• August Strindberg (1849-1912) was een Zweedse schrijver. Zijn autobiografische boek Inferno bevat ook 'Uittreksel uit mijn dagboek over het jaar 1896'.
4 juni. Ik breng een bezoek aan de Deense schilder in de Rue de la Santé. De grote hond is verdwenen, de ingang is vrij. We gaan eten op een terras aan de Boulevard Port-Royal. Mijn vriend heeft het koud en voelt zich niet erg behaaglijk. Omdat hij zijn jas vergeten heeft leg ik de mijne over zijn schouders. Op hetzelfde moment wordt hij rustig; hij schikt zich naar mij en ik heb de overhand. Hij durft niet meer tegen mij in te gaan en we zijn het volledig over alles eens. Hij geeft toe dat Popoffsky een schurk is en dat ik mijn tegenslagen aan hem te danken heb. Plotseling wordt hij zeer nerveus; hij zit te trillen als een medium dat onder hypnotische invloed staat, schuift onrustig op zijn stoel heen en weer, gooit mijn jas af, kan niet meer eten, legt zijn vork neer, staat op, geeft me mijn jas terug en neemt afscheid.
Wat zou dit betekenen? De mantel van Nessus? Had de tegengestelde polariteit van mijn fluïdum, dat zich in de stof van de jas opgezameld had, hem aan mij onderworpen?
Is dit niet waar Ezechiël op duidt in hoofdstuk 13, vers 18: “Zo zegt de Here, Here: wee haar, die toverbanden binden om alle polsen en die sluiers winden om het hoofd van groot en klein, om zielen te vangen… Daarom, zo zegt de Here, Here: zie, ik keer Mij tegen uw toverbanden, waarmee gij de zielen als vogels vangt, Ik zal ze van uw armen rukken, en de zielen vrijlaten, die gij als vogels vangt.”
Ben ik dan misschien een tovenaar geworden zonder het zelf te weten?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten