zaterdag 20 juni 2020

Cola Debrot • 22 juni 1956

Cola Debrot (1902-1981) was een Antilliaanse schrijver, arts, diplomaat en staatsman. Van een verblijf in Genève voor een internationaal congres in 1956 hield hij een dagboek bij, onder de titel Dagboekbladen uit Genève.

22.6.1956
- In de Mémoires d'un Touriste, op het ogenblik in een goedkope uitgave bij Calmann-Lévy verkrijgbaar, heeft Stendhal zich aldus omtrent Jean Jacques Rousseau uitgelaten:
[...] Zoals ik altijd in Genève doe, begin ik met naar de Promenade Saint-Antoine te gaan, ter wille van het uitzicht op het meer. Vandaar slenter ik door de stad en, voordat ik mijn post afhaal en mijn zaken begin, richt ik mijn schreden naar het huis, waar Jean Jacques Rousseau in 1712 ter wereld kwam. Het werd onlangs gerestaureerd; het vertoont nu nog het meest gelijkenis met een van die vele gebouwen van zes verdiepingen, waarmede men tegenwoordig bezig is het stedeschoon van Parijs te bederven. Maar ik troost mij maar met de gedachte, dat ik zo vaak in de kleine kamer met de vooruitspringende balken geweest ben, waarin Jean Jacques Rousseau werd geboren. Ik had zelfs het voorrecht daar eens als bewoner een arme horlogemaker aan te treffen, die in het bezit was van de volledige werken van Rousseau in een eenvoudige uitgave, maar hij kon het bewijs leveren, dat hij ze gelezen en begrepen had. Wij spraken een uur lang over het ‘Contrat Social’, het maatschappelijk verdrag, waarvan de voornaamste verdienste, naar het mij voorkomt, in de titel moet worden gezocht. In het algemeen kan men zeggen dat de arbeiders in Genève in staat zijn redeneringen te volgen, die in Frankrijk ver boven het begrip van huns gelijken zouden uitgaan; daartegenover staat, dat zij in het geheel niet zo verrukt zouden zijn van de ‘Gamin de Paris’, noch van de bewonderenswaardige Bouffé, als de jonge arbeiders, die het parterre van het ‘Gymnase’ bezetten.
De vreemdelingen, vooral de deftige, zullen zich voortdurend ergeren over de arbeiders van Genève; zij laten zich niet makkelijk tot overdreven gedienstigheid verleiden.
Ik laat niet na mijn opwachting te maken bij het standbeeld van Rousseau [...].
Terwijl ik zo dit beeld stond te bekijken, bleef een voorbijganger naast mij staan. Ik knoopte een gesprek met hem aan.
‘Mijnheer,’ zo liet hij zich uit, '28 juni heeft men het feest van Jean Jacques gevierd, het was zijn geboortedag. Het was een feest voor de kinderen. Het begon met een optocht van ongeveer tweeduizend jongens en meisjes langs het huis waar hij geboren werd. Daarna trokken zij langs de straten naar beneden tot aan het meer om hier, aan de voet van dit standbeeld, de bloemen neer te leggen die ze in hun knuistjes droegen. U kunt zich voorstellen, mijnheer, dat dit feest volstrekt niet door de overheid op touw werd gezet, maar zij heeft zich er evenmin tegen verzet. Dit jaar heeft ze zelfs drie compagnies van de Nationale Militie opdracht gegeven de eindeloze stoet van tweeduizend kinderen te begeleiden. Het spreekt vanzelf, dat in die stoet geen kinderen te zien waren van ‘de heren daarboven’ (zo worden de leden van de plaatselijke aristocratie genoemd, die in het bovengedeelte van de stad wonen, om en nabij de Promenade de la Treille). Het is het gewone volk, dat de verjaardag herdenkt van de man, op wie ons land zich zo graag beroemt. De aristocratie kan niets voelen voor deze grote persoonlijkheid, maar zij wacht zich er wel voor openlijke vijandschap te tonen. Het volk, dat de gevoelens van de prominenten kent, die ‘lui van boven’, eert Rousseau om vooral toch goed te doen uitkomen dat het deze gevoelens niet deelt!’
Nadat ik afscheid had genomen van de brave man, blijkbaar een opgeklommen arbeider, nam ik een veerboot en heb ik met een potloodstompje zijn woorden opgeschreven, die ik zojuist letterlijk heb weergegeven. Dit verhaal stel ik ver boven de uiteenzettingen, die ik aan de officiële diners te horen heb gekregen.
 
Tot zover Stendhal. Ook de hedendaagse toerist mag niet nalaten het standbeeld van Rousseau op het kleine lieflijke eiland, thans genoemd ‘L'île de Jean Jacques Rousseau’ te bezoeken. Nadere gegevens worden gevonden in de Guide Bleu of in de Nederlandse Gids voor Zwitserland, minder volledig, maar mijns inziens overzichtelijker, samengesteld door A.L.C.A. van Nijnatten, uitgegeven bij Allert de Lange, Amsterdam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten