dinsdag 23 juni 2020

Arthur Rimbaud • 24 juni 1891

• De Franse dichter Arthur Rimbaud (1854-1891) werd na zijn korte literaire leven koopman in Oost-Afrika, een bestaan dat hij haatte maar waar hij desondanks tot zijn dood in volhardde. Hij schreef in die jaren veel brieven, vooral aan zijn familie. Uit: Afrikaanse brieven (vertaald door Per Justesen).

Marseille, 24 juni 1891
Ja, al lang trouwens, al lang zou de dood beter zijn geweest! Wat doet een kreupele man op deze wereld? […] Vandaag heb ik geprobeerd met krukken te lopen, maar ik heb slechts een paar passen kunnen doen. Mijn been is heel hoog afgezet, en ik kan nauwelijks mijn evenwicht bewaren. Ik zal pas gerust zijn wanneer ik een kunstbeen zal kunnen dragen, maar de amputatie veroorzaakt neurale irritaties in het restant van het lichaamsdeel, en het is onmogelijk om een prothese aan te brengen voordat die zenuwpijnen geheel verdwenen zijn, en er zijn geamputeerden bij wie dat vier, zes, acht, twaalf maanden duurt! […] Buiten lopen met krukken, ik zie er het nut niet van in. Je kunt geen trede op of af, het is een vreselijk gedoe. Je loopt de kans te vallen en nog kreupeler te worden. Ik had gedacht dat ik een paar maanden bij jullie kon doorbrengen tot ik de kracht zou hebben om het kunstbeen te verdragen, maar nu zie ik in dat het onmogelijk is. Welnu, ik zal me schikken in mijn lot. Ik zal sterven waar de voorzienigheid me zal doen belanden. Ik hoop terug te kunnen keren naar waar ik gewoond heb, ik heb daar vrienden die ik al tien jaar ken, die medelijden met me zullen hebben, bij hen zal ik werk vinden, ik zal het leven nemen zoals het komt.


• Het been van de Franse dichter Arthur Rimbaud (1854-1891) werd eind mei afgezet nadat er een tumor in aangetroffen was. Hij overleed amper een half jaar later, op 10 november. Bovenstaande brief is gericht aan zijn zus Isabelle.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten