dinsdag 14 januari 2020

Henrik Ibsen • 15 januari 1874

• Uit een brief van de grote Noorse schrijver Henrik Ibsen (1828-1906) aan Edmund Gosse, een Engelsman die in 1870, tijdens een kort verblijf in Noorwegen, door een boekhandelaar op de gedichten van Ibsen was gewezen. Hij kocht de bundel, leerde zichzelf Noors, werkte zich door de gedichten heen en schreef een recensie, waarin hij ook verwees naar Ibsens toneelwerk. Het artikel verscheen in maart 1872 in The Spectator.
Uit: De zomer beschrijf je het best op een winterdag (vertaald door Suze van der Poll en Rob van der Zalm).

Dresden, 15 januari 1874
Ik ben u bijzonder erkentelijk voor uw positieve recensie van mijn nieuwe toneelstuk. Er is slechts één punt dat ik graag wat nader zou willen toelichten: u stelt dat ik mijn werk beter in verzen had kunnen schrijven en dat het daardoor nog meer aan kracht zou winnen. Hier moet ik u tegenspreken; het stuk is immers zo realistisch mogelijk van opzet. De illusie die ik wilde scheppen, was die van de werkelijkheid. Ik heb de lezer de indruk willen geven dat hetgeen hij las ook werkelijk gebeurd was. Wat mij voor ogen stond, zou door het gebruik van de versvorm alleen maar zijn tegengewerkt. Ik heb er met opzet een groot aantal alledaagse en onbeduidende personages in geschreven, en wanneer ik die allemaal in ritmische verzen met elkaar had laten spreken, zouden de subtiliteiten in hun specifieke karakters verloren zijn gegaan. We leven niet meer in de tijd van Shakespeare. Beeldhouwers discussiëren al over de vraag of ze beelden niet met natuurlijke kleuren moeten beschilderen. Dat heeft uiteraard zijn voors en zijn tegens. De Venus van Milo heeft wat mij betreft geen kleurtje nodig, maar de kop van een neger zie ik toch liever in zwart dan in wit marmer. [...] Mijn nieuwe stuk is geen tragedie in de klassieke zin des woords; wat ik wilde was ménsen beschrijven, en juist daarom kon ik ze niet de ‘taal der goden’ laten spreken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten