zondag 31 augustus 2014

Thomas Mann -- 1 september 1934

Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald in Dagboeken 1918-1939.

Zaterdag 1 september 1934 (Küsnacht] [...] Op de thee dr. Knoche uit München en vrouw. Interessant gesprek over de toestand in Duitsland. Het maakte indruk op mij dat O. Spengler, die stellig niet dom is en contacten heeft met de grootindustrie, de ineenstorting van het regime in loop van deze winter voorzegt. Spengler was enige tijd geleden ad audiendum verbum bij Hitler. Hij was ook bij Mussolini geweest en vergeleek. De Italiaan ontvangt, zegt staande een paar vriendelijke woorden, noodt vervolgens te gaan zitten en zegt: 'Vertelt u eens! U kunt Duits spreken!* (Hij is Triëster.) Hitler laat zijn bezoeker, toch nog altijd een man als Spengler, in het geheel niet aan het woord komen, maar praat zelf een uur lang zonder onderbreking voort. Daarbij heeft men het gevoel te moeten zeggen: 'Het is goed, jongeman, maar ga nu maar even je chef halen!' - Spengler vertelt: Hitler oefent over de zijnen voornamelijk macht uit door zelfmoorddreigementen: Ik maak me van kant!' (Bij voorbeeld naar aanleiding van de wet Op het verenigen van de hhogste functies.) Hij krijst en rolt over de grond. Op 30 juni verkeerde hij in een desolate toestand; om hem zo ver op de been te krijgen dat hij naar Wiessee kon, heeft men (in het Braune Haus) in ruime mate alcohol en andere stimulantia te hulp moeten roepen. Kortom, een zwaar hysterisch wijf, zeer geneigd tot de meest subalterne wraakzucht (zie het geval Dorothy Thompson en moord. [...]


Vertaling: Hans Hom

Carel de Vos van Steenwijk -- 31 augustus 1783

Carel de Vos van Steenwijk (1759-1830) was een Nederlands staatsman. In 1783-1784 maakte hij een reis door Amerika. Het journaal daarvan is uitgegeven onder de titel Een grand tour naar de nieuwe republiek.

Zondag den 31 Aug[us]t[us] [1783]
Was de wind niet voordelig. De lugt was nog rondom met donderbuijen bezet, dog het weder kwam niet nabij en tegen den avond begon het te bedaren. Wij vingen dien dag een visch die men brader noemt. Deze visch is droog en niet zeer fijn van visch. Deze was niet zeer groot, zal ongeveer derdehalf voet lang geweest zijn. Wij zagen gedurig vliegende visschen, die zomtijds wel op 't schip nedervallen. Bij ons waren er tot nog toe geene geweest. De volgende dag

Maandag den 1 September [1783]
was de wind als de vorige dag. 's Morgens zagen wij een haaij swemmen agter ons schip, alwaar de haaijen zig altijd ophouden, daar integendeel de braders altijd bij de voorsteven swommen. Deze haaij wierd met een stuk spek gelokt en aandstonds gevangen. Deze was niet groot, zal ongeveer 4 voeten lang geweest zijn en wierd geschat bij de 200 k[ilo] zwaar te zijn. Men maakt van deze visch zeer goede traan en kan uijt dien hoofde niet zeer smakelijk zijn. Men zegt evenwel dat met limonen, zoals de schilpadden (welke visschen wij ook van tijd tot tijd gezien hebben), men ze eetbaar maken kan. Deze wierd ook door 't scheepsvolk gebruijkt. Her vel van deze visch is donkerbruijn en zeer taaij. Men maakt er scheden van messen van. Het is verder een lelijke visch, heeft oogen prezies midden in het hooft, 't welk hem wel te pas komt als hij eenige buijt wil krijgen, alzo hij dan op zijn rug leggen moet om die te vatten, terwijl hij zijn mond van onderen bij zijn buijk heeft. De mond is zeer wijd en heeft zeer scherpe tanden, bijna als de gedaante van vijlen. Bij deze visch is nog te observeren dat omtrent dezelve altijd eenige kleijne visschjes zwemmen, die mogelijk aan de buijt door hem gemaakt participeeren en die men lootsmannetjes noemt. Deze had er ook twee of drie bij zig. Bij zommige zeelieden word 't zien van deze visch gehouden als een ophanden zijnde storm, welke prognosticatie niet altijd bewaarheijd word.

Ernesto Che Guevara -- 30 augustus 1967

Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek.

30 augustus
De situatie begon echt beangstigend te worden. De macheteros [de mannen die met een kapmes een pad door de begroeiing baanden] vielen geregeld flauw. Miguel en Darío hebben hun eigen urine gedronken en El Chino heeft het ook geprobeerd, met de nare gevolgen van diarree en kramp. Urbano, Benigno en Julio zijn in een kloof afgedaald en hebben water gevonden. Ze waarschuwden dat de muilezels niet naar beneden konden en ik heb besloten bij El Ńato te blijven. Maar Inti kwam nog een keer naar boven met watre. Wij zijn hier met ons drieën gebleven en hebben het vlees van de merrie opgegeten. De radio was beneden, dus we hebben geen nieuws gehoord.
Hoogte 1200 meter.

woensdag 27 augustus 2014

Ronald Hugh Waldron Rose -- 28 augustus 1914

• Ronald Hugh Waldron Rose was militair in het Britse leger dat in 1914 in Frankrijk vocht. Hij hield in die tijd een dagboek bij.

28 Aug
Sleep is broken, however, the ground is soft, some horses draw their pegs and stampede, there is a painful wailing from a poor fellow, who has had his face crushed in, others are injured. Order is restored, and I sleep a little. About 4-30 we get up, to stand to arms. We are to relieve the outposts, and then act as rear guard. All bridges over canal have been blown up, excepting the one we cross to take up our position. We march out over a mile, to a flank, but nothing happens.
We get news that our efforts at Le Cateau have been successful. The French caught some Germans in the flank, it was our trying role to draw them 60 miles South, and then hold them. So we go on our long march rejoicing. No need to blow up the bridge. We tell inhabitants the good news as we pass, After breakfast we march on slowly. A long halt in the middle of the day, unfortunately not near water. I take turns at riding a stray horse, the most sore-footed of the men are lifted on the carts. Several of the officers have stray mounts, which they ride in turn. As the day closes in it gets very stuffy, and we cannot prevent the men from packing up 10 abreast. At last we reach Noyon, 9-30 p.m., but alas! It is another nightmare. The administrative arrangements seem to be of the worst. We wait, and wait. Columns of Artillery, infantry and cavalry, all mixed up in the same road, gradually crowd forward with interminable halts. The wretched man on foot has but a poor chance. Newman who has a wonderful nose for drink disappears for some minutes and then returns with two bottle of wine.
At last we get to our bivouac (Pontoise), and are rejoiced to find tea and soup awaiting us, and best of all, Wood [Hon Lieut George Wood, Quartermaster], who was thought to be killed, has turned up with the bulk of our kits. Last - but not least - we have a mail. Lee very happy.

29 Aug
A day of rest, but as the day goes on we hear continual firing. In Noyon the town is being evacuated, and the bridge at Pont L'Eveque prepared for demolition. Lee and I go in to Noyon but can get nothing. As we pass the station we see a captured German officer, who seemed very calm. Il a encore l'air d'un trognon! ["He looked totally dejected"] He is under an English guard, which is as well for him. As the afternoon progresses, a feeling of strain seems to envelop everyone. What is happening? Why have the guns stopped? Oppressive heat. Our long retreat is having an effect on our nerves. Rumours of all sorts begin to float about. We realise the rottenness of the administrative arrangements. We hear we are to entrench, then about 6-30 p.m. the order comes to move, but only about five miles to go into billets. I am sent on to arrange the billets at L'Aigle. Get there about 9 to find 1,000 odd men are billeted in squalid village of fifty inhabitants. I do what I can, however, the regiment does not turn up. Apparently the roads are hopelessly congested. The A & S H eventually do, but no sign of ours.

dinsdag 26 augustus 2014

William J. Hayman -- 27 augustus 1914

• Uit: Diary of William J Hayman, boy soldier

Foucaucourt-en-Santerre. Wed. 26th Aug.1914.
Up at dawn – the usual breakfast. and we swing out from the Cornfield and move off. The horses are very sore, they have not yet learnt to lean on their collars which rub great raw red patches on their shoulders. They are not used to this kind of work. Their galls are smothered with flies.
My own horse has a red patch under the saddle blanked and I walk a great deal to ease him. Refugees are streaming alongside us again to day and our progress is slow.
Our shoeing Smiths cursing and sweating are busy at each hourly halt and are finding it an impossible task to cope with the loose and missing horse shoes. Many horses are sick – some with strangles – (a large yellow mucus outbreak in the neck.) They are taken to the nearest ditch – they know something is going to happen and won’t stand still – a revolver is pointed at their forehead – a loud bang and a large bloody hole appears - a huge bump as the carcass falls in the ditch – with the hope that it will be buried by someone. If not it will swell to enormous size and become a seething mass of maggots and smell to high heaven! They do not want any horses to fall into German hands. I am feeling hungry.
The weather is changing, and the long straight elm tree lined road to Amiens seems endless (20 miles) from one rise to the next it never varies. We pass through Ville Bretonneux - there are good views over the Countryside. I am humming ‘Marching through Georgia” to keep myself cheerful. It is beginning to rain as we enter the city of Amiens. The advanced British Base. (we had marched 36 KM = 22 miles this day) We cross the city with its beautiful cathedral and turn into the racecourse on the far West side. The place is full of troops. It is early evening and everywhere there is great bustle, and confusion. All the base stores are being put onto South going trains and we have a hard job to get supplies. We need a great deal of hay for the horses. We hear that the Germans are Beyond Bapaume and St-Quentin? and that their Cavalry could be here soon. There are plenty of rumours but everybody is feeling too tired to worry much about them. I am hungry. We have three meals a day – at dawn – at midday and at dusk. It is not enough for me.

Amiens. Thursday 27th Aug.1914.
Up before dawn. The horses are wet through including the saddles. It is still raining but it cannot make us any wetter. Miserable – and we wait for 3 hours – leaving in pouring rain at 8 a.m. On the march all day going South West. We go down into a valley and pass through Poix and arrive at the village of Eplessier at dusk and pull into a large orchard. (we had covered 31 KM = 19 miles)

Eplessier. Fri. 28th Aug.1914.
Up at 3.30 am with sudden orders to move. It is very difficult to see in the dark. We get the horses ready and pull out after much trouble and move off without breakfast – but the weather is improving and we are passing lovely apple orchards and golden cornfields. I am thankful for some apples – but they are not too sweet. At midday we pass down the valley of the River Breie and on into Aumale. It is beautiful Country. We arrive this evening at the village Of Mortemer feeling tired. (29 KM = 18 miles this day) slept in a field.

Mortemer. Sat. 29th. Aug. 1914.
Up at dawn and moved off riding and walking alternately all day. Passed through Neufchatel-en-Bray and La Boissiere till we reach the level crossing where we camp in a field nearby. (31 ½ KM = 20 miles) The cooks prepare our tea in a camp kettle (called a dixie). When the water has boiled, on a wood fire, they put in a tea bag. We then dip our cans into it. No milk. 2 hard biscuits and ½ tin of bully beef Fray Bentos from the Argentine. Water from the water cart (and now with an apple from an orchard of a mangle- wurgle from a field.)

maandag 25 augustus 2014

Georg Heym -- 26 augustus 1907

Georg Heym (1887-1912) was een Duitse schrijver. Dagboekfragmenten van hem zijn te lezen bij Gutenberg.

26.VIII.07. "Um beständig lebhaft zu träumen, bedarf es nichts mehr, als einige seiner Träume niederzuschreiben", sagte ein Weiser. Gut, da es mein Wunsch ist, oft zu träumen, befolge ich den Rat.
eodem die Wir hatten ein unnennbares Verbrechen begangen. Nur ein tiefes Grauen war in uns geblieben, aber die Tat selbst war vergessen und so sehr ich mich quälte, ich konnte mich nicht erinnern. Nun saßen wir in der Folterkammer. Einem Gefährten spannte der Henker den Arm in einen Schraubstock und zerbrach ihn. Er ließ es willenlos geschehen. Der Henker sah furchtbar aus. Er war modern angezogen und hatte einen medizinischen weißen Mantel über seinen schwarzen Beinkleidern. Sein Gesicht war ganz ausdruckslos, fast gutmütig. Und das eben erschien mir so furchtbar. Dann verband er den Willenlosen, der ruhig fortging.
Mir und dem dritten Gefährten sollte ein Auge ausgestochen werden. Ich winkte ihm, er sollte mit mir fliehen, da die Tür auf die Landstraße hinaus offen stand. Aber er achtete nicht darauf. Er setzte sich ruhig nieder.
Der Henker trat vor ihn und bohrte ihm eine vielleicht 4 cm lange kleine Holzrolle, an der vorn ein kleiner scharfer Korkzieher angebracht war, in den Tränensack des linken Auges und drehte den Korkzieher immer tiefer in das Auge. Dann zog er ihn heraus. Nach einer Weile quoll Wasser hervor, das Auge lief aus. Ich entfloh. Als ich die Landstraße entlang eilen wollte, trat der Geblendete in die Tür. Seine Augenhöhle war schwarz. Er wischte sie sich mit dem Taschentuch aus. Mich befiel eine ungeheure bodenlose Traurigkeit und ich entfloh, und wußte nicht, wohin.
Ich erwachte.

zondag 24 augustus 2014

Meriwether Lewis & William Clark -- 25 augustus 1805

Meriwether Lewis (1774-1809) en William Clark (1770-1838) voerden van 1804-1806 een verkenningstocht uit in het zogeheten Louisiana Territory, van de Midwest tot aan de kust van de Grote Oceaan. Ze beschreven hun bevindingen nauwgezet in hun Journals.

[Lewis] Sunday August 25th 1805. [...] Capt. Clark set out early this morning and continued his rout to the indian camp at the entrance of fish Creek; here he halted about an hour; the indians gave himself and party some boiled salmon and burries [WC?: tho' not half Sufficient &c]. these people appeared extreemly hospitable tho' poor and dirty in the extreem. he still pursued the track up the river by which he had decended and in the evening arrived at the bluff on the river where he had encamped on the 21st Inst. it was late in the evening before he reached this place. [4] they formed their camp, and Capt. C. sent them in different directions to hunt and fish. some little time after they halted a party of Indians passed by on their way down the river, consisting of a man a woman and several boys; from these people the guide obtained 2 salmon which together with some small fish they caught and a beaver which Shannon killed furnished them with a plentifull supper. the pine grows pretty abundantly high up on the sides of the mountains on the opposite side of the river. one of the hunters saw a large herd of Elk on the opposite side of the river in the edge of the timbered land.— Winsor was taken very sick today and detained Capt C. very much on his march. three hunters whom he had sent on before him this morning joined him in the evening having killed nothing; they saw only one deer.

[Clark] Sunday August 25th 1805. Set out verry early and halted one hour at the Indian Camp, they were kind gave us all a little boiled Sammon & dried buries to eate, abt. half as much as I could eate, those people are kind with what they have but excessive pore & Durtey.— we proceeded on over the mountains we had before passed to the Bluff we Encamped at on the 21s instant where we arrived late and turned out to hunt & fish, Cought Several Small fish, a party of Squars & one man with Several boys going down to guathe berries below, my guide got two Sammon from this party [(]which made about half a Supper for the party), after Dark Shannon came in with a beaver which the Party suped on Sumptiously— one man verry Sick to day which detained us verry much I had three hunters out all day, they saw one Deer, killed nothing. one of the Party Saw 9 Elk on a Mountain to our right assending, amongst the Pine timber which is thick on that side

John Lanting -- 24 augustus 1982

John Lanting (1930) is een Nederlandse acteur. In 1982 hield hij voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Dinsdag
Alle belastingpapieren in een bruine enveloppe gedaan en bij mijn boekhouder afgegeven. Toen ik het uit handen gaf voelde ik me als herboren. Hij kreeg ook nog een schoenendoos vol bonnetjes van me. Wij Nederlanders hebben nog maar een paar authentieke gewoontes. Eén daarvan is: onze bonnetjes gaan in een schoenendoos naar de belastingconsulent.
Toen ik terug reed (op de fiets, want fietsen doe ik graag) begon het te regenen. En dat was niet goed want ik had geen pet bij me en dan begint mijn haar te krullen. En dat mag niet voor de voorstelling 's avonds. Ik moet nl. lijken op een dubbel die mij soms vervangt op het toneel. Of eigenlijk: hij moet lijken op mij en zijn pruik vertoont geen krulletjes. Dus thuis moest ik mijn haar gaan platföhnen in de vorm van zijn pruik. Het klinkt wat onbegrijpelijk allemaal en daarom zou ik zeggen: kom naar de voorstelling kijken. Het is echt heel amusant; amusanter dan op TV. De slogan waarmee ik altijd de mensen om de oren sla is: hij die niet van klucht houdt, heeft zijn kinderjaren vergeten. En wat ik nu zeg riekt naar propaganda (nou heel even dan) maar het is de waarheid; het zijn juist de advocaten, doktoren, notarissen en andere geestelijk-overbelasten die onze voorstelling bezoeken. Hun motief: 'Een avondje naar deze nonsens kijken, heerlijk heerlijk.'

An Englishwoman -- 23 augustus 1918

• Een anonieme Engelse die in Rusland woonde hield tijdens de eerste jaren van de Russische revolutie een dagboek bij dat is gepubliceerd als From a Russian Diary 1917-1920.

August 23. — Last night the soldiers went to the monastery, where the Abbot lay ill. The monks fearing that their churches were to be robbed, rang the tocsin ; the other churches at once followed suit, and people began to flock to their own parish church as had been arranged. The Red Guards fired and dispersed them ; nobody was killed. When the Bol- sheviks heard the tocsin they put up two red balls on the fire-tower, so that people thought they had made a mistake and that the tocsin rang for fire, and they all started going home. Afterwards the Abbot was arrested and taken to the W Hospital. [This hospital was used as a prison.] Nearly all burguee houses were searched ; it seems we came off well ; some people had drunken soldiers in their houses. The Soviet was guarded by machine-guns. Seventy soldiers searched the convent after having broken open the gate ; they ate all the bread prepared for church use. Many motor-lorries hurried down the High Street to the Soviet ; people were not allowed to pass the convent.
    Tatiana Nicolaevna had to spend the night on the other side. Many merchants were arrested.
    To-day many say that the Abbot has been shot ; probably not true ; of course the W Hospital has a bad name; that, in fact, may be the origin of the rumours.
    Some say that all those written down in the Brother- hood [a religious society] are to be arrested. If so, the Baroness will be one of the first. I do not believe it. An awkward letter of Maria Petrovna's was taken last night ; perhaps they won't understand it. The Baroness is very much upset, though quite calm. Nadia's influenza quite passed with last night's excitement. The town is under martial law again — or rather, it was under that before, now it is what they call Siege Law. Nobody allowed out after 7 p.m. [old sun-time]. All men between 18 and 45 are being mobilised. We half expect another search to-night. Shall have my dressing-gown handy. The electric Hght in our half of the house is spoilt. No tickets to Moscow are being issued. Some say there is trouble there; most probable.
    People say that Michael Michaelovitch is thought to be among those arrested last night ; all along he has refused to hide.
    Vera Vassiliovna came just now and told us how the inventory of her belongings was drawn up. If it were not all so sad it would be screamingly funny. One of her grand pianos was written down as a " grand," the other as a " harmonium." She is still uncertain whether she may live here ; she goes to inquire to-morrow. We hope she may. She is very much upset about her youngest nephew ; he is already eighteen.
    In town they say there was an attempted contra- revolution in Moscow.
    Vera Vassihovna told us an almost unbeHevable tale ; but we are in Russia, and it may be true. The peasants hate the deputies. One village sent many versts away to a deputy, who was something like a coroner, to say that a female had committed suicide. He came; the female turned out to be a mouse which had allowed itself to be caught in a trap.

donderdag 21 augustus 2014

Cor Inja -- 22 augustus 1925

Cor Inja (1903-1989) weigerde dienst op principiële gronden, en moest daarvoor de gevangenis in. Tijdens zijn opsluiting hield hij een dagboek bij, dat is gepubliceerd als Geen cel ketent deze dromen.

donderdag 20 aug. 1925
De rust daalt over de gevangenis. Alles wordt stil. De lucht is bewolkt, 't is of we de hemel kunnen grijpen. Er is veel beroering onder ons gevangenen. Er is bericht van het college van Regenten gekomen, dat aan de wanden in onze cel voortaan niets dan stads- of landschapsgezichten mochten hangen. Indien dit zo is, moeten de spreuken in mijn cel van de wand, en ook de Christuskop.
Inderdaad geven deze heren weer eens blijk hoe opvoedend zij zijn in hun gedachten, waar ze mee te koop lopen. Wat voor kwaad schuilt er in een ansicht met bloem? Er zullen misschien ook wel tekeningen bij sommige gevangenen zijn, die de heren niet zo leuk vinden. Wij wachten maar af. Voorlopig laat ik alles hangen.

22 aug. 1925
Gister niet geschreven. Ik had gevraagd wat nu wel en niet mocht blijven hangen. De bewaarder wist het niet precies. Ik zou het wel horen.
Ik ga dus uit mijn cel naar mijn werk, maar toen ik in de middag terug kwam, was vrijwel alles van mijn wand afgehaald, tot het portret van mijn moeder toe. Ja, die is van het vrouwelijk geslacht, wel erg hoor.
Ik was wild en haalde wat men nog had laten hangen ook weg. Nu zit ik dus in een kale cel. Gezellig hoor. Ik wist niet dat ik zo kwaad kon worden.
'Mens erger je niet' moest ik eigenlijk neerhangen. Ik kookte van binnen. Tenslotte greep ik naar de Protestantenbundel en ben aan 't zingen gegaan en 't gaf echt een beetje, al kwam de bewaarder vragen, of het niet wat minder kon. Langzamerhand werd ik 's avonds weer kalmer.
Vanmorgen vroeg ik de Directeur te spreken. Hij kwam: ik liet hem al de platen zien, die eraf gehaald waren, en het portret van mijn moeder. Hij zeide het was een ministerieel besluit. Ik vroeg hem om een definitie van een landschap te geven. Daar waagde hij zich niet aan.
Vanmiddag heb ik het portret van moeder en een heel stel platen die n.m.i. landschappen moesten voorstellen, weer opgehangen. Ook de tekening van Jezus' hoofd met een doornenkroon hing ik op.
Vandaag een brief van moeder en Henk. Er schijnt iets niet goed gevallen te zijn. Mijn brief schijnt heel kort en vreemd te zijn geweest. Dat is beslist niet mijn bedoeling geweest. Maar ze hebben gelijk door me zo'n brandbrief te schrijven. Henk heeft nu raak geloot en zal dus wel een beroep gaan doen op de wet.
Er waren allemaal gewone nieuwtjes bij. Mijn buurmeisje Griet Spits heeft een oogontsteking, dat kan maanden duren. Mijn nicht is geslaagd voor haar examen.
De brief eindigde met: 'Dag Cor, dag jongen. Houd je maar goed hoor en niet meer zo mopperig, want dat was je zeker.'
Ik begrijp het niet, als ik nu gister een vervelende brief had geschreven, 't Was geloof ik over het 2 x bezoek op één dag dat ik wat heb geschreven.
Henk schreef over de loting. Een moeder die voor haar zoon een lot trok, had het hoogste nummer, 203. Henk trok 14. Hij had de hele loting mee willen maken; zodra hij had getrokken dacht [hij] daar niet meer aan en ging, wel omdat hij de pee in had, dat hij raak had geloot. Hij had gehoopt vrij te loten. Hij weet echter dat het erbij hoort en schrijft: 'Want nietwaar, alles wat geschiedt, hier en overal, gaat niet buiten Hem om.'
Henk doet alles wel met zijn hart. Het leven is strijd en nog eens strijd. Hij haalt de Ambrosiaanse lofzang aan, die ondergaat hij door en door en hij zegt: 'Onafgebroken komen zijn liefde-trillingen, zijn roepstem, zijn liefde tot ons, als wij maar naar Hem willen luisteren. En dan Cor, geef ik me weer aan Hem over en hoop dat steeds te doen en ik eindig met wat in m'n belijdenis stond:
Neem Heer mijn beide handen
En leidt Uw kind
Tot ik aan d' Eeuwige stranden
De Ruste vind.
Tot zover Henk. Fijn Henk, ik dank je. Zelf ben ik wel rustig op 't ogenblik en jij Henk, sterkte nu je de keuze moet doen. Henk vroeg ook reeds of ik wat vriendelijker wilde schrijven, 't Moet wel bar zijn geweest.
Ik hoor op 't ogenblik hoorngeschal, dat zijn denk ik padvinders die in de buurt kamperen en dan denk ik hoe ik eens in Schoorl kampeerde, ook met de padvinders, enkele dagen; ook daar was het een ontwaken van alles wat in je was. Ik wist iets van de verre weilanden af. Toen maakte ik kennis met de duinen, met bossen. Ik herinner me nog het prachtige plekje bij de Oorsprong (een riviertje), waar we kampeerden. De flessen met melk moesten we in de beek leggen om de melk koel te houden.
Ik geloof dat ik daar voor 't eerst bewust kennis maakte met de stilte, toen de nacht was gekomen en ik op wacht moest staan. Het was, achteraf bekeken, wel een militaire troep. Maar de stilte leerde ik beminnen. Boven een schitterende sterrenhemel. De krekels die sjirpten.
Het sporen zoeken in de duinen, van de konijnen, en soms, welke vogel zou er geweest zijn? De tocht door het duin, zo maar dwars door alles heen naar zee, en over Camperduin terug. En dan een tocht naar een meertje midden in het duin bij Schoorl. In [een] kwartier kon je er zijn. We deden er 2 uur over en we zwommen in het meertje, waar we bruin geworden [zijn] van het veenwater, en [we] moesten naar zee om ons schoon te spoelen. Veel deden we in die 4 dagen af, want we waren ook in Bergen, de voorlaatste dag, en het onweerde en regende toen we naar het kamp gingen. Achter elkaar liepen we, ja toch, het zijn goede herinneringen aan m'n jongenstijd, doorgebracht in de Padvinderij, om een jaar later, na een langer kamp, eruit te stappen. Toch, door dit jeugdleven is alles tot ontplooiing gekomen.
Nu is dat voorbij. Ander werk wacht.

Clara Cornelia van Eijck -- 21 augustus 1790

• De Utrechtse Clara Cornelia van Eijck (1752-1810) hield tijdens haar ballingschap in Gent een dagboek bij.

21 aug.
Nietz bijzonders ontmoetede wij, nog zagen niemand. Ik hield in voorraad postdag, diverteerde mij in stilte, en met het opsteeken der kaarssen gingen wij weer kruisjassen, dat ons doorgaans wel amuseert.

22 aug.
De heeren Schlicher en De Gheus kwamen met ons dineeren. De eerste was uit Rijssel gekoomen, was voornemens naar Brussel te gaan, maar wierd daarvan gedetourneerd door geruchten dat het aldaar niet zeer veilig was. 2 Juffrouwen Brugman van de Meulesteeg dineerden meede.
Na den eeten wandelende met De Gheus, bespeurde ik duidelijk dat hij het pattriottisme voor verlooren hield. Het is een braave jonge, welke zeer veel vertrouwen in ons steld. Wij spraaken er vrij rondborstig over en moesten bekennen wij meer doorzigt in de zaaken gehad hebben dan hij. Wij beklaagden hem. Wij bragten het gezelschap tot aan de Lange Brug. Onze heeren vergezelden hun tot aan de Meulensteeg. Ik ging met mijne vrindin en haare kinder bij eene juffrouw Casteele, alwaar wij op waafelen verzogt waaren. Wij wagten daar onze vrienden terug. Ik beballaste mijne maag met eene wafel welke zoo lugt was dat dezelve meteen voor mijn soupé verstrekte. Wij kwamen alle verzadigt te huis en retireerden ons heel vroeg na onze kamer.

23 aug.
Jonckheer heel vroeg na Philippine gewandelt zijnde, bleeven wij maar met ons driën buiten en bragten onze tijd rustig door. De dag was voorbij eer wij het wisten.

24 aug.
Om 9 uuren vertrok mijn vriend naar de stad. Om 10 uuren arriveerde Lit de Jeude, tegenswoordig in Fransche dienst, voorheen een Utrechts fadzoenlijk ingezetene en dus mede een vlugteling. Dit verwekte nieuwe discoursen.
Tegen den avond gingen de heeren wandelen. Wij meenden dit meede te doen, maar de scherpe wind deed mij terugkeeren. Mijn vriend kwam terug zonder iets merkwaardigs gehoord te hebben.

dinsdag 19 augustus 2014

Samuel Sewall -- 19 augustus 1724

Samuel Sewall (1652-1730) was een Amerikaanse koopman, rechter en essayist. Zijn dagboek is hier te lezen.

1724 August 19th. Mrs Ruggles sends her daughter to acquaint us, that our son John had a flux and vomited. As we went to Boston, we called to see him, he being considerable ill. As we goe by Dr Tompson's we asked for him and he was not at home. Call as we came back and take the Dr. with us. The Dr. did not perceive any danger, but we thought he was better, and so left him and went home.

August 19th, being a very stormy, rainy morning, it having rained abundance in the night and continuing stormy with a great deal of rain, JMrs. Ruggles' son came to acquaint us, early in the morning, that the child had been very bad all night. Matthew carried my wife forthwith in the calash, and by the time she could gett into the house he fetched his last breath and died. Mrs. Woods laid him out, who watched with him the night before.

20th, Mr. Craft and Matthew put him in his coffin, and in the evening Matthew carried it in my calash to Boston.

August 21st, went with wife and Henry to the funeral. Four young gentlemen carried him to the tomb with napkins, viz Mr Addington Davenport, junior, Mr. Ebenezer Pemberton, Mr Edmund Quincey, and Mr Samuel Mather, son of Dr. C. Mather. Gave them rings and gloves. Gave Mrs. Allen, Mrs. Rugles son and daughter, and Matthew, a pair of gloves. A large funeral for a child. Put his coffin upon my sister Hannah's in grandfather Hull's tomb, whose name he bore. I asked brother Cooper to goe to prayer after the funeral. Son John had severall convulsive fitts, and, as I am informed, died in one.

zondag 17 augustus 2014

Frida Vogels -- 18 augustus 1964

Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.

18 aug. - Gisteren weer sterren gekeken. Michelle kijkt naar de planeten met gedachten aan hun invloeden op het mensenlot.Ik denk eraan dat ik met vioolspelen ben opgehouden toen ik naar Parijs ging, en met fluitspelen toen ik met E. trouwde. Muziekmaken is een blootgeven van gevoeligheid, zij het ook in meerdere of mindere mate verhuld. Een fluit is veiliger dan een viool. Op de viool heb ik nooit kunnen vibreren. Met fluiten ben ik definitief gestopt toen E. besloot clavecimbel te leren spelen.

Een arbeider bij oom Virgilio op de fabriek placht als hij 's avonds naar huis ging de machines die hem werk en dus brood gaven te groeten.

zaterdag 16 augustus 2014

Anaïs Nin -- 16 augustus 1945

Anaïs Nin (1903-1977) was een Franse schrijfster, die vooral bekend is vanwege haar dagboeken.

[August, 1945]
A fabulous week in our history, a new world beginning, the end of the war! Tremendous changes. So much rejoicing. Clamors and celebrations.
Yet we all know war is the cancerous disease of power. I think it was Cocteau who said: "I am not interested in history. I am interested in civilization." History and politics are merely the record of power-evil. We celebrate peace. Yet we pay no attention to the ways of curing aggression in human beings. And when one sees in psychoanalysis hostility disappearing as people conquer their fears, one wonders if the cure is not there. We do not pay attention, because we only pay attention to headlines and the press.
-----------
Edmund Wilson is back from Europe. He is separated from Mary McCarthy. He seems lonely. He portrays himself as a man who has suffered because he loves clever women and "clever women are impossibly neurotic."
As I sat waiting for him at Longchamps, the most banal of all restaurants, I felt that the orange walls were as beautiful as fruit, and the noises and the lights of the summer gay and wonderful.
David I am safe from, from his death-dealing rays. Those who cannot live fully often become destroyers of life.
Neurosis is a kind of death by absence. One bitter man can infect the whole community. Thoese who suffer from inner disturbances are contagious.

vrijdag 15 augustus 2014

Andy Warhol -- 15 augustus 1984

Andy Warhol (1928-1987) was een Amerikaanse kunstenaar. Hij hield een dagboek bij van 1976-1987.

Wednesday, August 15, 1984
I'm still looking for ideas. This fall it'll be a whole new look, new people. Because five years into the decade is when it really becomes a decade. The eighties. They'll be looking over all the people and picking the ones trom the last five years that'11 survive as the eighties people. It's when the people from the first five years will either become part of the future or part of the past.
Worked till 4:30. Cab to the crystal doctor and this time it was a real experience. This session was like an exorcism. He had me lie down on his table and close my eyes, and then he asked me, "Do you know where you are?" and I kept saying, "Well what do you mean?" and he kept saying, "Do you know where you are?" And I kept saying, "What do you mean?" and finally I said I was lying on his table and he said, "Oh, I thought you might not know because your eyes were closed." And he would touch me here and there and when I wouldn't have any reaction he said that I wasn't in touch with my pain. But it didn't hurt is the thing. But he said it was because I wasn't sensitive to the pain yet and that I would have to become sensitive to it. And he took my crystal and asked it, "How long? One minute? Two minutes? One hour? One day?" And at four days the crystal told him yes, so that's how long it's going to take for this crystal to be programmed. I said that I could go and get another one that'll be ready sooner. He said no. So I'm going to wait four days and then I have to have it with me always and not more than ten feet away when I'm asleep. I really do believe that all this hokum-pokum helps, though. It's positive thinking. And it's why people wear gold and jewels. It does have something. And if you wear pearls around a stone it does do something for you. He said I had some negative powers in me and I asked him how long I would have to come to him and he didn't teil me. It's so abstract. But you do feel better when you get out. And the funniest thing was I picked up some chiropractor magazine and Jack Nicholson, our Interview cover boy, was on the cover of that, too. Standing with this chiropractor to the stars.
I had a fight with Fred. His attitude is so — it's like he's a magazine-editor-on-the-phone. And I don't know if he's on the ball or not. I know he's doing his best, but...

dinsdag 12 augustus 2014

Marga Klompé -- 12 augustus 1948

Marga Klompé (1912-1986) was een Nederlandse politica, en in 1956 de eerste vrouwelijke minister van Nederland. Na haar aantreden als kamerlid in 1948 hield ze een jaar lang een dagboek bij, dat is verschenen onder de titel In liefde en rechtvaardigheid.

Donderdag 12 augustus
Beëdiging in de Tweede Kamer. Dit moment zal mij bij blijven. Hoop dat God mij de kracht geeft; om mijzelf te blijven en in deze sfeer iets uit te dragen van de Liefde en de Rechtvaardigheid. Eerste kennismaking met de fractievergadering. Povertjes. Aardig ingelicht door Romme. Discussie op "detail" peil. Gelogeerd bij Jeanette Geldens. Diner met Maan Sassen [...]. 's Avonds thee gedronken bij François.

Vrijdag 13 augustus
Moeder jarig, 's Morgens fractievergadering en de hele dag Kamerzitting, 's Avonds Toon aan tafel in Arnhem en veel verhalen. De bloemen stromen binnen.

Zaterdag 14 augustus
Cunie van Voorst toegesproken. Kind heeft het moeilijk. Als zij toch maar eens haar kop wilde buigen.
's Middags gewerkt met Meta.
's Avonds Beaufort aan tafel en logeren.

Zondag 15 augustus
's Morgens vroeg mis met Beaufort, daarna naar Utrecht huldiging kardinaal. Teruggereden met Van de Velden. Borrel thuis voor verjaardag.

Maandag 16 augustus
's Morgens Nijmegen bespreking M. Gregoria. Misschien eindexamenklas nog aanhouden. Miep Veltman, nu die eens even gehad. Doorgestuurd naar Jo Hoefnagels. Zal het lukken? 's Avonds bij Toon. Wat een goed gesprek was dat. Een goede verjaardag geweest.

Dinsdag 17 augustus.
Kamerzitting tot 12 uur. 's Avonds 1.
Geslapen bij Jeanette.
Donau conferentie mislukt voor Westelijke Democratieën. Russisch voorstel aangenomen.

zaterdag 9 augustus 2014

David Beck -- 10 augustus 1624

David Beck (1594-1634)was een Haagse schoolmeester. Zijn dagboek over het jaar 1924 is gepubliceerd als Spiegel van mijn leven.

[10 augustus]
Den 10. weder als boven ["uijtter-maten heet ende zoel"]. Schreef aen den Middag 2 ABC dichten, ende voor ende naer noch aen mijne Poesyen. dede oock anders niets zonderlings. Speelde des Avonts voor den eeten in mijn Contoor ende op de Schoole wel 1 uijr lanck op de Violons, ende naer den eeten dede ick een wandelinge of 2 int voorhout ende daeromtrent op ende neder, quam ten 10 uijren thuijs ende ging vroeg slapen, wert an den middag aen-gesproken van Breckerf[elt] des naermiddags ten 6 uijren van Mr. Guillam den Voorleser van Delft, ende des avonts ter loop van Jacomijntgen.

[11 augustus]
Den 11. Noch al droog ende honts-daegs weder, met geduerigen Sonneschijn ende stercken wint uijt den oosten, dies het droog-stof zoo regenende dat men de straten qual[ijck] gebruijeken konde. Ick was voormiddags inde groote kerck ter Predicatie, die Roseus dede uijt Luc. 3 Cap 4 Veers; de predicatie uijt zijnde zag ick B. hendrick achter my staen die ten 8 1/2 uijre van delft gecomen ende mij gevolgt was aldaer inde kerck.
daer wij te zamen noch 1/2 uijr onder het Orgel-spel (van den Constigen Organist ende Musicant den blinden Mr. Pieter Alewijns) wandelden; deden van daer commende een wandelinge door Jan hendricksstraetgen, de laen in, door het gort steegken, het buijtenhof ende de kneuterdijck over, het Voorhout op ende neder, ende zoo weder naer huijs, etende wat met malkanderen, ende naer den eten ging B. hendrick naer Breckerf[elt] ende ick weder in de groote kerck ter Predicatie die Bayerus dede op de Catechismus vrage 37.38.39. thuijs-commende begon op mijn Contoor te lesen in den francen Bijbel, doch wert gestoort door B. hendrick die thuijs quam, met wien ick een wandelinge dede het Noorteijnde uyt, het Cloosterpaetien in, het Voorhout af, de hooge nieuwstraet op, over het buijtenhof, aensprekende tot R. moeders huijs, doch niemant thuijs-vindende, geleijde ick hem an de schuijte, nam mijnen Affscheyt van hem, kuijerde weder naer huijs, daer ick van B. Steven verwacht wert, met wien ick een wandelinge dede doort Voorhout, aensprekende tot Ooms, doch hem noch Moeijtgen niet binnen vindende, kuijerden wij den denneweg in, de Noorder-wandeling op, het Clooster-paetien in, hij naer huijs, ende ick naer Mr. Beerent mijnen kleermaker, hem besoeckende in zijnen weduwelycken staet, ging van daer en keerke om ende zoo naar R. moeder, die met mij wandelde om een Bootscap tot Oom ende moeijtgen van Palesteijn, daer wij wat rusteden, prateden, een Annijs-waterken opnamen, ende ging ten 9 uijre tot R. moeder eeten: naer den eten dede ick noch eenen keer ** of ettelijck over ende weder, quam ten 10 1/2 uijre thuijs ende ging dadelijck te bedde.

woensdag 6 augustus 2014

Grete Lainer (?) -- 7 augustus 19??

• Het onderstaande fragment is afkomstig uit het anonieme A Young Girl's Diary, dat in 1919 (met een voorwoord van Sigmund Freud) werd uitgegeven. Het dagboek wordt wel toegeschreven aan ene Grete Lainer.

August 7th. There has been such a fearful row about Dora. Oswald told Father that she flirted so at the tennis court and he could not stand it. Father was in a towering rage and now we mayn't play tennis any more. What upset her more than anything was that Father said in front of me: This little chit of 14 is already encouraging people to make love to her. Her eyes were quite red and swollen and she couldn't eat anything at supper because she had such a headache!! We know all about her headaches. But I really can't see why I shouldn't go and play tennis.

August 8th. Oswald says that it wasn't the student's fault at all but only Dora's. I can quite believe that when I think of that time on the Southern Railway. Still, they won't let me play tennis any more, though I begged and begged Mother to ask Father to let me. She said it would do no good for Father was very angry and I mustn't spend whole days with the Warths any more. Whole days! I should like to know when I was a whole day there. When I went there naturally I had to stay to dinner at least. What have I got to do with Dora's love affairs? It's really too absurd. But grown-ups are always like that. When one person has done anything the others have to pay for it too.

August 9th. Thank goodness, I can play tennis once more; I begged and begged until Father let me go. Dora declares that nothing will induce her to ask! That's the old story of the fox and the grapes. She has been playing the invalid lately, won't bathe, and stays at home when she can instead of going for walks. I should like to know what's the matter with her. What I can't make out is why Father lets her do it. As for Mother, she always spoils Dora; Dora is Mother's favourite, especially when Oswald is not on hand. I can understand her making a favourite of Oswald, but not of Dora. Father always says that parents have no favourites, but treat all their children alike. That's true enough as far as Father is concerned, although Dora declares that Father makes a favourite of me; but that's only her fancy. At Christmas and other times we always get the same sort of presents, and that's the real test. Rosa Plank always gets at least three times as much as the rest of the family, that's what it is to be a favourite.

dinsdag 5 augustus 2014

Nina d’Aubigny von Engelbrunner -- 6 augustus 1790

Nina d’Aubigny (1770–1847) was een Duitse zangeres en schrijfster van een dagboek over haar verblijf in Nederland.

Vrijdag, 6 augustus
Een rijtuig bracht ons naar 'Le parlement d'Angleterre' en nog naar een andere herberg zonder dat we onderdak konden krijgen, omdat alles vol was met buitenlanders die gekomen zijn voor de verjaardag van de prinses [Wihelmina Frederika van Pruisen, gemalin van Willem V]. Omdat er onweer dreigde maakten we haastig toilet en gingen naar Scheveningen. De weg leidt van Den Haag door de duinen naar zee. Ofschoon die weg beplant is met bosjes, bestaat ze uit rul, door de zee opgeworpen zand. Vader wilde ons plagen en zei toen we een heuvel beklommen - vanwaar we de hele noordelijke zijde konden overzien - dat we er nog een kwartier vandaan waren. Dat deed Mama de moed verliezen; ze voelde geen kracht meer om nog een kwartier tot de kuiten in het zand voort te ploeteren. En het vergalde bijna ons plezier in een voor ons zo nieuw schouwspel. Dat schouwspel is inderdaad schitterend, en - vooral wanneer, zoals vandaag, de golven van de zee de schepen op en neer doen deinen - het is gemakkelijk te begrijpen hoe dichters het beeld van de zee en van die geheimzinnige golven voor zich zien. Ik zou haast hebben gewenst dat, mocht op enig plekje ter wereld een schip móeten vergaan, zo iets zou gebeuren op het ogenblik dat wij ons aan de kust van de Noordzee bevonden. Met een dergelijke zuidwesten wind kun je vanuit Engeland in minder dan zes uur hier komen. Grote schepen komen nooit naar Scheveningen, die moeten bij Texel aanleggen. We kwamen gemakkelijk vooruit want het was eb, we zochten zelfs schelpen. Er is een herberg vlakbij zee waar we een goede kop koffie dronken. Een man had een zeekat gevangen, een soort zeemonster dat er zeer onsmakelijk uitziet, maar toch eetbaar is. Een aantal personen droeg manden aan, gevuld met garnalen, kleine zeekreeftjes die zich voeden met mensenvlees en kadavers, maar die, indien goed toebereid, heerlijk zijn om te eten. Toen we terugkeerden kwamen we een groot aantal karren tegen die door twee honden werden getrokken. De koetsier loopt er met de teugels in de hand naast. Op vlakke wegen nemen honden de plaats van paarden in, maar ze zijn niet sterk genoeg om een berg te beklimmen, of om de kar tegen te houden bij het afdalen. Ik schreef aan mijn lieve Mietje en om 6 uur aten we heel goed in de herberg genaamd de Grote Keizers Hof. Mama wilde dat we om 8 uur naar bed gingen, en toen de heer Scholten kwam moesten zij hun thee alleen drinken omdat wij naar bed gingen.

zondag 3 augustus 2014

Trui Thöne -- 4 augustus 1914

• De Nederlandse Trui Thöne (1893-1980) was tijdens WO I een "jonge vrouw uit een gegoede familie" en hield gedurende de oorlog een dagboek bij.

Dinsdag, 4 Augustus 1914
Om 11.40 kwam eindelijk een trein voor ons. We kregen gelukkig eindelijk vrij goede plaatsen, de trein zat natuurlijk vol soldaten. Bij ons een officier, die zeer gefêteerd werd door drie oude dames die er ’t laatste moment in geheschen werden. We kwamen nu door de Duitsche fabrieksstreek en geen enkele pijp rookte, en er werkte niemand op ’t land. ’t Was een echt sinister gezicht.
Bij ieder stationnetje stonden massa’s kinders, die vrij hadden om dat de meersters opgeroepen waren. We zagen telkens groens versierde treinen voorbij komen. Bij Biblis werden in de coupé naast ons twee verdachten gearresteerd, een man en een vrouw, stumpers, een groote kerel stond tegen ze te schreeuwen: ‘Ich bin Deutscher’ van alle kant bemoeiden de officieren zich er mee en ’t was zoo’n span van niets, als die al gevaarlijk waren! De trein ging voort, wij zagen gelukkig den afloop niet. In Dornberg moesten we weer eens aussteigen.
We zagen weer zoo’n heele versierden trein vertrekken; de soldaten hadden er opgeschreven: Berlin - Paris en Eilgüt für Frankreich! En alom dan weer troepen, juichende kinders. Er kwam een trein voor en we stapten in, nauwelijks vijf minuten later aan het eerstvolgende station moest alles alweer aussteigen. We reisden met een juffrouw die een kooi parkietjes had meegebracht. Nu stonden we in Bischofsheim, waar weer een onmenschelijke drukte was. Na tijden wachten kwam er een goederen trein, voor het eerst kregen we geen plaats, maar dat was niets, riep iemand ons toe: ‘Es kommen gleich Wagen nach’. Die kwamen dan ook, maar ’t waren beestenwagens, de menschen kropen bij de paarden in met parkietjes en al. In die vreeselijke drukte reisde één mijnheer met een enorme contrabas en een stokoude moeder, een ongelukkige was er bij op twee krukken.
Hoe altijd die menschen weer meekwamen was ons een raadsel. Er waren veel Hollanders in den trein. Heelemaal achteraan was een conducteurs wagen met een glazen kast bovenop den trein, daar renden wij heen. Vader eerst er in, toen Thade met stok en parapluie, toen de koffers en toen ik, maar de opstap was zoo hoog, dat ik eenige seconden tussen hemel en aarde hangen bleef en toen eindelijk met inspanning van al mijn krachten er in kon kruipen. Wij namen dadelijk bezit van de conducteurs loge. ’t Was enig, rondom glas en er was een heerlijk zacht bankje, dat apprecieerden we ook zo, wij die ons nu zoo in de 4e klasse thuis voelden. We hoopten maar, dat we zo Mainz zouden mogen bereiken. En ziet, het mocht. Waar we dat geluk mee verdiend hadden begrepen we niet. We hadden een prachtig uitzicht daar boven!
We kwamen een eind langs den Rijn, die slechts door een paar ongebruikte sleepbootjes bevaren werd, en die weinige waren haast allemaal Hollandsche. Toen gingen we een tunnel van 3 km door, wat eenig was in die kast en kwamen heusch om half vijf in Mainz aan, dat was een rust.
Het eerste wat we deden was de koffertjes naar de garderobe brengen en ergens wat gaat eten. We liepen het eerste beste restaurantjes binnen, installeerden ons aan den Stammtisch en aten zalige varkenskarbonaadjes.
Een beleefde Duitscher lichtte ons in omtrent de Rijnbooten. Het bleek dat dien dag de laatste rederij boot naar Holland ging. Onze raadsman was een kennis van de administrateur. Hij belde op en bestelde maar ineens drie bedden voor ons. Wij waren den man ziels dankbaar, want we kregen de laatste drie bedden van de boot, de State cabine. Toen met een tram naar de aanlegplaats, waar we nog eens nader informeerden. We moesten tot 6 uur wachten. Hetgeen we aan den Rijn deden.
Overal om ons heen werden weer verdachten opgepakt. Toen we zekerheid hadden omtrent de boot, hebben we met een rijtuigje ons Gepäck gehaald en op de boot gebracht. Toen hadden we tot 10 uur den tijd en wandelden de stad nog wat in, om naar het mobiliseeren te kijken. We kwamen langs een groote Rijn brug waar een soldaat de wacht had. Hij hield alle auto’s aan. Zelfs die waarin officieren zaten.
Eerst verwonderden wij ons daarover, maar men vertelde ons dat er het meeste gespioneerd wordt onder vermomming als Roode Kruiszusters. (Daarom werden alle zusters die wat groote voeten hadden ingerekend) of als pastoor, maar het meest in officiers uniform, daarom worden ook die zoo streng gesurveilleerd. Meestal kiezen ze heel hooge rangen, omdat ze niet de moeilijkheid hadden van het salueren. Een was er ingevlogen, omdat hij een iets mindere in rang salueerde!
We wandelden naar een groot terrein waar de paarden gekeurd werden en met absoluut nieuw materiaal opgetuigd. Er waren prachtige dieren bij. Een troep kinders speelden met al die nieuwe benoodigdheden en dat liet men maar toe. Wij liepen er maar gewoon Hollandsch sprekend tusschen door, niemand lette er op. ’t Is bewonderenswaardig zoals het Duitsche leger in elkaar zit. Tot in de kleinste details volmaakt.
We aten in een restaurant aan den Rijn, waar geen licht mocht branden, langs den heele Rijn trouwens niet en op de schepen. Dit was opdat men beter met de zoeklichten zou kunnen werken. Toen naar de boot en Thade in bed. Vader en ik dronken nog een kopje thee (het eerste sinds 20 Juli) in de volslagen duisternis. ’t Was eenig om al die zoeklichten te zien, die onafhoudelijk de lucht bestreken. Den vorigen avond hadden ze werkelijk 2 luchtschepen geschoten.

Raphaël Waterschoot -- 3 augustus 1915

Raphaël Waterschoot (1890-1962) was een Belgische architect. Tijdens WO 1 hield hij een oorlogsdagboek bij.

3 oogst 1915 dijnsdag
De oorlog is een voljaar bezig.
Ik word 25 jaar en bijgevolg meerderjarig.
Anders geen nieuws of gewoon leven, dat wil zeggen: een 5000 Duitsche soldaten in de stad die zich in de kazernes huizen en de stad bewaken: daarenboven een groot aantal officieren die niets doen als pinten pakken en cigaren rooken, in auto's door de straten paradeeren de bevolking door hunne wetten tyranniseeren en in een 20 tal rijkemenschen woningen huizen. De soldaten zijn gewoonlijk arme stakkers in vuile kleederen gestoken, tusschen de 35 en 45 jaar, die zich voor wat geld laten omkoopen. De Duitschers eisschen nog immer hoornbeesten op doch dit getal is klein geworden, gezien de schaarschte der dieren.

Het stationsgebouw staat tegenwoordig vol Duitsche wagons en alle vervoer is reeds in hunne handen en gebeurt aan vette prijzen. De poste wordt ook door hun uitgebaat doch er zijn weinige verzendingen gezien de voorwaarden waarop brieven kunnen verzonden worden en de weinige brieven die terechte komen.Telefoon en telegraaf zijn voor de Belgen nog niet in beschikbaarheid gesteld.

De Amerikaanse winkel is ver afgeloopen bij gebrek aan waren.
Voedingswaren zijn in't algemeen 1/3 in prijs gestegen en de winkeliers maken gouden zaken. De brouwers hebben het niet breed, vele brouwerijen zijn bij gebrek aan mout en gerst stilgevallen. In de herbergen, waar nog altijd veel bier gedronken wordt, schenkt men veel flesschenbier daar de meeste herbergiers geene ton niet meer kunnen koopen gezien alles comptant te betalen is. De kinemas trekken ondanks de werkloosheid van velen nog goed en maken des zondags nog 2 welgevolgde vertooningen klaar. Zelfs de velokoersen die reeds 2 maal gegeven zijn, worden dapper gevolgd.

Alle verkeer van vreemdelingen is om zoo te zeggen onderbroken.
Velo's, karren, rijtuigen ja zelfs paarden en personen die de stad willen verlaten moeten een Duitsch paspoort bezitten, dat men mits geld nogal gemakkelijk bekomt want geld is't bij de Duitschers en anders niets is hunnen God!

De fabrieken werken in't algemeen niet en deze die arbeiden laten de werklieden maar 24 uur per week werken. De bouwnijverheid, uitgenomen gebouwen die men afwerkt, ligt volkomen stil. Tabaknijverheid en de blokmakers mogen nog volledige uren werken. Wolgebrek heeft de breigoedfabrieken stopgezet. Boeren en hoveniers winnen veel geld en profiteeren van den toestand.

De stad levert de Amerikaansche bloem aan de bakkers, deze moeten het brood aan n'en gestelden prijs verkoopen maar winnen nog n'en schoonen stuiver. Ondanks den oorlog wordt er nog veel luxe gedragen en die winkels verkoopen een weinig minder doch nog altijd te veel

. De armoede is voor den oogenblik nog niet nijpend, daar een menigte huishoudens nog iets of wat verdienen en gezien de menigvuldige goede werken die hier zijn; noemen wij:
Het Weldadigheidsbureel en Stillen armen in de Kleine Peperstraat.
Het Werkloozenfonds voor de werklooze arbeiders in de nijverheidsschool, Voorkeurstraat;
De ondersteuning aan de soldatenfamiliën in de Nijverheidsschool der Brouwerstraat;
Het soepkommiteit in de schoollokalen van alle stadswijken;
Het nationaal kommiteit voor ondersteuning aan de werklooze en in noodverkeerende familiën gevestigd in de Akademi en Nijverheidsschool der Brouwerstraat.
Het Werk van den Akker, Gildenhuis, Nieuwstraat, ter stede die aan 250 werklieden een streepje grond bezorgt.

In de kerken wordt nog altijd veel gelezen, de goddelijke diensten worden goed bijgewoond en begrafenissen voor overledene soldaten worden druk gevolgd.
Als gazettennieuws krijgen wij enkel Gentsche couranten, onder andere: "Het Volk en de "Gentenaar" beiden gevuld met opgelegd Duitsch officieel nieuws. Aan den oorlog is om te sluiten geen einde of geene verandering te bespeuren.Mechelen Terneuzen heeft tot hiertoe aan zijn werklieden halve daguur uitbetaald.
Dit is de toestand te St Nikolaas na een jaar oorlog en na bij de 10 maanden onder Duitsch juk te hebben gestaan!

Lijst der gesneuvelde Sint NIkolazenaren gestorven op het veld van eer na 1 jaar oorlog die ik persoonlijk ken 1914-1915

Delens Vermorgenstr gestorven te Hemixem,
Dheurten Laan Leopold 2 gestorven te Andeghem,
Vermeire Laan Leopold 2 gest te Dendermonde,
Van Oppens Ch Statieplein gestorven te Mechelen,
Van Severen J Statiestraat gestorven aan den IJzer,
Thienpont R Statiestraat gestorven te La panne,
Hulstaert L Mercatorstraat gestorven te Thienen,
De Gendt Mercatorstraat,
Robijn P Truweelstraat gestorven te Herselt,
Verschelden De Gravestraat gestorven aan den IJzer,
Verwilghen Jos OLVrouwplaats gestorven aan den IJzer,
Verwilghen Theo oLVrouwplaats gestorven aan den IJzer,
Thieffrij Dalstraat gestorven aan den IJzer,
Hilgert Fr Dalstraat gestorven te Kales
Vandionaant H De Raep gestorven aan den IJzer,
Verhille Edg Kokkelbeekstr gestorven te Eppegem Vilvoorde,
Keppens a 3Koningenstraat gestorven te Namen,
Van Daele Fr 3 Koningenstraat gestorven te Luik,
Van Raemdonck Gazometerstraat,
De Wolf Hazewindenstraat gestorven aan den IJzer,
Van Havermaet Hazewindenstraat gestorven in holland ingevolge ziekte inden slag opgedaan,
Borms Jules Plezantstraat gestorven aan den IJzer

Frederick Edwards -- 2 augustus 1901

• Frederick Edwards (1887-1947) was een Australische soldaat die in de Boerenoorlog vocht. Zijn oorlogsdagboek is hier te lezen.

Friday 2 August 1901: when we reached the banks of the Vet River, not very far from its junction with the Vaal. It was breaking dawn and several fires were seen near the farm. Bayonets were fixed as we rode along, and when within about 300 metres, we were ordered to charge, and with a yell we galloped headlong down upon the enemy at the farm, who were now out of bed, some rushing to their horses, some firing madly, cries of 'Hands Up' from both sides, and a shot rapidly followed it the enemy did not reply. The enemy were now scattered everywhere, and many escaped through the gaps in the fences, which our men knew nothing about. After searching the thick scrub, which fringes the river, we gathered at the farm called 'Grootolie'. Five of the enemy were found to have been killed, and 11 captured, while we had 2 wounded, and the Major’s Indian servant killed. It was now daylight and the enemy were seen, about 300 of them, but out of range, we were now all posted at the strongest positions, breastworks etc built, as it looked as if the enemy intended to rush us. An Officer and 3 men were now despatched to hurry up the guns with 100 men, who were to leave camp at 02:00 to reinforce us, and they were chased by 15 Boers, for 10 kilometres when they joined the relief, which now started to our relief at a full gallop. All of us were indeed thankful, when we saw the dust rising, telling us they were near. They reached us at 09:00 and were joined by the column at 15:00. Major Shea ( our Commanding Officer) received the 'DSO', for conspicuous gallantry, and Corporal Kermode the DCM for bravery, both on the same occasion.

Saturday 3 August 1901: Cross the drift to a better position, about 1.5 kilometres from the farm.

Sunday 4 August 1901: Halt for the day. Church service held at 10:30, a piano being used that was found buried at the farm. While the column was proceeding to join us on Friday, the rear guard was attacked, and we had one killed, and one wounded, During the day Major Shea, OC of the South Australians received the following letter:
'Please convey to the gallant regiment under your command, mu high appreciation of the three successful night enterprises, they have lately carried out, and especially of the very dashing night attack on the Grootolie Farm, a performance worthy of the very best tradition of Australian Troops in this war.' - H deB DeLisle Colonel