• Begin 2013 werd het eerste Nederlandse lab op Antarctica geopend. NRC-redacteur Lucas Brouwers was erbij en hield een dagboek bij.
Dinsdag 22 januari
Met de poolkennis van mijn vrienden en kennissen blijkt het droevig gesteld. "Pas op voor de ijsberen!", waarschuwden ze me. Steeds legde ik dan uit dat waar ik heenga wel pinguïns, orka’s en zeeluipaarden leven, maar geen ijsberen.
Ik sta te klappertanden op het station. Bizar genoeg zal het op mijn bestemming op Antarctica een paar graden warmer zijn dan in Nederland. Via Chili zal ik naar Rothera afreizen, een Britse basis op het Antarctisch schiereiland, om de opening van het eerste Nederlandse lab op Antarctica bij te wonen. De Nederlanders zullen zeker tot 2015, de gevolgen onderzoeken van de snelle opwarming van het schiereiland voor algen en plankton.
Op Schiphol druppelen de reisgenoten één voor één binnen. Eerst de bestuurders van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), dat mijn reis betaalt. Daarna de Nederlandse vertegenwoordiger binnen het Antarctisch verdrag. De hoge ambtenaar van het ministerie van OCW die het lab gaat openen zal zich later bij het reisgezelschap voegen. Een dag later komen we vermoeid aan in Punta Arenas, een Chileens havenstadje aan het eind van de wereld en toegangspoort tot Antarctica.
Donderdag
Gaan we wel, gaan we niet? Onze piloot bestudeert de meteorologische gegevens op zijn iPad, in een hoekje van de eetzaal.
Even later roept de piloot het reisgezelschap samen. „Good morning. Mijn naam is Alan Meredith, ik ben morgen jullie piloot.” We weten genoeg: vandaag wordt er niet gevlogen. De groep kreunt. Hoog boven het Antarctisch schiereiland woedt een hevige straalstorm, legt Meredith uit, met windsnelheden tot 160 kilometer per uur. Met een volle tank zouden we maar de helft van de overtocht halen.
Dan maar doen alsof. Op een uurtje rijden vanaf Punta Arenas broedt een kolonie van Magellaanpinguïns.
De wind giert om de kleine pinguïns heen. De meeste kuikens liggen plat op hun buik op het kiezelstrand, met hun ogen stevig dicht geknepen, alsof ze hier niet willen zijn. Een maandje nog. Dan zijn ze hun donsveren kwijt en trekken ze naar het noorden.
De wind zwelt aan. Ik trek mijn capuchon nog wat strakker over mijn hoofd. Ik wil hier weg. Zuidwaarts.
Vrijdagochtend
De storm tussen Rothera en Punta Arenas raast nog steeds, pas morgenochtend kunnen we vertrekken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten