woensdag 28 juli 2021

Matthijs Vermeulen • 29 juli 1945

Matthijs Vermeulen (1888-1967) was een Nederlandse componist en muziekcriticus. Toen zijn vrouw in augustus 1944 in het ziekenhuis werd opgenomen, ging hij haar briefjes schrijven, en hij ging daarmee door nadat ze korte tijd daarop overleden was. Ze laten zich lezen als een dagboek en zijn gepubliceerd als Het enige hart.

29 juli 1945
Vanuit mijn raam zag ik de kat op het bemoste terras spelen met een jonge lijster. Telkens liet zij de vogel opfladderen, wierp zich acrobatisch in de lucht en haalde hem met de klauwen omlaag.
Mijn intellect schouwt toe en mijmert. Waar is de Hemelse Vader? De kat, de leeuw, de tijger, de krokodil, de naja, de haai, de valk, de sperwer, de spin, de arend, de bunzing, de vliegende draken der prehistorie, en duizend andere wreed-bezielden zijn manifestaties van de scheppende geest, dit wil zeggen bewegingen van het goddelijk denken. Ook de haas, het konijn, de struis, de hoender, de hinde, de gazelle, de giraf, de olifant, de duif, het schaap, het lam, de vlinder, en tienduizend andere zacht-voelenden, teder-bedoelenden zijn intonaties, aspiraties, beroeringen, wensuitingen van de scheppende geest. Twee stromingen, twee richtingen. Als in onze geest. De ene negatief, de andere positief. Als de polen der elektriciteit. Hij, de scheppende geest heeft niet gekozen. Hij kon niet kiezen. Hij vermocht niet, evenmin als wij, een positief elektron te verwekken, zonder tegelijkertijd een negatief elektron te verwekken. Zijn laatste schepping, zijn laatste incarnatie was de vrije mens. Twee stromingen, twee richtingen. Aan ons de keuze. Aan ons, die Hij zijn, de taak het positief te scheppen zonder zijn negatief. En ik dacht aan de tweeënzestig miljoen vermoorden en gemartelden. Er is geen kwaad. Er zijn enkel gradaties van goed.
Ik ging naar beneden. Ik leidde de kat af met lokkende woorden. Ik greep de vogel tussen haar tanden. Ik zette hem in mijn hand en sperde zijn vleugels uit. Hij was ongewond en liet mij begaan, mij aankijkend met onbeweeglijke donkere ogen. Ik zocht de kat. Zij was verdwenen tussen de struiken. Ik plaats de vogel op de grond. Hij verroert niet. Er verloopt een minuut. Plotseling zie ik een vlugge, zwarte schaduw tussen mijn benen. Met een ruk welke mij pijn doet in de schouders buig ik mij neer en pak in de nek de kat die achter mij was aangeslopen. Op 't zelfde deel van de honderdste seconde nam de lijster haar vlucht en fladderde weg. De kat gaf een schreeuw. De eerste maal koos ik zinnend, wikkend, van buiten af. De tweede maal, in die honderdste seconde, korter dan de gedachte, koos ik van binnen uit, koos ik met al mijn drift voor Hem, door Hem. Of zijn wil zal geschieden, of zijn rijk ons zal toekomen hangt overal af van ons.
Laat dit mijn klaarheid worden: Er is geen kwaad. Er zijn enkel gradaties van goed, en wij, wij moeten de hoogste verwerkelijken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten