in de cel voorgelezen fragmenten van brieven aan Bep komen in de film niet voor. En ook het graf van Saartje is weggelaten, arme Saartje, arme Sal. Ben ik dan ontevreden?
Geenszins. Rudolf is erin geslaagd, een boeiend geheel te maken, dat ontroert.
Op één punt zoekt hij sensatie, en niet de eigenlijke persoon Sal Santen. Hij vraagt naar de bestemming van de zogenaamde valse Franse francs, het 'ondermijnen van de Franse economie'.
Die valse Franse francs hebben nooit het licht gezien, en dat was maar gelukkig ook, want de bestemming ervan heb ik altijd een slag in de lucht gevonden. Maar wat moet je antwoorden op een dergelijke vraag? Het plaatst je in het centrum daar waar je niet het centrum was, en legt een verkeerde verantwoordelijkheid op je schouders.
Niet voor niets kreeg ik de maagzweer.
Een mogelijke ontmoeting met Michel droeg daar niet alléén schuld aan.
Ontmoeting met Michel. Het is niet doorgegaan, en toch heb ik hem nu op de film ontmoet. Mijn indruk?
Op bepaalde gedeelten is hij dezelfde goede man van vroeger, op andere ogenblikken herken ik hem eenvoudig niet meer, dan heeft zijn blik iets sardonisch. Nog wel tegenover mij, die hem nu zelfs weer met de film heeft verrast.
Gelukkig is een dagboek geen roman, met zijn strenge eis dat er geen twee wezenlijke emoties door elkaar mogen lopen.
Want die andere emotie was mijn gevecht met Rudolf, die mij wel moest manipuleren in het belang van de film. Hij is helemaal met mijn intuïtie meegegaan, en dat pleit voor hem, al heeft hij het laatste woord.
Alleen wat die 'valse francs' betreft ben ik overrompeld.
Misschien ligt daar wel de zin van het boek van Jacob Israël de Haan, dat hij mij heeft beloofd zonder het te geven.
Uiteraard zonder bewuste opzet, want hij is geen slecht mens, integendeel.
Maar een halve moordaanslag is een dergelijke vraag wel, al is het alleen in mijn verbeelding zo. En nu maar afwachten wat het verder wordt...

zaterdag 17 juli 2021

Ebenezer Parkman • 17 juli 1726

Ebenezer Parkman (1703-1782) was dominee in het Amerikaanse Westborough in Massachusetts. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

1726 July 17 (Sunday). 
My Wife rose out of Bed but exceeding ill, bound together with her Excessive pains; came down; I’m afraid took Some Air at the Door; grew much worse. I got her up Stairs in order to go to Bed again, but she almost swoon’d away. Recovering a little from her faintings, She demonstrated to us that she was in grievous agonies. She undress’d and with the Tenderest Help [of] her Mother and myself She was assisted to Bed. But Every maladie was Enraged, by Every weakness and discouragement left almost Lifeless. I walked a little in the Room, her mother holding in one hand her hand, her other laid upon her Head. I cast my Eyes now and then upon her and Concluded she was drowsing, but I went to her to look upon her, and Spoke to her. Receiving no kind of Return Her Mother put her hand to her mouth. I urg’d Some Testification or sign, but none being given; but she lay in a profound stillness when as though had hitherto been vigorously strugling Her Teeth were set, her Limbs Cold, her Eyes Distorted, and very Little Life any where perceptible, when her Mother gave me the word that She was Dying. How I felt outgoes Description. I hastened the Maid to Mrs. Forbush. My Wife Lay for the space of 3 quarters of or altogether an hour I suppose in such a Condition. O Dismal Hour, wherein the Struggle with my heart for her Division was like the Rending the Soul from the Body! It was truly a most gloomy Time! Mrs. Forbush came just when She spoke, a Galbunum Plaister was taken off which was too strong for her. Something was given her and She Revid’d a little but Continued in the Last Extremitys. It was a Reprieve but it Seem’d a Short one. We Expected we must be Rent asunder this Day! It grew more and more Intollerable! I was full of prayers and anon I had Some Hope. I grew more Confirmed in Hope. It brought fresh to my Mind all the Bitter Sufferings of her Dark friday, Ever long, about nine Months before, wherein I had the Same prospects. The Salvations of God then, strengthened my Trust in him. She became more sensible. We Encouraged ourselves in the Lord and He show’d us his Mercy. While We have any being let us praise the Lord! It grew very Late, but Leaving her under the Divine Protection, and to the care of Mrs. Forbush and Madame Maynard I repair’d to the House of God. Our Devotions, if they were fervent, they were short. Mrs. Peterson came and by various Applications she grew more Easy. I was full of Thankfullness and went again to the public worship, Mrs. Bayles tarrying with her. Our Text a.m. and p.m. was Jer. 4.14. She continued extream bad. I sent Daniel Hardy to Mr. Barrett. Mrs. Peterson watch’d. I have almost utterly forgot what became of me that night. (Now I recollect.) Mr. Barrett came. He said and did very little. He gave us an account of what Mrs. Whitcomb had sent. He gave us better Balsom of Fennel for her violent Fever, gave her some Tent wine. He pray’d with us. We lodg’d together.

[Parkmans echtgenote werd weer beter.]

donderdag 15 juli 2021

Willem Janszoon Verwer • 16 juli 1573

Willem Janszoon Verwer (ca. 1533-ca. 1595) was advocaat en regent van het Weeshuis en van het Leprozenhuis te Haarlem. Van 1572-1581 hield hij een 'Memoriaelbouck' bij van gebeurtenissen te Haarlem, onder meer van het beleg van de stad door de Spanjaarden in 1572-1573.

[16 Juli 1573]
Den 16 dach smorgens tuschen tien ende elff uuren worden Wijboudt Ripperda, gouvernoer ende capiteijn van de Prins van Orangen wegen over Haerlem, met zijn luijtenant opte Marckt met die swaerdt geexecuteert.
Die predicant van hopman Jacob Steenbach, heer Willem van Lubeeck genaempt - zoe men seijden - worde gehangen.
Een weijnich daernae worden tgheheele vaendel van Ripperdta voors. geexecuteert met swaerde, mitsgaeders ock meest alle. Die rest worden verdroncken in de Haerlemmermeer ende worden an malcanderen gecoppelt. Ende dese executie gheschiede buijten Schalwijckerpoort ende dit ter cause van de beeldestormerie, daer dese voors. Ripperts vaendel die meeste schult in gegeven worden. Zij waren starckt indt getael omtrent vierhondert in als ende daer waeren veel Nederlanders onder als van Amsterdam, Gouda, Schonowen, etc.
Omtrent drie uuren quam Don Frederico de Alvaro etc., verselscapt met den grave van Bussu met meer andere groote personadien in de stat Haerlem, diewelcke, naedat zij die vesper opten grooten Baghijnhove ghehoort hadden, weder uuijt die stadt ghereeden zijn.

[17 Juli 1573]
Den 17 op desen dach worden die schattinge onder die burgers vergadert, sulx dat een igelijck overdrachelicken boven zijnen vermogen ghetaxeert ende metten daet gheschadt worden, twelcke zij metterdaet mosten opbrengen ende betalen.

[18 Juli 1573]
Den 18 dach, op desen selfden dach heeft die stadthouder Boussu off doen roepen, dat niemant, wie hij mocht zijn, geestelijck off waerlijck, huijsen off hoven souden een edelman genaemt Adolphus Maliaen.
Op desen dach zijnder wederomme omtrent driehondert soudaten buijten die Schalckwijckerpoort geexecuteert.
Op desen dach worden totte Sellebroers als wesende St. Alexiusdach het eerste sermoen gedaen opte maniere van de oude religie.

woensdag 14 juli 2021

Henrica van Erp • 15 juli 1505

Henrica van Erp (1473-1548): Kroniek van vrouwenklooster in De Bilt. Hertaling onderaan.

Anno 1505 wert Sinte Anne-altaer gestelt in onse kerk. Costen LIX rijnse gulden V stuyver, bekostigt by juffrou Hylwich van Vronesteyn, de priorinne en juffrou Margriet van Amerongen te samen.

Int selfde jaer op Divisio Apostolorum, so was ik, Henrica van Erp, vrouw, op de Deynsel, mit die kelweerster Lunenburg, Van der Haar ende juffrou Van Voerde. Ende wij hadden onse pander mede, Jan van Wulven, Loeff, schout van Syst, Jacob van Zulen, van Blickenborg, Dirk Gysbertssoen ende Thomesz. Henrikxsoen, buer en gereghtsluden van Zyest. Ende sy eerde die voore op rondom ons land, en de pander en de schout mit die bueren sloegen haar hand aen die peert, ende doe hielden sy die ploeg een stuck weegs ende gingen mede om so langh hen 't al dat land rondom die voerige geeerd was. Ende doe dat gedaen was, doe gingen wij eeten ende wij schonken die schout met die buer die daer bij waren een vat bier. Dat seynden wy hem thuys, dat sy hem daarmede vrolijk soude maken. Ende die pander voorseyd quam des anderen daags ende sloeg de klock te Syst ende geboot van mijns Genadigen Heeren wegen.

[Hertaling]
In het jaar 1505 werd het altaar voor St. Anna in onze kerk opgesteld.12 De onkosten bedroegen 59 rijnse guldens en 5 stuivers. Het werd gezamenlijk betaald door de priorin joffer Heilwig van Vronestein en joffer Margriet van Amerongen.

In hetzelfde jaar, op Divisio Apostolorum [15 juli], was ik, abdis Henrica van Erp, op de Dijnsel, in gezelschap van keldermeesteres joffer Lunenburg, joffer Van der Haar en joffer Van Voorde. Bij ons was ook onze pander [gerechtsdeurwaarder] Jan van Wulven, de schout van Zeist Loeff, Jacob van Zuylen van Blikkenburg, Dirk Gijsbertszoon en Thonis Hendrikszoon, buur- en gerechtslieden van Zeist. Zij ploegden een voor rondom ons land vrij; de pander en de schout en de buurlieden voerden het paard met de hand mee en gingen al ploegend voort totdat al het land rondom de[ze] voor geploegd was. Toen dat achter de rug was, gingen wij eten. We stuurden de schout en de buurlieden en hun gezelschap een vat bier. We lieten dat bij hem [de schout] thuis bezorgen, zodat zij zich daarmee konden vermaken. De genoemde deurwaarder liet de volgende dag in Zeist de klok luiden

dinsdag 13 juli 2021

Edmond de Goncourt • 14 juli 1883

Edmond de Goncourt (1822-1896), Franse schrijver, criticus en uitgever, hield samen met zijn broer Jules (1830-1870) (en na diens dood alleen) een beroemd geworden dagboek bij.

Zaterdag 14 juli
Vannacht droomde ik dat ik in rok op een feest was. Tijdens het feest zag ik een vrouw binnenkomen die ik herkende als een actrice van een boulevardtheater, zonder dat me evenwel haar naam te binnen schoot. Ze droeg een sjerp en ik merkte pas dat zij geheel naakt was, toen zij op een tafel sprong, waaraan twee of drie meisjes thee zaten te drinken.Vervolgens begon zij te dansen en al dansend spreidde zij haar benen, waardoor haar geslacht zichtbaar werd dat was voorzien van het meest angstaanjagende gebit dat je je maar kunt voorstellen. Het ging open en dicht, net als bij de ratelslangen die ze in de passages tentoonstellen. Ik werd door het schouwspel in het geheel niet seksueel geprikkeld, maar het vervulde me wel met een hevige jaloezie. Ik voelde een zeer sterke neiging om me die tanden toe te eigenen, ik met mijn gebit dat al wat slechter begint te worden.Waar voor de duivel kan die rare droom vandaan komen? Het heeft niets te maken met de val van de Bastille!

maandag 12 juli 2021

Rienk Prins • 13 juli 1916

• Rienk Prins (1895-1984) was tijdens de Eerste Wereldoorlog soldaat, Hij hield over die periode een dagboek bij.

Den 20ste juni 1916 verhuisden we naar het tentenkamp bij Loon op Zand tot de zaterdags 8 juli. Ik ben toen van 21 tot 25 juni met verlof gestuurd. Daar het veel regende in de maand juni en begin juli hebben wij weinig gedaan in ’t kamp. Toch waren wij blij dat wij weer naar Kaatsheuvel in ’t oude kwartier mochten gaan.

Den 8 juli kwamen we in Kaatsheuvel terug, maar al spoedig moesten we weer verhuizen, de 13 juli naar Oosterhout. Vandaar ging ik des anderen morgens direct met 18 dagen hooiverlof. Eerst 2 uur loopen naar Breda met de volledige uitrusting. Te Leeuwarden had ik een blijde ontmoeting. ’t Was een drukke 18 dagen, doch heel gezellig doorgebracht.

Tot spijt kreeg ik de 31ste juli antwoord op mijn verzoek van 10 dagen verlenging een telegram dat dit niet zou worden toegestaan, dus dienzelfde dag nog weg en kwam des avonds te half tien weer in Oosterhout aan. Mijn kwartier was daar slecht in een herberg bij Kanters.

’t Dorp op zichzelf was mooi, dees bewees wel het aldaar wonen van de commandant van ’t Nederlandsche Leger, generaal Terwischa. Gelukkig was ook daar een klein militair tehuisje doch toen we de 1ste augustus weer verhuisden naar Kaatsheuvel naar ’t oude kwartier had ik van Oosterhout niet veel plezier gehad.

Van 1 tot 14 augustus 1916 ben ik met permissie geweest, om deel te nemen aan ’t scheren. Toen was mijn broer voor het eerst thuis met verlof, dus was dit voor ons allen een rijke dag, om in gemeenschap gezamenlijk op te gaan aan den disch des avondmaals. De 25ste augustus ging ik weer met 4 dagen periodiek verlof. Ook toen mocht ik alles thuis weer in besten welstand en gezondheid ontmoeten.

De 17de september weer 4 dagen en de 21ste kregen we een 8-daagsche oefening, troffen mooi weer zoodat alles best afliep. De 30ste september ging ik met 2 dagen permissie maar kreeg een telegram achterna voor 10 dagen verlenging wat dan mijn najaarsverlof was.

Daarna moest ik in St. Michielsgestel terugkeren en kwam de hele compie in een school. De 16de oktober 1916 kregen we weer een 4-daagsche oefening en troffen toen slecht weer met veel regen zoodat deze oefening niet tot zijn recht kwam. De 20ste en 21ste moesten we met z’n tienen naar Goirle de handgranaat gooien, welke dan ontploften zoodat de scherven ons om de ooren vlogen, voorwaar een gevaarlijk baantje.

zondag 11 juli 2021

Albrecht Dürer • 12 juli 1521

• De Duitse schilder/tekenaar/etser Albrecht Dürer (1471-1528) bracht in 1520/1521 langere tijd in de Lage Landen door. Hij hield daarbij een journaal bij, dat is vertaald als Zijn dagboek van de reis door de Nederlanden 1520-1521

12 Juli.
Op Donderdag na St. Kiliaan [8 juli] ben ik, Albrecht Dürer, op eigen gelegenheid en voor eigen rekening, met mijn vrouw van Neurenberg uit op reis gegaan naar de Nederlanden. En nog denzelfden dag trokken wij door Erlangen en verbleven wij den nacht in Baiersdorff en verteerden daar 3 pond minus 6 pfenningen.

13 Juli.
Daarna zijn wij den volgenden dag, des Vrijdags, te Forchheim aangekomen en ik betaalde daar voor een geleide [gewapende gids] 22 pfenningen.
Vandaar reisde ik naar Bamberg en schonk den bisschop een schilderij, voorstellende de H. Maria, het Leven van Maria, een Apocalypse en voor een gulden kopergravuren. Hij noodigde mij uit zijn gast te zijn, gaf mij een reisbrief [voor ontheffing van tolgeld] en drie brieven ter aanbeveling en hield mij vrij (van betaling van verdere onkosten) in de herberg [Zum Wilden Mann], waar ik bijna een gulden heb verteerd.
Item, ik heb den schipper, die mij van Bamberg naar Frankfort zou varen, 6 goudguldens gegeven.
Item, Meester Lucas Benedict en Hans, schilder, hebben mij wijn geschonken. [Het schenken van wijn aan vreemdelingen was in die tijd een gewoonte en gold als een bewijs van achting, vereering, vriendschap, enz.]
4 pfenningen voor brood, nog 13 pfenningen voor drinkgeld.

14 Juli. Alzoo ging ik van Bamberg naar Eltman en toonde mijn reisbrief, waarop men mij vrij liet doorgaan. Vandaar voeren wij voorbij Zeil. Onderweg gaf ik 21 pfenningen uit. Daarna kwam ik te Hafsfurt en toonde mijn reisbrief, waarop men mij vrij liet doorgaan.
Ik heb 1 gulden in de kanselarij van den bisschop van Bamberg gegeven.
Daarna kwam ik bij het klooster in Theres en toonde mijn reisbrief en ook daar liet men mij doorgaan.

15 Juli. Daarna gingen wij naar Rein. Daar bleef ik overnachten en verteerde 1 pond.
Vandaar gingen wij naar Mainberg en ik toonde mijn reisbrief, waarop men mij vrij liet doorgaan.
Daarna kwamen wij te Schweinfurt, daar noodigde Doctor Rebart mij uit en hij liet ons wijn op het schip brengen. Men liet mij ook vrij doorgaan. 10 pfenningen voor een gebraden kip. 18 pfenningen in de keuken en aan het kind.
Daarna gingen wij naar Volbach en ik toonde mijn reisbrief en wij gingen door naar Schwarzach, waar wij bleven overnachten en verteerden 22 pfenningen.

Robin Hannelore • 11 juli 1988

Robin Hannelore (1937) is een Belgische Nederlandstalige schrijver en dichter, vooral bekend in de Belgische Kempen. Hij schreef twee natuurdagboeken, waaronder Dagboek van een groenridder.

Stinseplanten
[11 juli]
Op wandelingen wordt door natuurliefhebbers nogal eens over ‘stinseplanten’ gepraat, een woord dat Van Dale niet kent. Wèl vermeldt het woordenboek: ‘Stins, v.(m.), (hist.) versterkte adellijke woning in Friesland.’ Stinse planten of stinseplanten waren dan oorspronkelijk exotische gewassen die gezaaid of aangeplant werden in de tuinen van kastelen, kloosters, hofsteden en patriciërswoningen, of op kerkhoven. Verschillende onder hen pasten zich aan ons klimaat aan en verwilderden. Zo groeien en bloeien in de buurt van de ruïnes van de priorij ‘Ten Troon’ in Grobbendonk nog altijd de pijpbloem en het glaskruid. Ook het sneeuwklokje, het lenteklokje (langs de Kleine Nete tussen Emblem en Lier), de voorjaarshelmbloem, de bostulp, het breed longkruid, de knikkende vogelmelk, de gevlekte én de Italiaanse aronskelk, de blauwe anemoon, de donkere ooievaarsbek, de stengelloze sleutelbloem en zelfs de krokus en de hyacint zijn dergelijke inwijkelingen. Naast de stinseplanten zijn er natuurlijk ook de adventieve planten of de pothoofdplanten (zo genoemd naar het Pothoofd te Deventer): zij kwamen mee als verstekelingen met andere vrachten uitheemse zaden... Na een wandeling op het domein Krabbels te Pulle enkele jaren geleden toonde de plaatselijke burggraaf ons een plant die hij had meegebracht uit Brazilië... Wordt dat een volgende stinseplant in de Kempen?

P.A. de Génestet • 10 juli 1849

• P.A. de Génestet (1829-1861) was een Nederlandse dichter.

Uit mijn Dagboek

Daar zijn in 't leven van die vriendelijke dagen,
Die ons de koude borst verwarmen door hun gloed,
Den hemel brengen in het zoekende gemoed,
Die allen twijfel, alle donkerheid verjagen.
Die ons verjongen, ons vervoeren van genot,
Den sluimerenden droom des harten doen ontwaken,
Ons nader voeren tot geloof en hope en God,
En bijna weêr tot kindren maken;

Wanneer geen wanklank in ons hart dringt of ons huis,
Ons oog alleenig rust op troostende aangezichten,
Als heldre blikken ons in de eenzaamheid verlichten,
Als 't kind de woning vult met feestelijk gedruis;
Als we in de buitenlucht eens zuiver ademhalen,
En wandelen in geur en kleur, in lucht en lied;
Als we in de zoete scheemring dwalen,
En de armen strekken naar een beeld, dat niemand ziet!

O buiten, buiten gaat mijn hart zoo heerlijk open
En geurt en bloeit en zingt met bloemenhof en woud:
Ik ben gelukkig als een kind en dwaas en stout,
Ik durf weêr veilig van het leven alles hopen!
Het morgenkoeltje waait mijn opgeruimden geest
Zoo vroolijk wakker met de bloemen in de dalen!
Mij kwelt een kwaal, die slechts van rozengeur geneest,
Een heimwee naar de lucht en zuivre zonnestralen!

O buiten ken ik van die dagen, die zoo zacht
Voorbij mijn dankend oog en koeler voorhoofd zweven,
Als stemmen uit dien oord, waar onze dooden leven,
Die om ons fluistren in het heilig uur der nacht,
Dat ik geen wrevel in mijn hart meer kan bewaren,
Dat ik mijn vijand - vriend en broeder noemen zou;
Dat ieder blaadje ruischt als de evangelieblaêren,
Van Gods belofte en liefde-trouw!

Daar gaat mijn eenzaam pad langs zegenruischend koren,
Muziek stijgt uit het dal, muziek van golvend graan:
De koeltjes keuvlen en de vogelkoren slaan....
't Gegons der wereld is verbannen uit mijn ooren.
Daar rust ik op het mos, het bruidsbed der natuur,
Aan mijner heuvlen voet zoo zalig en tevreden,
Als in het vleiend avonduur
Een jonge bruîgom aan den voet der aangebeden'!

Ik zwerf door 't woud, gelijk een sombre kluizenaar,
En - als 't mij soms verveelt al zwijgend rond te dwalen -
Dan, of een zoete stem mijn klanken mocht herhalen,
Noem ik een dierbren naam, op mijn verliefde snaar;
Of wel, ik troost mij met mijn liefelijk verleden,
Die bleeke schoone, die ons altijd volgt en mint,
Die mij herinnert al mijn moeders teederheden,
En menig dierbre smart en jonggestorven kind!

Ik voel mij veilig in den lommer mijner linden,
Als in een tempel Gods; 't is of mijn rustloos hoofd
Eerbiediger zich buigt, mijn ziele meer gelooft....
'k Zou graag op 't eenzaam mos een rustig sterfbed vinden!
Ik schep daar levenslust, en kalme stervensmoed
Daalt neder in mijn borst; met zonde en smart beladen,
Vlucht ik naar buiten en - voor mijn verdoolden voet
Strooit God zijn woord, zijn troost, in bloemen op mijn paden!

Dan rust mijn blik zoo kalm op 't leven, dat ik min,
Als op de kleuren, op het landschap voor mijn oogen,
En - moedig als 't geloof staart in de hemelbogen,
Staar ik de toekomst van mijn jeugdig leven in.
En aan den avond van die dagen rijst mijn bede
Tot Hem, die iets van 't zoet der heem'len mij vertrouwt:
‘Hetzij ik leef! hetzij ik sterf, - ik ga in vrede,
Ik heb Uw zaligheid aanschouwd!’


Juli 1849.

donderdag 8 juli 2021

Marion Vredeling • 9 juli 1966

Marion Vredeling (1954, dochter van PvdA-politicus Henk Vredeling) publiceerde dagboekfragmenten over wraak en vergelding in Lust en gratie

9 juli 1966
Met vakantie naar Roemenië; vader wilde graag met eigen ogen zien dat hij er goed aan had gedaan om na de oorlog geen lid van de communistische partij te worden.
Moeder schreef in het vakantiedagboek: Na Deva richting Sibin. We reden op een weg die een immens tarweveld doorsneed. Ongeveer 10 kilometer voor Sebes ging de Russische jeep die voor ons reed, abrupt stilstaan en begon met zijn linker knipperlicht te knipperen. Voor ons was het te laat om te remmen... we klapten erbovenop en de neus van Henks nieuwe Peugeot 404 kreeg een flinke deuk.
Na de botsing met de Russische jeep was broer Rob buiten zinnen van woede. Hij had zich verregaand geïdentificeerd met de nieuwe auto en zijn jongenszenuwen konden de schade moeilijk verdragen. Half huilend sprong hij uit de wagen, pakte de ring van de koplamp die door de botsing op de grond was gevallen, en slingerde deze zo ver hij kon het tarweveld in. Maar hij had buiten de ouderlijke toorn gerekend; nu werd vader woedend over zoveel onbeheerst gedrag en hij bezwoer dat we geen meter verder zouden rijden voordat Rob de ring terug zou hebben gevonden. ‘Al moet je er elke halm in dat veld voor opzij buigen!’

woensdag 7 juli 2021

Anneke Hilhorst • 8 juli 1979

Anneke Hilhorst (1948) is fotograaf. In 1979 kregen zij en haar echtgenoot Ed van der Elsken een kind.

Donderdag 5 juli
De uitgerekende dag. Het is nu tien voor twaalf 's avonds. Tussen de middag kreeg ik roodbruine afscheiding. Eerst een paar druppels, toen een vlek in mijn broekje. Opgewonden heb ik de wieg opgemaakt en de zolder en huiskamer aangeveegd. Bloemen geplukt: verse vlier tegen de vliegen en een veldboeketje voor het mooi.
Ed deed de levensgrote afwas en regelde het zo dat iemand anders in mijn plaats mee naar Purmerend ging om de VW-bus op te halen van de garage.
Om half vijf Margriet gebeld. Ze zei dat er niets aan de hand was. Toen heb ik een tijdje lekker naakt in de zon gelegen. Moeder gebeld, die zei dat het wèl een teken was. Ze wenste me veel sterkte.
Ed heeft zijn stopwatch gehaald om de weeën te timen en een goede lamp geïnstalleerd voor de dokter. Ik voel me feestelijk, maar weet niet zeker of de bevalling nu al begonnen is. Ik had net weer wat roze-achtigs in mijn broekje (misschien vruchtwater?) en nu heb ik flinke buikkrampen, zoals tegenwoordig steeds vaker. Ik ben zo benieuwd!

Vrijdag 6 juli
We zijn gisteren gewoon gaan slapen. Ik sliep goed. Wel vaak wakker met soms weeën. De stopwatch niet gebruikt. Om acht uur door de elektriciën uit bed gehaald. Hij heeft een lamp veranderd in de babykamer. Ik heb nog steeds wat roze afscheiding, die ongesteldachtig, weeïg! ruikt, af en toe buikpijn en rugpijn onder in mijn rug. Het is nu elf uur 's ochtends. De grootste opwinding over de zeer nabije geboorte is wat geluwd. Eergisteren moest ik vaak poepen, maar geen diarree, dat een teken zou zijn. Gisteren heb ik sober gegeten en gedronken: dat ik nu maar even moet volhouden.

Zondag 8 juli, Purmerend
Hij is er! 'Johnny Cowboy'. Een fantastische, stevige grote jongen. Ik vond hem de eerste seconde al ontzettend lief en mooi. [...]

dinsdag 6 juli 2021

Emma Thompson • 7 juli 1995

Emma Thompson (1959) is een Britse actrice. In 1995 hield ze een dagboek bij tijdens de opnames van Sense and Sensibility, een film naar het boek van Jane Austen, van regisseur Ang Lee.

FRIDAY 7 JULY: Last day of shoot. Driving in to Shepperton at 6.30 a.m. squashed into the back of the car with all the presents and a unicycle between my knees (it's for Bernie, who, contrary to appearances, is a wild thing). Very successful morning doing Christmas. Ang very moving — loved his tea caddy but would have been happy with a teabag. Hugged me for a long time in silence. Everyone weepy.
Sun's come out. I lie down and listen to sounds of construction. We're all down at Kempton Park Racecourse now. Hot. Picnicky and fun. Last shot for me was at 7.30 p.m. Slate 549. In the carriage. Alan's got Wimbledon on. I didn't even know it was Wimbledon. It's the women's final. I cast aside my sweat-soaked corset in some reliëf while Kate collapses on the grass. She cries. I beg for alcohol.
10.15 p.m. Off home. Finished on Take 5 of Slate 550. A shot of Alan cantering against the sunset. The camera is inside a large gyroscopic white sphere, hung off the end of a small crane attached to a truck. Quite by accident I got a place on the back of the truck and witnessed the final take of the shoot go down, followed by the sun. Then we ate hamburgers and rubbery chips and drank champagne and there was much love around.
People very moved. Lindsay and Laurie cried. I just grinned from ear to ear all evening. All within Elinor's breast was strong, silent satisfaction (it's in the book).

SUNDAY 9 JULY: Real life kicks in. Weird. Fantastic wrap party. Ang gave a Chinese banquet. We sang to him. He spoke to me for some time about the joy of his job. For everyone, it's been uniquely happy. I am in a right old state of gratitude. Now cooking Lindsay's last meal in the UK and drinking beer.
Danced all night, despite back. Hugh Laurie's band played. Laurie Borg cried again. Stayed till the end. Home four-ish.

maandag 5 juli 2021

Hans Warren • 6 juli 1959

Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. Zijn dagboeken zijn in vele delen gepubliceerd als 'Geheim dagboek'.

6 juli. — Vandaag kreeg ik van Heinz Noah, Berlijn, een paar vertalingen van gedichten van me in het Duits. De weergaven zijn buitengewoon goed, maar het slot van 'Ergens achter de jagende wolken' wordt in het Duits een bepaalde richting ingeduwd.
Doch dicht bij de kust van coromandel
ontwaak ik, weet ik je vergaan, verspild,
een dode spinnend aan mijn levensdraad.
werd:
Doch nahe der Küste von Coromandel
erwach ich, weisz ich dich vergangen,
verloren, eine Tote, spinnend an dem Faden meines Lebens.
De dode in dit gedicht is een jongeling, geen vrouw of meisje.
Wordt het gedicht er minder door? Mogelijk niet, maar voor mijn gevoel is het nu wel vervalst: ik zou nooit zo'n gedicht voor een vrouw schrijven.
Het Nederlands verraadt zogezegd niets, maar dat is geen opzet van me geweest. Ik heb me er nooit rekenschap van gegeven dat de meeste Nederlandse lezers zich bij die dode ook wel een vrouw of meisje zullen hebben voorgesteld.
Het is me eens eerder overkomen dat een illustrator bij een niet expliciet homo-erotisch gedicht een vrouwenfiguur tekende, en wel in Columbus, maart 1946. Bij het later door mij verworpen 'Winteravond' tekende Phil Kouwen een jonge vrouw in een zwart gewaad. Ze staat bij de vlammen en kijkt naar een dode spreeuw in haar rechterhand. Het dier heeft de afmetingen van een kraai gekregen.
Het gedicht luidt:
WINTERAVOND

De dagen als een zwevend bed van nachten,
Of ik te moe werd om te leven. Bij het vuur
Ben je gekomen toen het winter was bij ons;
De vogels waren reeds gestorven; aan dit uur

Bracht ik ze in je handen in het warme licht,
Gestrekt en stijf met smeltend ijs tussen hun kleuren;
Doodmoede schaduwen wisselden langs je hol gezicht.
Dit gedicht hoort met onder andere 'Ontmoeting op een winterweg' en 'Het Einde' tot de reeks die ik voor Timothy Yearwood schreef. Zijn 'hol gezicht' getransformeerd te zien tot dat van een tragische Marlene Dietrich gaf een onaangename schok.
Iets dergelijks onderga ik nu bij de Duitse versie van 'Ergens'. De oplossing lijkt eenvoudig, maar is het toch weer niet. Waarom moet je bij vertalen toch altijd inleveren, want verspild is natuurlijk ook niet hetzelfde als verloren.

zondag 4 juli 2021

Emma Thompson • 5 juli 1995

Emma Thompson (1959) is een Britse actrice. In 1995 hield ze een dagboek bij tijdens de opnames van Sense and Sensibility, een film naar het boek van Jane Austen, van regisseur Ang Lee.

WEDNESDAY 5 JULY: Back hurts. Lots to do. Did eleven takes - the family scènes are so much more difficult to capture than the emotional stuff. Primary emotions like anger, fear and sorrow even happiness, are a doddle in comparison with an exchange dialogue that makes Elinor and Marianne, for instance, genuinely appear to be sisters. An ordinariness, a familiarity that is profoundly elusive. No acting, actually, is what it amounts to. Turning round, then we move on to the bedroom scène, which I pray to God we finish. I think I've written all my cards. It's worse than Christmas. After lunch I'm in rags (my hair) and I feel I should do the rest of the day in a Southern American accent. At present confined to quarters producing prop letters with a quill for the close-up writing shots. Good not to be in a corset.
Already 5 p.m. and three shots to go. Difficult to get right — an odd mixture of teasing and serious. I'm concentrating too hard on Kate and her bits and being rather bad in my own. Mick lighting away for my close-up. I keep wandering backwards and forwards shouting, 'Ready!' Drives him mad.
Weather's turned out nice and I'm having a roll-up. Started to smoke it outside but Becca told me my nightie was see-through so I've had to come back in.

THURSDAY 6 JULY: Kate and I inadvertently drank too much so I was up at five. Wrapping bloody presents. Mother birthday. I cut a peculiarly loud rose from front garden and shoved it through her door.
Back better. Feels less fragile. Lindsay in to say that the scène with Gemma was not lit to Mick's liking and we'll have to shoot it again. Ooer. Kate and I in right old state doing 'Dearest Papa' — frightening and too emotional, at least for this old bag. Too much emotion slopping about anyway, never mind playing scènes about dead fathers and dying sisters. Kate was calling up some tears and I whispered, 'This will be over soon and we'll be parted.' We immediately both burst into loud sobs. Having a widdle and a roll-up to recover. Hot in that studio — good grief. Last shot on Oliver Ford-Davies (Dr Harris) to complete deathbed sequence and then moving on to tenements which I'm not in. Phil had a go at preventing my escape. 'Oh, I think you should be there — as writer,' he said, twinkling.
'Fuck off,' I replied, elegantly.
Wrap has begun with the arrival of an amazing eighteenth-century cushion from Mr [Alan] Rickman.

Klaartje de Zwarte-Walvisch • 4 juli 1943 (vervolg)

Klaartje de Zwarte-Walvisch (1911-1943) werd begin 1943 gevangen gezet in kamp Vught. Later werd ze overgebracht naar Westerbork , en ten slotte omgebracht in Sobibor. Van de eerste maanden van haar gevangenschap hield ze een dagboek bij.

4 juli
Aankomst op Westerbork
[wat voorafging] Daar stonden we, half dronken van de slaap en rillerig van de nachtkou. Echt behaaglijk voelde ik me niet en het zou nog wel een poosje duren voordat ik in een bed kon kruipen. Voor het registratiegebouw moesten we uren en uren wachten. Hieraan waren we zo langzamerhand al gewend geraakt, maar telkens wanneer zoiets zich weer opnieuw voordeed, leek het me vermoeiender. Wat een bekende gezichten. Allereerst zag ik een goede bekende die op de administratie werkzaam was. Deze man had ik nodig, want mijn man had herhaaldelijk vanaf de Moerdijk geschreven dat, mocht ik nog eens op Westerbork terecht komen, ik onmiddellijk naar die kennis moest informeren. Het kwam dan ook prachtig uit dat ik hem juist tegenkwam. Hij verwonderde zich erover dat ik zonder mijn man uit Vught gekomen was, maar toen ik hem alles verteld had, begreep hij het beter. Hij beloofde mij voor mij te zullen doen wat binnen zijn bereik lag en hij begon met me een brief te geven voor een dokter. Daar zou ik de volgende dag heen gaan. Dinsdags zou er een transport van Westerbork vertrekken, maar ik kreeg de verzekering dat ik daar niet bij zou zijn. Wat dat betreft was ik dan ook gerustgesteld. Ik kreeg inmiddels weer hevige slikkramp, zo hevig dat ik bijna vier dagen zonder eten en drinken was. En terwijl we voor het administratiegebouw stonden te wachten, voelde ik me wee en duizelig worden en voor de zoveelste keer begon ik aan een boterham. Echter zonder succes. Mijn slokdarm weigerde zich te openen. Ten einde raad gaf ik het maar op. De gehele ochtend zwierven we door het kamp. Werden van de ene tafel naar de andere gestuurd. Ik weet niet hoeveel keer mijn naam die dag is ingeschreven. Op het laatst werd ik het beu. Zo kwam ik eindelijk terecht bij Lippman en Rosenthal, waar ik bijna een flauwte kreeg van de schrik. Toen ik voor de tafel stond, werd mij gevraagd of ik geld bij me had. Nou ik had het wel, alleen toen ik bij Lippman kwam, had ik het niet meer. Een jonge snotneus van een jaar of achttien snauwde: 'Geld'. 'Nee,' antwoordde ik. Toen moest ik in een kamertje komen en daar bevonden zich een Duitse officier en een Hollander, vermoedelijk een NSB-er. Ik droeg aan mijn arm een grote tas en daarin lag bovenop een kleine handtas. Voordat ik er op verdacht was, had de Duitser deze uit mijn grote tas gehaald en begon hem te doorsnuffelen. Hij zei dat ik geld verstopt had, maar ik antwoordde dat ik geen geld had, want ik was reeds drie maanden in Vught geweest. Hij keek me ongelovig aan en rommelde verder. Hij kreeg een notitieboekje in handen, waarin ik wat gedichtjes geschreven had die nu niet direct vleiend waren aan het Duitse adres. Hij bladerde het door, las hier en daar een regel, maar hij zei niets. Ik stond duizend angsten uit, want in mijn grote tas had ik, tussen de voering genaaid, al mijn notities, die ik in Vught geschreven had. Hij grabbelde verder en ik sloot even mijn ogen, om niet verder te willen zien. Bij mezelf maakte ik reeds de opmerking dat ik ze kwijt raakte. En dan de inhoud... Maar het viel mee. Hij duwde mijn bullen weer in mijn handen en zei dat ik gaan kon. Een paar seconden later stond ik buiten de deur en feliciteerde mezelf met de goede afloop. Dat was een benauwd ogenblik voor me geweest. Buiten stonden mijn kennissen, waarmee ik uit Vught gekomen was en allen vlogen op mij af. Zij wisten wat ik in mijn tas geborgen had en stonden in angstige spanning te wachten. Ze waren blij voor mij dat het zo goed afgelopen was.

zaterdag 3 juli 2021

Anneke Hilhorst • 3 juli 1979

Anneke Hilhorst (1948) is fotograaf. In 1979 kregen zij en haar echtgenoot Ed van der Elsken een kind.

Dinsdag 3 juli
De zwaluwen zijn vandaag uitgevlogen en zitten op de leuning van het balkon. Ik zie ze vanuit ons bed. Ze worden steeds gevoerd. Gisteren de eerste aardbei geoogst.
Mijn buik is gezakt. Is dat een teken dat de bevalling dichtbij is? Ik voel me vandaag verschrikkelijk slap en ongelukkig. Ik ben bang voor de haan. Ed is druk met zijn eigen werk. Hij is lief en meelevend, maar toch voel ik me alleen, verlaten en zwak. Misschien ben ik wat overgevoelig door die hormonale veranderingen, zoals wanneer je ongesteld wordt.
Hoe kan ik deze dag wat vrolijker eindigen? Het wordt weer volle maan. Misschien heeft dat een goede invloed op de komst van de baby.

Woensdag 4 juli
Ik voel me een stuk beter. Gisteren, was ik even bij een jonge moeder met een kindje van drie dagen. Het was ontroerend zo'n klein baby'tje te zien. Hij was heel mooi en wat verfrommeld, eigenlijk nog een beetje van een andere wereld; een onbereikbare, onaantastbare, in zichzelf gekeerde groei-eenheid.

donderdag 1 juli 2021

Roel van Duyn • 2 juli 1971

Roel van Duyn (1943) was in 1971 gemeenteradslid in Amsterdam voor de Kabouterpartij, nadat hij eerder al een van de trekkers van de Provo-beweging was. Panies dagboek verscheen eind 1971.

vrijdagavond 2 juli
Laat ik proberen de apokalyptiese mythe over de komst van de Dag der Oordeels op mijn manier te formuleren. Zó, dat het mijn en ons aller waarheid is. De rampen die plaatsvinden en die zich zullen voltrekken zullen ons in paniek brengen.
Deze paniek verwart ons en brengt onze geest tot ontzetting.
Duizend Messiassen staan op en prediken revolutie door paniese aktie.
Onze volledige inzet in de aktie maakt ons open voor alle andere goden om ons heen.
Het geestelijk huwelijk met hen vervult ons met paniese vreugde.
Het geestelijk huwelijk van de duizend Messiassen met onze wereld is het Koninkrijk der Hemelen.
Dan komt de Dag des Oordeels; het is óf de revolutie óf de ondergang.
Na de revolutie is het Koninkrijk der Hemelen het volmaakte kontakt van allen met iedereen op aarde.
Na de dood is het Koninkrijk der Hemelen de gezamenlijke terugreis naar het licht om weer één te worden.
Want wij vechten met twee zwaarden; een aards en een hemels. Nee, we vechten met duizend zwaarden; zoveel goden zoveel zwaarden.