zondag 28 juni 2020

Etty Hillesum • 29 juni 1943

Etty Hillesum (1914–1943), geboren in een Nederlands-joodse familie, kreeg bekendheid door de publicatie van haar dagboek, 38 jaar nadat zij in Auschwitz werd vermoord. De brief hieronder schreef ze kort nadat ze in Westerbork was aangekomen. Uit Het denkend hart van de barak. Brieven van Etty Hillesum.

29 juni 1943 
Vadertje Han, Kathe, Maria, Hans, even een telegramstijlberichtje aan jullie, zomaar in het wilde weg. Vannacht op wacht gestaan om Jaap op te vangen. Hij was er niet bij. Dolgelukkig waren we. In de vroegte weer een groot transport van hier weggegaan. Om 5 uur was ik nog in het ziekenhuis om te kijken of ze vader niet per ongeluk meenamen, er komen vergissingen genoeg voor. Toen naar de grote barak van moeder. Ze lag op haar smalle benauwde soldatenbed en was gelukkig met het bericht over Jaap. Mijn ouders nemen de zaak groots op, ik ben heel trots op ze. Tegen Polen zien ze ook niet meer op - zeggen ze. Ik hoop ze hier te houden, maar niets is hier zeker. Men drijft hier in enkele dagen ver af van z'n oude basis en er varen nieuwe en grote krachten in een mens, ook om een eigen ondergang te kunnen accepteren heeft men innerlijke kracht nodig.
Van Leguit kreeg ik een brief die me zeer gegrepen heeft, hij behoort ook tot de mensen, voor wie men z'n best zou willen doen om erdoor te komen, en hem dan later terug te kunnen zien. Hij sloot van dr. Korff in: 'en toch is God liefde'. Ik onderschrijf dit ten volle en het geldt nu meer dan ooit. Mijnheer Leguit schreef me o.a.: 'Het zou me verbazen als u zoveel lenigheid van geest zoudt hebben om meer dan een half oor over te hebben voor wat achter is gebleven.' Ik heb al m'n oren en al m'n aandacht voor jullie over, ik leef met jullie verder net als vroeger en rust af en toe bij jullie uit van al het overstelpende hier. Voor jullie is het moeilijker het gebeuren hier te verwerken dan voor ons. Ik merk dat in iedere situatie, ook in de moeilijkste, de mens nieuwe organen toegroeien, waardoor hij toch weer verder leven kan. Wat dat betreft is God barmhartig genoeg. En voor de rest: verschillende zelfmoorden vannacht voor het transport, met scheermesjes en zo.
Vanochtend, terwijl ik me samen met een collega stond te wassen, zei ik tegen haar uit het diepst van m'n hart ongeveer het volgende: de gebieden van ziel en geest zijn zo groot en oneindig, dat dat beetje lichamelijk ongemak en lijden er toch eigenlijk niet zoveel toe doet, ik heb niet het gevoel dat ik van m'n vrijheid beroofd ben en in wezen kan toch ook eigenlijk niemand mij kwaad doen. Ja kinderen, zo is het, ik heb zo'n merkwaardig soort van bedroefde tevredenheid over me. Als ik jullie wel eens een wanhopige brief geschreven heb, neem hem dan niet al te zwaar, dat was dan maar zo'n ogenblikje, men kan wel lijden, maar daarom hoeft men nog niet wanhopig te zijn. En nu spring ik weer in de diepte en ga naar het ziekenhuis, met een trommeltje onder m'n arm voor m'n dierbare papa en m'n ambtenarenmap onder m'n andere arm. Ik zal vele lege bedden in het ziekenhuis vinden na dit transport. Houden jullie je taai, beste braven! Hoe is het met de neef Wegerif? En Käthe, ben je braaf? En is mijnheer niet al te zwijgzaam? De moeder van Hannes is niet naar Theresienstadt. Een groet aan Adri van Ilse B. Dag!

Etty

Geen opmerkingen:

Een reactie posten