• Anne Frank (1929-1945) was een Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek (Het achterhuis) dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam.
Zondag, 2 Januari 1944
Lieve Kitty,
Toen ik vanmorgen niets te doen had, bladerde ik eens in mijn dagboek en kwam
meermalen aan brieven, die het onderwerp ‘moeder’ in zo driftige woorden
behandelden, dat ik, er van geschrokken, me afvroeg: ‘Anne, ben jij het die over haat
gesproken heeft? O Anne, hoe kon je dat!’
Ik bleef met de open bladzijde in de hand zitten en dacht er over na hoe het kwam,
dat ik zo boordevol woede en
werkelijk met zoiets als haat vervuld was, dat ik alles aan jou moest toevertrouwen.
Ik heb geprobeerd de Anne van een jaar geleden te begrijpen en te verontschuldigen,
want mijn geweten is niet zuiver, zolang ik je met deze beschuldigingen laat zitten,
zonder je nu achteraf te verklaren hoe ik zo kwam.
Ik lijd en leed aan stemmingen die me (figuurlijk) met mijn hoofd onder water
hielden en de dingen, zoals ze waren, alleen subjectief lieten zien, zonder dat ik
probeerde rustig over de woorden van de tegenpartij na te denken en dan te handelen
in de geest van diegene, die ik in mijn opbruisende temperament beledigd of verdriet
gedaan heb.
Ik heb me in mezelf verstopt, alleen mezelf bekeken en al mijn vreugde, spot en
verdriet ongestoord in mijn dagboek opgepend. Dit dagboek heeft voor mij veel
waarde, omdat het vaak een memoiren boek is geworden, maar op vele bladzijden
zou ik wel ‘voorbij’ kunnen zetten.
Ik was woedend op moeder, ben het soms nog. Zij begreep mij niet, dat is waar,
maar ik begreep haar ook niet. Daar zij wel van mij hield was zij teder, maar daar
zij ook in vele onaangename situaties door mij is gekomen, en dan daardoor en door
vele andere droevige omstandigheden zenuwachtig en geprikkeld was, is het wel te
begrijpen, dat zij mij afsnauwde.
Ik nam dit veel te ernstig op, was beledigd, brutaal en vervelend tegen haar, wat
haar op haar beurt weer verdrietig stemde. Het was dus eigenlijk een heen en weer
van onaangenaamheden en verdrietigheden. Prettig was het voor ons allebei zeker
niet, maar het gaat voorbij.
Dat ik dit niet wilde inzien en veel medelijden met mezelf had is eveneens te
begrijpen. De zinnen die zo heftig zijn, zijn enkel uitingen van boosheid, die ik in
het gewone leven met een paar maal stampvoeten in een kamer achter slot, of schelden
achter moeders rug botgevierd zou hebben.
De periode, dat ik moeder in tranen veroordeel, is voorbij.
Ik ben wijzer geworden en moeders zenuwen zijn wat gekalmeerd. Ik houd meestal
mijn mond als ik me erger en zij doet dat eveneens en daardoor gaat het ogenschijnlijk
veel beter. Want van moeder zó echt houden met de aanhankelijke liefde van een
kind, dat kan ik niet, daarvoor mis ik het gevoel.
Ik sus mijn geweten nu maar met de gedachte, dat scheldwoorden beter op papier
kunnen staan dan dat moeder ze moet meedragen in haar hart.
Je Anne.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten