• Uit een dolenthousiaste brief van de jonge Friedrich Nietszsche (1844-1900) aan zijn vriend en collega-wetenschapper Erwin Rohde. Opgenomen in
Afgemat als een eendagsvlieg bij avond. Een selectie uit de brieven 1858-1879 (vertaald door Hans Driessen).
Leipzig, 9 november 1868
Toen ik thuiskwam, lag er een aan mij geadresseerd briefje met daarop deze korte notitie: ‘Als je Richard Wagner wilt leren kennen, kom dan om kwart voor 4 in café Théâtre. Windisch.’ Dit nieuwtje bracht me – neem me niet kwalijk! – danig van mijn stuk, zodat ik de gebeurtenissen van zopas helemaal vergat en volkomen van de kook raakte. […] Ik word aan Richard voorgesteld en spreek in het kort mijn waardering voor hem uit: hij wil heel precies weten hoe ik met zijn muziek vertrouwd ben geraakt, scheldt vreselijk op alle uitvoeringen van zijn opera’s, met uitzondering van de beroemde in München en drijft de spot met de dirigenten [...] Voor en na het eten speelde Wagner, en wel alle belangrijke passages uit Die Meistersinger, waarbij hij alle stemmen imiteerde en zeer uitgelaten was. Het is namelijk een wonderbaarlijk levendige en vurige man, die heel snel praat, heel komisch is en een besloten gezelschap als dit heel vrolijk maakt. Ondertussen had ik een lang gesprek met hem over Schopenhauer, en je voelt wel welk een genot het voor me was hem met een onbeschrijflijke warmte over deze te horen praten, wat hij aan hem te danken had, dat hij de enige filosoof was die het wezen van de muziek had begrepen [...] Aan het eind van de avond [...] drukte hij me heel hartelijk de hand en nodigde mij heel vriendelijk uit hem te komen bezoeken om muziek en filosofie te bedrijven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten