• Luuk Gruwez (1953) is een Vlaamse schrijver. In Het land van de wangen kijkt hij terug op episodes uit zijn leven. Het hart van het boek vormen de dagboeknotities die hij enige jaren bijhield naar aanleiding van zijn bezoeken aan zijn steeds verder aftakelende grootouders.
Deerlijk, 22 december
1996 Om kwart voor elf heb ik het eten voor Liesje klaar: een Zwitserse schijf die ik in brokjes heb gesneden, wat geplette aardappelen, broccoli. Zij heeft haar gebit niet in, waardoor het eten uiterst moeizaam verloopt. Ik probeer het bovenstuk alsnog in haar mond te passen, maar dat lukt me niet. Dan maar zo, al vergt dat heel wat geduld. Bovendien hamstert zij. Drie kwartier na de maaltijd heeft zij nog altijd bolle wangen. Ik duw mijn wijsvinger in haar mond, haal er een leeggezogen vleesprop uit: dit heeft ooit een varken toebehoord.
Intussen roept Knor vanuit zijn fauteuil: ‘Luuk, ’k weet het weer, dat liedje waarvan da’k u gisteravond sprak.’ Op de melodie van ‘O denneboom’ begint hij te zingen: ‘O winter-time, cold winter-time...’ Hij verhaspelt hier en daar een regel, zegt: ‘Ooit heb ik het beter gekund.’
Na de siësta: ‘Onze-Lieve-Vrouwe, die is niet van Palestina, maar van Turkije. Wist gij dat? En weet gij ook waarom dat zij met dien Jozef getrouwd is? Aja, vrouwen die vol zaten en die niet getrouwd waren, die werden toch gestenigd? Wist gij dat dan niet?’
Liesje, in bed, geeft geen krimp.
‘Ik zie daar geen leven meer in,’ zegt hij.
Ik: ‘Waarin?’
Hij: ‘In uw grootmoeder verdomme.’
Drie keer loeit hij haar naam. Dan pas zegt zij ja.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten