donderdag 14 november 2019

Marcel Proust • 15 november 1895

• Uit een brief van Marcel Proust (1871-1922) aan componist en dirigent Reynaldo Hahn, die enige jaren zijn minnaar was. Uit: Brieven 1885-1905 (vertaald door Joyce & Co).

Vrijdag 15 november 1895
Gisteren bij de Daudets gegeten met mijn kleine genstilis [Reynaldo Hahn], M. de Goncourt, Coppée, M.Philipe, M.Vacquès. Met droefheid geconstateerd: 1ste het afgrijselijke materialisme dat zo vreemd is bij 'weldenkende' lieden. Men verklaart het karakter, het genie, uit de fysieke gewoontes of de afkomst. Verschillen tussen Musset, Baudelaire en Verlaine verklaard door de kwaliteit van de soort alcohol die zij dronken, het karakter van deze of gene door zijn ras (antisemitisme). Het meest verbazingwekkend nog bij Daudet, een zuivere, briljante kop zelfs ondanks de duisterheden en de schommelingen van zijn zenuwen, een kleine ster op zee. […] 2de Niemand van hen [...] begrijpt iets van gedichten. Een vergelijking van Daudet tussen Musset en Baudelaire gaat ongeveer net zo op als wanneer je tegen iemand zou zeggen die Madame Straus noch mijn conciërge kent: 'Madame Straus heeft donker haar, donkere ogen, een beetje dikke neus, rode lippen, een behoorlijk mooi figuur' – en over mijn conciërge hetzelfde, en die iemand zou dan zeggen: 'Maar ze lijken op elkaar!' Inderdaad kan een zekere uitgebluste redekunst Musset, vanuit het gezichtspunt van zijn compositie, op één lijn met Baudelaire plaatsen, ofschoon zij ongeveer even veel met elkaar gemeen hebben als Bossuet met Murger. Iemand die nog nooit de zee gezien heeft en aan wie je je indrukken zou vertellen, zou kunnen denken dat zij hetzelfde is als een achtbaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten